Ouderkerk aan den Amstel.
Een Christelijke Gereformeerde Gemeente te Ouderkerk (6 oktober 1881).
De Christelijke Gereformeerde Gemeente van Ouderkerk aan de Amstel werd geïnstitueerd op 6 oktober 1881. Tot die tijd waren de Afgescheidenen te Ouderkerk lid geweest van de Christelijke Afgescheidene (vanaf 1869 Christelijke Gereformeerde) Gemeente van Amstelveen, die op 25 juni 1865 vanuit de kerk van Haarlemmermeer Oostzijde geïnstitueerd was.
In Amstelveen kerkte men in een eenvoudig gereformeerd zaalkerkje aan de Handweg (gebouwd in 1866). Dat kerkje staat er trouwens nog steeds, naast de latere Handwegkerk, verscholen achter een woonhuis. De afstand van het kerkje naar Ouderkerk aan de Amstel was ongeveer zeven kilometer v.v., die lopend werden afgelegd; de ‘wegen’ waren nauwelijks begaanbaar.
Uit de voorhanden gegevens blijkt dat al in het begin van de jaren vijftig van de negentiende eeuw (om precies te zijn in 1857) in de Buurt over Ouderkerk afgescheiden huisgodsdienstoefeningen plaatsvonden in de woning van een smid, Berveling, waar mensen uit de verre omtrek bij elkaar kwamen, en vast en zeker ook inwoners van Ouderkerk. Ook kwam bij de hervormde kerkenraad van Ouderkerk zo nu en dan een brief binnen waarin verzocht werd om uitschrijving uit de kerkelijke registers. Maar een bericht over de stichting van een Afgescheiden Gemeente in Ouderkerk komt in de notulen van de hervormde gemeente niet voor. Wel werden in Ouderkerk bijeenkomsten gehouden van de landelijke Vereniging ‘Vrienden der Waarheid’, die opkwam voor het recht van de orthodoxe gereformeerde prediking in de op veel plaatsen steeds vrijzinniger wordende hervormde kerk. Maar die activiteiten bleven beperkt tot de hervormde gemeente, waar wel degelijk een kleine groep leden ontevreden was over de prediking.
De aanleiding tot de kerkinstituering.
De eerste aanleiding tot de stichting van een Christelijke Gereformeerde Gemeente in Ouderkerk lag in het begin van de jaren ’80 van de negentiende eeuw. Aan de Bullewijk, direct ten zuiden van Ouderkerk, ontstond toen namelijk een nieuwe veenderij. Daarvoor werden werknemers uit de buitengebieden aangetrokken en zo vestigden velen zich aan de Sluisvaart in Ouderkerk. Velen van hen waren christelijk gereformeerd (van oorsprong afkomstig uit de Afscheiding van 1834). De gereformeerden gemeenschap bestond in die tijd uit ongeveer twintig mannelijke en twintig vrouwelijke belijdende leden en nog zo’n veertig kinderen. Wel werden vanuit Amstelveen predikbeurten in Ouderkerk gehouden, maar men achtte de tijd gekomen er een eigen Christelijke Gereformeerde Gemeente te stichten. De kerkenraad van Amstelveen behandelde het verzoek van de leden in Ouderkerk op 29 juli 1880. De kerkenraad en de classis gingen beide met het verzoek akkoord.
Kerkbouw aan de Amstelzijde en kerkinstituering (1881).
