Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Jutrijp-Hommerts (Frl.)

Inleiding.

In de Friese dorpen Jutrijp en Hommerts (in het kerkelijke in één adem uitgesproken als Jutrijp-Hommerts) ontstonden in 1888 twéé Gereformeerde Kerken!

De omgeving van Jutrijp en Hommerts (kaart: Google).
De omgeving van Jutrijp en Hommerts (kaart: Google).

De ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ (vanuit de Afscheiding van 1834) ontstond in de tijd tussen april en 25 juli 1888 en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’ ontstond door de Doleantie op 24 oktober 1888. Beide Kerken fuseerden – als gevolg van de landelijke ‘Vereniging van 1892’ – op 17 november 1892 tot ‘Gereformeerde Kerk te Jutrijp en Hommerts’. Nog vóór hun samensmelting beriep ‘de gecombineerde kerkenraad’ echter al een gezamenlijke predikant.

1. De Christelijke Gereformeerde Gemeente.

Over het ontstaan van de Christelijke Gereformeerde Gemeente is weinig bekend. Zo weinig, dat in het landelijk Jaarboek van De Gereformeerde Kerken in Nederland jarenlang alleen de institueringsdatum van de Dolerende kerk vermeld werd. Later werd ook het ontstaan van de Christelijke Gereformeerde Kerk vermeld als ‘medio 1888’. Inderdaad kunnen we slechts zeggen dat deze gemeente tussen april en 25 juli 1888 moet zijn ontstaan. Oorzaak: van die gemeente bestaan geen notulenboeken meer.

De Classis Sneek

In april 1888 kwam op de classis Sneek een instructie van de Gereformeerde Kerk te Sneek in behandeling. Daarin werd gemeld dat ‘leden onzer kerk’ voorgesteld hadden ‘om te Jutrijp – Hommerts een eigen gemeente te stichten’. Nadat de afgevaardigden van de Gereformeerde Kerk te Sneek hun woordje gedaan hadden, kwamen ook twee gemeenteleden aan het woord, namelijk degenen die het voorstel gedaan hadden: de brs. Steenstra en Van der Velde, beiden woonachtig in Jutrijp-Hommerts.

Als belangrijkste redenen voor de stichting van een Christelijke Gereformeerde Gemeente in Jutrijp-Hommerts werden de volgende punten  aangevoerd:  a. de streek Jutrijp-Hommerts ‘ligt bij weer en wind te ver van de naburige gemeenten [Sneek en Scharnegoutum], waar ze ter kerke gaan’; b. in Jutrijp-Hommerts woonden ‘vijftig zielen van onze kerk, waaronder een 15 à 20-tal [belijdende] lidmaten, terwijl aller begeerte een eigen gemeente, kerk, enz. is’. c. Over de financiën hoefde de classis zich geen zorgen te maken: die waren bevredigend en voldoende voor de stichting en instandhouding van een zelfstandige kerk. d. Bovendien werd als argument opgegeven dat ‘de streek zeer waarheidslievend’ was. Daar zou een Gereformeerde Kerk dus ongetwijfeld kunnen groeien en bloeien.

De in 1876 in gebruik genomen hervormde (nu protestantse) kerk te Hommerts (foto: Reliwiki, Andre van Dijk.
De in 1876 in gebruik genomen hervormde (nu protestantse) kerk aan de Jeltewei 3 te Hommerts (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Veenstra en Van der Velde moesten zich toen even naar de gang begeven, ‘opdat de vergadering des te vrijer hare gedachten over dit voorstel uiten kan’. Niemand bleek gegronde bezwaren te hebben. Ook de kerken van Sneek en Scharnegoutum niet; ze gaven zelfs aan de voorstellen te steunen. De kerk van Workum stelde echter voor dat bij de stemming in de classis de beide genoemde kerken het eerst hun stem zouden laten horen. Bij die stemming bleek ‘dat het voorstel der leden te Jutrijp en Hommerts met algemeene stemmen wordt aangenomen. Besloten wordt verder dat de naburige gemeenten Sneek en Scharnegoutum deze zaak verder zullen regelen en ten uitvoer brengen’.

