De Doleantie te Oudega-Idzega, Wymbr. (11 maart 1888)

Inleiding.

Kaart van Friesland. L = Leeuwarden; S = Sneek; H = Heeg; Om = Oosterbierum; G = Gaastmeer; Ou = Oudega-Idzega (Wymbritseradiel); O = Oosterend (Wymbr.)
Kaart van Friesland. L = Leeuwarden; S = Sneek; H = Heeg; Om = Oosterbierum; G = Gaastmeer; Ou = Oudega-Idzega (Wymbritseradiel); O = Oosterend (Wymbr.)

De Doleantie in de Friese dorpen Oudega, Idzega en Sandfirden (gelegen in de Friese gemeente Wymbritseradiel) vond in 1888 vrij geruisloos plaats onder leiding van dr. L.H. Wagenaar (1855-1910), die zelf op 24 januari 1887 met een groot deel van zijn hervormde gemeente in het nabijgelegen Heeg ‘Dolerend’ werd. Enige tijd daarna, op 13 november 1887, stichtte hij ook in het naburige Gaastmeer een zogenaamde ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerend)’.

Het dorp Oudega (Wymbr.) ligt aan de oostpunt van de ‘Oudegaaster Brekken’, een water ten zuidwesten van Sneek en is daardoor een watersportcentrum. De plaatselijke hervormde kerk dateert uit 1755 en werd in 1961-1962 gerestaureerd, wat onder meer mogelijk werd gemaakt door een vier weken durende actie in het dorp, die fl. 40.000 opbracht. Oudega zag gedurende lange tijd het aantal inwoners sterk dalen, reden waarom het dorp in de jaren ‘70 van de vorige eeuw uitgebreid werd met een groot deel van het naburige Idzega. Dat dorp is gelegen aan de ‘Idzegaaster Poel’, ook een water, en is daardoor net als Oudega een watersportcentrum. Ook dit dorp kampte met een grote teruggang van het aantal inwoners. Toen in 1973 bovendien nog een grenswijziging met het naburige Heeg plaatsvond, hield Idzega nog slechts zevenentwintig inwoners over! Desondanks zou juist het nietige Idzega een belangrijke plaats gaan innemen in de geschiedenis van de Doleantie te Oudega. Overigens werden Oudega en Idzega reeds in de Doleantietijd (aan het eind van de negentiende eeuw) in één adem genoemd: Oudega-Idzega. Ook het naburige gehucht Sandfirden heeft slechts enkele inwoners; het bestaat voornamelijk uit een klein aantal boerderijtjes rond een hervormd kerkje. Kerkelijk behoren Oudega, Idzega en Sandfirden al lange tijd bij elkaar.

De hervormde kerk van Oudega (Wymbr.).
De hervormde kerk van Oudega (Wymbr.).

Ouderling De Vries breekt met de ‘synodale hiërarchie’.

Ook in Oudega had men vernomen dat in Amsterdam van 11 tot en met 14 januari 1887 het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ gehouden werd, waar ‘bezwaarde’ kerkenraden bijeen zouden komen om te bespreken op welke wijze men verder zou moeten gaan nu de ‘benauwde broederen’ te Amsterdam (onder wie dr. Abraham Kuyper) uit hun ambt waren gezet. Ouderling S.R. de Vries en diaken S. Walsweer bezochten het Congres namens de Kerk van Oudega. Teruggekomen van de bijeenkomst te Amsterdam besloten ouderling De Vries en enkele anderen het dorp rond te gaan met intekenlijsten, zoals op het Congres in Amsterdam was aangeraden; door daarop te tekenen konden de leden van de hervormde gemeente adhesie betuigen aan het verzoek om ook in Oudega ‘de Reformatie van de Kerk ter hand te nemen’. Meer dan honderd leden en doopleden tekenden het verzoekschrift. De initiatiefnemers, onder leiding van De Vries, vroegen de kerkenraad vervolgens aan het verzoek te voldoen en boden toen ook de petitie aan.

Waar het om ging.

Met de ondertekening van de verklaring gaven ze in feite te kennen het door de koning in 1816 onwettige ingevoerde Algemeen Reglement voor de Hervormde kerk te willen schaffen en daarvoor in de plaats ‘weder de aloude Dordtse kerkorde van 1618 geldigheid te verlenen’. Door het Algemeen Reglement van 1816 had in de kerk immers de vrijzinnigheid vrij spel gekregen.

Dolerende prekers.

