Inleiding.
Het duurde even voordat de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland het belang inzag van de gereformeerde kerkelijke arbeid in de inpolderingsgebieden rond de Zuiderzee c.q. het IJsselmeer. Men vond het aanvankelijk de taak van de randgemeenten rond de toekomstige polder om het initiatief te nemen, zoals de kerken te Medemblik, Wieringen, Kolhorn en Makkum in Friesland (waar immers de Afsluitdijk aan land kwam), alle zwakke en kleine kerken.
Gelukkig werd daarom door een groep particulieren in 1928 het initiatief genomen om de geestelijke bearbeiding van hen die in de toekomstige polder kwamen werken én van die van de toekomstige bewoners ter hand te nemen. Dit ‘Algemeen Gereformeerd Zuiderzee Comité’ (AGZC) verrichtte veel werk. Dr. H. Colijn nam het ere-voorzitterschap op zich.
Toch nam de Generale Synode in 1930 het werk van het AGZC over. Ze benoemde deputaten die de belangrijke arbeid in de Wieringermeerpolder zou voortzetten, omdat men inzag dat dit omvangrijke werk een taak van alle Gereformeerde Kerken in Nederland was. Net als het AGZC hebben ook de Deputaten in de jaren daarna ontzettend veel werk verzet om de omvangrijke taak tot een goed einde te brengen.
De Noordoostpolder.
Maar er wachtte na de Wieringermeerpolder meer werk. De Zuiderzeewet van 1918 had niet alleen als doel de Wieringermeer droog te leggen, maar ook een groot deel van het IJsselmeer te veranderen in landbouw- en woongebied.
Op 2 februari 1936 werd met de voorbereidende werkzaamheden voor de inpoldering van de Noordoostpolder begonnen: in 1937 werd de aanleg van in totaal ruim 31 kilometer dijk aanbesteed. Begin oktober 1939 werd de dijk tussen Lemmer en Urk gesloten waardoor Urk in het vervolg geen eiland meer was. Toen in 1940 de dijk aan de zuidkant van de polder nabij Schokkerhaven gesloten werd kon met het droogmalen van het ingesloten gebied begonnen worden. Officieel op 9 september 1942 viel de Noordoostpolder droog.
Per 6 januari 1944 werd ds. P. de Jong (1893-1979) van Zwolle benoemd voor de geestelijke verzorging van de inwoners van de Noordoostpolder. De predikant zette dit werk tot 1953 voort. De Deputaten wilden ook in de nieuwe polder zo snel mogelijk overgaan tot de instituering van Gereformeerde Kerken en het bouwen van kerkgebouwen. Zo kreeg de Gereformeerde Kerk te Emmeloord (geïnstitueerd op 30 oktober 1945) in 1946 als eerste kerk in de polder een eigen predikant in de persoon van ds. J. Bos (1900-1976) die op 26 juni dat jaar intrede deed en tot 1962 aan die kerk verbonden bleef.
De predikant vertelde in een interview met het Centraal Weekblad (1957) het een en ander over de kerkelijke arbeid in dat pas ontgonnen poldergebied. Hoewel er natuurlijk veel problemen waren dacht hij dat ‘het voor de gereformeerden vaak ook nogal meeviel’, want ‘zíj nestelen zich wel, omdat de gereformeerden als het ware voor het pionieren in de wieg gelegd zijn’.
Volgens hem was althans in Emmeloord een van de problemen in de begintijd de omvang van en het verloop binnen de kerkelijke gemeente. Toen hij in 1946 in Emmeloord kwam, telde die gemeente ongeveer honderd zielen. Tien jaar later, in 1957, waren het er 1.374 terwijl, ondanks die snelle groei, in dezelfde tijd tóch maar liefst duizend gemeenteleden ‘uitgeschreven’ werden, die bijvoorbeeld naar elders verhuisden. Er was dus een groot verloop, wat voor de gemeente van betekenis was: ze werd daardoor niet gemakkelijk een eenheid; men leerde elkaar moeilijk kennen en het ontstaan van een zo noodzakelijke ‘samenleving’ ging daardoor vaak langzaam, ook al groeide die saamhorigheid wel degelijk, ‘wat zich na verloop van tijd heel duidelijk uitte in geval van ziekte en overlijden, enz.’, aldus ds. Bos in het interview met het Centraal Weekblad in 1957.
Kerkbouw.
