De droeve ambtsperiode van ds. Eppe Weers te Meppel (1865-1879)

Inleiding.

Eerder berichtten we op deze website over de Afscheiding te Meppel in 1835, waarna we enkele periodes uit de geschiedenis van de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Meppel onder de loep namen, t.w. de periode van ds. W.J. Weijenberg (de jaren 1856 tot 1859) en die van ds. M. Stadig (in de jaren 1860-1863.

Kaart van Meppel rond 1870 (J. Kuijper).
Kaart van Meppel rond 1870 (J. Kuijper).

Deze keer beschrijven we de periode van ds. E. Weers, die van 1865 tot 1879 in Meppel stond. Het onderstaande verhaal begint nadat ds. Stadig in 1863 afscheid had genomen van de Afgescheiden Gemeente in Meppel en het beroepingswerk ter hand genomen was.

Ds. Eppe Weers.

Ogenblikkelijk na het bedanken van ds. Vos stelde de kerkenraad een nieuw drietal op. Ds. H. Renting (1825-1891) van Middelburg werd beroepen, maar ook hij bedankte. In januari 1865 preekte ds. E. Weers (1812-1888) van Rouveen in Meppel  (oefenaar Prins vervulde toen diens beurt in Rouveen). Dat beviel! Ds. Weers kwam toen op het eerstvolgende drietal en werd beroepen, zij het op een intussen weer tot fl. 600 verminderd traktement en zij het slechts door een deel van de gemeente begeerd. De predikant schreef daarom terug of hij er van op aan kon dat zij die niet op hem gestemd hadden in zijn komst zouden berusten of dat er trammelant van zou komen.

Daar moest de kerkenraad naar waarheid op antwoorden: ‘Neen, er zijn er die dat niet kunnen’. Niet iedereen zag hem graag komen omdat zijn stemgeluid door een lichte keelaandoening niet al te sterk was en sommigen vreesden hem niet goed te kunnen verstaan. Dat ongemak had hij opgedaan doordat hij had kou gevat; ds. Weers moest daarom na elke dienst een ei gebruiken (‘een ei hoort er bij!’).

Weers had wel een bijzonder wapenfeit op zijn conto kunnen schrijven: hij was in 1842 één van de studenten geweest die op de Zuiderbegraafplaats te Groningen de wacht betrokken hadden bij het graf van de pas overleden ds. H. de Cock (1801-1842), omdat gevreesd werd dat tegenstanders zijn graf wilden schenden.

Hoe dan ook, ondanks zijn aarzelingen kwam Weers nóg een keer preken, werd op zijn verzoek het een en ander aan de pastorie vertimmerd, waarna hij de kerkenraad berichtte het beroep aan te nemen. Op 29 mei 1865 werd hij door ds. H. Schoenmaker (1822-1874) van Nijeveen bevestigd en zo werd ds. Eppe Weers op 52-jarige leeftijd de achtste predikant van Meppel. Hij heeft de gemeente ongeveer vijftien jaar, tot januari 1879, gediend.

Ds. E. Weers ().
Ds. E. Weers (1812-1888).

Ds. Y.K. Vellenga (1896-1968) van Meppel schreef in de jaren ’30 in het ‘Kerkblaadje’: ‘Ds. Weers was een gemoedelijk man die zijn arbeid met grote trouwe verrichtte. Tijdens zijn ambtstijd in Meppel ging de gemeente gestadig vooruit. Zijn kracht lag vooral in het pastoraat. Zijn handschrift was echter bijkans onleesbaar – hij schreef zelf de kerkenraadsnotulen – en na een jaar werd hij vervangen door een ouderling die de ‘ui’ als ‘eu’ schreef. Enige tijd later werd ouderling A.G. de Vries weer scriba en was er op dit gebied althans niets meer aan de hand’.

Strubbelingen.

In die tijd waren in kerkenraad nogal wat strubbelingen. Zo schreef een zuster der gemeente in oktober 1864 een brief aan ds. Weers waarin zij op wat al te vrijmoedige wijze kritiek had op een van zijn preken. Ds. Weers nam de brief mee naar de kerkenraad. De broeders wilden de zaak kerkelijk behandelen (actie ondernemen dus), maar de voorzitter (ds. Weers!) raadde dat af. Tóch gebeurde het, en dus gingen de predikant en een ouderling bij de zuster op bezoek. Daar werd de zaak rechtgetrokken. De kerkenraad wilde echter niet alleen een mondeling, maar ook een schriftelijk excuus. Of dat gebeurd is, is in het archief niet meer na te gaan: de meeste brieven uit de begintijd van de kerk van Meppel zijn verloren gegaan.

