De grote brand van Holland, Michigan (1871)

Inleiding.

Al eerder schreven we over het ontstaan van de nederzetting  Holland in de Amerikaanse staat Michigan, in het jaar 1847, die plaatsvond onder leiding van de vanuit Nederland naar Michigan geëmigreerde Afgescheiden predikant ds. A.C. van Raalte (1811-1876). Bijna een kwart eeuw later, op 9 oktober 1871 woedde in de stad een ontzettende brand die enorme verwoestingen aanrichtte. Juist vier jaar eerder, op 25 maart 1867, was Holland ‘stad’ geworden.

Een kaartje van het gebied rond Holland, Michigan.
Een kaartje van het gebied rond Holland, Michigan.

Ook andere plaatsen raakten op die dag – of eigenlijk gedurende die nacht – ten prooi aan de vuurzee, die zich dwars door de staat Michigan tot óver het Michiganmeer in Chicago (Ill.) en in de ten noorden daarvan gelegen stad Peshtigo uitbreidde. Vooral ‘de grote brand van Chicago’ werd bekend; geen wonder, daar vielen tweehonderd doden, hoewel  in Peshtigo zelfs meer dan 1.200 mensen door het vuur om het leven kwamen! Maar ook in Holland was de schade enorm.

Aan het eind van 8 oktober 1871, tegen de nacht naar de 9de oktober, braken vrijwel gelijktijdig branden uit in Chicago en Peshtigo (Illinois) en in Holland en Manistee, ten noorden van Holland, de beide laatstgenoemde in Michigan. Hoewel de weken daarvoor al vele kleinere branden waren ontstaan, waren de gevolgen van de branden op 8 en 9 oktober, die slechts gedurende een paar uur woedden, verreweg het ergst.

Een ooggetuigenverslag van de brand in Holland werd, uit de eerste hand, drie dagen later, op 12 oktober, gepubliceerd in een gezamenlijke uitgave van de bladen De Grondwet, De Wachter en De Hollander. Om te laten zien hoe ontzettend uitgebreid de schade door de allesvernietigende brand was, gaf de schrijver een gedetailleerde beschrijving van hetgeen in Holland door de brand verwoest werd. Door die wel erg uitgebreide beschrijving kan men echter tegelijk zien dat de stad Holland, nog geen kwart eeuw na de stichting van de nederzetting door Nederlandse gereformeerden, een welvarende plaats geworden was. Het ooggetuigenverslag luidde aldus:

“Een verslag van de brand in Holland.

Een kaartje van Michigan met het gebied waar in 1871 de grootste branden plaatsvonden.
Een kaartje van Michigan met het gebied waar in 1871 de grootste branden plaatsvonden.

Holland wás er, maar ís niet meer. Hollands Ramp. Dagen van Angst, Nood en Lijden! Wij hebben thans eene der moeijelijkste en droevigste taken voor ons, welke ons immer werden opgelegd. Ons hoofd weigert geregeld te denken en onze handen neder te schrijven de bijzonderheden der ijselijke reeks van rampen, welke ons getroffen heeft. Wij kunnen al de bijzonderheden niet mededeelen, en moeten ons zeer beperken. Door de goedwillendheid van de uitgevers van De Hope zijn wij in staat gesteld dit blaadje uit te geven, en wij brengen bovengenoemden hiervoor onze welgemeende dankbetuiging.

De Almagtige heeft gesproken, en de uitwerking dier stem is geducht. Onze geliefde stad Holland kan gezegd worden, niet meer te zijn. Het geheele handelsgedeelte ligt in puinhopen, geheele straten zijn weggevaagd, elke zakenman heeft alles verloren en er zijn tussen de 200 en 300 huizen verbrand. Het schoonste gedeelte onzer stad is thans een onaanzienbare vlakte vol rookende en smeulende puinhopen.