Als het grootste probleem benoemde de predikant echter het vraagstuk van de kerkbouw. Zeker in de begintijd waren de jonge gemeenten in de polder meestal klein, zij het in veel gevallen groot genoeg om tot instituering van de Gereformeerde Kerk te komen én om een eigen predikant te beroepen. De stichting van een eigen kerkgebouw vroeg echter zóveel geld dat dit hét grote probleem van (niet alleen) de gereformeerden in de Noordoostpolder was. Een van de Deputaten, ds. J.H. Kuiper (1895-1963) van Zwolle, wees er echter nadrukkelijk op dat dit níet veroorzaakt werd door het achterblijven van de financiële bijdragen van de gemeenteleden: ’Zíj offeren geweldig, maar er is zóveel nodig’.
De overheid sprong gelukkig, net als in de Wieringermeerpolder, ook nu weer bij in de vorm van het verlenen van een behoorlijke subsidie, die het midden hield tussen 40 à 50% van de bouwkosten. Deze subsidie werd echter alleen toegestaan voor het kerkgebouw zélf en niet voor de verenigingslokalen, die toch minstens even belangrijk waren; daarvoor was het percentage van de subsidie een behoorlijk stuk lager. Bovendien werd die subsidie alleen verleend wanneer het bouwplan voor de betreffende kerk vóór 1960 goedgekeurd was. Het gevolg was dat er nauwelijks tijd genoeg was om geld opzij te leggen, omdat – wilde men in aanmerking komen voor de subsidie – men zo snel mogelijk moest gaan bouwen, en zich tegelijkertijd zwaar in de schulden zou kunnen werken.
In Hervormde Gemeenten, waar op veel plaatsen al eerder eigen kerkgebouwen stonden, vergden rente en schuldaflossing zulke grote offers dat het steeds moeilijker werd nog een eigen predikant aan te stellen en men zich in enkele gemeenten genoodzaakt zag als noodoplossing bijvoorbeeld vooralsnog een vicaris, een hulppredikant, aan te stellen.
Kraggenburg zelfstandig.
Hoe dit alles zij, op 17 januari 1957 kon in het dorp Kraggenburg in de Noodoostpolder vooralsnog de laatste de Gereformeerde Kerk geïnstitueerd worden. 20,2% van de inwoners van het dorp behoorde toen tot de Gereformeerde Kerk. Zij was de negende Gereformeerde Kerk in die polder. In die tijd ging men er van uit dat Kraggenburg vermoedelijk de laatste nog te institueren Gereformeerde Kerk in de Noordoostpolder zou zijn. Men hield echter toch de mogelijkheid open dat ‘in de toekomst’ ook in Tollebeek nog een eigen Gereformeerde Kerk geïnstitueerd zou worden (dat gebeurde inderdaad ook, maar pas op 23 augustus 1970).
De Gereformeerde Kerk te Kraggenburg was in feite een afsplitsing van de Kerk te Vollenhove (tot 1983 Vollenhove-Stad). Beide waren toen kleine kerken. Na de instituering van Kraggenburg telde de kerk te Vollenhove namelijk nog 265 zielen en Kraggenburg 159. Beide kerken gingen daarom voorlopig voor een periode van vijf jaar een ‘acte van samenwerking’ aan, waardoor ds. N. Wijngaarden (1927-2013) beide gemeenten diende (hij stond sinds 1956 in Vollenhove). De ene week preekte hij in Vollenhove en de andere week in Kraggenburg (de samenwerking tussen beide kerken bleek zich niet tot de aanvankelijk verwachte vijf jaar te beperken, maar bleef ook de jaren daarna gehandhaafd).
Geïnstitueerd.
Het hervormde kerkgebouw van Kraggenburg vormde in 1957 het toneel van de instituering van de Gereformeerde Kerk in dat dorp. Ds. Wijngaarden hield een preek naar aanleiding van Psalm 127 vers 1a: ‘Als de Here het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden er aan’. Na de preek werden de inmiddels door de gemeenteleden gekozen ouderlingen en diakenen in het ambt bevestigd. Waarmee de kerk geïnstitueerd was.
Namens de kerkenraad van Kraggenburgs moederkerk, Vollenhove (Stad) sprak de heer H. Niessen, die nog even terugkwam op de vóórgeschiedenis van de instituering van Kraggenburg. Hij wees er op dat de gereformeerde Kraggenburgers aanvankelijk natuurlijk in Vollenhove kerkten, maar dat de groep uit Kraggenburg na verloop van tijd zo groot werd dat het problemen begon te geven. In overleg en samenwerking met de Deputaten voor het IJsselmeergebied werd besloten een speciale bus te laten rijden om de kerkgangers tussen Kraggenburg en Vollenhove te vervoeren. Men begon met een kleine, maar het voertuig werd al snel vervangen door een grote bus.