In Ouderkerk had men natuurlijk al uitvoerig over het plan van kerkinstituering gesproken. De instituering van een zelfstandige kerk vereiste immers ook een kerkgebouw! Na veel vijven en zessen werd uiteindelijk van G. Meijer te Ouderkerk een huis met grond gekocht (betaald door de kerk van Amstelveen), om aan de Amstelzijde een eigen kerk te bouwen. De inzameling van de voor kerkbouw benodigde gelden verliep niet altijd even makkelijk, maar in juni 1881 werd besloten tot bouwen en al op 8 september 1881 kon de kerk in gebruik genomen worden. De opening vond plaats onder leiding van ds. P. Kapteyn (1823-1903) van Amstelveen, terwijl ds. N.J. Engelberts (1831-1918) van Uithoorn de inwijdingspreek hield over Ezra 6:15. Naast de kerk werd een pastorie gebouwd; samen kostten kerk en domineeswoning fl. 5.600. Ook de aflossing van de hypotheek ging niet gemakkelijk; eens kwam zelfs de deurwaarder er aan te pas. Door de pastorie gedurende een jaar aan de hervormden te verhuren kreeg men voldoende geld binnen om de aflossingssom geregeld te kunnen betalen. Ook door de oprichting van een ‘één-cents-vereeniging’ (en later van een ‘twee-cents-vereeniging’) trachtte de kerkenraad de binnenkomende geldstroom breder te maken; de jeugd ging bij de deuren van de gemeenteleden langs om elke week één cent (en later twee centen) te halen.
Hoe dan ook, op 8 september 1881, tijdens de ingebruikneming van de kerk, was door de classis een commissie benoemd om ook de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Ouderkerk te institueren. 23 manslidmaten stemden toen over de verkiezing van ambtsdragers die op 6 oktober 1881, bijna een maand na de opening van de kerk, in het ambt bevestigd werden. Daarmee was de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Ouderkerk aan de Amstel geïnstitueerd.
De eerste dominees (1882-1893).
Al in 1882 kreeg men de eerste predikant: ds. W.J. Weijenberg (1819-1885) van Zuid-Beveland. Ds. Weijenberg overleed echter in 1885 en werd in Ouderkerk begraven. In 1887 deed tweede predikant intrede in de persoon van ds. A. de Vlieg (1847-1906), die echter ook maar kort in deze gemeente stond: al in het jaar daarop vertrok hij namelijk naar Halfweg. Op hem zou in de tijd daarna nog verscheidene keren een beroep uitgebracht worden, overigens zonder succes. In de tijd dat hij predikant in Ouderkerk was werd met schrik ontdekt dat een van de leden, boekhandelaar van professie, ook in roomse bidprentjes handelde! Op dringend advies van de kerkenraad zette hij ‘deze bedenkelijke handel’ stop.
In 1889 kwam de derde predikant naar Ouderkerk aan de Amstel: ds. J.J. Dekkers (1835-1908), die tot 1893 aan de gemeente verbonden bleef. Tijdens zijn ambtsperiode werd in Amsterdam op 17 juni 1892 de landelijke vereniging tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk en de in 1886 ontstane Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) gesloten, waardoor ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ ontstonden.
De Doleantie (1 september 1887).
Want door een tweede uittocht van orthodoxe kerkleden uit de hervormde kerk ontstonden vanaf 1886 overal in het land Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende). Deze beweging, die onder leiding stond van dr. Abraham Kuyper (1837-1920), wordt de Doleantie genoemd. En, hoewel klein, was ook in Ouderkerk aan de Amstel een Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) ontstaan, en wel op 1 september 1887.
Ook in de hervormde kerk ter plaatse bestond namelijk ontevredenheid over de prediking, al was het niet zo massaal als op sommige andere plaatsen het geval was. In de christelijke school was in mei 1887 onder leiding van de dolerende predikant ds. B. van Schelven (1847-1928) uit Amsterdam, door een twaalftal ‘bezwaarde’ hervormden een bidstond gehouden. Tijdens die bijeenkomst werd een verklaring ondertekend dat ook in Ouderkerk ‘het juk der synodale hiërarchie’ moest worden afgeworpen. Diaken Zuidervaart had toen aan de hervormde kerkenraad van Ouderkerk meegedeeld dat hij als ambtsdrager de ‘Reformatie der Kerk’ ter hand genomen had. Twee gemeenteleden schreven kort daarop ook een brief van afscheiding. En op 1 september 1887 werden de inmiddels verkozen ambtsdragers (J. Sohl en J. Rigter) in het ambt bevestigd (daardoor was de kerkenraad ‘weer compleet’ – Zuidervaart was immers al diaken), waarmee de gemeente was geïnstitueerd. Diaken Zuidervaart werd uiteraard als ambtsdrager in de hervormde gemeente afgezet en ontzet uit het lidmaatschap der Nederlandsche Hervormde Kerk.