Gedurende de afgelopen week woedden er in de omtrek, vooral in de rigting van Graafschap, groote  boschbranden. Reeds werden sommige plaatsen der stad Holland gevaarlijk bedreigd en den nacht van Woensdag op Donderdag van verleden week werd besteed in eene wel geslaagde poging ter redding van de drukkerij van De Hope, dr. Crispell’s woning, en de gebouwen van Hope College. Sedert dien tijd bleef het vuur voort smeulen, hier en daar schuren en huizen in onze omgeving vernielende. Doch er scheen geen gevaar voor óns te zijn.

Ook Holland bedreigd.

Een kaart van de stad Holland (Michigan) in 1870, met het later ingetekende gedeelte van Holland dat afgebrand is (rood).
Een kaart van de stad Holland (Michigan) in 1870, met het later ingetekende gedeelte van Holland dat afgebrand is (rood).

Zondagnamiddag begon het echter zeer hard uit het zuiden te stormen. Eer de namiddag-godsdienstoefeningen geëindigd waren, werden de alarmklokken geluid. Nog echter scheen het gevaar meer de omgeving, dan wel de stad zélve te bedreigen. Ware de wind in die rigting gebleven, dan wás Holland er nog, doch van 11 uur tot 1 uur draaide dezelve westwaarts en nam in hevigheid toe, zoodat het bijna een orkaan werd. De zoogenoemde Kreek, een laagte welke opgevuld was met neergebouwen doode en half verrotte boomen en allerlei tuig, was spoedig eene vlammenzee. De wind joeg de vonkenregen  naar Sprietsma’s en Elferdink’s looijerij, en in een ander oogenblik naar de groote stoomlooijerij van Cappon en Bertsch, welke onmiddellijk in lichterlaaije brand stond, benevens minstens 2.000 à 3.000 pakken boomschors erbij.

De na de brand herbouwde leerlooierij van Cappon en Bertsch.
De na de brand herbouwde leerlooierij van Cappon en Bertsch.

Vandaar sloeg de brand over naar de 8ste straat en liep van daar voort door de gehele straat, door River Straat en door een aantal zijstraten alles weg zweepende en wegvagende wat in het spoor van den wind was. Een weinig meer zuidwaarts sloeg de vlam in de 3e Gereformeerde kerk en vandaar in de Hope Church en de nieuwe Methodistische kerk, en vandaar naar andere gedeelten der stad. De vlammen verspreidden zich met ongeloofelijke snelheid, en in minder dan een uur tijds lag het grootste en schoonste gedeelte van Holland in asch. We kunnen zeggen, dat het geheele handelsgedeelte totaal verbrand en dat zeven achtsten der stad vernield is. De schade is niet te berekenen, en is tusschen de 800.000 en een millioen dollar. Tusschen de 150 en 200 huisgezinnen zijn van huis, kleederen, meubelen, in één woord van alles beroofd en moeten zelfs het brood der liefdadigheid eten.

Er komen ruimschoots levensmiddelen uit de omliggende plaatsen, vooral uit Grand Haven en Grand Rapids, welker burgers wij ten hoogste verpligt zijn voor hunne overgrote milddadigheid. Ook vernemen wij dat er te Grand Rapids, Kalamazoo en zelfs te Detroit gelden ingezameld worden en kleederen bijeenvergaard  voor onzen van alles beroofde burgers. De nacht van Zondag op Maandag, de nacht toen Holland vernield werd, die nacht van onuitsprekelijken doodsangst en lijden, zal nimmer vergeten worden. Voor zooverre wij vernemen zijn er geene menschenlevens te betreuren en zijn er geene personen bij den brand omgekomen behalve Sara Ooms en de wed. Jacob Tolk, die vermist werd en wier beenderen men gevonden heeft.

