Afgescheiden settlers in Roseland, Illinois

Inleiding.

De schrijver, John de Young (in Nederland gewoon Jan de Jong), zoon van mr. Pieter de Jong, een belangrijke persoonlijkheid in de vroege geschiedenis van de gemeenschap van Roseland, schreef dit verhaal in 1908, dat gebaseerd is  op zijn diepgaande kennis van Roselands geschiedenis.

Kaart van de Grote Meren in de Verenigde Staten (Google).

Roseland, toen nog ten zuiden van Chicago, Illinois, werd gesticht in de veertiger jaren van de negentiende eeuw door Nederlandse immigranten, die die omgeving ‘De Hooge Prairie’ noemden, omdat het gebouwd was op hogere en drogere gronden dan de eerdere Nederlandse nederzettingen, verscheidene kilometers verder naar het zuiden van de Little Calumet River, die ‘Laage Prairie’ (nu South Hollland, Illinois), genoemd werden. Roseland is nu een deel van Chicago, Ill. In het onderstaande verhaal gaat het over wat nu ‘Old Roseland’ genoemd wordt.

John de Young’s geschiedenis van Roseland.

“Het was in het jaar 1849 in de maand April dat tien huisgezinnen uit de provincie Noord-Holland na rijp beraad de reis aanvaardden om te verhuizen naar de Verenigde Staten van Noord Amerika.

De namen van de hoofden van deze tien huisgezinnen waren als volgt: Jacob de Jong, Pieter de Jong, Klaas Dalenberg, Cornelis Kuiper, Gerrit Eenigenburg, Hark Eenigenburg, Pieter Oudendijk, Johannes Ambuul, Jan Jonker en Jan Bras. Er waren twee oude vaders, Cornelis Dalenberg en Cornelis Hoogendonk, vader en schoonvader van Klaas Dalenberg. Deze beide oude mannen stierven op de reis aan de cholera, en de oceaan werd hun graf. Ook waren er nog twee jongelingen, Pieter Dalenberg en Jan Ton. Aan dit gezelschap werd nog toegevoegd het huisgezin van Leendert van der Sijde voor ze Rotterdam verlieten.

Het was op Zaterdag dat de goederen geladen werden in een schuit liggende in het Noord-Hollands Kanaal, om hen naar Rotterdam te brengen. De dag daarop was het Zondag en ging het merendeel van dit volkje de godsdienstoefening nog bijwonen in het Godshuis te Krabbendam en des avonds gingen ze allen aan boord van de schuit om de volgende morgen (Maandag) de reis te beginnen, om hun Vaderland waarin zij geboren waren vaarwel te zeggen voor een ander en vreemd land.

De geschiedenis van Roseland werd al in geuren en kleuren verhaald...
De geschiedenis van Roseland werd al in geuren en kleuren verhaald…

De reis begint.

In Rotterdam lagen we enige dagen stil, voor we verder konden gaan en een van de kinderen van Klaas Dalenberg stierf daar en werd er begraven. Wij verlieten Rotterdam per stoomboot naar Le Havre, Frankrijk. Dit gedeelte van de reis was nogal stormachtig, en de meesten werden zeeziek en hadden, voor we Le Havre bereikten, lege en schone magen. Daar vertoefden we enige dagen voordat we aan boord konden gaan van de driemaster ‘Massachusetts’, waarvan de eigenaar in Boston woonde.

De reis op dit schip over de oceaan zal nooit uit het geheugen gewist worden van degenen die oud genoeg waren om het zich te herinneren. (…) We waren nog niet lang op de oceaan of de cholera brak onder ons uit en als ons geheugen ons niet vergist, stierven er negentien aan deze pestziekte, en hun graf werd de oceaan. De zeereis duurde tweeënveertig dagen; zeer zware stormen hadden we niet; een enkele golfslag kwam er nog wel eens op dek, maar we meenden dat er geen gevaar was om te vergaan.