Bijna een jaar later vroeg ds. Weers een zondag in Dedemsvaart te mogen preken. Dat vond de kerkenraad niet goed. Hij hoorde in Meppel op de preekstoel. Maar enkele jaren later kreeg de predikant toestemming om collega’s te vragen een dienst waar te nemen ‘omdat de gemeente hier garen eens wat nieuws hoort’…

Eind 1865 moesten weer eens ambtsdragers verkozen worden. Op een van de ‘tweetallen’ stond een gemeentelid van wie gezegd werd dat hij altijd kritiek had op de preken van de dominee. Hij kwam echter tóch op het dubbeltal. Een goeie manier om hem de mond te snoeren?

De pastorie van ds. Weers (midden).
De pastorie van ds. Weers (midden).

Ds. Weers’ prediking uit de gratie…

Het moet voor ds. Weers niet gemakkelijk geweest zijn met enige regelmaat mensen de kerk uit te zien lopen omdat ze het met zijn preken niet eens waren, of  gemeenteleden die om die reden maar thuis bleven. In 1873 kwam het zelfs zover dat een door een aantal leden ondertekend schrijven werd ontvangen waarin de kerkenraad verzocht werd óm de veertien dagen een ándere dominee te vragen óf een tweede predikant te beroepen; ‘de gemeente hoorde garen eens wat nieuws’… Enerzijds was ds. Weers, zoals gezegd, een goedmoedig man, maar anderzijds maakte de kerkenraad het hem – om het voorzichtig te zeggen – niet altijd even makkelijk. Ook dwarsliggende gemeenteleden vonden het soms leuk hem te kritiseren. Desondanks blijft toch de indruk achter dat men over het algemeen – hoewel zijn pastoraat geroemd werd – zijn prediking na verloop van tijd niet bijzonder meer op prijs stelde.

Ook over het traktement werd zo nu en dan gesoebat. Het salaris van ds. Weers was gesteld op fl. 600, terwijl de predikanten die vóór hem beroepen waren fl. 700 hadden aangeboden gekregen. In Meppel werd daarop de volgende oplossing gevonden: men zou de predikant jaarlijks vrijwillig een varken erbij geven! Maar de predikant kon van de fl. 600 op het laatst kennelijk toch niet meer rondkomen, zodat hij om verhoging vroeg. De vergadering van manslidmaten nam daarover een besluit: aan de predikant werd fl. 100 verhoging toegestaan ‘om de dure tijd’. Dan zou ‘dat gebedel voor het verken jaarlijks ophouden’.

Cholera (1866).

Vanuit Voor-Indië was sinds het begin van de negentiende eeuw de zeer gevaarlijke cholera over de wereld verspreid. Ook in ons land brak her en der cholera uit, vooral in de jaren 1848 en 1849, toen in slechts enkele maanden tijd 22.000 mensen aan de ziekte stierven. Slechts langzaam drong het besef door dat schoon water een belangrijke voorwaarde was voor het keren van deze ingewandsziekte, die af en toe in de vorm van een epidemie de kop opstak. In 1866 was in ons land weer een epidemie met zo’n 20.000 doden en toen bezocht de cholera ook Meppel. Enkele keren werd in de kerk een bidstond gehouden. Het ‘normale’ jaarlijkse sterftecijfer in de nog niet al te grote Kerk van Meppel bedroeg in die tijd gemiddeld vijf, maar in juni 1866 stierven nu in één maand tijd maar liefst tien gemeenteleden; niemand werd ontzien, jong noch oud.

De nieuwe kerk aan de Stoel;draaijerstraat (later de KLeine Kerkstraat genoemd). Links de gereformeerde school.
De kerk aan de Stoeldraaijerstraat (later de Kleine Kerkstraat genoemd). Links de gereformeerde school.

Van ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ naar ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ (1869).