De kerk ‘stilletjes’ geïnstitueerd.

De kerken van Sneek en Scharnegoutum zullen zich ongetwijfeld naar behoren van hun opdracht gekweten hebben. Maar we vinden verder nergens een precieze institueringsdatum en verdere bijzonderheden. Niet in het archief van de kerk (de notulenboeken zijn er zoals gezegd niet meer), niet in het gedenkboek van Jutrijp-Hommerts zélf (‘Inkelde oantekeningen…’), en evenmin in dat van Sneek (‘Op hardzeildag naar stille waatren’) en van Scharnegoutum (‘Tinkboek’). Ook ‘Het Kerkblad’, destijds het officieel orgaan van de Gereformeerde Kerken in Nederland, zwijgt er over. Omdat zoals gezegd ook de landelijke Jaarboeken van de Gereformeerde Kerken jarenlang alleen de stichtingsdatum van de Dolerende kerk aangaven, en geen melding gemaakten van die van de Christelijke Gereformeerde Gemeente kan met recht gesteld worden dat die instituering zich in betrekkelijke stilte voltrok. Dat gebeurde ongetwijfeld tussen april en 25 juli 1888 onder leiding van de toenmalige predikant van Sneek, ds. G. Elzenga (1856-1918).

Ds. G. Elzenga ().
Ds. G. Elzenga (1856-1918) van Sneek institueerde de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Jutrijp-Hommerts..

Opmerkelijk is bovendien dat voorafgaande aan de instituering in Jutrijp-Hommerts voor zover bekend nauwelijks of geen evangelisatiewerk verricht werd, zoals op veel andere plaatsen wel het geval was. Noch het gedenkboek van de Gereformeerde Kerk te Sneek, noch het archief van de classis Sneek of dat van de Particuliere Synode van Friesland maakten daar melding van.

Hoe dan ook, de instituering vond in ieder geval vóór 25 juli 1888 plaats; toen was de christelijke gereformeerde kerkenraad van Jutrijp en Hommerts namelijk op de classis Sneek vertegenwoordigd. De ouderlingen waren in die tijd: B.P. van der Velde, Y.U. de Jager en de diakenen Sj. Koopmans en J.S. van der Velde.

Een eigen kerk en predikant.

Het kerkje aan de Jeltewei 15 te Hommerts werd later omgebouwd tot woning.
Het kerkje aan de Jeltewei 15 te Hommerts werd later omgebouwd tot woning.

Aan de westkant van de straatweg door het dorp, iets ten noorden van de weg naar Heeg, aan de Jeltewei 15 in Hommerts, was intussen al een stuk grond gekocht en kort daarvoor elders ook een huis, dat als pastorie kon dienen. In de loop van 1888 kwam het kerkje gereed. Op de gedenksteen in de muur stond: ‘Geeft den Heere de eer Zijns Naams, brengt offer en komt in Zijne voorhoven’, naar psalm 96 vers 8.

Al in 1889 kwam de eerste predikant, in de persoon van de later bekend geworden zendingsdeskundige ds. H. Dijkstra (1851-1922), die daar op 24 november 1889 in het ambt bevestigd werd en die deze kerk overigens maar tweeëneenhalf jaar gediend heeft, namelijk tot 20 maart 1892. De landelijke vereniging tussen Christelijke Gereformeerden en Dolerenden had toen nog niet plaats gehad.

Ds. H. Dijkstra (), de eerste predikant van de Chr. Gerf. Gem. te Jutrijp-Hommerts..
Ds. H. Dijkstra (1851-1922), de eerste predikant van de Chr. Geref. Gem. te Jutrijp-Hommerts..