De zware verliezen aan doden bracht als vanzelf rouw te weeg en was zeer beproevend voor velen, maar ons volkje had geleerd tot Hem te gaan die ons troosten kan en wil in zulke omstandigheden; zij gingen tot Hem ook toentertijd en vonden troost en sterkte bij de Heere onder de zware beproevingen. De laatste zondag hielden ze nog godsdienstoefening boven op het dek aan boord van het schip, lazen een preek, baden te samen en zongen ze ook nog psalmen tot Gods eer. We herinneren ons nog goed dat enige Duitsers hiermee spotten, doch onze kapitein (een Amerikaan) had eerbied voor dit godsdienstig gezelschap; hij ontblootte het hoofd en verbood de Duitsers het spotten.

De negen stichters van (Old) Roseland.
De negen stichters van (Old) Roseland.

Na een zeereis van tweeënveertig dagen kwamen we eindelijk in New York aan wal en vandaar werd de reis voortgezet; eerst per stoomboot langs de Hudson rivier van New York City naar Albany, NY, en vandaar per kanaalboot naar Buffalo, NY, door het Erie Kanaal. Dit was een reisje dat acht dagen duurde, en vandaar ging het per stoomboot naar Chicago, Ill. Hier werden we opgewacht door een oude kennis met name Klaas Pool, die in het najaar van 1847 naar Amerika verhuisd was met ene Klaas Paarlenberg, beiden uit Noord-Holland. Hier vonden we huisvesting in een huis aan Randolph Street.

In Chicago!

Nu waren we in Amerika! We moesten uitzoeken wat nu te doen. Men kwam spoedig overeen om naar land te gaan bekijken, en zoo gingen vier van de hoofden met Klaas Pool te voet het land in, naar South Holland, dat toen nog Lage Prairie heette (link). Mr. Pool kon een beetje Engels spreken en verstaan, en door de voorzienigheid Gods kwamen wij in aanraking met een Amerikaan met name Oosterhout van Hollandse afkomst, die ook nog een beetje Hollands sprak en verstond en ons volkje toen veel hielp bij het kopen van een stuk land, enz. Er werd rond gezien en land gekocht waar tegenwoordig Roseland ligt, toentertijd Hooge Prairie genoemd. Ze kochten 160 acres land en korte tijd later nóg 80 acres. (…)

De Gereformeerde Kerk.

De eerste settlers in Roseland hadden een eenvoudig houten kerkje; maar deze 1st Reformed Church werd in 1887 gebouwd.
De eerste settlers in Roseland hadden een eenvoudig houten kerkje; maar deze 1st Reformed Church werd in 1887 gebouwd.

Daar deze eerste settlers gewoon waren de Zondag godsdienstig door te brengen, gingen zij aanvankelijk naar de Lage Prairie (nu South Holland genoemd)  ter kerke met de ossenwagen. Zij hadden daar toen al een kerkje, en er was ook een predikant, met name ds. Willem Coenraad Wust (1807-1886), die achtereenvolgens predikant was in Den Helder, Giessendam-Neder-Hardinxveld en Sliedrecht. Om 1848 ging hij naar Amerika en werd toen predikant bij de Dutch Reformed Church van South Holland. Daar kwamen, als we ons niet vergissen, de eerste settlers in 1847.

Ds. W.C. Wust ().
Ds. W.C. Wust (1807-1886).

Daar deze twee nederzettingen, Hoge Prairie (Roseland) en Lage Prairie (South Holland), ongeveer 10 kilometer van elkaar verwijderd waren, vond men het niet doenlijk dit elke zondag vol te houden, om daarheen te rijden. Zo besloot men om des Zondags in de huizen te vergaderen, tot er geschikte lokalen opgericht waren waarin men kerkdiensten kon houden. Dat duurde tot het volgende voorjaar, toen ze met elkaar een klein kerkje oprichtten. Dit kostte niet veel geld daar het hout  destijds goedkoop was en men samen de handen ineen sloeg om het werk te verrichten. Het gebouw was klein maar voldeed aan de behoeften en men zong er psalmen tot Gods eer, en de zielen werden gevoed met het Brood des Levens.

Het duurde niet vele jaren of het kerkje werd te klein en op dezelfde plaats  vervangen door een groter en wat beter, en later wéér groter en wat beter; tegenwoordig is het een groot gebouw op de hoek van de 107th Street.

Het dagelijks leven in Roseland.

De eerste sttlers hadden een eenvoudig gerformeerd kerkje; deze 1st Christian Reformed Church werd in 1887 gebouwd.
Deze kerk werd gebouwd nadat de vorige kerk uit 1887 te klein werd.

