De gereformeerde evangelisatiearbeid te Tynaarlo (Dr.)

Inleiding.

Op 1 februari 2016 publiceerden we  op deze website een verhaal over de gereformeerde evangelisatiearbeid in het Drentse dorp Yde. In  de inleiding van dat artikel gaven we een kort overzicht van de instelling van het provinciale deputaatschap voor de Evangelisatie (toen nog Inwendige Zending genoemd) van de Gereformeerde Kerken in de provincie Drenthe.

In 'Het Kerkblad' (destijds het officieel Orgaan van de De Gereformeerde Kerken in Nederland) van 1 juli 1898 werd de benoeming van de eerste colporteur, J. de Braal, vermeld.
In ‘Het Kerkblad’ van 1 juli 1898 (destijds het officieel orgaan van De Gereformeerde Kerken in Nederland) werd de benoeming van de eerste colporteur, J. de Braal, vermeld.

Deze maand publiceren we een verhaal over het evangelisatiewerk in het nabijgelegen dorp Tynaarlo, eveneens uitgaande van de Gereformeerde Kerk te Vries, maar ook met stevige bemoeienis van de provinciale Deputaten.

De Gereformeerde Kerk te Vries werd op 1 september 1867 vanuit de Gereformeerde Kerk te Assen geïnstitueerd. Over eventuele evangelisatiearbeid in de jaren tussen de instituering van de Kerk en de instelling van het Deputaatschap voor Hulpbehoevende Kerken en Inwendige Zending van de Gereformeerde Kerken in de provincie Drenthe (in 1893) lezen we in het gedenkboekje van deze Kerk niets, ook al zal die er toen vast en zeker wel geweest zijn. Hoe dan ook, in 1899 (een jaar na de benoeming van de provinciale colporteur J. de Braal) vroeg de kerkenraad van Vries of de colporteur ook ‘in háár uitgebreide kerspel eenige dagen mocht arbeiden’. Dit verzoek werd weliswaar toegestaan, maar ‘of De Braal dan wel de tweede colporteur, die wij straks hopen te benoemen, zal komen, zal later bepaald worden’, zo besloten de provinciale deputaten. Want De Braal vertrok al ‘bij den aanvang van 1900’ als voorganger naar de Gereformeerde Kerk van Vledder (c.q. Nijensleek), die in 1893 was geïnstitueerd. In 1899 werd H. Hogewind tot colporteur-bijbellezer benoemd, maar deze ging eerst naar Odoorn en omgeving (in de buurt van Emmen), ‘waar hij meer dan werk heeft’; daarom besloten de deputaten ‘de colportatie te Vries tot nader order uit te stellen’.

Colporteur J. de Braal (1843-1925).
Colporteur J. de Braal (1843-1925).

Wel werkte Hogewind in 1901 korte tijd in de omgeving van Vries (hij woonde toen in Paterswolde), maar veel verder dan de constatering ‘dat het te Yde (in het archief meestal geschreven als Ide) ‘treurig gesteld’ was, kwam hij niet. Als opvolger van De Braal was in 1900 intussen colporteur E. Greving benoemd. Deze vond zijn werkterrein in Tynaarlo (tussen Assen en Groningen), waar hij in 1901 met zijn werk begon.
Daarmee hebben we vooralsnog de twee belangrijkste werkterreinen van de Kerk te Vries te pakken: Tynaarlo en Yde (over de arbeid te Yde schreven we in februari 2016 op deze website). Wel kwam daar onder meer het werk in het aanpalende Zeegse bij, maar dat was iets later. Samen met Havelterberg (ten noorden van Meppel) werden Yde en Tynaarlo al in 1901 beschouwd als ‘de beste evangelisatieposten’. We lezen over die arbeid te Yde en Tynaarlo, althans in het archief van de particuliere synode, na 1940 niets meer.

De arbeid te Tynaarlo (1901-1940).

