Een Afgescheiden Smeekschrift aan de Koning uit juni 1835

Inleiding

Al ver voor ds. Hendrik de Cock afscheid nam van de hervormde kerk (in oktober 1834) was het ook in vele andere hervormde gemeenten onrustig. Onvrede over de kerkelijke koers stak op veel plaatsen de kop op. Vandaar dat de Algemeene Synode van de hervormde kerk op 16 juli 1834 een schrijven stuurde ‘aan alle leeraren en kerkenraden benevens alle verdere besturen der Nederlandsche Hervormde Kerk’. Daarin werden ‘alle predikanten, en inzonderheid de jongeren onder hen, opgewekt zich te onthouden van alles wat de zuiverheid van hun belijdenis en evangelieprediking enigszins in verdenking zoude kunnen brengen’.  De rust in de gemeenten moest hersteld worden.

Het schrijven luidde als volgt (overgenomen uit het Handboek voor Hervormde Predikanten, Leeuwarden, 1843):

September - Dominees 1 - 16 juli 1834

Maar toen enige maanden later de hervormde kerkenraad van Doeveren, Genderen en Gansoijen in Brabant (waar ds. H.P. Scholte predikant was) zich afgescheiden had en vrijheid van godsdienst aanvroeg, werd met dat verzoek in een ‘ministeriële kennisgeving’ van 27 november 1834 korte metten gemaakt (uit het Handboek voor Hervormde Predikanten):

September - Dominees 2 - 27 nov. 1834

September - Dominees 2a - 27 nov 1834

Drie bekende ‘Smeekschriften’

Ten tijde van de vervolgingen tegen de Afgescheidenen, die in ieder geval tussen 1834 en 1840 overal in het land voorkwamen en eerst na de inhuldiging van koning Willem II geleidelijk verdwenen, werden door Afgescheidenen overal in het land rekwesten, smeekschriften en ‘adressen’  gericht aan koning Willem I en ook aan ‘de Hooge Overheden onzes Vaderlands’. In de belangrijke tweedelige Verzamelde Geschriften van ds. H. de Cock, die in 1984 en 1986 werden uitgegeven door Den Hertog (toen nog in Houten), wordt een drietal van die Smeekschriften genoemd. Ten eerste het Ootmoedig Smeekschrift van de gelovigen der provincies Groningen en Drenthe (dat in 1836 door T.E. Mulder te Veendam uitgegeven werd); ten tweede het Smeekschrift aan de Hoogmogende Heeren Staten Generaal van het Koningrijk der Nederlanden, dat in november 1836 namens ‘de kerkenraad van de ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente van de Smilde’ (ondertekend door ds. H. de Cock) aan de Staten Generaal werd aangeboden; en ten derde het Ernstig Vertoog en Ootmoedig Smeekschrift aan Zijne Majesteit den Koning en de Hoogmogende Heeren Staten-Generaal van het Koningrijk der Nederlanden door de gereformeerden van de provinciën Groningen en Drenthe, die wenschen te blijven bij hetgeen hun door onze vaderen is overgeleverd (men had in die tijd geen moeite met lange titels), dat door uitgever H. Höveker te Amsterdam in 1837 werd gedrukt, en dat was ondertekend namens de classes  ‘Groningen, ’t Oldampt, Appingadam en Middelstum’ en mede-ondertekend namens ‘de provincie Drenthe’ (c.q. de provinciale vergadering van de Afgescheiden kerken) en de Afgescheiden gemeenten te Kampen en Zwolle.

Een smeekschrift uit juni 1835

Er is echter nóg een eerder smeekschrift, dat al in juni 1835 werd gericht aan de Koning: Adres aan Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden wegens Vrijheid en Bescherming van de ware Gereformeerde Godsdienst ingediend in junij 1835 door de geloovigen uit de provinciën Groningen en Drenthe. Daarin werd om vrijheid en bescherming gevraagd. Het acht pagina’s tellende geschrift werd uitgegeven door T.E. Mulder te Veendam. Dat smeekschrift (hoewel in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en elders aanwezig en ook op het internet te vinden) is niet opgenomen in de Verzamelde Werken van ds. H. de Cock, vermoedelijk omdat in het document geen ondertekening voorkomt. Het lijkt aannemelijk te veronderstellen dat ds. De Cock (toen ‘leeraar van Groningen en Drenthe’) mede de hand gehad heeft in het Adres. Maar hoe dan ook, zijn naam staat er niet onder. We geven hier de inhoud van het geschrift weer:

September - Adres 1

September - Adres 2

September - Adres 3

September - Adres 4

September - Adres 5

September - Adres 6

De koning reageerde op dit en andere ‘Adressen’ met het besluit van 10 december 1835. Hij had het voornemen van de Afgescheidenen ‘de Hervormde Kerk te verlaten met het hoogste leedwezen vernomen’, en maakte duidelijk dat ‘in allen gevalle de door hen ingediende verzoekschriften voor geene  gunstige beschikking vatbaar zijn’. Mochten er zijn die bij hun voornemen bleven, dan dienden zij op z’n minst aan een aantal voorwaarden te voldoen. Het volledige besluit van de koning luidde als volgt (overgenomen uit het Handboek voor Hervormde Predikanten):

September - Adressen Koning 1

September - Adressen Koning 2

Hoewel de Groningers en de Drenthen in gezamenlijk overleg dus in achtereenvolgende jaren (1835, 1836 en 1837) meerdere Smeekschriften aan de Koning en/of aan de Staten-Generaal hebben aangeboden, waren ze niet de enigen. Ook vanuit ‘Vriesland’ bijvoorbeeld werd om vrijheid en bescherming gevraagd, en (‘namens  geloofsgenoten uit onderscheidene provincies in ons vaderland’) door ds. A. Brummelkamp (1811-1888), die na zijn intrede als hervormd predikant te Hattem (in 1834), het jaar daarop leiding gaf aan de Afgescheiden gemeente die zich daar gevormd had.

Het bezwaarschrift van Brummelkamp en anderen werd in een Koninklijk Besluit, gedateerd 5 juli 1836, van de hand gewezen. In het Besluit werd opgemerkt dat de Afgescheidenen geen recht hadden de naam ware Gereformeerde Kerk te voeren. Deden ze dat toch dan zag de koning zich verplicht daar tegen op te treden. Bovendien werd aangegeven hoe de Afgescheidenen moesten handelen wilden ze althans nog enige kans hebben dat hun adressen succes zouden hebben. Zolang zij geen toestemming hadden verkregen waren hun godsdienstoefeningen echter verboden.  Ook gaf de koning opdracht ‘aan alle openbare magten in het Rijk’ te zorgen dat aan de inhoud van het besluit zou worden voldaan. Het besluit luidde als volgt (overgenomen uit het Handboek voor Hervormde Predikanten):

September - Adressen Brum 1

September - Adressen Brum 2

September - Adressen Brum 4

Tenslotte geven we hieronder nog het besluit van de Algemene Synode van 14 juli 1836, waarin nog eens op een rijtje gezet werd hoe de hervormde kerkenraden hadden te reageren op eventuele onrust in hun gemeente ‘betrekkelijk zulken die zich willen afscheiden’:

September - Kerkeraden 1

September - Kerkeraden 2_____________

Ootmoedig Smeekschrift (oktober  1836)

Smeekschrift aan de Hoogmogende Heeren (december 1836)

Ernstig Vertoog en Ootmoedig Smeekschrift (juni 1837)