In het begin moest men zich nogal wat behelpen, de geriefelijkheden des levens waren niet wat ze nu zijn. Met de ossenwagen moest men het timmerhout halen uit de stad, doch dat ging toen wel; men zag toen tegen geen klein beetje op, en die wat handig waren met timmermansgereedschap te hanteren, bouwden hun eigen huizen.

Er kwam nog een huisgezin uit Sheboygan, Wisconsin, met name Abraham de Koker, die timmerman was en terstond als zodanig gehuurd werd. En vóor de winter inzette waren allen redelijk goed gehuisvest. Het waren geen paleizen, en met de kouds dagen kon men wel dichtbij de kachel zitten zonder over de warmte te klagen.

Het volk ging spoedig wat melk veel kopen en zo hadden ze spoedig melk, boter en kaas voor eigen gebruik; en wat men meer had kon men dadelijk in de stad verkopen. De arbeiders die men had meegenomen hadden vanaf het begin een overvloed van werk. Het volgende voorjaar kocht men meer melkvee, zodat men toen genoeg had om in de dagelijkse behoefte te voorzien. De inkomsten liepen wel niet in de duizenden, maar men had genoeg dagelijks  brood, en dit was heel wat waard voor het eerstbeginnenden in die tijd!

Net als tegenwoordig was het aan de orde van de dag dat mensen trouwden, geboren werden en stierven.  In Roseland was de eerste dode een dochtertje van Pieter de Jong,  omstreeks twee jaren oud. Een begraafplaats moest men kiezen om de dode aldaar te begraven. Daarna volgde een geboorte in het huisgezin van Jacob de Jong: een zoon werd geboren en genaamd Joris, deze beide gevallen gebeurden voor de winter, menen we. Daarna volgde een huwelijk: Klaas Dalenberg, die zijn echtgenote in de oceaan had moeten begraven, trad nu in het huwelijk met Cornelia Gouwens.

De eerste kleine winkelier was Cornelis Kuiper. Na enige tijd werd hij vervangen door Joris van der Sijde, die dit verscheidene jaren heeft volgehouden, en zo kabbelde hun leven heen in dit hun nieuw aangenomen vaderland.

Spoorwegen waren er toentertijd nog niet die het Westen met het Oosten verbonden. Alleen een korte baan was er van Chicago naar Galena, Illinois. De eerste spoorweg uit het Oosten kwam in het najaar van 1850 die de ‘Michigan Southern’, en ‘Northern Indiana’ genoemd werden; in het voorjaar van 1851 kwam de ‘Michigan Central’, en nog in datzelfde jaar de ‘Illinois Central’.

Er kwamen van tijd tot tijd ook nieuwe emigranten aan. Onder de eersten waren Pieter Prins en zijn gezin, Benjamin Prins, Jan Verhoef, Teunis Maat, Pieter Madderom, Klaas Madderom, Cornelius Madderom en later ook nog A. Verkley; en van tijd tot tijd kwam er meer.

Nog eens de Gereformeerde Kerk.

Na de scheuring in de Reformed Church () kwam ook in Roseland een Christian Reformed Church...
Na de scheuring in de Reformed Church (in 1857) kwam ook in Roseland een Christian Reformed Church…

De genoemde ds. W.C. Wust vertrok al spoedig naar de Lage Prairie (South Holland) en toen werden we in Roseland later bediend door leeraars uit Michigan en Wisconsin, met name dr. A.C. van Raalte (1811-1876), ds. Seine Bolks (1814-1894), ds. Cornelius van der Meulen (1800-1876), ds. Maarten A. Ypma (1810-1863) en ds. H.G. Klijn (1793-1883) van Milwaukee, Wisconsin.

Ds. C. van der Meulen (1800-1876).
Ds. C. van der Meulen (1800-1876).

De eerste gemeente begon met dertien ledematen, breidde zich van tijd tot tijd uit, totdat de eerste gemeente nu ruim achthonderd leden telt, met nog vijf andere gereformeerde gemeenten rondom zich heen. Jacob zeide: ‘Met mijnen staf ben ik over deze Jordaan gegaan en nu ben ik tot twee heiren geworden’. Hier zouden we kunnen zeggen: zes heiren, de ene gemeente tot zes geworden.