Tynaarlo is een oud Drents dorp waarvan bekend is dat het al in het jaar 825 bewoond werd.
In 1901 richtte colporteur E. Greving in Tynaarlo een zondagsschool op, dicht bij het treinstation Vries-Zuidlaren gelegen. Deze vond onderdak in de woning van de gereformeerde broeder J. Kruis. Kruis was ploegbaas voor zandvervoering voor een zekere Brouwer, die ouderling van de Gereformeerde Kerk te Leeuwarden was. Greving: ‘Bovengenoemde Kruis nu, nadat ik hem mijn plan had kenbaar gemaakt, had volstrekt geen bezwaar zijn huis voor een dergelijke zaak open te zetten. Op eigen kosten en met behulp zijner twee zonen heeft hij dat ook alles zeer doelmatig ingericht, zoodat er wel een vijftigtal kunnen zitten, verlicht door een drietal flinke lampen’. Dat kwam goed uit, want de zondagsschool in de woning van Kruis télde al snel vijftig leerlingen! Ook hield Greving in de woning van Kruis bijbellezingen. ‘Het getal hoorders bedraagt zoowat ruim een dertigtal, terwijl de collecte nogal meeviel, hetwelk geen ongunstig teeken is. Ik had zelfs nog enkele dúbbeltjes onder de centen en dát met een publiek van meerendeel arbeiders. Op mijn vraag om nog eens terug te komen was het eenparig verzoek, geregeld iederen week te komen, hetwelk juist lag in mijne bedoeling. Ik ben daar zeer tehuis en word er vriendelijk ontvangen. Geregeld ga ik er iedere donderdagavond heen’.

Het werk in Tynaarlo verliep dus meteen al vlot. Uit dankbaarheid gaf Greving aan br. Kruis een spiegel cadeau.

Greving vertrekt naar Yde.

Ruinen was eigenlijk jarenlang de belangrijkste evangelsiatiepost van de Gereformeerde Kerken in Drenthe. Er stond ook een evangelsiatielokaal met pastorie.
Ruinen was jarenlang min of meer de belangrijkste evangelisatiepost van de Gereformeerde Kerken in Drenthe. Er stond ook een evangelisatielokaal met pastorie.

De provinciale deputaten voor de evangelisatie hadden echter te maken met teruglopende financiën en besloten Greving ook in Ruinen (ten noordwesten van Hoogeveen) te laten werken, maar hij moest tegelijk de zondagsschool in Tynaarlo aanhouden. Daarom zou zijn salaris iets verhoogd worden. Hij bleef er inderdaad officieel wel de leiding houden, maar in 1903 werd gerapporteerd dat de zondagsschool in Tynaarlo meestal door anderen gedaan werd. Deze bléef echter bloeien (net als de zondagsschool te Yde die na het vertrek van colporteur Hogewind, in 1904, ook onder Grevings leiding was komen staan). Tót 1906, want toen werd Greving alleen gedurende de winter aangesteld en slechts voor de zondagsschool te Yde. Wel hield hij weer officieel de leiding in Tynaarlo, maar personeel om de school daadwerkelijk draaiende te houden was er niet. Vandaar dat de zondagsschool tijdelijk werd opgeheven.

Ondertussen probeerde men voor de leiding van de zondagsschool te Tynaarlo (maar ook voor die in de nabijgelegen dorpen Oudemolen en Zeegse) gereformeerde verplegers van de psychiatrische inrichting ‘Dennenoord’ te Zuidlaren te werven (een zekere J. Beekman te Midlaren had op die mogelijkheid gewezen; maar ‘het zou nog wel een poosje duren eer de zaak in orde was, daar het over zooveel schijven moet lopen’).

De oude gereformeerde kerk op het terrein van de psychiatrische inrichting Dennenoord.
De oude gereformeerde kerk op het terrein van de psychiatrische inrichting Dennenoord.

De zondagsschool weer opgestart.

