Twee gereformeerde kerken op een foto (2)

Bunschoten-Spakenburg

De Afscheiding.

De Christelijke Afgescheidene Gemeente van Bunschoten-Spakenburg werd 26 juni 1836 geïnstitueerd onder leiding van ds. H.J. Budding (1810-1870). Al eind december 1835 hadden twee hervormde gemeenteleden (van 41 en 57 jaar) met hun kerkelijke gemeente gebroken, aanvankelijk zonder hun echtgenotes. Dat was in Bunschoten-Spakenburg in feite het begin van de Afscheiding.

De hervormde kerk te Bunschoten.
De hervormde kerk te Bunschoten.

In maart 1836 kwam ook de niet-officiële hervormde catechiseermeester Jacobus Beukers tot Afscheiding, waarna ook de echtgenotes van de eerdergenoemde twee gemeenteleden die stap waagden. Om Beukers’ catechisaties de wind uit de zeilen te nemen dacht de hervormde predikant, ds. Jac. Bredée, een handige manoeuvre te doen door ‘de bekwame jongeling’ Jacobus Poort, die al enige tijd als ouderling dienst deed, als zodanig te benoemen. Poort mocht zelfs al snel als oefenaar optreden in een derde kerkdienst. Daar sprak hij regelmatig voor enkele honderden hoorders, waar ook Afgescheidenen kwamen. Maar ds. Bredée werd wantrouwig over de motieven van zijn pas benoemde oefenaar-catechiseermeester en liet op een zondag de kerkdeur voor de derde dienst, waarin Poort zou voorgaan, hermetisch vergrendelen! Er stonden zelfs ruiters bij de kerkdeur om ongeregeldheden voor te zijn. Dat had ds. Bredée beter niet kunnen doen. Want enkele maanden later sloot Poort zich bij de Afgescheiden gemeente aan, die toen 70 leden telde, en die al enige tijd bijeenkwam in de woning van Hendrikus Niezen aan de Nijkerkerweg.

De Afscheidingsbeweging, die overal in het land de kop opstak, was niet naar de zin van de koning; de Nederlandsche Hervormde Kerk was de staatskerk, en daar had men zich niet van af te scheiden. Op grond van een Napoleontische wet werden ook de Afgescheidenen in Bunschoten-Spakenburg vervolgd; inkwartiering – nadat ds. A. Brummelkamp (1811-1888) daar gepreekt had – boetes en gevangenisstraf waren ook hun deel; hun kerkdiensten werden verboden als zich daar meer dan twintig personen bevonden.

In het derde huis van rechts (dat met de naar achteren hellende gevel) werden in de tijd van de Afscheiding geheime kerkdiensten gehouden.
In het derde huis van rechts (met de naar achteren hellende gevel) werden in de tijd van de Afscheiding de geheime kerkdiensten gehouden.

Na aanvankelijke weigering om erkenning en daarmee vrijheid van godsdienst bij de overheid te vragen, zette men die stap in 1839 toch. Op 17 juni 1841 kreeg men bericht dat de koning in de erkenning van de gemeente toestemde.

Al op 14 juni dat jaar was men in de Kerkstraat in Spakenburg begonnen de fundamenten te leggen voor een eigen kerk, die fl. 2.500 kostte.

De oude Afgescheiden kerk (1841-1878).
De oude Afgescheiden kerk, rechts (1841-1878), later als school gebruikt. De latere Noorderkerk (1878-1945) helemaal links.

Het verdere kerkelijk leven in de Afgescheiden Gemeente van Bunschoten liep niet altijd over rozen; gesproken wordt onder meer over de zgn. Zwarte Tijd, genoemd naar een opwekkingsbeweging die in de troebelen een voorname rol speelde. We gaan daar in dit verband echter niet verder op in. Hoe dan ook, het kerkje aan de Kerkstraat werd al snel te klein. Vandaar dat de kerkenraad besloot over te gaan tot de bouw van een grote kerk, de Noorderkerk, óók aan de Kerkstraat, die in 1878 in gebruik genomen was.

De Noorderkerk (1878) in Spakenburg.
De Noorderkerk (1878-1945) in Spakenburg.

Het jaar daarvoor werd bovendien het initiatief genomen een eigen school te stichten. Rond 1878 telde de Christelijke Gereformeerde Gemeente (zoals de Afgescheiden gemeente sinds 1869 heette) ongeveer achthonderd leden; de hervormde gemeente telde in die tijd ongeveer vijfhonderd zielen (de Noorderkerk werd in 1945 overigens aan de vrijgemaakte Gereformeerden toegewezen).