Ds. Th.D. Prins (1862-1929).
Ds. Th.D. Prins (1862-1929).

Daarna gebeurde enige tijd niets bijzonders. Behalve dat op 6 januari 1887 de heer Th.D. Prins (1862-1929), kandidaat aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (een bolwerk van de Doleantie – dr. A. Kuyper was in 1880 een van de oprichters), in de hervormde kerk van Oudega gepreekt had! En dát smaakte naar meer! Al gauw werd met toestemming van de kerkvoogden ook theologisch kandidaat J.D. van der Velden (1859-1947) uitgenodigd om in Oudega te komen preken. Van der Velden studeerde net als Prins eveneens aan de VU te Amsterdam. Maar daarná ‘zijn de voorstanders van de Reformatie niet meer in de gelegenheid geweest om een predikant of kandidaat van Nederduitsche Gereformeerde Grondslag in de Kerk te zien optreden’. Het was op zich al bijzonder dat VU-kandidaten toestemming kregen in een hervormde kerk voor te gaan!

Bovendien werd in de hervormde gemeente van Oudega kort daarop dr. Schuurman Stekhoven beroepen, die geen connecties had met de VU en ook niet verdacht kon worden van dolerende sympathieën, ook al behoorde hij tot de confessionele richting in de hervormde kerk. Toen was voor ouderling Sj. de Vries de tijd gekomen om zijn medekerkenraadsleden mee te delen, dat hij het niet langer met zijn geweten kon overeenbrengen nog langer gehoorzaam te zijn aan de reglementen van de hervormde synodale organisatie. Ouderling De Vries had de ijdele hoop gekoesterd in Oudega misschien een predikant afkomstig van de VU te kunnen beroepen. Op 27 augustus 1887 deelde hij mee, dat hij uit kracht van zijn belofte, afgelegd bij de bevestiging als ouderling, ‘in zijn hart gevoelde, dat hij zich in alles moest houden aan Gods onfeilbaar Woord’. Daarom verklaarde hij, dat hij de beroepingsbrief van Schuurman Stekhoven niet zou kunnen ondertekenen. Daarin werd volgens De Vries immers aan de predikant als eis gesteld ‘dat hij zich zou houden aan het synodale reglement in plaats van aan het Woord van God’. Dat was dan ook de reden, dat br. De Vries zei (‘na biddend overleg’) te moeten breken met de hele organisatie, zoals die door Koning Willem I in 1816 was ingesteld, en terug te moeten keren tot de Kerkenordening die in 1618-1619 door de Synode van Dordrecht was vastgesteld en aangenomen.

In ‘het pakhuis’.

‘Daarna is door eenige vrienden en voorstanders besloten de reformatorische prediking [in Oudega c.a.] te bevorderen en te doen doorgaan zoveel als hen mogelijk was, wanneer zich maar een enigszins goede gelegenheid voordeed voor lokaliteit, waartoe door de Voorzienigheid en de goede Hand Gods een weg werd geopend doordien, na onderlinge raadpleging en goedvinden, te Idzega in de schuur, vanouds bekend onder de naam van ‘Klooster Nazareth’, op 11 september 1887 de eerste prediking des Woords werd gehouden door kandidaat R.K. Brouwer [1859-1905] van de Vrije Universiteit te Amsterdam’, vanaf 1888 dolerend predikant te Makkum. Vanaf die tijd werd bijna onafgebroken een dolerende predikant of kandidaat uitgenodigd om in de schuur te preken. Ook trad de Doleantiegezinde ‘catechiseermeester’ (oefenaar) F.J. Drost te Lemmer op 25 september in het ‘klooster Nazareth’ op. In de maand oktober werden vier preekdiensten in de schuur gehouden. Kortom: men hield eigen kerkdiensten, búiten de hervormde kerk in het dorp (Drost was van 1888-1895 tevens oefenaar-evangelist te Wartena bij Leeuwarden).

Ds. M. Brouwer (1828-1904).
Ds. M. Brouwer (1828-1904).

Naar de kerkenraad.