In Afgescheiden kringen ontstond rond 1838 onenigheid over een aantal zaken, zoals over het ambtsgewaad van de predikant (moest dat verplicht wél of níet gedragen worden?). Maar een andere zaak die de gemoederen in beweging bracht was de vraag of men als Afgescheidenen bij de Koning wél of níet vrijheid van godsdienst moest aanvragen. Deed men dat wél, dan betekende dat, dat de naam ‘Gereformeerd’ niet meer gebezigd mocht worden, omdat die volgens de Regering voorbehouden was aan de ‘aloude vaderlandsche Kerk der Hervorming’, ook al heette die Kerk sinds 1816 ‘Nederlandsche Hervormde Kerk’ en niet meer ‘Gereformeerde Kerk’, zoals daarvoor. Bovendien erkende men bij de vrijheidsaanvrage dat men geen recht had op de kerkelijke goederen van de hervormde kerk.

Een deel van de Afgescheiden Kerken piekerde er niet over de naam ‘Gereformeerd’ prijs  te geven. Ze vroegen dus geen vrijheid aan en bleven, ondanks de tolerantere houding van Koning Willem II sinds 1841, onderworpen aan de verbodsbepalingen. Ze noemden zich dan ook ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’. In Meppel werd wél vrijheid gevraagd en, in 1841, verkregen. Men bleef dus ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’, zonder de soms gebruikte toevoeging ‘Gereformeerd’.

Gelukkig verenigden beide kerkgenootschappen zich voor het grootste deel in 1869. De naam van de ‘nieuwe’ kerk werd ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’, met plaatselijke gemeenten, ook in Meppel. De scriba schreef daarom aan de burgemeester ‘dat wij bij de volkstelling niet meer de naam van ‘Afgescheiden’ dragen maar de naam van Cristelijk Griffemeer’. Hopelijk pasten ze op het gemeentehuis de juiste spelling toe. De naam van de kerk bleef zo tot 1892 toen een tweede kerkfusie plaatsvond (die tussen de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ uit de Afscheiding van 1834 en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ uit de Doleantie van 1886).

Tuchtoefening, enz.

De gemeente groeide ondertussen gestaag. De lidmatenboeken noemen regelmatig namen van nieuwe leden, soms hele gezinnen. In 1879, direct na het vertrek van ds. Weers, moest in de kerk aan de toenmalige Stoeldraaijerstraat zelfs een galerij gebouwd worden, waar honderd mensen konden zitten. Het avondmaalbezoek was in Meppel nog niet zo strikt geregeld als later: regelmatig namen mensen aan het avondmaal deel die geen lid van de kerk waren. Wie daarmee bedoeld werden is niet helemaal duidelijk: op veel plaatsen verstond men alleen belijdende leden onder leden der kerk, doopleden (nog) niet. Daarom is het mogelijk dat soms ook (oudere) doopleden aan het avondmaal deelnamen. We weten namelijk dat niet alle ouderen tot het doen van belijdenis kwamen. Wel werden ze daartoe regelmatig en voortdurend gemaand.

De Christelijke Gereformeerde kerk te Meppel, in gebruik van 1845-1897
De Christelijke Gereformeerde kerk te Meppel, in gebruik van 1845-1897

‘Een bordel te veel’.

De tuchtoefening werd bij de groei van de gemeente natuurlijk ook vaker toegepast. Vooral gedwongen huwelijken en dronkenschap waren daarvan de oorzaak, en waarlijk niet alleen in Meppel. In elk kerkelijk gedenkboek kom je dat tegen. Zo lustte de koster van de kerk in de jaren ’70 van de negentiende eeuw graag ‘een bordel te veel’. In juli 1872 werd hij daarover onderhouden en betuigde weliswaar spijt, maar verviel desondanks telkens weer in het oude kwaad. Vier jaar later werd hij weer op de kerkenraad ontboden waar ‘hij vermaand werd wegens zijn misbruik van sterken drank’. Omdat hij er nou tóch was deelde de kerkenraad hem meteen mee dat hij de kerk béter schoon moest houden. Je zou zeggen dat je met een stevige borrel op wel dubbel zo veel vuil zag liggen, maar dat was kennelijk niet het geval. Toen hij, weer drie jaar later, óok nog dronken langs de weg gezien was, waarbij hij de hele straat nodig had en waarvan vele belangstellenden getuige waren, en dat hij in die toestand bij de slager tot overmaat van ramp ook nog een stuk worst had gekocht, zwegen de getuigen niet (de koster zelf ontkende ten stelligste en onder ede dat hij dronken was geweest, want hij wás absoluut nooit dronken en ook had hij geen worst gekocht – hoe kwamen ze erbij!). Uiteindelijk kon de koster de ontkenning niet volhouden. De bewijzen stapelden zich op. Zelfs werd duidelijk dat zijn vrouw hem vaak een flinke fles op bed bracht (maar dat was alleen als hij ziek was, vertelde de koster). De koster werd uit zijn functie ontheven en zijn zoon kwam voor hem in de plaats.