De zondagsschool werd in 1907 weer opgestart; H. van der Vlugt was bereid de leiding op zich te nemen. Hij was magazijnmeester op de ‘Stichting Dennenoord’. Al gauw was de zondagsschool weer goed op gang, opnieuw in de woning van broeder Kruis. De eerste keer waren er zestien kinderen, de tweede keer dertig en de derde keer bijna zestig! ‘Kruis zal enige banken in elkaar spijkeren’. De deputaten waren heel blij met br. Van der Vlugt, want de zondagsschool bleef groeien: al gauw ‘komen er zeventig à tachtig kinderen wat, naar ieder toestemt die Tynaarlo kent, een verrassend hoog cijfer genoemd mag worden. Openlijk zeggen we dank aan de heer Van der Vlugt voor al het werk dat hij in het belang der Inwendige Zending wil verrichten. In het bijzonder worde hij mét ons nog verheugd door een rijken geestelijken zegen, dien de Heere op zijn arbeid geve’.

De zegen vloeide overvloedig, want terwijl Van der Vlugt ‘met opgewektheid arbeidde’, werd zijn school eind 1907 op een gegeven moment zelfs bezocht door maar liefst honderdtien leerlingen! ‘Ze leeren best en antwoorden dat het een lust is’. Om zoveel kinderen bij Kruis onder dak te houden viel niet mee. Een eigen lokaaltje was dringend nodig; dan zouden ‘nóg meer kinderen toestromen’; ‘Er waren méér beloningsplaatjes nodig en diploma’s voor afgaande kinderen’. Maar voor Kruis werd het ondertussen wél een belasting: Greving hield er namelijk wekelijks ook nog bijbellezingen voor dertig tot veertig hoorders. Besloten werd aan Kruis fl. 15 cadeau te doen.

Ondertussen stelde de kerkenraad te Vries alles in het werk er een lokaal neer te zetten: ‘Het is te wenschen dat hunne pogingen, die de deputaten gaarne steunen, met goeden uitslag zullen bekroond worden’. Ondertussen kreeg br. Van der Vlugt voor zijn inzet een boekwerk cadeau: ‘Bijbelsche geschiedenis’ door Renkema en Stock. En de deputaten stuurden meteen traktaatjes mee en kerstboekjes voor het Kerstfeest met de kinderen van de zondagsschool.

Een lokaal gevraagd, maar nog lang niet gekregen.

De deputaten beseften dat in Tynaarlo een lokaaltje voor het evangelisatiewerk nodig was. De inmiddels honderd kinderen die Van der Vlugt regelmatig ontving konden nauwelijks nog in het huis van br. Kruis een plaats vinden. De Kerk te Vries besloot daarom eind 1908 stappen te ondernemen om zowel in Yde als in Tynaarlo een lokaal te bouwen, maar éérst in Yde. Voor de bouw daarvan had de Kerk van Vries fl. 1.200 nodig; fl. 900 hoopte ze bij elkaar te brengen door het uitgeven van aandelen tegen 4 % rente, en de resterende fl. 300 vroeg de Kerk van Vries van de provinciale deputaten. Maar zij besloten dat Vries het hele bedrag zou opnemen. Voor de te betalen rente zou door de deputaten dan fl. 50 gegeven worden.

De oude gereformeerde kerk te Vries.
De oude gereformeerde kerk te Vries.

Toen Van der Vlugt hoorde dat éérst in Yde en pas daarná in ‘zijn’ Tynaarlo een lokaal zou worden gebouwd, verzocht hij de deputaten even te mogen spreken. Natuurlijk mocht dat. In januari 1909 bezocht hij hen tijdens hun deputatenvergadering in Assen. Eerst vertelde hij hoe het in Tynaarlo ging: “’t Gaat met de zondagsschool best. Er komen drieëntachtig kinderen van wie slechts drie of vijf van gereformeerden huize. Met lust en opgewektheid mag hij steeds het onderwijs geven, maar de lokaliteit is onvoldoende. Hij wil dus gaarne een betere. Daar Vries het plan heeft twee lokaaltjes te bouwen, één te Yde en één te Tynaarlo, wordt br. v.d. Vlugt den raad gegeven met de kerkeraad van Vries over deze zaak te spreken, of hij niet misschien het eerst te Tynaarlo tot het bouwen van een lokaaltje zou kunnen overgaan’.