Op 31 oktober 1887, Hervormingsdag, werd ten huize van H. van der Meer te Oudega, onder leiding van ds. M. Brouwer (1828-1904) van Lemmer, een vergadering gehouden met ‘vrienden en voorstanders der reformatie’, waarbij aan de orde kwam hoe te handelen tegenover de in de hervormde gemeente van Oudega inmiddels beroepen ds. Schuurman Stekhoven. Uiteindelijk besloot men hem thuis, in Exmorra-Allingawier, waarhij nog predikant was, op te zoeken. Dit geschiedde op 2 november. Men wilde hem vragen mee te werken om in Oudega ‘de reformatie’ door te voeren. Er was haast bij, want op 6 november zou ds. Schuurman Stekhoven in Oudega intrede doen. De predikant weigerde echter beslist. ‘Van hem was dus geen steun voor de doleerenden te verwachten’, zo was duidelijk.

Ook de hervormde kerkenraad van Oudega had in mei 1887 de brief van de synode ontvangen, waarin er op werd aangedrongen maatregelen te nemen tegen lidmaten die onrust in de kerk veroorzaakten.
Ook de hervormde kerkenraad van Oudega had in mei 1887 de brief van de synode ontvangen, waarin er op werd aangedrongen maatregelen te nemen tegen lidmaten die onrust in de kerk veroorzaakten.

Daarom werd op 13 december een vergadering gehouden in ‘het pakhuis’ (dat was het kaaspakhuis van Hantje van der Meer, dat verbouwd was tot een vrij ruime kerk. In 1929 werd dit pakhuis door verbouw of nieuwbouw ingericht als de gereformeerde kerk zoals die op de foto aan het eind van dit artikel te zien is).  Nogmaals werd een commissie benoemd. Die zou contact opnemen met de synodale (d.i. hervormde) kerkenraad in de hoop dat men hen zou willen ontvangen. Dát wilde men wel. Drie dagen later verschenen R.S. de Vries, J.F. Feenstra, H. Bruinsma en K.J. Bakker op de vergadering. Van hervormde zijde waren ds. Schuurman Stekhoven, ouderling S. Nijdam en diaken Walsweer aanwezig. Diaken Ykema was er niet bij. ‘Na eenige tijd gesproken te hebben is de commissie weer met het verzoek voor de dag gekomen om zoveel mogelijk de reformatie der Kerk hier ter hand te nemen. Ds. Stekhoven achtte wel verbetering wenschelijk, doch met behoud van de thans bestaande reglementen. De balans opmakend, kwamen de bezwaarden tot de conclusie, dat ouderling Nijdam beslist tegen was, terwijl diaken Walsweer [die destijds samen met ouderling De Vries het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ in Amsterdam had bijgewoond en aanvankelijk sympathiek stond ten opzichte van de Doleantie – dat móest ook wel wilde men aan het Congres kunnen deelnemen] ‘in zijn gesprék toestemmend was en in zijn hándelingen tegenovergesteld’. Déze poging was dus mislukt.

De gemeenteleden er bij gehaald.

Oudega Brief De vries 1

Oudega brief De Vries

De brief van br. S.R. de Vries aan de hervormde gemeenteleden te Oudega, Idzega en Sandfirden.
De brief van br. S.R. de Vries aan de hervormde gemeenteleden te Oudega, Idzega en Sandfirden.

Daarom werd op 23 december 1887 een circulaire de gemeente ingestuurd en huis aan huis bezorgd, geschreven door ouderling De Vries, waarin hij onder meer het volgende opmerkte: ‘Sedert lang is het mij een zaak des gebeds geweest, dat ook onze gemeente verlost mocht worden, om langer te gehoorzamen aan de zondige reglementen der synode. (…) Het is mij niet mogelijk de synodale reglementen nog langer te gehoorzamen, die Gods Woord verachten en wapenen zijn om onze getrouwe broeders [in Amsterdam] uit te werpen. (…) Daarom roep ik u toe, broeders en zusters, laat ons niet langer hinken op twee gedachten. (…) Ik vertrouw gij zoudt dít doen: Gode gehoorzamen en niet de reglementen, doch gij vreest voor de gevolgen en het gevaar uwer goederen. Onze vaderen hebben het met God gewaagd en de Heere heeft voor hen gezorgd. (…) Indien gij tegen beter weten in zondigt, reken er op broeders en zusters, wij hebben het te doen met den levenden God, die jaloersch is op Zijne eer. (…) Ik vraag u: wíe is mét mij, om te breken met de Synode? (…)’.

De 'verzamellijst', waardoor gemeenteleden konden aangeven in te stemmen met de 'reformatie der kerk'.
De ‘verzamellijst’, waardoor gemeenteleden konden aangeven in te stemmen met de ‘reformatie der kerk’.