De classis is verbaasd…

Het beroep dat op ds. Dijkstra werd uitgebracht had overigens wel enige voeten in de aarde. In de classis Sneek van  januari 1889 vroeg de kerkenraad van Jutrijp-Hommerts toestemming om een predikant te beroepen.  De classis was verbaasd, want de consulent van de gemeente (de predikant van Sneek) wist nergens van. ‘Nadat eenige inlichtingen op financieel gebied gevraagd en gegeven zijn, spreekt een der broeders leeraars een vermanend woord tot de afgevaardigden der jeugdige gemeente. Hij wijst hen op de onvoorzichtigheid en onbescheidenheid in dezen den consulent te zijn voorbijgegaan; hij waarschuwt hen tegen overmoed; bij bindt hen op het harte om in alles den geordenden kerkelijken weg te willen bewandelen; hen eindelijk wijsheid, genade en bedachtzaamheid toebiddende. Deze toespraak wordt door de vergadering met instemming gehoord’. En vervolgens werd hun verzoek met twaalf tegen twee stemmen … afgewezen! Later kwam alles goed en kon toch met het beroepingswerk begonnen worden.

2. De Doleantie te Jutrijp-Hommerts.

De hervormde kerk was in de loop van de jaren in verval geraakt. Doordat de regering na de Franse tijd de aloude Dordtse Kerkorde (1618-1619) inruilde voor het zelf gemaakte ‘Algemeen Reglement’ van 1816, werd op de kansels allerlei wind van leer geduld. In 1828 kwam in de dorpen Jutrijp en Hommerts de hervormde predikant ds. E.F. Fockens op de preekstoel. Was zijn vader, ds. Lucas Fockens, ‘de Waarheid’ toegedaan, zijn zoon dacht er anders over. Hij sympathiseerde met de ‘Groninger Richting’ van de Groninger prof. Hofstede de Groot ‘en preekte minder de verlossing door Christus dan Diens schone voorbeeld in allerlei deugden’.

Ds. Fockens jr. had enkele in Sneek woonachtige zussen, die het in de hervormde kerk van Sneek niet konden vinden, maar die – op zoek naar een Waarheidsgetrouwe prediker – echter ook heur broeders kerk in Jutrijp en Hommerts voorbij liepen en op Heeg aangingen, om dáar in de hervormde kerk ds. J.W. Felix te horen, die geacht werd ‘het onversneden Woord des Heeren te prediken’. Ds. Fockens jr. preekte wel niet voor lege banken, maar zijn gehoor werd in de loop van de tijd zienderogen minder.

Nadat ds. Fockens naar 1877 met emeritaat gegaan was werd hij opgevolgd door ds. P.J. Moeton. Deze ondertekende mét zijn kerkenraad enkele protesten (gericht aan de hervormde synode) tegen de gang van zaken  in de hervormde kerk. ‘Toen de predikant een ontmoeting met dr. A. Kuyper (1837-1920) had gehad, leek het er soms op dat hij met zijn kerkenraad in Doleantie zou gaan. Maar in 1885 vertrok hij onverwachts naar Haarlem. Hij trad echter niet toe tot de Doleantie. Direct na het vertrek van ds. Moeton had de hervormde kerkenraad besloten dat in Jutrijp en Hommerts géén predikant meer benoemd zou worden die níet de Drie Formulieren van Eenigheid zou ondertekenen (de belijdenisgeschriften van de Hervormde Kerk).

Een oud kaartje van de omgeving van Jutrijp en Hommerts
Een oud kaartje van de omgeving van Jutrijp en Hommerts

Het viel niet mee een predikant te vinden die daartoe bereid was.  Pas na dertien beroepen nam ds. J. Jonker van Tjerkgaast het beroep aan en werd in 1887 in het ambt bevestigd. Hij bleef daar tot 1892. Tijdens zíjn ambtswerk in Jutrijp en Hommerts ontrolde zich de Doleantie in beide dorpen.

De Doleantietijd breekt aan.