Holland wás er, maar – wij kunnen het in vele opzigten zeggen – ís niet meer. De stad, als stad, is vergaan en slechts een kleine buitenrij van huizen is overgebleven. Geheel het fabriekswezen en de handel is weggevaagd. En alles moet van den grond weder opgebouwd worden. Het schouwspel is op heden nog ijzelijk en hartbreekend. Waar de stad stond, is nu eene groote vlakte, bedekt met rookende puinhopen en met menschen, gravende in de ruïnen om nog iets te vinden, en zoekende naar hetgeen men [uit voorzorg] begraven had. De welvarende plaats is thans in één ogenblik arm, hulpeloos, geheel ontbloot van alle inkomsten, en moet thans door de omliggende plaatsen voorzien worden van de noodige levensbehoeften.

De omstandigheden zijn verpletterend, en nog kan men den vollen omgang van de ijselijke reeks der jammeren niet goed beseffen. De arbeid van een 25-tal jaren is weggevaagd. En wat de toestand nog oneindig verergert is de gegronde vrees dat, door den vreeselijken brand welke de  groote wereldstad Chicago zoo goed als met wortel en tak uitgeroeid heeft, de brandwaarborgmaatschappijen bankroet zijn en dat dus velen onzer burgers, die door het weinige hunner verzekerde panden weder dan aan den gang zouden kunnen komen, ook díe hulp zullen moeten ontberen en dus, totaal arm, hulpeloos en van alles ontbloot, met níets opnieuw zullen moeten beginnen.

De gravure 'The Great Chicago Fire' kan net zo goed voor de situatie in Holland dienst doen.
De gravure ‘The Great Chicago Fire’ kan net zo goed voor de situatie in Holland dienst doen.De moed niet verdwenen…

De moed niet verdwenen…

In dezen nacht van dikke duisternis zijn ons echter nog eenige flaauwe lichtstraaltjes overgebleven. De moed heeft onze burgers niet begeven, en reeds hier en daar is men druk bezig met het oprigten van kleine loodsen en het brengen van timmerhout en planken.  Onze vriend J. van Landegend, thans voor de tweede keer uitgebrand, E. van der Veen en vele anderen zijn reeds druk te werk. Op eene volksvergadering, die op Dinsdagmiddag gehouden werd, werden algemeene betuigingen gehoord van een voornemen om opnieuw te beginnen! Er werden comités aangesteld, om giften te ontvangen en uit te delen.

De andere ‘Hollandse’ dorpen.

Ook in andere plaatsen onzer [Nederlandse] nederzettingen zijn woonhuizen, schuren, omheiningen, enz. enz. verbrand. In Graafschap en Noordeloos zijn vele huizen en schuren verbrand. Te Collendoorn  is de kerk met pastorie afgebrand. Tusschen Groningen en Zeeland heeft ook de brand hevig gewoed, en het dorp Zeeland werd eenigen tijd gevaarlijk bedreigd [maar bleef verder gespaard].

De kerken.

Onder publieke gebouwen, welke in den nacht van Zondag op Maandag in Holland verbrandden, zijn de 3de Gereformeerde kerk met de pastorie, de 2e Gereformeerde (Amerikaansche)  kerk, de nieuwe Methodistische kerk en de Protestantsche Episcopale kerk.

De 1ste Gereformeerde Kerk, rondom door een zee van vuur omringd en thans omgeven door puinhopen, is voor de tweede keer op eene zonderlinge wijze gespaard gebleven. De Union School, de drukkerij van De Hope en de gebouwen van Hope College zijn staande gebleven. De pastorie der ‘3de Gereformeerde Kerk’ bleef gespaard, evenals  het Stadhuis. De ‘Ware Hollandsche Gereformeerde Kerk’ en pastorie bleven staande. Onder de fabrieken zijn Plugger’s zaag- en meelmolen, Herald’s ploegfabriek en ijzergieterij staande gebleven. De depots der beide spoorwegen bleven gespaard.

Burgemeester van Holland tijdens de grote brand van 1871 was Isaac Cappon (1830-1902).
Burgemeester van Holland tijdens de grote brand van 1871 was Isaac Cappon (1830-1902).

De schade in de Hoofdstraat.