De Doleantie.

In Bunschoten zou predikant dr. G. van Goor (1848-1902) een belangrijke rol spelen. In 1883 was hij in Spakenburg hervormd predikant geworden. Toen de kerkelijke strijd in Amsterdam (die zou uitlopen op de Doleantie in 1886) er om ging spannen, had de kerkenraad op zijn voorstel in 1885 een bemoedigend schrijven gestuurd aan de ‘benauwde broederen’ te Amsterdam om hen, in de kerkelijke strijd die daar gaande was, een hart onder de riem te steken. Ook besloot die kerkenraad in december dat jaar op zijn voorstel in het vervolg de ‘Drie Formulieren van Enigheid’ (de belijdenisgeschriften) te ondertekenen, wat al in 1883 door een vergadering van door hervormde synodemaatregelen verontruste hervormden (de ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkenraadsleden’) was aangeraden. Daarmee was in Bunschoten de toon gezet.

Dr. G. van Goor (1848-1902).
Dr. G. van Goor (1848-1902).

In januari 1886 behandelde de kerkenraad een verzoek van het overgrote deel van de hervormde manslidmaten in Bunschoten de kerkorde, die door de koning in 1816 aan de hervormde kerk was opgelegd (het zgn. ‘Algemeen Reglement’), af te schaffen en terug te keren tot de aloude Dordtse Kerkenordening van 1618-1619, vastgesteld door de eerwaarde Synode van Dordrecht. De kerkenraad voldeed aan dat verzoek, en zo ging de complete hervormde kerkenraad samen met ongeveer 90% van de leden in Doleantie. Het kerkgebouw bleef vooralsnog bij de Dolerenden in gebruik. Onder voorbijgaan van de classis boog het Provinciaal Kerkbestuur zich echter over de kwestie en citeerde de dolerende kerkenraad, die echter niet kwam opdagen. Aan alle kerkenraadsleden werd toen hun afzettingsbericht door de deurwaarder overhandigd. De classis moest vervolgens proberen de (hervormde) dienst des Woords gewoon doorgang te doen vinden. Pogingen daartoe werden inderdaad aangewend, maar vooralsnog hadden ze geen succes. De dolerende kerkdiensten konden ongestoord in het hervormde kerkgebouw gehouden worden.

Uiteindelijk kwam de rechter er echter aan te pas en op 26 maart 1890 deed het Hof te Utrecht uitspraak. Het classicaal bestuur werd in het gelijk gesteld. De rechters verklaarden namelijk dat het kerkgebouw toebehoorde aan de Nederlandsche Hervormde Gemeente, die ondanks de Dolerende exodus niet had opgehouden te bestaan en dus gewoon eigenaar was gebleven, dit ondanks het feit dat de hele kerkenraad in Doleantie was gegaan. De rechtsgang had de dolerenden ruim fl. 2.000 gekost, die men geheel uit eigen zak betaalde.

De oude gereformeerde kerk 'Kostverloren' (1890-1914).
De oude gereformeerde kerk ‘Kostverloren’ (1890-1914), nu verenigingsgebouw van de Kerk.

Voorbereid als ze waren op de gerechtelijke uitspraak, had men al maatregelen genomen om tot de bouw van een eigen kerk te komen. Daartoe had men allereerst een stuk land in huur verkregen, ‘Kostverloren’ genaamd. Later kon men het terrein kopen dankzij een gift van een anonymus. Op dat stuk land werd aanvankelijk een houten gebouw neergezet, maar al snel werd óver dit houten gebouw heen een grotere stenen kerk gebouwd die ook ‘Kostverloren’ genoemd werd. De kerkdiensten konden tijdens de bouw dus gewoon doorgaan.

Zo’n kwart eeuw nadat in Bunschoten de Doleantie plaats vond bleek ‘Kostverloren’ echter veel te klein te zijn om de Dolerende gemeente te kunnen bevatten. Vandaar dat men op het er achter liggende terrein een veel grotere kerk bouwde, die de ‘Zuiderkerk’ genoemd zou worden. Net als op veel andere plaatsen de gewoonte was, kreeg ook hier de oudste ouderling, W. Koelewijn Wzn., de taak op 12 juni 1913 de eerste steen te leggen (de aan de zuidwestzijde geplande toren werd nooit gebouwd omdat de kosten te hoog waren; in plaats daarvan werd een dakruiter aangebracht).

