Zijn leven in snelle vogelvlucht – Abraham Kuyper werd op 29 oktober 1837 in Maassluis geboren. Na het eerste onderwijs van zijn moeder te hebben gekregen kwam hij vanaf 1849 op het Gymnasium te Leiden en in 1855 begon hij zijn studie theologie en letteren aan de Universiteit aldaar.
Het theologisch onderwijs ontving hij vooral van prof. H.J. Scholten, een van de grondleggers van de moderne theologie in ons land. Bij prof. De Vries (hoogleraar in de letteren) werkte hij op diens voorstel aan de beantwoording van een door de theologische faculteit in Groningen uitgeschreven prijsvraag over ‘het kerkbegrip van Calvijn en à Lasco’. Door aanhoudend speurwerk wist hij vrijwel alle (soms uiterst zeldzame) geschriften van de Poolse kerkhervormder à Lasco (1499-1560) op te sporen en bij zijn studie te betrekken. Het opstel werd met goud bekroond. Samen met de lezing van de Engelse roman De heir of Redclyffe waren dit ‘de roepstemmen waardoor God Kuyper tot bekering riep’. Na de gebruikelijke theologische examens promoveerde Kuyper op 20 mei 1862 en ontving het jaar daarop een beroep van de hervormde gemeente te Beesd (in de Betuwe). ‘Te Beesd ontving Kuyper de derde roepstem’, namelijk door – althans naar hij zelf verklaarde in zijn geschrift Confidentie – zijn gesprekken met Pietje Baltus, een vrouw die hem wees op zijn halfslachtige prediking, ‘half orthodox, half modern’. Door lezing van geschriften van de Geneefse kerkhervormer Johannes Calvijn, met name van De Institutie, kwam hij tot bekering.
Zijn predikantschap te Utrecht (1867-1870) kenmerkte zich door een orthodoxe prediking. Daar kwam ook zijn eerste kerkelijke strijdschrift tot stand, handelend over de wijze waarop de kerkenraad benoemd diende te worden: door verkiezing door de gemeente of door, zoals toen gebruikelijk was, aanvulling op eigen gezag: Wat moeten wij doen: het stemrecht aan onszelven houden of den kerkeraad machtigen? (1867). ‘Dr. Kuyper bespreekt in deze brochure de beginselen van kerkregering. Hij ‘onderzocht of de idee der Kerk democratie gedoogt, en hij beantwoordde de vraag bevestigend, maar voegde er de clausule bij dat die democratie nooit in volkssouvereiniteit ontaarden mag’. De schrijver komt er ook tegen op dat het Algemeen Reglement [volgens hetwelk de hervormde kerk sinds 1816 geregeerd werd] de gemeente voetstoots halveert door alle zusters uit te sluiten van het stemrecht, en hij vraagt: ‘Zijn in doorslag de vrouwen niet juist het puik, de kern (…) der gemeente?’
Het tweede kerkelijke strijdschrift ontstond daar ook: Kerkvisitatie te Utrecht (1868), geschreven naar aanleiding van de jaarlijkse schriftelijke kerkvisitatie. Daarbij werden door het classicaal bestuur ook aan de Utrechtse kerkenraad tabellen ter invulling toegezonden betreffende de plaatselijke kerkelijke situatie. ‘Op voorstel van Kuyper, die de jongste der predikanten was, werd besloten met de stem van al zijn ambtgenoten tegen, de tabellen oningevuld terug te zenden’, omdat de daarop vermelde vragen werden gedaan ‘namens een synode met wiens waardigheidsbekleders de kerkeraad geene gemeenschap des geloofs en der belijdenis had’. De kerkvisitatie werd door Kuyper ‘een leugen in de kerk’ genoemd, omdat de synode immers al jaren zelf de gereformeerde leer niet handhaafde. Om zich te verdedigen tegen verwijten van revolutionair gedrag, schreef Kuyper deze brochure.
Na een beroep van de hervormde gemeente te Amsterdam ontvangen te hebben, deed hij daar op 7 augustus in 1870 intrede. Daar was al een ‘strijd voor kerkherstel’ gaande waarvan Kuyper al snel de woordvoerder werd. Hij had stampvolle kerken. ‘Vooral velen uit de arbeidersklasse, die zo vele jaren hun geestelijk voedsel elders hadden gezocht, kwamen nu weer in de kerk, evenals velen die, hoewel niet van gereformeerde belijdenis, aangetrokken werden door zijn redenaarstalent’. Maar in Amsterdam vond in 1880 ook de stichting van de gereformeerde Vrije Universiteit plaats (uitgaande van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag), een gebeurtenis die in Kuypers leven en werkzaamheid een grote rol heeft gespeeld. Kuyper werd in 1880 de eerste hoogleraar.