Op zolder en op school (1887-1919).
Aanvankelijk kerkten de Dolerenden op de zolder van een woonhuis aan de Amstelzijde 48. Kort daarop werd (van 1890 tot 1897 onder leiding van ‘oefenaar’ H.A. de Ruyter) gekerkt in de in 1877 gestichte Christelijke School aan de Amsteldijk Noord. Dit duurde tot 1919, toen het nieuwe kerkgebouw in gebruik genomen werd, nadat in 1897 de vereniging met de Christelijke Gereformeerde Gemeente tot stand gekomen was.
De dolerende kerkenraad worstelde in die tijd met de zondagsarbeid. Zo was er een sluiswachter die ook op zondag de sluis moest bedienen; maar mocht hij dan wel ouderling zijn? En ds. D.J. Karssen (1848-1926) uit Amsterdam wilde op zondag 19 augustus 1890 – hij werd in de kerk van Ouderkerk verwacht om de dienst te leiden – graag met een ‘vriendenrijtuig’ gehaald worden: op zondag met een rijtuig! Kon de dominee niet gewoon de nacht van zaterdag op zondag in Ouderkerk logeren? Aan de andere kant had de dolerende diaconie er geen bezwaar tegen als barmhartigheid betracht werd aan roomse armen, ‘omdat de Barmhartigheid zich ver uitstrekt’. Hoe dan ook, de dolerende gemeente van Ouderkerk was te klein om een ‘echte’ dominee te betalen. Maar oefenaar De Ruyter was geliefd.
‘De Vereeniging’ (4 april 1897).
Aanvankelijk hadden beide kerken nauwelijks iets met elkaar. Sterker: één van de ouderlingen van de Christelijke Gereformeerde Gemeente (sinds de landelijke Vereniging tussen Christelijke- en Nederduitsche Gereformeerden in juni 1892 ‘Kerk A’ genoemd) had bezwaren om met de Dolerenden te verenigen en stelde zijn ambt ter beschikking. Er leek trouwens in de gemeente in die tijd een algehele desinteresse in kerkelijke zaken te bestaan. Ouderlingen en diakenen konden maar nauwelijks gevonden worden en bij verkiezingen kwam slechts een handjevol gemeenteleden opdagen. Ook over de prediking van de eigen predikant, ds. J.J. Dekkers, was men ontevreden. Eerst onder ds. M. van den Boom (1849-1927), van 1896 tot 1916 predikant in Ouderkerk, kwam er toenadering tussen beide gemeenten. Zo werd pas op 20 september 1896 de eerste gecombineerde kerkenraadsvergadering gehouden.
In januari 1897 werden de beide kerkenraden het er over eens dat samensmelting van beide kerken gewenst was. Vandaar dat kerk A en kerk B (de voormalig Dolerenden) besloten tot ineensmelting over te gaan. Op 4 april 1897 werd dat een feit, ook al was het vooral binnen de Christelijke Gereformeerde Gemeente wat dat betreft geen pais en vree. Een deel van de leden schaarde zich namelijk liever onder het gehoor van ‘oefenaar’ D. Meijer, dan dat men naar de eigen predikant ds. Dekkers kwam luisteren. Meijer liet dan ook verscheidene van zijn preken drukken en uitgeven. Hij trok volk en kreeg het rond 1900 zelfs voor elkaar een eigen lokaal aan de Sluisvaart te openen. Na zijn overlijden in 1910 verliep deze kleine ‘Vrije Oud Gereformeerde Gemeente’ echter en in 1914 werd het kerkje buiten gebruik gesteld. Maar uit de leden van deze groep ontstond in Ouderkerk (overigens pas in 1923) de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente; dat landelijke kerkverband was in 1892 ontstaan omdat een klein deel van kerk A (uit de Afscheiding van 1834) het niet eens was met de Vereniging tussen de Christelijke Gereformeerden en de Dolerenden. In Ouderkerk kwam in 1923 dus ook zo’n ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente.