Terwijl overal in het land de Doleantie om zich heen greep, werd in november 1887 in de hervormde  kerkenraad van Jutrijp en Hommerts  juist besloten ‘vooralsnog de hervormde Synodale organisatie níet af te werpen en de Dordtsche Kerkenordening aan te nemen’. Dat schoot bij een deel van de gemeenteleden echter in het verkeerde keelgat. Twaalf broeders vroegen  op 12 december 1887 in een brief aan de kerkenraad alsnog het tegenovergestelde te doen, en wél ‘het juk van de synodale hiërarchie af te werpen en in Doleantie te gaan. De hoofdonderwijzer van de christelijke school, meester A. Brouwer, schreef een week later bovendien nog een toelichting op die brief, ook gericht aan de hervormde kerkenraad. Deze legde op zijn beurt uit waarom men níet tot Doleantie wilde overgaan. De correspondentie ging daarna door, maar het leidde niet tot het doel dat de twaalf broeders en meester Brouwer voor ogen hadden.

Kennelijk waren er in 1887 al leden die zich van de hervormde kerk hadden losgemaakt, want op 15 september werd aan de broeders R. Kuik, R. Okma en O. Koopmans gevraagd of zij nog lid van de kerk wilden blijven. Het antwoord luidde ontkennend en het gevolg was dat al eind 1887 en begin 1888 in een boerenschuur kerkdiensten gehouden werden waarin ‘verschillende predikanten van de Dolerenden’ in Jutrijp-Hommerts voorgingen.

De Dolerende kerk geïnstitueerd.

Deze groep was vastbesloten om ook in de beide dorpen een ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ op te richten. En dat bleek al snel, want direct na hun ontzetting uit het lidmaatschap van de hervormde kerk kregen de hervormde gemeenteleden op 17 september 1888 een schrijven in de bus ‘namens de vergadering van lidmaten’ die op die dag gehouden was in de schuur van Feite Hofman. In de brief verklaarden ze niet langer medeplichtig te willen zijn aan het verlenen van steun aan de onwettige synodale organisatie van 1816. Ze schreven ook dat ze de kerkenraad ‘een en andermaal’ hadden gevraagd de synodale hiërarchie terzijde te schuiven en aan de aloude Dordtse kerkorde weer geldigheid te verlenen. Maar de kerkenraad had dat verzoek van de hand gewezen.

‘Door die weigering nu, hebben leeraar, opzieners en  diakenen duidelijk getoond hun ambt te hebben losgelaten, zich klemmende aan eene organisatie, die openlijk uitspreekt de verwerping van den Eenigen, Eeuwigen Koning der kerke, Jezus Christus’. De ondertekenaars, A.E. de Jager, F. Hofman en D.G. de Jager, riepen de gemeenteleden op de vergadering van woensdag 26 september 1888 bij te wonen, wéér in de schuur van F. Hofman in Hommerts.

Dr. L.H. Wagenaar (1855-1910).
Dr. L.H. Wagenaar (1855-1910) leidde de vergadering waar de Dolerende kerkenraadsleden gekozen werden.

Het doel van die bijeenkomst was om onder leiding van dr. L.H. Wagenaar (1855-1910), dolerend predikant te Heeg, ouderlingen en diakenen te kiezen.

De op die avond verkozen ouderlingen waren Martinus M. Vos en Ate E. de Jager. Als diakenen werden aangewezen Douwe G. de Jager en Simon J. Leenstra. Op 21 oktober 1888 werden de ambtsdragers door de consulent van de nieuwe gemeente, ds. J.J. Bajema (1844-1927) van Sneek in het ambt bevestigd, waarmee de instituering van de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ te Jutrijp en Hommerts een feit was. ‘Vervolgens gaat men over tot de afsnijding van de Synodale Organisatie van 1816, die in wezen en strekking anti-Gereformeerd is en tot ontbinding en verwoesting der Kerk leidt’.

Ds. J.J. Bajema () bevestgide de Dolerende
Ds. J.J. Bajema (1844-1927) bevestigde de Dolerende kerkenraad in het ambt.