Ondertussen ging de ‘strijd voor Kerkherstel’ verder, die in 1886 in Amsterdam leidde tot de Doleantie (de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk, na die van de Afscheiding van 1834, onder leiding van ds. H. de Cock te Ulrum). De conflict vloeide voort uit de strijd die al jaren lang gevoerd was tegen de gewoonte van de synode om zoveel mogelijk vrijheid te geven aan degenen die niet met de belijdenis van de kerk instemden, om op die wijze iedere kerkelijke botsing te vermijden. De oorzaak van het conflict had te maken met de aanneming van leerlingen van moderne predikanten. De hervormde kerkenraad te Amsterdam weigerde daaraan mee te werken, wat uiteindelijk uitliep op schorsing en afzetting van tachtig kerkenraadsleden, onder wie dr. A. Kuyper. Zo ontstond in Amsterdam de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende).
De Doleantie zette ook in vele andere hervormde gemeenten in het land door (in enkele gemeenten zelfs eerder dan in Amsterdam). Op vele plaatsen werden zo ‘dolerende’ Nederduitsche Gereformeerde Kerken gevormd die landelijk al gauw in overleg traden met de uit de Afscheiding van 1834 afkomstige (en sinds 1869 zo genoemde) Christelijke Gereformeerde Kerk. Daaruit ontstond in 1892 de ‘Vereniging’ tussen beide kerkgemeenschappen. Deze verenigde Kerken noemden zich De Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN).
Kuyper was niet alleen theoloog en predikant, maar ook staatsman en journalist. Behalve op kerkelijk gebied speelde Kuyper ook een grote rol in de politieke werkelijkheid van ons land. Na zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer (van 1874-1878 en van 1894-1901) werd Kuyper in 1901 minister van Binnenlandse Zaken en minister-president , maar verloor de verkiezingen van 1905; daarna besloot hij een grote reis Om de oude Wereldzee te maken, tijdens welke hem het mysterie, maar ook de opmerkelijke uitbreiding, van de Islam opviel. Een tweetal vuistdikke reisverslagen is het resultaat van die reis.
Kuyper trok zich na terugkomst van zijn reis om de Middellandse Zee langzamerhand steeds meer terug, ook al bleef zijn pen vaardig. Tijdens zijn leven schreef hij een zeer groot aantal boeken en brochures.
Kuyper was journalist door zijn politieke dagblad De Standaard (hoofdredacteur van 1872-1920) en zijn ‘eigen’ zelfstandige kerkelijk weekblad De Heraut (hoofdredacteur vanaf de oprichting in 1877 tot zijn overlijden in 1920); De Heraut speelde een belangrijke rol in de kerkelijke strijd, maar ook na de Doleantie in het kerkelijk leven van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Kuyper was in 1879 de oprichter van de eerste politieke partij in Nederland, de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), die later opging in het CDA. In Ons Program beschreef hij de politieke standpunten van de ARP.
Op 8 november 1920 stierf ’de klokkenist der kleine luyden’; hij werd op de begraafplaats Oud Eik en Duin in Den Haag begraven. ‘Vanwege het grote aantal aanwezigen op zijn begrafenis konden die dag in de Tweede Kamer geen beslissingen genomen worden doordat het vereiste quorum niet aanwezig was’.
Enige literatuur:
Augustijn, C. (red.), Abraham Kuyper, zijn volksdeel, zijn invloed. Delft, 1987
Bruijn, J. de, Abraham Kuyper, leven en werk in beeld. Amsterdam, 1987
—, ‘Kuyper ist ein Luegner’. Amsterdam, 2001
—, Abraham Kuyper, een beeldbiografie. Amsterdam, 2008
—, Het boetekleed ontsiert de man niet. Abraham Kuyper en de lintjesaffaire. Amsterdam, 2005
Gelderen, J. van, Uitgever en auteur, J.H. Kok over dr. A. Kuyper. Kampen, 1994
Goslinga, A., Briefwisseling van mr. G. Groen van Prinsterer met dr. A. Kuyper (1864-1876). Den Haag, 1937
Kasteel, P., Abraham Kuyper. Kampen, 1938
Koch, J., Abraham Kuyper. Een biografie. Amsterdam, 2006
Kuipers, Tj., Abraham Kuyper. An Annotated Bibliography 1857-2010. Leyden/Boston, 2011
Kuyper, H.S.S. en J.H., Levensavond van dr. A. Kuyper. Kampen, 1921
—, Herinneringen van de Oude Garde. Kampen, 1922
Leeuwen, P.A. van, Het kerkbegrip in de theologie van Abraham Kuyper. Franeker, 1946
Praamsma, L., Abraham Kuyper als kerkhistoricus. Kampen, 1945
Puchinger, G., Abraham Kuyper. De jonge Kuyper. Franeker, 1987
Rullmann, J.C., Kuyper-Bibliografie, 3 dln. Den Haag/Kampen, 1923-1940
Schaeffer, J .C., De plaats van Abraham Kuyper in ‘De Vrije Kerk’. Amsterdam, 1997
Stellingwerff, J., Kuyper en de VU. Kampen, 1987
—, De VU na Kuyper. Kampen, 1987
Urbanus-Kemper, M.A., Inventaris van het archief van Abraham Kuyper. Amsterdam, 2005/2009
Vree, J., Kuyper in de kiem. De praecalvinistische periode van Abraham Kuyper 1848-1874. Hilversum 2006
Weringh, Jac. van, Het maatschappijbeeld van Abraham Kuyper. Assen, 1967
(Voorlopige tekst)