De 8ste Straat, ook  Hoofdstraat genoemd, is weggevaagd aan de zuidzijde vanaf de plaats waar E. Herald’s woonhuis stond tot aan dat van mr. G. Wakker. Aan die zijde zijn verbrand de woningen van E. Herald, I. Cappon, J. Parks, F. Kieft, W. Blom, wed. Klijn, wed. Tolk, E. van der Veen, H. Wiersema, A. Verplanke, de twee gebouwen van H. Meeng, Beukema’s salon, de drukkerij van De Gazeteer, City Hotel, E. van der Veen’s ijzerwinkel, J. Duursema’s store,  P. Sakker’s meubelwinkel, Sprietsma’s schoenenwinkel, de winkel van D. Bertsch, Nibbelink’s  vleeschhal, Koningsberg’s saloon plus woonhuis, mrs. Wheelers modewinkel, De Weerd’s vleeschhal en zijn woonhuis, P. van Landegend’s sigarenwinkel, het postkantoor, de vleeschhal van Van der Haar, N. Zalsman’s winkel, de zaak van juwelier Joslin en Breyman, E. Herold’s schoenen- en laarzenwinkel, Pessink’s City Bakkerij, J. Alber’s woonhuis, Alber’s juwelierswinkel, Van Landegend’s hardware store, de winkel van Doornink en Steketee,  het woonhuis van P. Boot, J. Doesburg’s apotheek, de woonhuizen van A. Vennema en W. Brouwer, het kantoor met twee woonhuizen van K. Schaddelee, die eigendom zijn van mr. E.J. Harrington.

De noordzijde der 8ste Straat is weggevaagd vanaf de plaats waar het prachtige woonhuis van mr P. van den Bosch stond tot aan het woonhuis van mr. G. van Schelven, dat staande is gebleven. Aan deze zijde zijn verbrand: het woonhuis van P. van den Bosch, H. Koning’s  woonhuis met winkel, E. Winter’s smederij, E. van der Zee’s woonhuis, het huis van J. Roost, een huurhuisje, de Pioneer Bakkerij met de boekwinkel van J. Binnekant, de drukkerij van De Hollander, het woonhuis van G.H. van Winkel en dat van M.D. Howard, de apotheek met winkel en woonhuis van H.D. Post, H.Bennett’s restaurant, C. Hofman’s woonhuis, J.W. Bosman’s kleerwinkel, de ijzerwinkel van Kroon en Everhard, de zadelmakerswinkel van de wed. J. Vervenne, de winkel van Kanters en Co, die van Bosch en Co, de City Bank, de winkel van De Jong, Van Schelven en Oggel, een oud gebouw van J. Koning, de schoenen- en laarzenwinkel van J.O. Bakker, de boekwinkel van Cloeting, H. Walsh’s apotheek en woonhuis , de meubelwinkel van Labarden en Zoons, de zadelmakerswinkel van U. de Vries, de modewinkel van de Gezusters Van den Berge, A. Geerling’s woonhuis en de zadelmakerswinkel met het woonhuis van H. Vaupell.

'The Night America Burned'.
‘The Night America Burned’.

De River Straat.

De Riverstreet is uitgebrand aan de westzijde vanaf de woonhuizen van H. Uiterwijk en M. Russel; de huizen tusschen hier en den hoek van de River- en de 10de straat zijn blijven staan. Aan deze zijde zijn verbrand: een huurhuis toebehoorende aan P. Pfanstiehl, de winkel met het woonhuis van J. Roost, de winkel van Koffers en Gringhuis, het kantoor van tandarts dr. Nichols, de nieuwe schoen- en laarzenwinkel van W. Elverding en Co., het woonhuis van P. Pfanstiehl, de schuur van het City Hotel, het kantoor van M.D. Howard, De Kraker’s  vleeschhal, de winkel van Werkman en Geerlings en Co., het huurhuis van D.T. Werkman, de nieuwe winkel van M.P. Visser, de American Exchange met schuur, de Holland Brouwerij, H. Gezon’s woonhuis, het woonhuis van E. Nienhuis, 3 à 4 huisjes van ons onbekende personen en E. Kraaï’s woonhuis.