Ook gedwongen huwelijken kwamen met enige regelmaat voor. In 1868 kwam de kerkenraad op bezoek bij een vrouw die getrouwd was met een man die niet tot de Christelijke Afgescheidene Gemeente behoorde. Ze gaven ruiterlijk toe dat hun huwelijk ‘gedwongen’ was. De vrouw zei dat dit haar leed deed en dat ze zich ervoor schaamde. Toch werd ze onder censuur gesteld. Vaak was het gevolg daarvan dat men in de kerk tijdens de kerkdienst schuldbelijdenis moest afleggen, waarna de censuur weer kon worden opgeheven. Je stond dan flink te kijk. De kerk zat op zo’n zondag in ieder geval vol. ‘Hoe haalden we het in onze gereformeerde koppen zulke maatregelen te bedenken’, schreef jaren geleden een zeer bekende gepensioneerde (nu niet meer zo erg gereformeerde) VU- hoogleraar in een gedenkboek van de kerk te Drachten.

Blik op de stad.
Blik op de stad.

Geen pastoraat voor de pastor…

Zoals gezegd lag de grote kracht van ds. Weers in het pastoraat. Zo ging het verhaal over een soldaat die voor het eerst op een zeer vroege ochtend moest vertrekken om op tijd bij zijn garnizoen te zijn. De predikant had geen gelegenheid gehad afscheid van zijn catechisant te nemen. Om middernacht, toen het hele gezin al op bed lag, werd er bij de militair aan de deur geklopt: ds. Weers en zijn vrouw stonden op de stoep. De jongeman – zo werd verteld – kwam (slaperig als hij was) niet uit zijn bed, maar de predikant ging niet weg voor hij met hem gebeden had. Ds. Vellenga concludeerde: ‘Zo is er veel goeds over deze trouwe dienaar van de kerk van Meppel te verhalen. De zieken en bedrukten konden daarvan getuigen. Maar de onduidelijkheid van zijn stem ‘en de verwardheid van zijn voorstel’ [= preek] braken hem op, vooral door toedoen van gemeenteleden die geen oog hadden voor de menselijke maat of die wrok koesterden omdat ze bij het een of andere geschil geen gelijk gekregen hadden’. Zo werd in de gemeente gestookt en ontstond langzamerhand meer en meer onrust en ontevredenheid.

Zoals gezegd kwamen brieven binnen met het verzoek toch vooral een tweede predikant te beroepen; mensen liepen onder de dienst de kerk uit; sommigen gingen elders kerken, zoals in de ‘Koningskerk’, het lokaal waar de in een vorig artikel op deze website al genoemde langjarige dissident G. Koning zijn ‘oefeningen’ hield. De kerkdiensten van ds. Weers werden in ieder geval steeds minder bezocht; dit heeft hem ongetwijfeld veel verdriet gedaan. Ook kerkleden kunnen hard zijn.

Uiteindelijk bedacht de kerkenraad maatregelen tot losmaking van de predikant. Men deed hem allerlei voorstellen om zo van hem af te raken. Dit alles noopte hem na verloop van tijd naar een kleinere werkkring te zoeken, die hij vond in de kerkelijke gemeente van Woldendorp, waarheen hij op 5 januari 1879 vertrok. Daar heeft hij nog tot 1886 gearbeid. In 1890 is hij gestorven. Tijdens de eerstvolgende vergadering over het beroepingswerk besloot de kerkenraad van Meppel het traktement van de nieuwe predikant in één keer van fl. 700 op fl. 1.200 te brengen…!

meppel-verenigingsnieuws

De JV ‘Timotheüs’ (1869) en de Knapenvereniging ‘Jozef’ (1873).

Tijdens de ambtsperiode van ds. Weers werd de zeer bekend geworden JV ‘Timotheüs’ opgericht. Deze Jongelingsvereniging stelde zich ten doel haar leden degelijk voor te bereiden op het kerkelijk en maatschappelijk leven. Daartoe werd wekelijks vergaderd en kregen de leden beurtelings opdracht over een opgegeven bijbelgedeelte een ‘inleiding’ te houden, waarover vervolgens door de heren uitvoerig werd gediscussieerd. Verder werden ook de kerkgeschiedenis en allerlei maatschappelijke en staatkundige onderwerpen bestudeerd en besproken, opdat men ook in het politieke leven zijn mannetje zou staan (toen dr. A. Kuyper later, in 1879, de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) oprichtte, die wilde uitgaan van de gereformeerde beginselen, werden op de JV’s de neuzen die kant opgezet).

