Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Berlikum (Berltsum)

Inleiding.

Eerder berichtten we over de plannen voor de verbouw van de gereformeerde Kruiskerk in Berlikum tot Multi Functioneel Centrum met kerkzaal. Dat is voor ons reden nader in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Berlikum.

De Gereformeerde Kerk van Berlikum (de Friese benaming is Berltsum), ten noordwesten van Leeuwarden, is een Doleantiekerk, die op 14 augustus 1887 ontstond. Weliswaar woonden in Berlikum ook enkele van oorsprong Afgescheidenen, maar die behoorden tot de Christelijke Gereformeerde Gemeente in het nabijgelegen dorp Beetgum, want in Berlikum werd nooit een Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd.

Vrijzinnige predikanten in Berlikum.

In Berlikum ging het normale hervormde kerkelijke leven haar gewone gang. Rond 1850 was het ook in Berlikum – net als elders in Friesland – de gewoonte dat floreenplichtigen (grootgrondbezitters) de predikanten kozen. De floreenplichtigen waren over het algemeen vrijzinnig en zorgden dus dat er vrijzinnige predikanten op de hervormde kansels kwamen. Weliswaar protesteerden de gemeenteleden daar zo nu en dan tegen, maar dat zette weinig zoden aan de dijk. Zo werd ook in 1872 een vrijzinnige predikant, ds. M. Wijt van Beetsterzwaag, beroepen. Er ontstonden geruchten over malversaties en omkoperij in de beroepingsprocedure. Er kwam oproer! ‘Er werd geschonken en gedronken, gescholden en gedreigd, geslagen en bij twee kerkvoogden thuis werden de ruiten ingeslagen. Aan ene Lolke werden ‘fiksche moderne klappen uitgedeeld’’, zo beschreef J. van Sluis de situatie in het dorp. ‘Er zal in Berlikum bloed vloeien als Wijt predikant wordt’, zo werd geroepen.

Een maand later waren er nieuwe ongeregeldheden, die de veldwachters opnieuw tot actie noopten. Na allerlei verwikkelingen werd ds. Wijt tóch beroepen. Maar tijdens zijn kennismakingsbezoek aan het dorp ging het er heet aan toe. De mensen wílden hem niet en het kwam opnieuw tot opstootjes. De predikant werd ‘door het grauw bespot, beleedigd en met vuisten bedreigd’. Ds. Wijt vluchtte een woning aan de Kruisstraat binnen en werd daar in een gesloten wagen gezet; zo vertrok hij uit het dorp.

De hervormde predikant Swijghuizen.
De hervormde predikant J.I. Swijghuizen Reigersberg.

Omdat ds. Wijt het beroep naar Berlikum natuurlijk niet aannam, werd in 1872 een ander beroepen, ds. J.I. Swijghuizen Reigersberg, predikant te Wier. De ontevreden Berlikummer hervormde gemeenteleden bedachten toen weer hun eigen oplossingen. Er was een vereniging Vrienden der Waarheid, die zich ten doel stelde op te komen voor het recht van de orthodoxe verkondiging van het Evangelie. Leden daarvan bezochten kerkdiensten in dorpen in de omgeving waar wél rechtzinnige predikanten op de kansel stonden, of ze hielden ‘eigen’ kerkdiensten ‘in de huizen’. In ieder geval bleven ze vaak weg uit de hervormde Koepelkerk.

Ook was in 1864 een Jongelingsvereniging opgericht, die weliswaar met nauwelijks tien leden begon, maar desondanks werd het van belang geacht dat de jeugd zich in de Bijbel verdiepte. Het jaar daarop kwam er bovendien een christelijke schoolvereniging, die in 1868 een school opende met in het begin veertig kinderen. Velen beschouwden in die tijd de christelijke school als hét evangelisatiemiddel bij uitstek. Het schoolhoofd, meester G. Broekstra (zelf lid van de Christelijke Gereformeerde Gemeente in Beetgum) gaf ook catechisatie en hield bijbellezingen in het dorp, activiteiten die in die tijd regelrecht onder de evangelisatiearbeid gerekend werden.

Meester G. Broekstra.
Meester G. Broekstra.