Gezamenlijk verder als Gereformeerde Kerk.
Ook na de fusie tussen beide kerken – men kerkte gezamenlijk in het kerkje van de voormalig christelijk gereformeerden (kerk A) aan de Amstelzijde – waren er zo nu en dan problemen die te maken hadden met de prediking. Men kan er gerust vanuit gaan dat de verschillen tussen beide stromingen (‘A’ en ‘B‘) binnen de Ouderkerker Gereformeerde Kerk wat dat betreft aan deze spanningen niet vreemd waren. Zo werd bijvoorbeeld vanuit de vroegere ‘A-richting’ de klacht geuit dat ‘de gemeente van honger en gebrek moet omkomen’, omdat ‘de buítenkant van Gods Woord en niet de bínnenkant gepredikt wordt’. Ds. Van den Boom heeft zich er echter waardig doorheen geslagen.
Voor het overige moest de kerkenraad zich net als elders bezighouden met het toezicht op leer en leven van de gemeenteleden. Zo was er bijvoorbeeld die ijsbaanveger die zijn arbeid op zondag, de rustdag, verrichtte, en ook overtredingen van het zevende gebod kwamen geregeld ter sprake. Maar dominee moest zich daarover vanaf de preekstoel ook weer niet te nadrukkelijk uitspreken: zo beriep men op advies van de hoorcommissie een dominee niet omdat zijn preek over dat onderwerp ‘nu niet zo’n aangenaam onderwerp’ was.
Kerkbouw op het Hoger Einde Zuid (1919-1920).
In 1916 was ds. Van den Boom met emeritaat gegaan en werd ds. J.C. Dagevos (1873-1932) de nieuwe predikant. Hij stond van 1918 tot zijn overlijden in 1932 in Ouderkerk; zijn arbeid heeft op de gemeente dus een belangrijk stempel gedrukt. Dat begon meteen al het jaar na zijn intrede: het kerkje uit 1881 aan de Amstelzijde werd te klein en bouwvallig. In 1909 had men het nog wel met veertig zitplaatsen vergroot door een verbouwing die fl. 2.500 kostte, maar al gauw bleek dat de groei van de gemeente niet toestond deze kerk nog veel langer te gebruiken. Juist in de jaren tussen 1915 en 1925 steeg het ledental van 280 naar 512. In mei 1919 besloot men dus aan de overkant van de Amstel, op het Hoger Einde Zuid, een nieuwe kerk te bouwen. Afgesproken werd dat het de arbeiders bij de bouw van de kerk niet zou zijn toegestaan te vloeken of misbruik te maken van sterke drank. Als bouwheer werd niet de eerste de beste doorsnee-timmerman aangesteld, maar in tegendeel de bekende (gereformeerde) kerkarchitect Tjeerd Kuipers (1857-1942). De aannemer was de fa. Langendijk te Noord-Scharwoude, die de kerk voor in totaal fl. 60.750 bouwde. Op 4 november 1919 werd de eerste steen gelegd door het oudste gemeentelid. Deze was overigens behoorlijk in zijn wiek geschoten toen bleek dat zijn geboortedatum op de steen foutief was! Hoe dan ook, op 3 september 1920 werd de kerk in gebruik genomen door ds. J.C. Dagevos.
Naar de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk.