Opmerkelijk is dat de JV’ers zich verantwoordelijk voelden voor de jongere jongens: ‘In de decembermaand van 1873 werd op de JV ‘Timotheüs’ besloten op te rigten een jongeliedenafdeling, met de naam ‘Jozef’, die een onderdeel zou vormen van de JV ‘Timotheüs’ alhier. Na breedvoerige bespreking wordt dit met meerderheid van stemmen aangenomen. Voorstellers waren de leden van ‘Timotheüs’ J. Stagger, G. Stagger en J. Valentijn. Den 12 januari 1874 wordt  de eerste vergadering van ‘Jozef’ geleid door de heeren G. Stagger en H.A. Rooseboom. Een veertiental jongens gaven zich op die allen het Reglement moesten teekenen en hierdoor te kennen gaven dat zoowel hun geestelijke als hun stoffelijke belangen alle ‘Timotheüs’ toekwamen’.

‘Guitenstreken’.

‘Men vergaderde voorlopig elke vrijdagavond, terwijl des zomers om de veertien dagen vergaderd werd. De eene week werd de knapenvergadering geleid door G. Stagger en B. Broekhuizen, terwijl de andere week J. Stagger en J. Valentijn leidden. En zoo is ongeveer het eerste tiental jaren de leiding der Knapenvereeniging ‘Jozef’ geweest, dat bijvoorbeeld een der bestuursleden, of ten minste een der beste krachten van de leden der JV ‘Timotheüs’, zich er voor inspande. (…)’

‘Maar door de guitenstreken van Jozef viel de leiders de leiding van ‘Jozef’ niet altijd mee, zoodat men de leidsels in andere belijnde handen overgaf, zooals onderwijzers, kwekelingen, aspiranten der zondagsschool, enz., die als leiders meer tegen het lijden van ‘Jozef’ konden. Maar ook dat hielp vaak niet. Zoo probeerde men het in 1890 met meer bezadigde of invloedrijke mannen en persoonlijkheden die als hypnotiseurs op de jongens zouden werken, maar dat duurde zoo lang totdat ook deze leidsels weer verstreken en ‘Jozef’ weer een andere koetsier op de bok moest hebben, die de leidsels weer strakker toetrok. Zo sleepte ‘Jozef’ in algemeenen zin zijn leven door’. Dat beloofde wat voor de toekomst…

De christelijke school wordt uitgebreid (1876).

Het eerste hoofd van de Christelijke School te Meppel,
M. Uhl, het eerste hoofd van de christelijke school te Meppel,

Tijdens de ambtsperiode van ds. Weers werd ook de christelijke school uitgebreid. In het administratieschrift betreffende de ‘Schoolbouw der Chr. Ger. Gemeente’ wordt verteld: ‘De Christelijk Ger. Gemeente te Meppel Heeft in zijne vergadering van den 14 september 1874 besloten om de benoodigde gelden op te nemen tot de aankoop van de beide woningen naast de kerk der bovengenoemde gemeente, van den heer H. Steenbergen, en voor de grond van de gemeente Meppel achter de school en tot het aanbouwen van een lokaal aan genoemde school, omreden de oude school te klein en afgekeurd is door de heer Tresling, School op Ziender [de ‘schoolopziener’ was zoiets als de inspecteur tegenwoordig]. De Gelden hiertoe benoodigd worden bij vrijwillige giften gegeven, of bij rentelooze aandeelen van 50 gulden, en bij aandeelen van 100 gulden, te vier procent ten honderd’. Aan de schoolcommissie werd opgedragen de aflossing van de aandelen, ‘beginnende in mei 1877 totdat de opgenomene gelden zijn afgelost’, af te handelen. In 1876 kon het tweede lokaal gebouwd worden, dat 10 oktober dat jaar in gebruik genomen werd. De inkomsten en uitgaven van deze onderneming werden keurig bijgehouden: in totaal kwamen in 1875 aan vrijwillige giften bijna fl. 592 binnen, werden voor fl. 1.600 renteloze aandelen geplaatst en aan rentegevende voor fl. 3.500, en ontving men fl. 36 aan huishuur. Dat leverde een totaal van fl. 5.728 aan inkomsten op. Twee jaar later kon eindelijk de definitieve afrekening gemaakt worden: ‘alle ontvangsten fl. 5.8923,29½ en alle uitgaven idem’.

