“Van Drenthe naar Zeeland in Michigan” (1846-1847)

Inleiding.

Dit verhaal over de reis van enkele Afgescheiden emigranten vanuit de provincie Drenthe in Nederland naar het dorp Zeeland in de Amerikaanse staat Michigan is geschreven door Jan Hendrik Stegink, die in 1846 naar Michigan zeilde in de ‘Isabella Bath’.

Een kaartje van het gebied rond Holland, Michigan.
Een kaartje van het gebied rond Holland, Michigan.

Het verhaal werd eerder gepubliceerd in het Amerikaanse blad ‘De Grondwet’ van 10 februari 1914, maar was al in 1897 op papier gezet in verband met het vijftigjarig bestaan van Holland in Michigan.

_____

 Van Drenthe naar Zeeland in Michigan (1846-1847).

door Jan Hendrik Stegink

“Het was in den zomer van het jaar 1846, dat er in het zuidelijke gedeelte van de provincie Drenthe sprake ging, dat ds. A.C. van Raalte (1811-1876) toebereidselen maakte om het Hollandsche grondgebied te verlaten, en naar Amerika te vertrekken, met emigranten uit de provinciën Overijssel en Gelderland. Hierover werd onder de arbeidende klasse veel gesproken, doch men had weinig inlichting van het ‘hoe’.

Hierop kwamen eenige brieven in druk van lieden die uit de provinciën Groningen en Gelderland reeds naar Amerika waren getrokken. Die gaven wat meer inlichting over Amerika: niet alleen over wat het was voor de arbeidende klasse en het ruimere bestaan dat daar onder Gods zegen kon verkregen worden, maar ook over het feit dat de mindere klasse daar land in eigendom kon krijgen.

Dit wekte velen op, die wél met noesten arbeid hun brood hadden, doch aan eigendom niet konden denken. Een paar familiën uit de gemeente Emmen, Drenthe, met name Evert Zagers en Egbert Frederiks, reisden naar Van Raalte om verder informatie in te winnen, en besloten met nóg een paar familiën in en bij Coevorden, de reis met Van Raalte te ondernemen. Zij vertrokken naar ik meen, in september 1846, en nu was er sprake dat ook Jan Rabbers uit de gemeente Emmen voornemens was Van Raalte te volgen. Dit wekte bij anderen óok onderzoek, doch men kon weinig inlichtingen inwinnen. De zaak werd méer overwogen en bij velen een gebedszaak gemaakt.

Zwolse Courant, 27 mei 1989
Zwolse Courant, 27 mei 1989

De voorbereidingen.

Door een vriend die voornemens was de reis mede te doen onderricht zijnde zoveel hij wist, werd de zaak ons ernstig voor het tijdelijke en geestelijke. Wij mochten den Heere vragen om licht in die gewichtige zaak, en besloten met vrijmoedigheid het land der vaderen te verlaten.

Ons gezelschap van Drenthe bestond uit zes hoofden van gezinnen en vier vrijgezellen, met de vrouwen en kinderen vierentwintig in getal; twee hoofden van gezinnen waren Graafschappers [in Duitsland]  van geboorte. Door schrijven om informatie te verkrijgen aangaande de overvaart van Rotterdam naar New York, kregen wij bericht, dat er plaats was voor ons op een emigrantenschip, dat bestemd was naar New York, en hetwelk op den 13den October van Rotterdam zou vertrekken. Wij maakten ons reisvaardig en namen afscheid van onze bloedverwanten – vader, moeder, broeders en zusters.

Het scheiden viel aan onze zijde veel gemakkelijker, dan aan de zijde van hen, die wij verlieten. Het is wonderlijk hoe een volk, dat geen reizen gewoon was, zulk eene groote reis durfde onderneemen. Het meerendeel had nog nimmer een schip gezien, was nog veel minder er óp geweest. Maar waar de Heere de harten neigt en gewillig maakt, daar is geen tegenstand.