Er was nóg een nieuwigheidje: drie dagen na de opening van de kerk werd een ledenvergadering gehouden waarbij voor het eerst ook vrouwelijke gemeenteleden aanwezig mochten zijn. Maar nieuwe kerk of niet, ook ds. Dagevos had te lijden onder verwijten over zijn prediking. Zélfs bezochten enkele ambtsdragers in 1922 de boerenschuur van Klaas Hoogenhout (‘ome Klaas’), waar klerkdiensten gehouden werden onder leiding van predikanten van de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk, die er alle belang bij hadden om ook in Ouderkerk een gemeente te stichten.
En het jaar daarop bedankte een zevental leden met hun gezinnen voor het lidmaatschap van de kerk. Ook zij vertrokken naar de schuur van Hoogenhout, waar op 7 mei de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente’ was geïnstitueerd. Ondanks alles kon op 8 oktober 1931 toch het vijftigjarig bestaan van de kerk van Ouderkerk worden herdacht. Zelfs de bekende kerkhistoricus en predikant van Wassenaar, dr. J.C. Rullmann (1876-1936) was aanwezig om een herdenkingsrede uit te spreken.
Het ledental van de kerk tussen 1905 en 1955.
Jaar Ledental
1905 388
1915 280
1925 512
1935 486
1946 454
1955 496
Ds. Van Nood en de oorlog.
Ds. Dagevos overleed in mei 1932. Als zijn opvolger werd ds. A.C. van Nood (1908-1996) beroepen, die op 6 augustus 1933 intrede deed en tot 1946 predikant van Ouderkerk was. Onder leiding van deze jonge predikant werd in de jaren daarop meer aandacht besteed aan de evangelisatiearbeid en aan die van de zending. Daarvoor werden aparte commissies ingesteld. Zo werd door de jeugd met collectebusjes voor de evangelisatie ‘gelopen’, waardoor het bekende evangelisatieblad ‘De Goede Tijding’ onder buitenkerkelijken verspreid kon worden. Door anderen werd geld ingezameld voor de verspreiding van ‘Het Zendingsblad’. Omdat ds. Van Nood als veldprediker tijdens de mobilisatie in dienst moest, werd hij het eerste halfjaar van 1940 vervangen door candidaat P. van der Schaaf (1911-1969), die als hulpprediker dienst deed. Veldprediker Van Nood was in de periode 16 tot 18 mei en begin juni 1940 op de Grebbeberg aanwezig om de gesneuvelde Nederlandse militairen te identificeren en verdere formaliteiten te verrichten. In een zakboekje hield hij de nodige aantekeningen bij.
Ook verder speelde ds. Van Nood een belangrijke rol in het verzet, ook als pastor: ‘In de loopgraaf las hij met zijn soldaten psalm 27 en ging met hen in gebed’. Ook organiseerde ds. Van Nood met een aantal betrouwbare dorpsgenoten tijdens de oorlog de verdeling van onderduikers over de omgeving en zorgde hij voor bonkaarten afkomstig van overvallen op distributiekantoren. Geen wonder dat in mei 1944 de mof aan de deur stond om hem te halen. Via de achterkant van de pastorie kon hij maken dat hij weg kwam en dook hij bij familie onder. Overigens ging hij in zijn onderduiktijd verscheidene keren onverwacht voor in kerkdiensten in zijn eigen kerk. In 1944 kwam hij in het geheim terug in de pastorie, waar hij begon met de publicatie van het ondergrondse blad ‘Ons Noodrantsoen’. Dit blad werd in de pastorie gestencild. Toen op een dag zeshonderd exemplaren van dat blad ter verspreiding gereed lagen, stond een groep Duitsers voor de deur; ze zochten de predikant, maar noch hij noch de bladen werden gevonden. Twee dagen later werden ze heimelijk verspreid. Ook lag achter het orgel in de kerk een radio die frequent beluisterd werd.
Na de oorlog.