Toen de groep gereformeerden in Kraggenburg blééf groeien werd uiteindelijk in het begin van de jaren ’50 besloten tot het houden van middagdiensten in Kraggenburg zelf. In samenwerking met de Hervormde Gemeente werd beslag gelegd op een woning waar die diensten gehouden konden worden. En toen de hervormde kerk in Kraggenburg in 1954 in gebruik genomen kon worden, mochten de gereformeerden daarvan ook gebruik maken.
Ondertussen werd het pad richting instituering steeds verder betreden. In mei 1955 werd door de kerkenraad van Vollenhove namelijk afgesproken Kraggenburg tot een zelfstandige wijk van de kerk van Vollenhove te maken en vanaf die tijd werden zowel ’s morgens als ‘s middags in Kraggenburg gereformeerde kerkdiensten gehouden. Ook nu mochten de diensten weer in de hervormde kerk plaatsvinden, zolang men nog niet de beschikking had over een eigen kerkgebouw.
Na dit interessante historisch overzicht voerde ds. G.M.W. Steen (1923-2005) namens de classis Emmeloord én namens de overige kerken in de polder het woord. En vervolgens spraken ds. J.H. Kuiper namens de Deputaten voor het IJsselmeergebied, de heer Schurink namens de Hervormde Gemeente van Kraggenburg en ds. K. Ubels (1923-2012) van Zwartebroek als oud-predikant van Vollenhove (deze stond daar van 1951 tot 1954).
Het volgende werk wacht.
Toen de Gereformeerde Kerk te Kraggenburg eenmaal geïnstitueerd was, en de ontwikkeling van de Gereformeerde Kerken in de polder verder zoveel mogelijk op eigen kracht door moest gaan, wilde dat niet zeggen dat het generale Deputaatschap voor de Geestelijke Arbeid in de IJsselmeerpolders wel kon worden opgeheven. In tegendeel! Oostelijk Flevoland wachtte! Beter gezegd, de arbeid van het Deputaatschap in die nieuwe polder was al begónnen. In Lelystad hadden de gereformeerden samen met de hervormden en de rooms-katholieken de beschikking gekregen over een vergaderlokaliteit. Ook in Oostelijk Flevoland zou een aantal zelfstandige Gereformeerde Kerken geïnstitueerd moeten worden, waarvoor nog veel werk te verzetten was.
Hoe het in de Noordoostpolder (verder) ging.
Na de instituering van de kerk te Kraggenburg telde de Noordoostpolder acht zelfstandige Gereformeerde Kerken:
- Luttelgeest-Kuinre.
– Op 28 november 1943 werd als eerste de Gereformeerde Kerk te Luttelgeest-Kuinre geïnstitueerd. Onder architectuur van J.H. van der Zee werd in 1954 in Luttelgeest aan de Sportstraat 2 een gereformeerd kerkgebouw neergezet. Deze kerk werd twintig jaar later, in 1994, aan de eredienst onttrokken en wordt tegenwoordig als bedrijf gebruikt. In het vervolg kerkte men in de voormalig hervormde (toen protestantse) kerk aan De Lange Brink.
Ook in Kuinre werden diensten gehouden. In 1958 werd daar de gereformeerde kerk aan het Vijverpark in gebruik genomen. Deze doet sinds 1971 dienst als rooms-katholieke kerk.
De eerste gereformeerde predikant van Luttelgeest-Kuinre was ds. H. Munnik (1917-1997), die daar van 1944 tot 1946 stond.
2. Emmeloord.
– In Emmeloord werd op 30 oktober 1945 de tweede Gereformeerde Kerk gesticht. Aanvankelijk kerkte men in het kerkgebouw van de hervormde gemeente en later in de houten noodkerk aan de Abelenlaan. Maar in 1955 kon de gereformeerde Nieuw Jeruzalemkerk aan het Cornelis Dirkszplein in gebruik genomen worden.
Deze werd gebouwd onder architectuur van W.H. Verschoor. De kerk is nog steeds als PKN-kerk in gebruik. Aanvankelijk hield de kerk van Emmeloord ook diensten in Espel, toen daar nog geen Gereformeerde Kerk geïnstitueerd was. De eerste gereformeerde predikant van Emmeloord was de al genoemde ds. J. Bos.