3. Ongeduldig om tot ineensmelting te komen… (1888-1889).

Zo waren er dus twee Gereformeerde Kerken in de beide dorpen: de ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’. De laatste liet er geen gras over groeien. Ze ondernam een stap die zelfs de lándelijke kerkelijke pers haalde! Op voorstel van de dolerende kerkenraad kwamen beide kerkenraden namelijk al snel bij elkaar om overleg te plegen over een mogelijke vereniging. Het was immers zondig dat twee Gereformeerde Kerken naast elkander bestonden? ‘Christus is toch niet gedeeld?’ Tijdens de bespreking bleek, dat beide kerkenraden er mee konden instemmen dat men elkander wederzijds als wettige kerkenraad erkende.

De dolerenden wilden echter nog een stapje vérder gaan en vroegen of de christelijke gereformeerde kerkenraad ermee kon instemmen dat in het vervolg in het christelijk gereformeerde kerkgebouwtje aan de Jeltewei 15 de ene week een dolerende en de volgende week een christelijk gereformeerde dominee zou voorgaan. De dolerenden hadden immers nog geen kerkgebouw en achtten het een goed idee om gezamenlijk gebruik te maken van het bestaande christelijk gereformeerde kerkje. Daarmee kon de christelijke gereformeerde kerkenraad zich echter niet verenigen. De kerkenraad vond namelijk dat  de plaatselijke gemeenten hadden te wachten op wat in de meerdere vergaderingen (classis, particuliere- en generale synode) over ineensmelting besloten werd. De landelijke onderhandelingen daarover waren al aan de gang, dus men zou nog even geduld moeten hebben.

Die christelijk gereformeerde kerkenraad had wel een ànder idee: ze deden het voorstel aan de dolerende kerkenraad om de Dolerende Kerk op te heffen en met de hele gemeente naar de Christelijke Gereformeerde Kerk over te komen (algemeen vonden de chr. geref. namelijk dat het niet aanging dat in plaatsen waar al een Christelijke Gereformeerde Gemeente was, óók nog een Dolerende Kerk te stichten.  Maar daarmee konden de dolerenden niet instemmen.  Beide gemeenten gingen toen verder maar weer gescheiden verder.

Een tweede poging.

jutrijp-brief-1

De brief van 5 oktober 1889.
De brief van 5 oktober 1889.

Op 5 oktober 1889 antwoordden de Dolerenden op een verzoek van de christelijk gereformeerden nóg eens te overleggen over eenwording. Ze stuurden  de christelijk gereformeerde kerkenraad namelijk een brief waarin zij als eerste punt  ‘mét u belijden dat ons gedeeld kerkelijk leven zonde is’. Dát klonk goed. Maar het tweede punt klonk heel anders: omdat de landelijke samensprekingen tussen beide kerken nog niet hadden geleid tot hereniging, zagen de Dolerenden van Jutrijp en Hommerts geen andere mogelijkheid dan dat ‘gij [de christelijke gereformeerden] uw eigenaardig Afgescheiden standpunt voor dat der [Dolerende] Reformatie inruilt. Wij kunnen niet toetreden tot een afdeling van het bij den Staat erkende genootschap van 1869 [het jaar waarin de Christelijke Gereformeerde Kerk door fusie van de Afgescheiden Gemeenten met de Kruisgemeenten ontstond], genaamd De Christelijke Gereformeerde Kerk. (…) Wij kunnen ook niet loslaten de Hervormde Gemeente van Jutrijp en Hommerts en zijn ons bewust kerkeraad te wezen over de historische Gereformeerde Kerk te dezer plaatse’. De Dolerenden achtten zich namelijk (in plaats van de in 1816 gevormde Nederlandsche Hervormde Kerk) ‘de voortzetting van de aloude Gereformeerde Kerk in deze landen’.

De enige mogelijkheid om tot vereniging te komen was volgens de Dolerenden dat de Christelijke Gereformeerde Kerk haar in 1869 opgesteld Reglement zou afschaffen en dat zij bovendien zou erkennen dat niet de Afscheiding van 1834, maar de Doleantie van 1886 de ware Reformatie was.