Al gauw werd zondag aan zondag een preek gehouden of gelezen in de christelijke school, en zélfs werd aan ds. Swijghuizen gevraagd of ds. Warmolts van Sexbierum, wiens rechtzinnigheid onverdacht was, niet eens per maand in de kerk mocht preken. Swijghuizen had geen bezwaar! Misschien kwam dat omdat zijn kerkenraad in die tijd rechtzinnig was en hij besefte tegen hen geen kans te hebben. Ds. Warmolts preekte in Berlikum op zondag 10 mei 1874. Daar werd het ongelooflijke getal van 45 kinderen gedoopt en maar liefst 66 Berlikummers legden die zondag belijdenis van het geloof af.

Men achtte het ook verstandig een evangelisatievereniging op te richten en een evangelist te benoemen. Aanvankelijk was dat de heer Poot uit Edam, en later, in 1879, de heer Haverkate. De evangelisten gingen voor in de godsdienstoefeningen die nog steeds in de christelijke school gehouden werden. Tót die te klein werd en men ‘een huis met erf’ kocht, waarop een flink lokaal gebouwd werd.

Ondertussen had de hervormde synode in 1874 het recht van floreenplichtigen om de predikanten te kiezen opgeheven, zodat ook in Berlikum rechtzinnige predikanten op de kansel konden komen. Ds. H. Hoekstra (1852-1915) van Piaam en Idsegahuizen (Frl.) werd eind 1881 de nieuwe Dienaar des Woords en de hervormde kerk zat weer vol.

Ds. H. Hoekstra (1852-1915).
Ds. H. Hoekstra (1852-1915).

Hoekstra vertrok echter in 1885 naar Utrecht, waar hij twee jaar later met de doleantie meeging; hij was een geharnast voorstander van de ideeën van dr. Abraham Kuyper, die in 1886 met een groot deel van zijn Amsterdamse kerkenraad was afgezet in hun strijd tegen ‘de synodale hiërarchie’. Ook Hoekstra’s opvolger, ds. G. Nijhuis van Genemuiden, die in 1886 de kansel van Berlikum besteeg, leek aanvankelijk voorstander te zijn van de beginselen zoals die in de (in het land inmiddels spraakmakende) kerkelijke strijd werden gehuldigd. Maar dat viel tegen, want hij wilde uiteindelijk niet tot doleantie overgaan, maar de strijd voor kerkherstel van binnenuit de hervormde kerk voortzetten.

Gereformeerd Kerkelijk Congres.

In Amsterdam werd van 11 tot 14 januari 1887 het Gereformeerd Kerkelijk Congres gehouden, georganiseerd door de ‘benauwde broederen’ die als predikant, ouderlingen en diakenen geschorst en later afgezet waren (dr. A. Kuyper c.s.). De bedoeling was dat ieder die dit Gereformeerd Kerkelijk Congres bezocht, bij binnenkomst een verklaring ondertekende waardoor hij instemde met ‘de afwerping van het juk der synodale hiërarchie’. Tijdens die bijeenkomst zou nader uitgewerkt worden, hoe behalve in Amsterdam, ook elders in het land hervormde gemeenten zich van het juk der hiërarchie konden verlossen.

De aankondiging van het Gereformeerd Kerkelijk Congres te Amsterdam (De Heraut, 2 januari 1887).
De aankondiging van het Gereformeerd Kerkelijk Congres te Amsterdam (De Heraut, 2 januari 1887).

Maar…. moesten er ook Berlikummers heen? Op 3 januari 1887 werd daarover gesproken en toen men het eens was besloot men op 6 januari een vergadering voor belangstellenden uit te schrijven, waar uiteindelijk beslist zou worden. Er kwamen twintig hervormde manslidmaten opdagen, die allen instemden met een afvaardiging naar het dolerende Gereformeerd Kerkelijk Congres. Dat was een riskante bezigheid, want het classicaal- en het provinciaal kerkbestuur hielden nauwlettend in de gaten wie dat Congres bezocht. Dezulken werden uit hun ambt gezet en bovendien werden ze uit het lidmaatschap van de hervormde kerk ontzet. Ze hadden met die ondertekening immers te kennen gegeven dat zij zich niet wilden onderwerpen aan het kerkelijk oppergezag?