3. Ens.
– In Ens werd de Gereformeerde Kerk op 25 februari 1947 geïnstitueerd. Aanvankelijk werd gekerkt in de kantine van Kamp Ens II. Maar in 1955 werd aan de Stallijnstraat de nieuwe gereformeerde kerk in gebruik genomen; in 1959 werd er een toren bijgebouwd.
In 2008-2009 werd een ingrijpende verbouwing gepleegd in verband met het samengaan van gereformeerd en hervormd. Deze kerk is nog steeds als PKN-kerk in gebruik. De eerste gereformeerde predikant van Ens was ds. H.T. Bochove (1916-2001), die daar van 1953 tot 1956 stond.
4. Marknesse.
– De Gereformeerde Kerk in Marknesse werd op 22 januari 1948 geïnstitueerd. Aanvankelijk kerkte men vanaf het begin in een noodkerk, Grachtwal/Noordeinde, die later als gereformeerd verenigingsgebouw gebruikt werd. In 1960 werd onder architectuur van T.G. Verlaan aan het Noordeinde de ‘officiële’ gereformeerde kerk aan het Noordeinde gebouwd.
Deze kerk werd in het kader van het samengaan met de hervormde gemeente afgestoten en later gesloopt. De eerste gereformeerde predikant van Marknesse was ds. Kl. Runia, die daar van 1949 tot 1952 stond.
5. Bant.
– Op 1 januari 1953 werd in Bant de Gereformeerde Kerk geïnstitueerd. In 1954 werd de gereformeerde kerk aan de Noordwend 1 onder architectuur van H. Eldering gebouwd. Op 11 januari 2004 werd de SoW-gemeente gevormd.
Zowel de gereformeerde als de hervormde kerk werden afgestoten, omdat besloten was het rooms-katholieke kerkgebouw in het dorp te gaan gebruiken voorde protestantse kerkdiensten. De gereformeerde kerk wordt momenteel als bedrijf gebruikt. De eerste gereformeerde predikant te Bant was ds. B.J. Aalders (*1929) die van 1954 tot 1958 aan die gemeente verbonden was.
6. Rutten.
– Op 1 januari 1954 werd te Rutten de Gereformeerde Kerk geïnstitueerd. Aanvankelijk werd gekerkt in een lokaal van een barak in het werkkamp van de IJsselmeerarbeiders. Maar daarna kwamen de gereformeerden gedurende ruim een jaar bijeen in het hervormde noodkerkje aan de Veeneweg. Door het architectenbureau Meijering en Van der Zee werd ondertussen de gereformeerde kerk aan de Meerweg gebouwd.
Deze werd op 7 maart 1957 in gebruik genomen. In 2005 werd de kerk buiten gebruik gesteld en wordt nu gebruikt als woning. De eerste gereformeerde predikant van Rutten was ds. W. Blanken (1929-1994) die daar van 1954 tot 1959 stond.
7. Nagele.
– De Gereformeerde Kerk te Nagele werd op 26 mei 1955 geïnstitueerd. Aanvankelijk werd gekerkt in de noodkerk van het kamp Nagele. Maar ondertussen werd aan de Ring 15 de nieuwe gereformeerde kerk gebouwd door architect J. Bakema.
Deze werd in 1960 in gebruik genomen. De kerk is inmiddels een gemeentelijk monument en wordt nog steeds als protestantse kerk gebruikt. De eerste gereformeerde predikant te Nagele was ds. G.W. de Jong (*1928) die van 1957 tot 1964 aan die kerk verbonden was.
8. Creil-Espel.
– De Gereformeerde Kerk te Creil-Espel (tot 1 januari 1957 Creil en later in combinatie met Tollebeek) werd op 31 december 1956 geïnstitueerd.
In Creil kerkten de gereformeerden aanvankelijk in een noodkerk aan de Galamalaan. Vanaf het begin van de jaren ’70 werd in de in 1958 door de hervormden in gebruik genomen Ontmoetingskerk gekerkt.
In Espel kerkten de gereformeerden aanvankelijk in de kerkzaal op het kamp Espel.
Maar in 1961 werd in Espel samen met de hervormden aan de Keggehof 1 de Una Sancta kerk gebouwd. Deze doet nog steeds dienst als protestantse kerk.
De eerste gereformeerde predikant van de kerk van Creil-Espel was ds. B. Oosterhoff (1924-2008) die van 1957 tot 1964 aan deze kerk verbonden was.