De eerste steenlegging voor de Zuiderkerk (op de achtergrond de oude gereformeerde Kerk 'Kostverloren') in 1913.
De eerste steenlegging voor de Zuiderkerk in 1913 (op de achtergrond de oude gereformeerde kerk ‘Kostverloren’).

De oude en de nieuwe kerk staan in Bunschoten nog steeds tegenover elkaar langs het Kostverloren (in die tijd telde de hervormde gemeente nog geen honderd leden; deze leed tot de Tweede Wereldoorlog ‘een slapend bestaan’).

De nieuwe kerk kreeg de naam ‘Zuiderkerk’ overigens pas in 1931, toen de van oorsprong Christelijke Gereformeerde Gemeente (vanaf de landelijke Vereniging in 1892 tot 1931 Gereformeerde Kerk A genoemd) en de Dolerende gemeente (Gereformeerde Kerk B) zich verenigden als de Gereformeerde Kerk te Bunschoten-Spakenburg. Ter onderscheiding van de kerkgebouwen werd de ene kerk toen Noorderkerk genoemd en de andere Zuiderkerk.

De Zuiderkerk (1914 tot heden).
De Zuiderkerk (1914 tot heden).

Jaar          Ledentallen                                                          Totaal

1893       Kerk A: 1.468 – Kerk B: –                                   –
1905       Kerk A: 1.556 – Kerk B: 940                     2.496
1915       Kerk A: 1.925 – Kerk B: 1.233                 3.158
1925       Kerk A: 2.358 – Kerk B: 1.400                 3.758

In het aanpalende Eemdijk woonden na verloop van tijd voldoende gereformeerden om daar in 1933 een nieuwe kerk te bouwen, de Westerkerk. Deze kerk werd in 1945 overigens aan de vrijgemaakten toegewezen.

De WEsterkerk te Eemdijk (1933-1945).
De Westerkerk te Eemdijk (1933-1945).

De ‘Vereniging’: een zaak van de lange adem (1931).

Zoals al opgemerkt verenigden de Christelijke Gereformeerde Kerk en de dolerende Nederduitsche Gereformeerde Kerken zich landelijk al in 1892 tot de Gereformeerde Kerken in Nederland. Door de beide synodes werd echter afgesproken dat de plaatselijke Kerken, indien gewenst, langzaam naar elkaar mochten toegroeien, zodat de ineensmelting daar later kon plaatsvinden. De beide Kerken van Bunschoten-Spakenburg deden er tot 1931 over en behoorden daarmee tot de laatste Kerken waar de ineensmelting een feit werd. Oorzaken van die moeitevolle gang van zaken waren onder veel meer de vraag waarom de dolerenden wel wilden dat het christelijke gereformeerde kerkelijke ‘Reglement van 1869’ werd geschrapt, maar ondertussen hun eigen ‘Kerkelijke Kas’ niet wilden opheffen; de ‘strijd’ over het al of niet verenigen van de theologische opleidingen in Kampen en Amsterdam; accentverschillen in het spreken over de kinderdoop; de stichting van een (voortgezette) Christelijke Gereformeerde Gemeente in 1895 doordat drieëndertig kerkleden van Kerk A de Vereniging met de Dolerenden afkeurden (waardoor Kerk A voorzichtig werd met verdere toenaderingspogingen); het zo nu en dan onderling ruilen van wederzijdse predikanten gedurende de kerkdiensten; ‘en ook zal de oude tegenstelling tussen Spakenburg – Bunschoten, vissers – boeren, wel een rol gespeeld hebben’. Maar uiteindelijk vonden beide kerken elkander toch. Wat tijdens de in latere jaren gehouden gezamenlijke kerkenraadsvergaderingen besproken werd kan niet worden achterhaald omdat daarvan kennelijk geen notulen gemaakt werden. Hoe dan ook, op 14 augustus 1931 werd de ineensmelting tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) een feit, ‘maar niet dan onder hevig protest’.

Na de Ineensmelting.