Aan de Oostzijde der straat is verbrand: het oude fabrieksgebouw van Verbeek en Co., de meubelwinkel van H.W. Verbeek en Co., de apotheek van W. van Putten, de kleermakerswinkel van D. te Roller, de drukkerij van De Grondwet, de winkel van H. Meeng, de portretgalerij van G. Lauder, Aling’s winkel, de wagenmakerswinkel met smederij van Flieman, Wilson’s barbierswinkel, Butkan’s woonhuis, een huurhuis van T. Sullivan, de saloon met woonhuis van Storing, een huurhuis van H. van der Haar, City Mills, een oude smederij, het American Hotel, het woonhuis van R.P. Ferris, idem van R. van Kampen, dat van Arnold en dat van M. Clark.

De Lakestraat, de Fishstraat en de Marktstraat.

In Lakestraat zijn verbrand: O.I. Pfanstiehl’s bouwmaterialenfabriek, het nieuwe scheepsdok met kantoor van E.J. Harrington, een deel van het zijspoor van de Michigan Lake Shore spoorweg en de zaagmolen van R.P. Ferris. Langs deze straat zijn ook verbrand de aan het scheepsdok liggende sleepboot, de oude Mayflower en drie of vier vissersscheepjes.

Aan de Fishstraat zijn verbrand: aan den westzijde de huurhuizen van K. van Haaften van B. van Rij, aan de oostzijde het huurhuis van A. Geerling en het woonhuis van Teunis Keppel.

Aan de Marktstraat zijn verbrand: aan de oostzijde het huurhuis van de wed. Nies; de paarden- en rijtuigenschuur van H. Boone, de woonhuizen van K.D. Visser en J. Paulus en het huis met schuur van D. de Vries.

Aan de westzijde van de Marktstraat: het woonhuis van P. Nagelkerk, het huurhuis van P. Keppel, een klein huisje, de naaimachinewinkel van Helling en Busch, de portretgalerij met woonhuis van Bostwick, de oude winkel van mrs. H.C. Knol, het woonhuis van K. Mulder, de schuur en het huurhuis van de wed. H.G. Knol, het huis en de schuur van P. Kleis, en het woonhuis van mrs. Jacobs.

'The worst fires that wiped out...'.
‘The worst fires that wiped out…’.

De Pinestraat en de Maplestraat.

Aan de Pinestraat zijn verbrand aan de westzijde: de woonhuizen van H.J. Peckler, mrs. Minderhout, dominee W.H. Bronson en M. van de Vrede.  Aan Maplestraat is verbrand de looijerij van Sprietsma en Co.

De 1ste tot en met de 5de Straat.

Aan de 1ste Straat zijn verbrand: W.K. Flietstra’s stoomzaagmolen en het woonhuis van J. de Feyter. Aan de 2de Straat: de woonhuizen van P. de Kraker, G. Dalman, een klein huisje en een van E. Sawyer. Aan de 3de Straat: de woonhuizen van H. Beukema, G. Raak, twee huizen met schuur van C. Blom sr. en J. Louwis. Aan de 4de Straat: de woonhuizen van C. de Wit, G. Gringhuis, P. Pfansthiel, J. de Spelder, wed. Winters en van Burke. Aan de 5de Straat: het woonhuis van Symonds, het nieuwe bakstenen huis van P. Winter, en de woonhuizen van W. Finch en J. Fliemen.

De 6de en 7de Straat.