Ds. H. Beuker van 'De Vrije Kerk' had geen goed woord over voor de houding van de Dolerende kerkenraad in Jutrijp-Hommerts.
Ds. H. Beuker van ‘De Vrije Kerk’ had geen goed woord over voor de houding van de Dolerende kerkenraad in Jutrijp-Hommerts.

Redacteur ds. H. Beuker (1834-1900) van ‘De Vrije Kerk, Vereeniging van Christ. Geref. Stemmen’, schreef in zijn blad een verontwaardigd artikel waarin hij er op wees dat uit de gebeurtenissen in Jutrijp-Hommerts duidelijk bleek dat  de Dolerenden wel wilden verenigen, ‘maar níet op voet van gelijkheid en wederzijdsche erkenning’. Ook schreef hij ‘een ernstig protest’ tegen een artikel van dr. A. Kuyper (1837-1920) in diens weekblad ‘De Heraut’ over die zaak, waarin deze de Dolerende kerkenraad van Jutrijp Hommerts gelijk gaf.

Een Dolerende kerk gebouwd.

De Dolerende gemeente moest natuurlijk wel een behoorlijk onderkomen voor haar kerkdiensten zien te bemachtigen. Aanvankelijk kerkte men in een schuur, soms in een ‘doorreed’ (een onderdak zonder voor- en achterkant). Vandaar dat een stuk grond gekocht werd van de familie Hofman en daar heeft men toen een kerkje op gebouwd. Dat dit geld kostte is duidelijk. Vandaar dat de kerkenraad besloot een schrijven te sturen aan de overige Dolerende kerken  in het land om financiële steun te verlenen (tussen haakjes: niet de kerkenraad ondertekende die in november 1889 rondgestuurde brief, maar de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’. Deze was tegelijk met de instituering van de Dolerende kerk opgericht, omdat de kerk niet door de overheid erkend was en dus geen rechtspersoonlijkheid bezat. De Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ bezat die wel en deed zolang dienst als een soort van Commissie van Beheer).

De Dolerende kerk aan de Jeltewei 150 te Hommerts. Momenteel in gebruik als woning.
De Dolerende kerk aan de Jeltewei 150 te Hommerts. Momenteel in gebruik als woning.

Hoe dan ook, er was nog fl. 1.300 nodig, omdat al ruim fl. 1.000 op eigen kracht bijeengebracht was. En omdat het ‘niet vele rijken en edelen’ waren die de kerk van Jutrijp en Hommerts bevolkten, was steun uit het land dringend nodig om de stenen kerk mogelijk te maken.

De steun bleek voldoende. Het geplande stenen kerkgebouw verrees aan de Jeltewei 150 en werd in 1889 in gebruik genomen.

4. Verenigd (17 november 1892).

We laten allerlei verwikkelingen rond het hoofd van de Christelijke School, die zich achter de Doleantie gesteld had, nu links liggen. We concentreren ons tenslotte op de vereniging tussen de Christelijke Gereformeerde Gemeente en de Dolerenden.

De schrijver van het Gedenkboekje over Jutrijp-Hommerts wijst op de scheidslijn die de Doleantie in het dorp teweegbracht, ook in de gezinnen. Vrienden en buren waren het vaak oneens. Ook de hervormde kerkenraad kon weinig begrip opbrengen voor de gang van zaken. Toen T.U. Attema  aan de hervormde kerkenraad toestemming vroeg om tegen betaling een stuk grasland (toebehorend aan de kerk) te mogen maaien, kreeg hij negatief bescheid. Hij had ‘de Christelijke School in Dolerende handen gespeeld’, en moest nu niet meer op gunsten van de kerkenraad rekenen.