Naar Rotterdam.

In den vroegen morgen van den 6den October verlieten wij onze woonplaats en gingen naar Buinen, gemeente Borger, drie uren van Assen, alwaar wij tijdig aankwamen om vandaar naar Meppel te vertrekken.  Van Meppel gingen wij, per Meppeler beurtschipper, naar Amsterdam. Aan de pier of afvaartplaats te Meppel openbaarde zich de vijandschap tegen Amerika. Spotters hadden zich aan den steiger vergaderd, om al spottende ons uit de provincie te doen vertrekken.

Den 8sten October kwamen wij des morgens te Amsterdam aan. Tegen den avond verlieten wij Amsterdam per trekschuit naar Rotterdam en kwamen in den morgen van den 9den aldaar aan. Onze reisgenooten, Jan Rabbers en anderen, hadden een overlandreis gemaakt over Dedemsvaart tot Hasselt, vandaar over de Zuiderzee en het Haarlemmer Meer per zeilschip naar Rotterdam, en kwamen den 10den daar aan.

Toen wij aan het schip kwamen dat onder ‘de Boompjes’ ten anker lag, was het meerendeel onzer medereizigers al ter plaatse. Het waren Gelderschen en Overijsselschen, een paar familiën uit Utrecht en een gezin Friezen. Al spoedig kwamen wij met onze reisgenoot Jan Kolvoord in gesprek. Zoo ik meen, waren er maar twee familiën onder de honderdzesentwintig personen, welke de reis medemaakten, die van de Groote Kerk [de Nederlandse Hervormde Kerk] waren.  Er was nog veel drukte om de provisie in te koopen, want den 13den zouden wij van Rotterdam vertrekken. De Nederlandsche Regeering had toezicht, dat volgens de wet een bepaald aantal ponden levensmiddelen aan boord moesten zijn.

‘Rustig te midden van woelige baren’.

Den 13den van Rotterdam naar Hellevoetsluis vertrokken zijnde gingen wij den 14den onder zeil en zagen de meesten onzer het vaderland en de plaats waar wij het eerste levenslicht aanschouwden, nooit weder.  Uit hoofde van tegenwind waren wij voor den 28sten niet uit het Engelsche Kanaal. Den 23sten November kregen wij een storm, die den volgenden dag in een orkaan ontaardde, en wel van zoo’n hevige aard, dat een oude kok, die vijfentwintig jaren lang de oceaan bevaren had, getuigde nog nooit zoo iets bijgewoond te hebben. De luiken waren alle dicht, want bestendig was er water op het dek.

De Isabella Bath was een driemaster van dit type.
De Isabella Bath was een driemaster van dit type.

Het volk was echter bijzonder bedaard. Men hoorde lezen en bidden, ja zelfs werd den 130sten Psalm gezongen Uit diepten van ellenden roep ik, met mond en hart, tot U, die heil kunt zenden; O HEER, aanschouw mijn smart]. Wij hadden een student van Van Raalte aan boord, een zekere Mannes Mensing, die alle dagen twee keeren bijbeloefeningen voor het volk hield. Dit voorrecht mochten wij genieten, dat, al was het ook ’s Zaterdags winderig, wij er ’s Zondags nimmer door werden gestoord. Twee kinderen zijn op den oceaan gestorven en een toen wij voor New York ten anker lagen.

In New York.

Na eene reis van eenenzestig dagen kwamen wij den 19den December te New York aan. Het aardrijk was met sneeuw bedekt. Den 22sten verlieten wij het schip,  Isabella Bath  genaamd, en onder commando van kapitein Kellie. Wij vertoefden een nacht in New York en verlieten den 23sten de stad. Daar de Hudson rivier dichtgevroren was, vertrokken wij per trein naar Albany, waar wij laat aankwamen. Even voor dat wij hier aankwamen, stierf de vrouw van Jan Rabbers.