9. Kraggenburg.
– Op 17 januari 1957 werd dus de Gereformeerde Kerk van Kraggenburg geïnstitueerd. De kerkdiensten werden sinds 1961 in de hervormde kerk gehouden – later ‘Protestants Centrum’ genoemd; een gereformeerd kerkgebouw in Kraggenburg is er nooit gekomen.
In 1972 kwam het tot een eerste samenwerking met de hervormde gemeente die vijf jaar later overging in een nauwe samenwerking. In 2007 werden beide kerken gefuseerd tot Protestantse Gemeente Kraggenburg. De gereformeerde predikant van Kraggenburg was tegelijk ook de dienaar des Woords van Vollenhove (Stad).
10. Tollebeek.
– Tollebeek werd per 23 augustus 1970 losgemaakt uit de combinatie met Creil en Espel en kon daarna als zelfstandige Gereformeerde Kerk geïnstitueerd worden. Zo werd het getal geïnstitueerde Gereformeerde Kerken in de Noordoostpolder uiteindelijk tien. Aan de Sint Hubertusplaats werd samen met de hervormden een kerk gebouwd, die momenteel nog steeds dienst doet als protestantse kerk.
“Het is aan de visie van beide Tollebeekse protestantse kerkgemeenschappen te danken dat er maar één protestantse kerk is gebouwd en niet, zoals in andere dorpen, twee of meer. Met voortvarendheid werd door de gereformeerde en hervormde voormannen het werk ter hand genomen. Het waren jonge ondernemers, uit alle delen van het land, naar de polder gekomen om een maatschappelijk bestaan op te bouwen. Bij de vraag of zij geschikt waren voor de polder waren zij ook geselecteerd op het punt of zij bereid waren hun tijd en energie beschikbaar te stellen voor kerk en samenleving. Aan zowel de ontwikkeling van het dorp als de opbouw van de kerkelijke gemeente(n) hebben zij hun beste krachten gegeven”.
“In de vergadering van de hervormde kerkenraad van januari 1958 was al uitvoerig over de bouw van een kerk gesproken. Men vroeg zich toen af of de bouwkosten niet veel te hoog zouden worden en vreesde dat een eigen kerk voor een kleine gemeente als Tollebeek niet op te brengen zou zijn. Samenwerking tussen hervormden en gereformeerden bracht uitkomst. Reeds in 1959 werd de eerste conceptovereenkomst inzake gemeenschappelijke kerkbouw opgesteld. De partijen waren het College van Kerkvoogden der Hervormde Gemeente “De Noordoostpolder” gevestigd te Emmeloord, en de Gereformeerde Kerken te Creil-Espel en te Kraggenburg”.
“Afgesproken werd dat de hervormden voor 90% eigenaar werden en de gereformeerd eerst een aandeel van 10% hadden. Zodra de gereformeerde kerk in Tollebeek zelfstandig zou zijn, zouden beide kerken voor 50% eigenaar worden van het kerkgebouw. Dit werd gerealiseerd op 1 februari 1975. Overigens had de overheid een premie gesteld op gezamenlijke kerkbouw. Eén enkele geloofsgemeenschap ontving maar 40% subsidie, terwijl kerkelijke samenwerking 60 % overheidsbijdrage opleverde”.
“De bouwcommissie, die bestond uit de heren Biemond en Haverman van gereformeerde zijde en de hervormden Van Hulst, Geluk, Velthoen en Van der Linde, kwam op 4 maart 1960 voor het eerst bij elkaar onder voorzitterschap van de heer Van Hulst. De architect van de kerk was de heer Elffers. Hij had een heel ambitieus gebouw ontworpen, dat bij nader inzien te duur bleek. Er volgden veel besprekingen om de kosten binnen de perken te houden, maar de architect was moeilijk tot concessies te bewegen. Een bezoek van de architect aan de bouw van de kerk was overigens voor het dorp een belevenis. Hij kwam namelijk in een Bentley met chauffeur in uniform. Dat zag je in Tollebeek niet zo vaak. Als er al auto’s kwamen, dan waren dat meestal “kevers”.” (Reliwiki).
Bronnen:
W. de Boer e.a. (red.), ‘Een machtig arbeidsveld’. De opbouw van het kerkelijk leven in de Noordoostpolder. Gouda, 2008
Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.
FdR, Jong kerkelijk leven in nieuw land. In: Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 5e jrg. nr. 4, 26 januari 1957.
Reliwiki
J.T.W.H. van Woensel, Kerkopbouw en kerkbouw in de IJsselmeerpolders. Lelystad, 1996
© 2017. GereformeerdeKerken.info