Aanvankelijk maakten beide kerken geen aanstalten gezamenlijk een predikant te beroepen. De Christelijke Gereformeerde Gemeente had ds. H. Dijkstra nog steeds als predikant en bij de Dolerenden  gingen predikanten uit de classis voor of er kwam er een ‘oefenaar’ op de preekstoel; meestal werden echter leesdiensten gehouden. Zelfstandig een predikant beroepen en een pastorie bouwen of kopen was voor de Dolerende gemeente een vrome, maar vooralsnog onuitvoerbare wens. Maar in het achterhoofd bleef kennelijk toch de wens levend om met de christelijke gereformeerden te verenigen. Dán zou er genoeg geld opgebracht kunnen worden voor een predikant. Beide kerken hadden een kerkgebouw(tje); aan dezelfde straat nog wel! De christelijke gereformeerden hadden bovendien een pastorie. Dus ‘vereniging’ zou de oplossing zijn.

De gereformeerde (voorheen Dolerende) kerk van opzij gezien.
De gereformeerde (voorheen Dolerende) kerk van opzij gezien.

Toen ds. Dijkstra afscheid nam…

De oplossing kwam dichterbij toen ds. H. Dijkstra in 1892 een beroep van de kerk van Smilde had gekregen en dat aannam. De christelijke gereformeerde kerkenraad van Jutrijp-Hommerts schreef toen op 12 februari 1892 een brief aan de Dolerende kerkenraad met het verzoek een gezamenlijke vergadering te houden in verband met de komende vacature. Men stelde voor ‘gedurende de vacature zoo dikwijls een onzer kerken een leeraar heeft, deze in elke kerk eenmaal te laten prediken en hem gezamenlijk te betalen’. Ook stelde men voor gezamenlijk een predikant te beroepen, zij het als twee zelfstandige kerken. Want de landelijke vereniging tussen beide kerken zou in februari 1892 nog enkele maanden op zich laten wachten.

Tegen de voorgestelde procedure van het gezamenlijk beroepen  van een predikant hadden de Dolerenden aanvankelijk echter enkele bezwaren. Maar toen ds. Dijkstra fysiek afscheid genomen had kwamen beide kerkenraden onder leiding van de wederzijdse consulenten in een gecombineerde vergadering bijeen. Daar werd toen toch een overeenkomst ‘inzake de tijdelijke vervulling van de Dienst des Woords’ besproken en uiteindelijk aangenomen.

Beide kerken zouden indien mogelijk om de beurt voor een dominee zorgen. De kerkdiensten zouden om en om in een van beide kerken gehouden worden, al dan niet onder leiding van een predikant of een oefenaar. Ook maakte het niet uit of er avondmaal of dopen was. De collecteopbrengsten zouden fifty-fifty verdeeld worden. Ook de procedure voor het gezamenlijk beroepen van een predikant werd geregeld. De Dolerenden zouden jaarlijks een vergoeding betalen voor het gebruik en het onderhoud van de pastorie.

Op 17 juni 1892 vond de landelijke vereniging van de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ plaats. De Christelijke Gereformeerde Gemeente te Jutrijp-Hommerts heette sindsdien Kerk A; de Dolerende kerk Kerk B.

De eerste predikant van de Gereformeerde Kerk.

Op 19 juni 1892 – twee dagen na de landelijke Vereniging – brachten de gecombineerde kerkenraden een beroep uit op ds. J. Kok (1857-1928) van de Gereformeerde Kerk in het Friese Idskenhuizen. Ds. Kok wilde het beroep wel aannemen, maar alleen onder de voorwaarde dat beide gemeenten klaar waren om tot Ineensmelting over te gaan. Die toezegging kreeg hij, waarna hij het beroep aannam.

Op zondag 28 augustus dat jaar werd hij als predikant van de Gereformeerde Kerk te Jutrijp-Hommerts in het ambt bevestigd. Dat gebeurde onder leiding van ds. F.M. ten Hoor (1855-1934) van Franeker. In de tweede dienst deed ds. Kok intrede naar aanleiding van de woorden uit 2 Korintiërs 4:5: ‘Want wij prediken niet onszelven, maar Christus Jezus, den Heere; en dat wij Uw dienaars zijn om Jezus’ wil.

Ds. J. Kok () wilde alleen komen als de kerkenraden bereid waren tot vereniging.
Ds. J. Kok (1857-1928) wilde alleen naar Jutrijp-Hommerts komen als de kerkenraden bereid waren tot vereniging.