Zijn opvolger was ds. A. van Egmond (1911-1987), die van 1946 tot 1949 predikant in Ouderkerk was. Ds. P.N. Kruyswijk (1896-1985), van 1951 tot 1957 predikant van Ouderkerk, maakte een eind aan het ‘Ouderkerks kwartiertje’; daarmee werd bedoeld dat nogal wat kerkenraadsleden een kwartier of meer te laat kwamen op de kerkenraadsvergaderingen. Toen op een keer slechts een van de kerkenraadsleden op tijd aanwezig was, liet hij meteen de notulen voorlezen en de te behandelen punten in noodtempo de revu passeren. Precies ‘op tijd’, het was een kwartier na de aanvang van de vergadering, besloot bij de bijeenkomst en kon de toen nog binnenkomende ambtsdragers meedelen dat de kerkenraadsvergadering al voorbij was. Deze truc had succes, al zullen er, vanwege het ontbreken van het vereiste quorum, wel geen zwaarwichtige besluiten genomen zijn.
In 1952 werd besloten dat voortaan ook de vrouwelijke belijdende leden mochten deelnemen aan de verkiezing van ambtsdragers. Het jaar daarop werd een eind gemaakt aan het verhuren van de zitplaatsen in de kerk. De kerkelijke inkomsten werden vanaf toen via de kerkelijke bijdrage geregeld. Ook in 1953 besloot de diaconie een gezinsverzorgster in dienst te nemen en twee jaar later werd voor het eerst een jeugdouderling benoemd.
Het orgel.
Aanvankelijk was net als in vele andere kerken in de Christelijke Gereformeerde Gemeente en in de Dolerende kerk en later ook in de verenigde Gereformeerde Kerk sprake van een voorzanger, maar in 1908 kwam het er dan toch van: nadat enige tijd een harmonium gebruikt was, werd in 1908 het oude pijporgel van de Handwegkerk in Amstelveen aangekocht en in de kerk aan de Amstelzijde geplaatst. Het kostte fl. 250. Toen in 1919 de nieuwe kerk gebouwd werd is het orgel overgeplaatst. In februari 1941 werd door de kerkenraad besloten ‘zoo mogelijk’ een nieuw orgel aan te schaffen. Men benoemde een commissie. Al binnen een half jaar stond het orgel er. Het werd geplaatst op een apart daarvoor gebouwde galerij boven de preekstoel. Het orgel hield het vol tot 1979, toen een ’nieuw’, weliswaar tweedehands, orgel werd geplaatst, afkomstig uit Middelharnis.
‘Samen-op-Weg’.
In 1955 werd in samenwerking met de hervormde gemeente ter plaatse een zendingsactie gehouden. Met hervormden en christelijke gereformeerden vond met kerst 1955 een gezamenlijke zangdienst plaats. Was de samenwerking met de hervormden in 1955 nog maar vrij gering, tien jaar later hield men een gezamenlijke kerkenraadsvergadering waar gesproken werd over wat nu eigenlijk de gereformeerden en de hervormden gescheiden hield. Nog hetzelfde jaar werd besloten tot een gezamenlijke kerkdienst in de hervormde kerk. Die toenadering zette zich ook de jaren daarop voort.
In 1967 werd het avondmaal gezamenlijk gevierd. Samen met de hervormden, de christelijke gereformeerden en de rooms-katholieken werd in 1969 overleg gepleegd over de oprichting van een Stichting Gezinsverzorging. En in 1971 volgde in Ouderkerk de oprichting van de Raad van Kerken, waaraan ook de gereformeerde kerk deelnam. De samenwerking met de hervormden kwam in 1974 op een belangrijk punt: een consensus werd vastgesteld waarin verklaard werd dat de doopsbediening zowel in ‘eigen’ als in gezamenlijke diensten kon plaatsvinden. Wel zou de gedoopte uiteraard alleen ingeschreven worden in het kerkelijk doopregister van de gemeente waartoe het kind door de ouders behoorde. In 1975 werd besloten tot het geven van wezenlijke inspraak aan de andere gemeente wanneer een predikant werd beroepen, terwijl ook verder gestreefd werd naar een gemeenschappelijke behartiging van de kerkelijke arbeid op alle terreinen, in het bijzonder het gemeenschappelijk pastoraat. Kanselruil volgde in 1976, wat tot 1980 duurde omdat men vond dat beide gemeenten de predikanten inmiddels voldoende kenden.