De deputaten hadden echter zélf ook een (vooralsnog officieuze) vraag: Wilde Van der Vlugt misschien ook gehéél in dienst van de Inwendige Zending treden, bijvoorbeeld als colporteur? Het antwoord was aarzelend: ‘Wel heeft hij vooral vroeger steeds veel voor dergelijk werk gevoeld, maar hij heeft nu in Zuidlaren ook een beste betrekking’. Daarna werd Van der Vlugt gevraagd of hij even op de gang wilde wachten; de deputaten overlegden toen alvast over zijn geschiktheid bijbellezingen te houden. Hún oordeel was positief. Na hem teruggeroepen te hebben, stelden ze hem de vraag of hij misschien óók bijbellezingen wilde gaan houden, náast de zondagsschoolarbeid. Daarover moest hij nog even nadenken.

Hoe dan ook, ondertussen ging het met de zondagsschool prima. In april 1909 rapporteerde Van der Vlugt – naast dankbaarheid voor het in hem gestelde vertrouwen – dat er nog steeds nieuwe leerlingen bij kwamen. En kort geleden had hij vijf diploma’s uitgereikt aan kinderen die de zondagsschool verlieten. Ook deelde hij mee dat elke donderdag bijbellezing gehouden werd door J. Beekman en ds. J.M. Mulder (1866-1946), geestelijk verzorger van ‘Dennenoord’ in Zuidlaren. Daar kwamen gemiddeld tussen de vijfendertig en zeventig hoorders. Van der Vlugt had zélf ook een bijbellezing gehouden. ‘Hij voelde zich daarbij bijzonder door de Heere gesterkt’. Zijn tekst was Matth.11:28: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u ruste geven’. En hij wilde het best nóg wel eens doen, maar nee, hij wilde zich liever toch maar níet geheel aan de Inwendige Zending wijden.

Ondertussen ergerde hem het optreden van collega Greving. Van der Vlugt beklaagde zich in een brief aan de deputaten ‘over de grootspraak van Greving over diens bijbellezingen in Tynaarlo terwijl hij er nooit meer dan dertig hoorders heeft gehad; en over die van Beekman en ds. Mulder wordt geheel gezwegen’. Van der Vlugt vertelde ook met ontroering over een meisje van de zondagsschool dat op haar sterfbed kon getuigen: ‘Ik ga naar Jezus’. Van der Vlugt leidde de begrafenis van het kind.

De deputaten gaan op bezoek in Tynaarlo (1909).

Ds. H.A. Dijkstra (1856-1941) van Diever.
Ds. H.A. Dijkstra (1856-1941) van Diever.

De deputaten ds. H.A. Dijkstra (1856-1941) van Diever en ds. G. van Halsema (1856-1940) van Nijeveen gingen in 1909 de situatie in Tynaarlo in ogenschouw nemen, vooral omdat Van der Vlugt zei een lokaal nodig te hebben. “Reizigers van het traject Assen-Groningen kunnen bij het station Vries-Zuidlaren opmerken dat te Tynaarloo veel zand afgegraven wordt. Waar men vroeger niets dan kale zandheuvels vond, ziet men nú dalen met gras bedekt. Dit brengt bedrijvigheid en helpt Tynaarlo’s bloei bevorderen, dat reeds vele honderden inwoners telt. Tynaarlo bezit het best bewaarde hunebed van zes meter lang en twee meter breed met een grooten deksteen van tweeëneenhalve meter, waar uit blijkt dat het een oude plaats is. Hier is eene bloeiende zondagsschool en worden goed bezochte bijbellezingen gehouden. Broeder Van der Vlugt te Dennenoord leidt geheel belangeloos de zondagsschool te Tynaarlo en houdt ook af en toe spreekbeurten te Tynaarlo en Yde. Zoo er betere lokaliteit was, zou de bijbellezing méér bezocht worden. Er is sprake van dat eenige vrienden er de handen ineen zullen slaan om er onder opzicht van een naburigen kerkeraad een lokaal te stichten. In dat geval zullen de deputaten met een jaarlijksche subsidie steunen”. Na afloop van het bezoek drongen ze er bij de kerkenraad van Vries op aan spoedig met de bouw van een lokaaltje in Tynaarlo te beginnen, desnoods in samenwerking met de Kerk te Zuidlaren. Maar het kwam er voorlopig niet…!