De classis Sneek van 12 november 1892 kon melden dat ‘in Jutrijp-Hommerts de A- en B-kerken samengesmolten’ worden.  Op 17 november 1892 was het zover: toen werd de “Acte der Ineensmelting der Gereformeerde Kerken te Jutrijp-Hommerts A en B” getekend (dr. G.A. Wumkes – geciteerd door A. Algra – meldt in zijn ‘Kroniek’ dus ten onrechte dat deze Ineensmelting plaats had op 1 april 1894). Overigens is deze Ineensmeltingsdatum nimmer in de landelijke ‘Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken’ vermeld.

Het Dolerende kerkgebouw wordt de gereformeerde kerk.

Het besluit van de nu verenigde kerkenraad om alleen de kerk van de Dolerenden aan de Jeltewei 150 te gebruiken voor de eredienst, had tot gevolg dat de kerk moest worden uitgebreid. Het kerkje van de voormalig christelijk gereformeerden aan de Jeltewei 15 werd in het vervolg alleen voor catechisaties en vergaderingen  gebruikt, maar werd later verkocht. De preekstoel, de banken en het orgel uit de christelijke gereformeerde kerk werden overgebracht naar de kerk van de vroegere Dolerenden.

De gerefoormeerde (voorheen Dolerende) kerk te Hommerts.
De gereformeerde (voorheen Dolerende) kerk te Hommerts.

De vereniging tussen beide kerken mocht dan officieel in kannen en kruiken zijn, toch lette elke ‘bloedgroep’ er nog vele jaren daarna op of dominee het evangelie wel bracht op de manier zoals het in hun midden goed geacht werd. Het viel niet mee om het ieder naar de zin te maken. De inhoud van de preek en die die van de ‘wederzijdse’ landelijke kerkbladen, zoals ‘De Heraut’ en ‘De Vrije Kerk’, werden kritisch bekeken. Een dominee merkte op: ‘Het zijn hier allemaal theologen’.

Hoe dan ook, de kerk te Jutrijp-Hommerts kon jaren vooruit. Maar ook deze kerk kreeg te maken met de ontkerkelijking en de trek naar de grotere plaatsen; vanaf 1970 moest in combinatie met andere kerken (zoals die te Woudsend) een predikant beroepen worden, omdat het ledental  terugliep en de inkomsten een zelfstandige benoeming van een dominee niet meer toelieten.

In 2000 werd de gereformeerde kerk aan de Jeltewei buiten gebruik gesteld en werd in het vervolg in de hervormde kerk van Hommerts gekerkt (in Jutrijp staat geen hervormde kerk meer; de nieuwste hervormde kerk werd in 1970 buiten gebruik gesteld en in 1976 gesloopt). Per 31 augustus 2006 fuseerden de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente tot de Protestantse Gemeente te Jutrijp-Hommerts, na al eerder in federatief verband te hebben samengewerkt.

Ledentallen.

De ledentallen van de Gerf. Kerk te Jutrijp-Hommerts tussen 1903 en 2003.
De ledentallen van de Geref. Kerk te Jutrijp-Hommerts tussen 1903 en 2003.

Bronnen:

A. Algra, De Historie gaat door Het Eigen Dorp, derde deel. Leeuwarden, g.j.

Archief Classis Sneek van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Tresoar, Leeuwarden

Archief Particuliere Synode Friesland (-Zuid) der Gereformeerde Kerken in Nederland. Tresoar, Leeuwarden

H. Beuker (red.), De Vrije Kerk. Vereeniging van Christ. Geref. Stemmen. Vijftiende Jaargang. Leiden, 1889

Het Kerkblad, Officieel Orgaan van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 1894

W.P. Vellinga, Eben Haëzer. Inkelde oantekeningen út de skiednis fan de Grifformearde Tsjerke fan Jutryp-Hommerts nei oanlieding fan har 100-jierrich bestean. 1888 oktober 1988. Jutrijp-Hommerts, 1988

© 2016. GereformeerdeKerken.info