Vanaf 2000 was er een officieel samenwerkingsverband met de hervormde gemeente van Ouderkerk, dat in 2001 werd omgezet in een federatief verband. In 2004 werd de Protestantse Gemeente te Ouderkerk aan de Amstel gevormd.
De predikanten van 1957 tot 2004.
Na ds. Kruyswijk waren de volgende predikanten aan de kerk van Ouderkerk aan den Amstel verbonden: C.J. Cozijnsen van 1957 tot 1967, W.B. Obbink van 1968 tot 1975, J.A. Scholten van 1976 tot 1982, L. Thijs van 1983 tot 1991, da. E.A. de Boer van 1992 tot 2002 (in gedeeltelijke dienst).
De kerk buiten gebruik en afgebroken.
In 1965 werd besloten tot een verbouwing van het interieur van de kerk, en het jaar daarop werd voorgesteld en besloten om in het vervolg de pastorie bij de kerk te gebruiken als jeugdhonk. Sinds 10 juni 1968 werd dat plan een feit en werd het jeugdhuis ‘De Basis’ genoemd. Het ledental van de kerk bewoog zich in die tijd boven de vijfhonderd, maar vooral na 1975 trad de vergrijzing in en daalde, ook door de ontkerkelijking, het ledental van de kerk steeds verder:
Jaar Ledental
1955 496
1965 532
1975 530
1985 439
1995 343
2003 299
Het kerkgebouw werd te groot en te duur om door de kleine gemeente nog te kunnen worden betaald. Bovendien werd het Samen-op-Weg proces met de Hervormde Gemeente steeds hechter. De kerk zelf werd er ook niet beter op wegens verzakkingen. Vandaar dat al in 2000 besloten werd in het vervolg in de voormalig hervormde kerk (de Amstelkerk) te gaan kerken; er was dat jaar immers ook al een officieel samenwerkingsverband met de hervormde gemeente gesloten. De verkoop van de kerk verliep echter niet vlot in verband met moeilijkheden rond het bestemmingsplan. In 2006 werd de gereformeerde kerk, die al die tijd leegstond, uiteindelijk verkocht. Het gebouw werd nog jarenlang gebruikt als expositieruimte.
In 2012 werd duidelijk dat aan weinig anders dan sloop kon worden gedacht, omdat in de muren door de al eerder gemelde verzakkingen flinke scheuren ontstaan waren. De toren hoorde echter onder het beschermde dorpsgezicht en mocht niet worden gesloopt. De fa. Selie te Amsterdam nam de sloop op zich, in samenwerking met Midland Zaagtechniek. Op de plaats van de kerk zouden – zo was het plan – appartementen gerealiseerd worden. Tegen de bouwvergunning en het projectbesluit liep in maart 2012 nog een bezwaarprocedure, waarover de rechter eind die maand uitspraak deed. De plannen konden doorgaan. De kerk werd in 2013 op de toren na geheel gesloopt.
Bronnen en literatuur:
J. Davidse e.a., Honderd jaren geschiedenis van de gereformeerde kerk te Ouderkerk aan de Amstel van 1881 tot 1981. Ouderkerk aan de Amstel, 1981
M.N. den Harder, ‘k Zal gedenken. Christelijke Gereformeerde Kerk Ouderkerk aan den Amstel, 1923-1993. Ouderkerk aan den Amstel, 1993
© 2016. G.J. Kok, GereformeerdeKerken.info