Aan de 6de Straat is verbrand aan de noordzijde: het woonhuis en de zeepfabriek van M. Mehr, het woonhuis van P. Gunst, de Wesleyaanse kerk en de woonhuizen van P. Pfansthiel en J. Verschure. Aan de zuidzijde: de woonhuizen van M. de Feyter, Bouman, A. Meerman, de wed. Mulder, twee huizen van de wed. H.G. Knol, de huizen van G. Bois, W.J. Scott en A. Verschuur. Aan de 7de Straat zijn verbrand aan den noordzijde: de woonhuizen van L. van Dis, Heetebrij, L. ter Beek, J.M. Reidsema, G. IJskes, mrs. Vinke, P. Bouman, P. van der Stel, A. Rot, Kamferbeek, B. Volmari, de wed. H.G. Knol, H. de Vries, het bakstenen huis van T.A. Berkompas, het huis en de machineriewinkel van G.H. Brooks en het huis van J. Trimpe. Aan de zuidzijde: de schuur van T. Keppel, twee woonhuizen van S. Smit, ds. C. van der Veen, J. de Peyster, W. Joslin, P. Geense, P. van Geenen J. Labots, P.J. Kamperman, wed. Kooijkers, en het nieuwe huis van D.J. Werkman.

De 9de Straat.

Aan de 9de Straat is verbrand aan de noordzijde: de groote stoomlooijerij van Cappon  en Bertsch, de woonhuizen van I. Kramer, G. Boot en twee huurhuizen van F. van der Veen, het huurhuis van H. Wiersema, de woonhuizen van S. Reidsema, M. Regenmorter, J. Verplanke, J. van de Roovaard, J. Kramer, J. Nibbelink, W.C. Nibbelink, W. Verbeek en A. Meerman; de huurhuizen van H. Boone en R. Takken, A. Westveer, en de paarden- en rijtuigenschuur van J. Albertis; verder de woonhuizen van P. de Vries, P. de Koning, R. Oostema en K. van Haafte.

Aan de zuidzijde dier straat zijn verbrand: de woonhuizen van S.D. Verschuur, A. Woltman, R. Schilleman, prof. C. Scott, het huurhuisje van Verbeek en Co., de huizen van G. van Putten, D. te Roller, J. Schoon, C. Vorst (twee huurhuisjes), G. Steketee en H.W. Verbeek.

Deze straat is schoongezweept aan de noordzijde van de looijerij van Cappon tot aan de hoek van de 9de en de Cedarstraat en aan de zuidzijde van J.R. Kleyn tot aan J.W. Bosman’s huis bij de ‘1ste Gereformeerde kerk’.

Een herdenkingsbord ter herinnering aan e Great Fire of 1871.
Een herdenkingsbord ter herinnering aan ‘The Great Fire of 1871’.

De 10de en 12de Straat.

Aan de 10de Straat is verbrand aan de noordzijde: de huurhuisjes van Hermanus Boode en mrs. S.B. Baily, het woonhuis van M. Mulder, de oude én de nieuwe Methodistisch-Episcopaalse kerken, de woonhuizen van mrs. Broadmore, P. de Vries en H. Barendregt, de nieuwe grote schaaf- en ploegfabriek H.W. Verbeek en Co., de schuur van G. van Putten, de Grace Episcopaalsche kerk en het woonhuis van J. Duursema. Aan de zuidzijde dier straat zijn verbrand: de woonhuizen van J. Elverdink, S. Davis, de (tweede Gereformeerde) Hope Church en het woonhuis van W.H. Deming.

Aan de 12de Straat zijn verbrand aan de noordzijde: de woonhuizen van J. Boersema, F. van Rij en van Westerhof. Aan de zuidzijde: het groote en prachtige baksteenen huis van  C. de Jong, en de ‘3de Gereformeerde kerk’ met de pastorie. […]

Tenslotte.

Het zegel van de stad Holland, Michigan
Het zegel van de stad Holland, Michigan

Hier eindigt het verhaal van de grote brand van Holland. Ondanks alles vorderde de wederopbouw van de zwaar gehavende stad voorspoedig door de inzet en het doorzettingsvermogen van de bewoners, onder leiding van burgemeester Cappon, die in 1867 was aangetreden. Niet voor niets staat nog steeds op het zegel van de stad: ‘God zy met ons’ en ‘Eendragt maakt magt’.

Bron:

Henry S. Lucas, Dutch Immigrant Memoirs en Related Writings. Grand Rapids, 1955 / 1997.