De geadresseerden konden een ‘verzamellijst’ tekenen waarin ze verklaarden ‘met dezen in te stemmen met woord en besluit van onze Ouderling br. S.R. de Vries, die wij Gods hulpe toebidden, en die wij zullen blijven erkennen, als de gaarne getrouwe, van God gezette opziener over deze zijner Gemeente’.

Het ’juk’ afgeworpen en de kerk geïnstitueerd (11 maart 1888).

In totaal tekenden dertien manslidmaten, vijftien vrouwslidmaten en ruim dertig doopleden ‘allen boven de 18 jaren oud’ (ongeveer de helft van het aantal ondertekenaars op de intekenlijsten van ruim een jaar eerder). Als vervolg op deze actie werd korte tijd later, op 1 februari 1888, nadat de reacties op het schrijven waren binnengekomen, opnieuw een brief de gemeente ingestuurd, waarin een ieder opgeroepen werd, om op woensdag 15 februari 1888 in het ‘klooster Nazareth’ (in de brief uitsluitend ‘het pakhuis’ genoemd), des namiddags om 2 uur een kerkenraad te benoemen, teneinde ‘de afwerping van het synodale juk’ te bewerkstelligen en over te gaan ‘tot de verbreking van de hiërarchische banden die de Kerk sedert 1816 omkneld hielden’. Het schrijven was ondertekend door de ouderlingen De Vries en Bruinsma en de diakenen Bakker en Nauta.

De grote dag brak aan! Op 15 februari kwam ‘een tamelijk grote schare belangstellenden’ naar de bestemde plaats getogen om onder leiding van de genabuurde Kerk, namelijk die te Heeg waar dr. L.H. Wagenaar predikant was, een kerkenraad te kiezen. Alle ondertekenaars van de circulaire van ouderling De Vries waren aanwezig. Gekozen en benoemd werden de ouderlingen Sj. de Vries en H.F. Bruinsma (‘de laatste met het lot tegen J. Feenstra’) en de diakenen K.J. Bakker en T.W. Nauta. ‘Na deze werkzaamheden was nog aan de orde de benoeming van een bestuur van de Kerkelijke Kas [de vereniging die de financiën regelde, een soort van Commissie van Beheer]. Waartoe zijn benoemd H. van der Meer, J.T. Feenstra, W. Pruiksma, R. de Groot en K. Oppedijk’.

Het bericht van de instituering van de 'Nederuditsche Gerformeerde Kerk (doleerende)' te Oudega, in 'De Heraut' van 2 april 1888.
Het bericht van de instituering van de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ te Oudega, in ‘De Heraut’ van 2 april 1888.

Op 11 maart 1888 werd de kerkenraad tenslotte bevestigd door ds. Wagenaar van Heeg, ‘nadat de gekozenen voorafgaande aan de gemeente waren voorgesteld’. Bezwaren konden worden ingediend bij ds. Wagenaar in Heeg; die waren er echter niet. Na hun plechtige ‘ja’ werden de kersverse kerkenraadsleden door de gemeente toegezongen met psalm 134:3. Achtereenvolgens preekten op 19 februari de chr. gereformeerde predikant ds. J.C. Balhuizen (1854-1939) van Scharnegoutum, op 1 maart de chr. geref. predikant ds. W. Kapteyn (1857-1903) van Workum en op 4 maart catechiseermeester F.J. Drost van Lemmer.

Meerdere malen preekten dus christelijke gereformeerde predikanten voor de Dolerenden te Oudega. Geregeld merken we dat de verhoudingen tussen de christelijke gereformeerden en de dolerenden in ieder geval in Friesland helemaal niet zo slecht waren, ondanks de verwijten die men elkander vooral landelijk maakte. Als we de lijst van predikanten doornemen die (nog voordat de Dolerende Kerk van Oudega werd geïnstitueerd) daar in ‘het klooster Nazareth’ preekten, dan zien we, dat o.a. ds. Balhuizen van Scharnegoutum, ds. J. Kok (1857-1928) van Idskenhuizen, ds. W.B. Renkema (1860-1919) van Hoorn en ds. Kapteyn van Workum (allen christelijk gereformeerd) zelfs regelmatig in Oudega optraden.

De eerste kerkenraad.