‘Ruim tien jaar later zal in de Vrijmaking – een kerkelijk conflict over de doop en over het gezag van de synode – de gemeente weer doormidden scheuren, grotendeels langs dezelfde lijnen als de Kerken A en B vóór de Ineensmelting’. Deze scheuring liep zoals op veel andere plaatsen dwars door families, waardoor ook in de dorpssamenleving grote schade ontstond. Het ledental daalde drastisch en de Gereformeerde Kerk had nu alleen nog de beschikking over de Zuiderkerk in Bunschoten. In Spakenburg, waar de Noorderkerk immers was toegewezen aan de vrijgemaakte gereformeerden, werd toen een houten noodkerk gebouwd, omdat men daar ook kerkdiensten wilde houden. Dit houten noodgebouw werd in 1946 in gebruik genomen.

De noodkerk, die van 1949 tot de in gebruikneming van de Adventkerk in 1965 gebruikt werd.
De noodkerk, die van 1946 tot de in gebruikneming van de Adventkerk in 1967 gebruikt werd.

Daar bleef het echter niet bij, want in 1967 werden de al enkele jaren bestaande plannen werkelijkheid en kwam de nieuwe Adventkerk gereed. De kerk heeft zeshonderd zitplaatsen.

De Adventkerk (1965-heden).
De Adventkerk (1967-heden).

De Gereformeerde Kerk van Bunschoten-Spakenburg kon zich de jaren na de Vrijmaking weer verheugen in een constante groei, al had de Vrijmaking een wel zeer zware tol geëist:

Op 28 augustus 1944 verstuurde de 'wettig beroepen' kerkenraad van de vrijgemaakte gereformeerde kerk deze bekendmaking aan de andere vrijgemaakte kerken.
Op 28 augustus 1944 verstuurde de ‘wettig beroepen’ kerkenraad van de vrijgemaakte Gereformeerde Kerk deze bekendmaking aan de andere vrijgemaakte kerken in het land.

Jaar                 Ledentallen

1935              4.249
(1943)           4.229
1946              1.750
1955              2.074
1965              2.373
1975              2.904
1985              3.101
1995              3.502
2004              3.594
(2010)           3.700

Tot slot.

De Zuiderkerk onderging in 1996 een grote renovatie. Het gebouw Kostverloren, tegenover de kerk, wordt momenteel gebruikt als verenigingsgebouw van de kerk. Ook de Adventkerk kreeg een flinke beurt: in 2004 werden de bijgebouwen grondig gerenoveerd.
Met de andere gereformeerde kerkgenootschappen in het dorp (de Christelijke Gereformeerde, de vrijgemaakt-Gereformeerde en de Nederlands Gereformeerde), bestaat een (soms zeer) ‘voorzichtige toenadering’.

‘En sinds 2004 maakt onze gemeente – samen met de Hervormde Gemeente – deel uit van de Protestantse Kerk in Nederland. We komen elkaar tegen in de Classis (= regionale kerkvergadering) Amersfoort. We hopen elkaar steeds meer in Christus te herkennen en te vinden. Eén kerk hoeft het niet per se te worden – al zou dat mooi zijn!  Maar het gezamenlijke geloof kan meer in ons dorp als bindende kracht uitgedragen worden’, zo meldt de website van de Kerk.

 

Links de Zuiderkerk en daartegenover de oude gereformeerde kerk 'Kostverloren'.
Links de Zuiderkerk en daartegenover de oude gereformeerde kerk ‘Kostverloren’.

Literatuur over de Kerk(en) van Bunschoten-Spakenburg:

A. Blokhuis, Uit de oude doos. Wat een eeuw geleden in Bunschoten en Spakenburg is geschied. De Afscheiding 26 juni 1836-26 juni 1936. Spakenburg, 1936 (tweede druk: 1979)

B. Hartogh Wzn., Gedenkboekje ter gelegenheid van het 75-jarig voortbestaan van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Bunschoten-Spakenburg. Bunschoten, g.j. [1973] (een uitgave van de Chr. Geref. Kerk)

H. Hiddink, Tussen twee kerken. Het verhaal van de Doleantie in Bunschoten. 1887-1890. Bunschoten-Spakenburg, 1986

P. Kok, De Gouden Draad, De geschiedenis van de Gereformeerde Kerken te Bunschoten, Spakenburg, Eemdijk 1836-1986, Bunschoten-Spakenburg, 1986 (een uitgave van de vrijgemaakte Gereformeerde Kerk)

H. Hiddink en W. Ruizendaal, Kerkvolk in beweging. Uit de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Bunschoten-Spakenburg, 1887-1987. Bunschoten-Spakenburg, 1994

Bort Zwaan, Jubileumboek. Honderd jaar eredienst in de Zuiderkerk 1914-2014. Bunschoten-Spakenburg, 2014 (met gedenkpenning).