Eindelijk een eigen lokaal (1912).

In januari 1911 kwam een brief binnen van de ‘Commissie tot Regeling van de Arbeid te Tynaarlo’, die zich namens de kerkenraad van Vries met de evangelisatie te Tynaarlo bezighield. “In dat schrijven werd gemeld dat br. Kruis gaarne zag dat na Nieuwjaar de zondagsschool en bijbellezing niet meer te zijnen huize worden gehouden. Tevens wordt [door de commissie] gevraagd een subsidie van fl. 100 voor rente en aflossing van een te bouwen lokaal voor evangelisatie. De praeses heeft geantwoord dat de subsidie wel niet hooger zou worden dan voor Yde, dus fl. 30, maar op de vergadering zou er over gesproken worden. Tegen een evangelisatielokaal is eenige bedenking. Men vreest dat wijl Tynaarlo zo dicht bij Vries is gelegen, dit afbreuk zal doen aan de [kerkelijke] gemeente te Vries. Wordt besloten fl. 30 toe te leggen niet voor een evangelisatielokaal, maar voor een lokaal ten behoeve van de zondagsschool”. Er zouden dus geen bijbellezingen in het lokaal mogen worden gehouden; dat zou mensen maar uit de kerk te Vries weghouden. Tóen werd eindelijk met de bouw begonnen. Vries vroeg de deputaten nog wel om fl. 120 voor de meubilering van het lokaal, maar kreeg slechts fl. 10. Begin 1912 werd het eenvoudige gebouwtje in gebruik genomen. Deputaat ds. G. van Halsema sprak het inwijdingswoord.

In 'De Heraut' van 30 oktober 1910 werd een kort verslag gepubliceerd van de belangrijkste evangelisatieactiviteiten.
In ‘De Heraut’ van 30 oktober 1910 werd een kort verslag gepubliceerd van de belangrijkste evangelisatieactiviteiten in Drenthe

En de zondagsschool bloeide voort. Van der Vlugt werd in zijn arbeid al enkele jaren trouw bijgestaan door br. J. Grit, die in Tynaarlo woonde. ‘De ouders der kinderen ontvangen gaarne eens bezoek van hem en dit versterkt de banden wederzijds. Er wordt [in 1912] over gedacht om met degenen die te groot voor de zondagsschool geworden zijn, eene knapenvereeniging op te richten, dan blijven dezulken beter onder den band en kan later uit de knapenvereeniging eene jongelingsvereeniging groeien’. En zo geschiedde. In 1914 draaiden er een evangelisatiejongens- en een meisjesvereniging. En er kwamen telkens weer voldoende nieuwe kinderen om de zondagsschool te laten bloeien. Van de ‘eenvoudige br. Grit’ wordt gezegd ‘dat hij de kunst verstond om de kinderen te laten luisteren’.

Het verhaal van broeder Grit.

In het gedenkboek van de Kerk te Vries wordt nog een anekdote over Grit verteld: “We gingen samen naar de zondagsschool [in Tynaarlo] en dicht bij de schuur gingen de jongens wat stoeien. Tót een van de kleine jongens viel en de kap van de klomp afbrak; bovendien had hij een scheur in de broek; én maar schreien! Juist kwam Grit er aan en zegt: ‘Stil maar’, nam wat touw uit zijn zak en een rooie zakdoek, wikkelde die om het klompje, en het touw daar omheen; klaar. ‘Die scheur in de broek zal moeder morgen wel herstellen’. Het jongetje vond dat hij er wel wat haveloos bijliep, maar Grit zei: ‘Straks leer ik jullie een mooi versje’. En dat was dan: ‘Een boer op klompen, een bedelaar in lompen, is dikwijls meer, bij God de Heer, dan al die heren in mooie kleren. Al is het kleed niet fijn, is dan het hart maar rein’. Hij vertelde ook nog, dat Jezus óók kinderen bij Zich riep, zóo van de straat, en die zullen ook wel eens vuil geweest zijn en met een scheur in de broek, maar Jezus keek daar niet naar, want Hij had hen lief, en de kinderen moesten de Heere Jezus ook liefhebben”.