Uit hoofde van het ijs kon de veerboot ons niet over de rivier brengen. Wij liepen daarom over het ijs en kwamen allen gelukkig behouden in de stad aan, waar we in de herberg vertoefden tot den 26sten. In de herberg konden wij geen slaapplaats bekomen. Een ieder zocht een plaatsje om te slapen, waar wij althans geen gevaar hadden om door een ander op het lichaam getrapt te worden. Ik zocht het onder de eettafel op de vloer, een ander in een hoek, een ander op een stoel, enz.

Dewijl onze goederen niet eerder kwamen, huurden wij eene woning en waren met vijftien personen te zamen. Het voornemen was naar Buffalo door te trekken , doch koude en ziekte verhinderden ons verder te gaan. Binnen veertien dagen na onze aankomst, was ons gezelschap van vierentwintig tot negentien verminderd.

Ds. Van Raalte.

Ds. A.C. van Raalte (1811-1876).
Ds. A.C. van Raalte (1811-1876).

Wij wisten niet waar Van Raalte zich zou neerzetten. Men dacht dat die in Wisconsin zou zijn, doch wij kregen spoedig bericht van Detroit, Michigan, dat de keuze was om aan de Black Lake, in Ottawa County, Michigan, zich neer te zetten.

Hij verzocht eenige mannen ten spoedigste naar hem over te zenden, om toebereidselen te maken voor hen  die in het volgends voorjaar uit Albany zouden optrekken, alsook voor diegenen, welke voornemens waren om uit Nederland over te komen. Van ons gezelschap gingen er heen: Jan Kolvoord, Willem Kremers, Jan Stegeman en zoon, de gebroeders Henrik, Jan en Harm Plaggemars, en ik meen nog een of twee meer.

De kerstdagen waren voor ons niet heel aangenaam, doch wij schikten ons in ons lot. Daar den 26sten onze goederen gekomen waren, moesten wij het noodigste voor huiselijk gebruik hebben, en dat bestond in een kachel en toebehoren. Jan Rabbers en schrijver dezes werden opgedragen om in die behoefte te voorzien. Moeilijk was die opdracht, daar wij niets verstaan konden. Doch wij kochten een kachel, en de prijs ervan werd ons op de vingers voorgeteld. Des avonds waren wij verblijd, dat wij, na eene moeitevolle reis van 74 dagen, in onze gehuurde woning de huiselijke godsdienst wat meer onbelemmerd mochten waarnemen.

Ds. Wyckoff.

De Heere beschikte ons al spoedig vrienden. Velen van de oude burgers van Hollandsche afkomst, konden nog Hollandsch verstaan en spreken. Zij zochten ons op, vergezeld van ds. I.N. Wyckoff, die als stadszendelinge bestendig werkzaam was voor het welzijn van ons emigranten. Naar ziel en lichaam, met raad en daad, tijdig en ontijdig, altijd was hij behulpzaam en wekte velen op tot liefdadigheid voor behoeftige gezinnen.

Ds. Isaac Newton Wyckoff, een steun en toeverlaat voor veel emigranten uit Nederland.
Ds. Isaac Newton Wyckoff, een steun en toeverlaat voor veel emigranten uit Nederland.

Velen van ons gezelschap kregen, spoedig na aankomst te Albany, werk. De jeugdigen hadden een dienst in of buiten de stad; die een ambacht geleerd had, kreeg werk om in zijne behoefte te voorzien. Die lust had om naar de Sabbatschool te gaan, werd verzocht des Zondags tusschen de voor en namiddaggodsdienstoefening in de kerk te komen waar ds. Wyckoff leeraar was. Daar was een ouderling, die Hollandsch verstaan en spreken kon.