De rest was niet te moeilijk, want het pad naar de instituering van een Dolerende Kerk werd op het Gereformeerd Kerkelijk Congres precies uitgelegd, en bovendien werden voor alle besluiten die genomen en officiële mededelingen die gedaan moesten worden concepten samengesteld en op het Congres uitgedeeld, die men voor de Doleantie in het eigen dorp kon gebruiken en die juridisch zo waterdicht mogelijk waren. Daarvoor had de Doleantie-jurist en Kuyper’s ‘alter ego’ dr. F.L. Rutgers wel zorg gedragen.

De Doleantie voorbereid.

Zo ging het ook in Berlikum. Men vroeg nader advies aan ds. J.C. Sikkel (1855-1920) van het Friese Hijlaard, die al in januari 1887 in zijn woonplaats in Doleantie gegaan was. Hij adviseerde een brief aan de kerkenraad van de hervormde gemeente van Berlikum te schrijven met het verzoek ’de Reformatie der kerk ter hand te nemen’. Ds. Sikkel gaf niet alleen advies, maar hij preekte ook regelmatig op zondag in de christelijke school van Berlikum. Maar omdat niet alle ouders van de schoolkinderen voorstander van de Doleantie waren, maar zij het door alle gebeurtenissen wél die kant op zagen gaan, haalden ze hun kinderen van de Christelijke School af, en stichtten in 1888 hun eigen christelijke school. Toen waren er dus twee christelijke scholen in het dorp. De oorspronkelijke school werd al gauw de Gereformeerde School genoemd, en de andere de Hervormde.

Ds. J.C. Sikkel (1855-1920).
Ds. J.C. Sikkel (1855-1920).

De hervormde kerkenraad antwoordde niet op het verzoek om de reformatie ter hand te nemen en zo werden uiteindelijk op 7 augustus 1887 onder leiding van ds. Sikkel en in aanwezigheid van tweeëndertig manslidmaten een kerkenraad gekozen, bestaande uit drie ouderlingen en drie diakenen. Een week later, op zondag 14 augustus 1887, werden de verkozenen in het ambt bevestigd in een kerkdienst die weer onder leiding stond van ds. Sikkel. Daarmee was de Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Berlikum tot openbaring gekomen. Van deze instituering werd aan alle daarvoor in aanmerking komende autoriteiten officieel bericht gedaan. Ook werd een Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgericht, die – omdat de kerk niet erkend werd en dus geen rechtspersoonlijkheid had – het beheer voerde over de kerkelijke goederen. Veel later, toen De Kerkelijke Kas niet meer nodig was, omdat inmiddels erkenning verkregen was, werd de vereniging omgezet in een Commissie van (Administratie en) Beheer.

De hervormde kerkvoogd L. Runia was een van degenen die met de Doleantie meegegaan waren. Hij werd vanwege de hervormde kerkenraad gesommeerd de archiefstukken over te dragen aan de hervormde kerkvoogden. Daaraan werd voldaan, omdat duidelijk was dat een eventueel daarover te voeren gerechtelijk proces verloren zou worden. De christelijke gereformeerde predikant van het nabijgelegen Beetgum wilde wel catechisatie geven. Overigens vond de christelijke gereformeerde kerkenraad van Beetgum het onjuist dat in het aanpalende Berlikum een nieuwe gereformeerde kerk (zij het van dolerende snit) geïnstitueerd was. Konden de dolerenden zich niet gewoon bij Beetgum aansluiten? Dat wilden de dolerenden echter niet. De christelijke gereformeerden konden zich dan toch net zo goed bij hén aansluiten? Maar verder even goeie vrienden.

In maart 1888 kochten de Dolerenden een huis met een schuur aan de Wiersterdyk. Ze wilden daar een kerk en een pastorie bouwen, en besloten tegelijk ook een predikant te gaan beroepen met een traktement van fl. 1.000 per jaar. Die eerste Nederduitsche Gereformeerde predikant van Berlikum was J. Hartwigsen (1862-1949), die van 1889 tot 1892 in Berlikum stond. Beide, de ingebruikneming van de nieuwe kerk en de bevestiging van de nieuwe predikant, vonden plaats op 24 november 1889, een memorabele dag voor de Berlikummers!