De eerste kerkenraadsvergadering werd gehouden te Heeg, in de pastorie van ds. Wagenaar. Nadat Sj. de Vries en K.J. Bakker benoemd waren tot respectievelijk preses en scriba, werd meteen in een schrijven aan Zijne Majesteit de Koning meegedeeld dat men besloten had het ‘juk der synodale hiërarchie’ af te werpen en dat men ‘geldigheid had verleend aan de Dordtse Kerkenordening’ in plaats van aan het ‘Algemeen Reglement’ (in 1816 op last van koning Willem I opgesteld en zonder de kerken te raadplegen ingevoerd). Twee dagen later werd hetzelfde ook meegedeeld aan de kerkenraad van de hervormde gemeente van Oudega, terwijl men voorts schreef: ‘We zien ons door dezen genoopt op te vragen de boeken, de stukken en het eigendom der historische Gereformeerde Kerk (de documenten van het genootschap van 1816 [bedoeld werd: de hervormde kerk], dat een tijd lang die Kerk omknelde, begeeren wij niet [de formulering is op vele plaatsen identiek omdat deze werd aanbevolen door het destijds gehouden Gereformeerd Kerkelijk Congres], doch met dankbetuiging voor de verleende administratieve diensten’.

Ook de acht hervormde kerkvoogden in de drie dorpen kregen persoonlijk bericht. Hun werd gevraagd hen te erkennen als de kerkenraad ‘en daarom verzoekende het gebruik van de in uw beheer zijnde gebouwen, in de hoop dat gij het goed der Gereformeerde Kerk niet aan hare leden, die opkomen voor de gereformeerde leer en kerkinrichting, zult onttrekken’. Die erkenning kwam echter niet. Aan ‘de onderwijzer der jeugd, tevens koster en voorlezer’, werd meegedeeld dat de kerkdiensten in het vervolg onder leiding van de nieuwe kerkenraad zouden staan. ‘We begeeren en verwachten van u dat gij als voorlezer en voorzanger zult blijven dienen, stellende wij ons borg voor de rigtige uitvoering der financiële voorwaarden. Geliefde broeder, wíe ons verloochent, doe gíj het ons toch niet, maar verkwik en bemoedig ons door uw kloeke medewerking om de Koning die gij en uw school eert, óok te eren en te dienen’.

De reactie van de hervormde kerkenraad.

De hervormde kerkenraad reageerde in mei 1888. Men schreef aan elk der gerefomeerde kerkenraadsleden: ‘Waarde Broeder, De kerkeraad der hervormde gemeente te Oudega, Idzega en Sandfirden, op 15 maart jl. ontvangen hebbende een mede door u ondertekend schrijven waarin gij u zelven aanmeldt als de wettige kerkeraad ener Nederduitsche Gereformeerde Kerk te dezer plaatse en als zoodanig van ons opvraagt de boeken, stukken en waarden die het eigendom zijn van de historische Gereformeerde Kerk, deelt u volgens het in zijn laatste vergadering genomen besluit mee, dat hij u, wegens overgang tot een nieuwe kerkgemeenschap, die uit uw schrijven blijkt en wegens deze poging de eenheid der gemeente te verstoren, vervallen verklaart van het lidmaatschap der Nederlandsche Hervormde Kerk’.

De (inmiddels gesloten) gereformeerde Doleantiekerk van Oudega, Idzega en Sandfirden.
De (inmiddels gesloten) gereformeerde Doleantiekerk van Oudega, Idzega en Sandfirden.
Besluit.

Vanaf dat moment waren de kerkelijke banden tussen hervormden en gereformeerden verbroken. Elk van de twee Kerken ging eigen wegen. Het ‘klooster Nazareth’ te Idzega werd later vervangen door een heus gereformeerd kerkgebouw in het centrum van Oudega.
Veel later werd, na een jarenlange samenwerking van beide kerkgenootschappen, op de gezamenlijke kerkenraadsvergadering van 21 november 1991 de ‘Conventie’ ondertekend onder de naam ‘Hervormd-Gereformeerde Federatie Oudega (W) c.a.’. Deze federatie resulteerde in een fusie waarin beide gemeenten op 12 november 2006 de akte ondertekenden onder de nieuwe naam ‘Protestantse Gemeente Oudega (W) c.a.’ Alle bezittingen van beide Kerken werden toen samengevoegd. Het gereformeerde kerkgebouw werd afgestoten; men maakt sindsdien voor de diensten gebruik van het voormalig hervormde kerkgebouw.

Bron (onder meer):

Archief Gereformeerde Kerk Oudega-Idzega, Tresoar, Leeuwarden

(Met dank aan de heer Meinderd de Vries voor het doorgeven van enige bijzonderheden)

© 2016. GereformeerdeKerken.info