Ds. G. van Halsema (1856-1940), een van de jarenlange deputaten voor de Evangelisatie in Drenthe.
Ds. G. van Halsema (1856-1940) van Nijeveen, een van de jarenlange deputaten voor de Evangelisatie in Drenthe.

Begin 1914 bleek dat verscheidene evangelisatiemedewerkers, onder wie de al eerder genoemde heer Beekman, niet meer aan de evangelisatiearbeid van de kerk te Vries zouden deelnemen, ‘uit oorzaak de deputaten niet bekend’. Het aantal zondagsschoolleerlingen leek dat jaar aan een inzinking onderhevig te zijn: er werden nog vijfendertig zondagsschoolleerlingen geteld. Wel werden in de wintermaanden [tóch!] geregeld bijbellezingen gehouden, waar de opkomst ‘bevredigend’ was. De gang van het werk in Tynaarlo werd gelukkig ‘uitstekend’ genoemd en ‘een bloeiende post’, want, zo werd ook in 1915 gemeld, de zondagsschool ging er ‘goed vooruit en de bijbellezingen, die er gedurende den winter gehouden zijn, werden goed bezocht’. Verder werd de hoop uitgesproken, dat als de nieuwe predikant te Vries intrede zou doen, ‘in dit uitgebreide kerspel nóg meer vergaderd zal worden’. Gelukkig was ook het aantal sprekers tijdens de bijbellezingen voldoende, in tegenstelling tot andere jaren, toen men wel eens moeite had daar sprekers voor te krijgen. De lokalen in Yde en Tynaarlo werden ijverig gebruikt, óók voor bijbellezingen; de jaren daarna waren daar gemiddeld ongeveer dertig tot veertig hoorders en de zondagsschool telde ongeveer zestig leerlingen. De ouders werden regelmatig bezocht, er werden traktaten en vijfenveertig Elisabeth Bodes verspreid en bij de evangelisatiebibliotheek konden boeken geleend worden.

Tenslotte.

De nieuwe gereformeerde kerk te Vries, inmiddels al weer afgebroken.
De nieuwe gereformeerde kerk te Vries, inmiddels al weer afgebroken.

Na 1923 lezen we in het archief van de particuliere synode niet veel meer over de arbeid in Tynaarlo, behalve dat het werk in ieder geval tot de oorlog doorging, en verder dat Van der Vlugt in 1932 vijfentwintig jaar werkzaam was bij de evangelisatie! Daar werd een feestje voor gegeven. Al die jaren was hij vanuit zijn woonplaats Zuidlaren lopend naar Tynaarlo gekomen. “Toen hij met dit werk stopte werden twee ‘kwekelingen’ [a.s. onderwijzers] van de school gevraagd dit werk over te nemen. Ze vonden de afstand te ver om lopend te doen en gingen daarom [op zondag!] op de fiets. Toen een van hen belijdenis wilde doen werd dit door de kerkenraad geweigerd wegens het fietsen op zondag! De dominee en een kerkenraadslid gingen bij de desbetreffende familie op bezoek om de zaak te bespreken. Dit leidde tot een hoogoplopende ruzie. Uiteindelijk ging de kerkenraad door de knieën”, zo herinnert mevr. G. Visser-Meijer zich in een gedenkboekje van de Kerk te Zuidlaren.

Bronnen en literatuur:

Archief Particuliere Synode van de Gereformeerde Kerken in de provincie Drenthe, Drents Archief te Assen

A. Hoeksema, Voor u het vergeet… 38 jaar Ontmoetingskerk. Vries, 2007

P. Kuiper, Grepen uit de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Vries (…). Vries, 1979