De gereformeerde school stond naast de kerk van de Christelijke Gereformeerde Gemeente.
De gereformeerde school stond naast de kerk van de Christelijke Gereformeerde Gemeente.

Een vacaturetijd met van alles wat.

Het herderloze tijdperk na het vertrek van ds. Weers duurde ongeveer een jaar: van 4 januari 1879 tot 29 februari 1880, toen de volgende predikant, ds. T. Noordewier, intrede deed. Er is in die tijd van alles gebeurd. Van belang was, zoals al eerder vermeld, het feit dat in de kerk een galerij met honderd zitplaatsen gebouwd moest worden, om het steeds toenemende aantal hoorders te kunnen bergen. De kosten daarvan waren fl. 387. De ingreep werd verricht door timmerman Karst Worst. Hij leverde niet alleen de laagste inschrijving, maar de kerkenraad gaf in zijn notulen ook duidelijk te kennen het hem van harte te gunnen.

Toen de galerij er eenmaal was moest ook de voorgevel van de kerk vernieuwd worden. Ook die opdracht werd aan Worst verstrekt. Wel moest hij zorgen dat het benodigde materiaal bij leden der gemeente werd gekocht, ténzij de prijs met andere leveranciers teveel verschilde. Nadat de voorgevel was opgeknapt pakte men de pastorie aan. Besloten werd een nieuwe predikantswoning te bouwen aan de Heerengracht.

Een nieuwe predikant.

Ds. T. Noordewier (1843-1913), (chr.) geref. predikant te Meppel van 1880-1913.
Ds. T. Noordewier (1843-1913), (chr.) geref. predikant te Meppel van 1880-1913.

Ondertussen werd getracht een nieuwe predikant te krijgen. Vijfmaal werd een beroep uitgebracht. Telkens werd een drietal gesteld, zonder dat de gemeente daartegen in opstand kwam, zoals vroeger wel eens gebeurde. De eerste vier beroepen die werden uitgebracht waren die op ds. E. Douma (1842-1913) van Drachten, ds. J. Westerhuis (1851-1910) van Landsmeer, ds. A.H. Gezelle Meerburg  (1845-1905) van Almkerk en ds. M. van Minnen (1837-1910) van Utrecht. Ze bedankten echter alle vier.

Bij het vijfde drietal bevond zich ook ds. T. Noordewier (1843-1913) van het Friese Veenwoudsterwal. Dacht de kerkenraad in volle overtuiging dat ds. J.H. van der Lichte (1843-1918) van Hijum of ds. J.A. de Bruijn (1846-1927) van Hazerswoude wel verkozen zou worden, ‘bij de Heere was het echter anders bepaald en was het hier zoo duidelijk dat alle harten in Zijn hand zijn. Op ds. Noordewier van Veenwoudsterwal zijn alzoo uitgebracht 42 stemmen, terwijl op ds. De Bruin 6 en op ds. Van der Lichte slechts 3 stemmen uitkwamen’. Dus werd ds. Noordewier beroepen en hij nam het beroep aan.

Ds. Tonnis Noordewier was in 1843 geboren en was 36 jaar toen hij in Meppel kwam. De kerkenraad was zo blij met de voorspoedig verlopen en door het grote merendeel der gemeente gewenste beroeping dat men er speciaal voor bijeenkwam om samen eens te zingen en aan de blijdschap en de dankbaarheid lucht te geven. De predikant was van 1880 tot aan zijn overlijden in 1913 aan de kerk van Meppel verbonden.

Bronnen:

Archief van de Gereformeerde Kerk te Meppel. Drents Archief, Assen.

G.J. Kok, ‘… Die verenigde wat gescheiden was …’. Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Meppel (1835-2005) met Inventaris van het Archief. Groningen, 2014

Y.K. Vellenga, Uit de Historie. Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Meppel [tot 1887]. In: Kerkblaadje der Gereformeerde Kerk te Meppel, nrs. I tot LVI, 1933 – 1937.

©   2016. GereformeerdeKerken.info

Lees ook:

De Doleantie te Meppel (1887) Tien jaar Dolerend kerkelijk leven in Meppel (1887-1897)  en  De Ineensmelting tussen Kerk A en B te Meppel (1897).