Met vijftien personen betrokken wij onze woning. Spoedig verminderde dit getal. Een werd ziek en kwam in het armhuis; twee gingen bij de boeren, buiten de stad werken; den 26sten Januari 1847 vertrokken er zeven naar Buffalo. In April kwam dominee Van Raalte uit Michigan, predikte voor ons en was hen behulpzaam, die naar Michigan wenschten te vertrekken. Op eenige uitzonderingen na, vertrok het volk. Schrijver dezes moest, wegens huiselijke omstandigheden, blijven en zag het gezelschap met betraande oogen na. In het laatste van Augustus vertrokken wij met ons vieren; vier bleven er achter. Een mijner vrienden werd op de kanaalboot ziek. Met elf dagen waren wij in Buffalo en moesten wegens ziekte blijven tot het voorjaar van 1848.

Naar Michigan.

In het laatste van  April 1848 maakten wij ons gereed voor de reis naar Michigan. Wij vertrokken per stoomboot naar Chicago, vandaar per zeilschip naar Grand Haven, vandaar per rivierboot naar Grandville, en toen per ossenwagen naar de Kolonie [Holland, Michigan], zonder wegen, door geulen en gaten.

Soms werden de wielen van den wagen gespannen met een ketting, om door de diepe geulen te komen. Hier en daar een bles aan een boom was het teeken dat men volgen moest. Nadat wij den 30sten April 1848 te Grandville waren aangekomen, gingen wij met ons drieën den eersten Mei naar de Kolonie. Vroeg namen wij de reis aan. Soms moesten wij over omgevallen boomen loopen, om over het water te komen. Des namiddags bereikten wij het eerste blokhuis van Jakob Borger, in section 10. Dit was het eerste huis van de Kolonie.

Het tweede huis  was dat van Willem van de Luyster, op de noordwestelijke hoek van section 17, Town Zeeland. Vandaar kwamen wij aan den Noordoorstelijken hoek van Zeeland, en naderden het eerste plankenhuis, dat van Van de Putte. Vandaar naar Groningen, over de hoogte, die langs het moeras loopt, in sectie 24, dicht op het dorp aan, waar circa dertig huizen stonden, alle blokhuizen op twee na.

Een van de medereizigers op de Isabella Bath was Jan Rabbers die het dorp Groningen stichtte.
Een van de medereizigers op de ‘Isabella Bath’ was Jan Rabbers die het dorp Groningen stichtte.

In Zeeland.

Nu terug naar Zeeland. Wij waren op het middelpunt van Zeeland, eer wij een blokhuis zagen. Dit was van De Kruif. Dan zagen we er nog een paar, zoals die van De Naaie, Van der Vliet en Vijn. De andere blokhuizen stonden aan de zuidzijde van het dorp. Men was bezig met het bouwen eener gereformeerde kerk, omtrent waar dr. Baarts huis staat. Voor dien tijd werden de diensten gehouden in het huis van Jan Wabeke.

De straten waren, op eene uitzondering na, onberijdbaar. Oost van de kerk stonden de boomen nog op den stam. West van de kerk waren aan de noordzijde nog geen huizen, dan tegenover de kerk, op het halve lot ten noorden van het plein, voor de kerk. Zoo ik meen, is op den tweeden zondag in mei de kerk ingewijd. Door den grooten toevloed van landverhuizers dien zomer, werd zij te klein, en in het najaar werd er eene nieuwe gebouwd, van gekante cederloggen en zestig bij veertig voet groot.

Nadat de eerste kerk van Zeeland te klein geworden werd de nieuwe 'First Christian Reformed Church'gebouwd
Nadat de eerste kerk van Zeeland te klein geworden werd de nieuwe ‘First Christian Reformed Church’ gebouwd.

Het was toen nog zo genoeglijk niet ’s avonds langs de straten van Zeeland te gaan! Men moest voorzichtig loopen om niet te vallen. Doch een pelgrim wandelt zijn pad met blijdschap des avonds langs de hobbelige wegen!”

Bron:

Henry S. Lucas, Dutch Immigrant Memoirs and Related Writings. Revised Edition (2 delen in 1 band). Grand Rapids / Cambridge, 1997