Ds. J. Hartwigsen (1862-1949), de eerste 'dolerende' predikant van Berlikum.
Ds. J. Hartwigsen (1862-1949), de eerste ‘dolerende’ predikant van Berlikum, hier op latere leeftijd.

De Vereniging van 1892.

Landelijk werden meteen na de Doleantie pogingen aangewend te komen tot vereniging van de Christelijke Gereformeerde Kerk, afkomstig uit de Afscheiding, en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken uit de Doleantie. Die landelijke vereniging kwam op 17 juni 1892 tot stand. Plaatselijk lukte het echter lang niet overal direct. Om de situatie in Berlikum en omgeving nog even iets duidelijker te schetsen kan vermeld worden dat, behalve de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Beetgum met van 1890 tot 1896 haar predikant ds. J. Op ’t Holt (1864-1945), en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Berlikum, met van 1889 tot 1892 met ds. J. Hartwigsen, er in 1888 óók nog een dolerende Nederduitsche Gereformeerde Kerk geïnstitueerd was in het aanpalende Beetgumermolen (met van 1888 tot 1892 ds. J.D. te Winkel (1830-1896)! Dríe gereformeerde kerken op een kluitje! Kon dát niet anders? Moest niet meteen gezorgd worden dat deze kerken gingen fuseren?

De in 1889 in gebruik genomen dolerende kerk van Berlikum, die in 1966 vervangen werd door de Kruiskerk.
De in 1889 in gebruik genomen dolerende kerk van Berlikum, die in 1966 vervangen werd door de Kruiskerk.

In Berlikum werd dat al snel geprobeerd: men bezocht elkanders classicale vergaderingen om op die manier kennis met elkaar te maken. En op 27 juni 1892 kwamen de drie kerkenraden bij elkaar om over vereniging te spreken, en daarna volgden nóg enkele bijeenkomsten. Afgesproken werd dat de Kerk van Berlikum zich voortaan ‘Gereformeerde Kerk te Berlikum’ zou noemen, en dat de Christelijke Gereformeerde Kerk van Beetgum ‘Gereformeerde Kerk Beetgum A’ zou heten terwijl de Dolerende kerk van Beetgumermolen ‘Gereformeerde Kerk Beetgum(ermolen) B’ genoemd zou worden. Daarna volgden nog enkele ingewikkelde manoeuvres: de leden van Beetgum A die in Berlikum woonden, werden lid in Berlikum, en Beetgum(ermolen) A en B trachtten door overleg tot overeenstemming en ineensmelting te komen. Afgesproken werd verder dat het kerkgebouw van Beetgum werd afgebroken en overgeplaatst zou worden naar Beetgumermolen. Verder zouden 67 belijdende- en 89 doopleden (in totaal zo’n 40 gezinnen) van Beetgum overgaan naar Berlikum. Ter vergoeding van de daardoor misgelopen kerkelijke bijdragen betaalde Berlikum fl. 2.000 aan Beetgum.

Op 28 augustus 1892 kwamen de uit Beetgum A overgekomen gemeenteleden voor het eerst met de Berlikummer gemeente in een kerkdienst bijeen. Ds. G. Bramer (1837-1901) van Boksum preekte ‘voor eene grote schare’ over Joh. 17:20 en 21. Kortom: de kerk van Berlikum, met haar toen 220 belijdende leden, kon in alle rust aan haar verdere kerkelijke leven beginnen!

Literatuur:

J. van Sluis, Recht boven leer. Tweespalt in hervormd Berlikum, 1871-1880 [over de floreenstrijd], in: De Vrije Fries nr. 79 (1999), p. 105-128

J. van Sluis, Fiksche moderne klappen voor Lolke. Hervormd Berlikum in de negentiende eeuw, g.j. (internet)

F. Visser, 100 jaar Gereformeerde kerk van Berlikum 1887-1987, Berlikum, 1987