De eerste ouderling der eerste gemeente van Jacob de Jong, die als zodanig de gemeente gediend heeft tot aan zijn dood. De eerste diaken was Pieter de Jong die later verkozen werd tot het ambt van ouderling en ook als zodanig de gemeente gediend heeft tot zijn dood.

De hoofden der huisgezinnen die hier met hun kinderen kwamen, hebben allen het tijdelijke met het eeuwige verwisseld en zijn niet meer, en de kinderen, die met hen hier kwamen,  begint men nu onder de ouden van dagen te tellen – tenminste schrijver dezes wordt menigmaal door de kleine kinderen begroet met ‘Hello, grandpa!‘

De eerste leeraar die beroepen werd door de gecombineerde gemeente Hoge Prairie (Roseland) en Lage Prairie (South Holland) was ds. Maarten Ypma, die de gemeenten verscheidene jaren bediend heeft (van 1855 tot 1861), daarna ds. Seine Bolks (van 1862 tot 1865).

Ds. S. Bolks (1814-1894).
Ds. S. Bolks (1814-1894).

Na diens werk gingen de twee gemeenten ieder hun eigen leeraar beroepen en als zodanig werd door de Hooge Prairie beroepen en later verwelkomd ds. Pieter Lepeltak (die de gemeente diende van 1865 tot 1869).

Op verzoek hebben wij deze schets geschreven en hopen dat het moge dienen om de eerste gereformeerde settlers aan de vergetelheid te ontrukken.

Minnesota, Grand Meadow, 1908, John P. de Young”.

Naschrift van Pieter C. de Jong.

Het bovenstaande stuk is van de wijlen oudste zoon van ‘meester’ Pieter de Jong, een der eerste settlers. Hij was dus goed bekend met de feiten. De ondergetekende, kleinzoon van ‘meester’ De Jong, kan over die vroegere dagen natuurlijk niet spreken, maar alleen over hedendaagse toestanden (die in 1908).

Wat is het resultaat dier nederzetting? Hoe verschilt ze van die in Michigan?

In Michigan zat men tusschen den boomstompen; in Illinois op de beste grond der Verenigde Staten. Een predikant is sterk op zijn kansel, maar als het op koloniestichten aankomt volgt men beter een dozijn flinke boeren, vooral als er een godzalige schoolmeester meegaat. Gevolg is dat de kolonie in Illinois lang niet de ontberingen en moeiten te doorstaan had welke men ondervond in Michigan. De kinders en kleinkinders gevoelen zich heden gezegend door het beleid dier eerste settlers: wat niet overal elders het geval is: ze zitten er goed bij, hebben goede woningen, brede akkers, welgebouwde kerken, en studeren aan de beste scholen en universiteiten ter lande.

Old Roseland omstreeks 1900.
Old Roseland omstreeks 1900.

(…) Het zuidelijk gedeelte van Chicago, Roseland en omgeving, is ‘churchly Chicago’, met veertig kerken meestal in bloeiende  toestand. Hier vindt men niet die kleine kerkjes die zo ontmoedigend zijn en door hunne flauwheid zoveel jongelingen en meisjes de wereld inzenden, maar kerken waar de diensten Zondags door grote blijde menigten bijgewoond worden. Het is niet teveel gezegd dat in de oude Eerste Gereformeerde Gemeente van Roseland bijna 4.000 geregeld ter kerke komen elke zondag. Minstens vijftien jongelingen zijn van deze plaats uitgegaan als leeraars in Christus’ wijngaard.

Een gedeelte van een grote wereldstad waar men vlijtigheid en goede zeden op aller hand bemerkt en zondags een dichte schare stromende naar Gods huis, met vrolijkheid God dienende; wie zal zeggen, dat dit niet het allerschoonst gevolg is van het vlijtig, moedig, vroom leven dier eerste Nederlanders. God geve ons dankbaarheid voor hun exempel!

Pieter C. de Jong.  

Bron:

Henry S. Lucas (red.), Dutch Immigrant Memoirs and Related Writings (Revised Edition). Grand Rapids / Cambridge, 1997

Een filmpje over Old Roseland