Wat de kranten over het symposium schreven

Symposium ‘God in de Oorlog’ te Amsterdam (3).

Zowel het Reformatorisch Dagblad als het Nederlands Dagblad publiceerden op 25 november 2015 een artikel over het symposium ‘Kerken in de Oorlog’, dat de dag ervoor te Amsterdam werd gehouden. Het dagblad Trouw publiceerde geen verslag van het symposium. De redactie deelde ons mee dat collega Gerrit-Jan Kleinjan ‘wel naar het symposium geweest was, maar daar geen nieuwe zaken gehoord had, althans zaken die hij nog niet eerder in de krant heeft gezet’. We weten niet of die reden in het voordeel van het symposium spreekt.

Hoe dan ook, het symposium werd georganiseerd door het Historisch Documentatie Centrum (HDC) van de Vrije Universiteit te Amsterdam en het dagblad Trouw. Dit naar aanleiding van het boek God in de Oorlog door dr. J. Bank en de daarop volgende publicaties in Trouw.

Met deze artikelenserie over het symposium hopen wij de berichtgeving daarover nu te kunnen afsluiten. Dat de redactie van GereformeerdeKerken.info zich vooral interesseert voor wat op het symposium werd gezegd of beweerd over de houding van de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) in de Tweede Wereldoorlog, zal niemand ons kwalijk nemen.

Het Reformatorisch Dagblad.

Het Reformatorisch Dagblad (RD) publiceerde haar artikel voor de middagkrant van 25 november al de dag daarvoor op de website van de krant.

Dr. George Harinck, directeur van het HDC, hield tijdens het symposium een toespraak over de Nederlandse kerken in de Tweede Wereldoorlog. Hij noemde het ‘bijzonder’ dat de kerken in de oorlog hun stem lieten horen. Net als Bank constateerde hij dat de kerken hun mond open deden tegen de Duitse bezetters. ‘De kerken trotseerden het naziregime vanaf de kansel. Soms tegen een hoge prijs: sommige predikanten en geestelijken werden geëxecuteerd’. Daarmee was echter, zo zei Harinck, de rol van de kerken wél gesignaleerd maar níet verklaard.

Ter verklaring van die rol stelde hij dat de kerken sinds de nieuwe grondwet van Thorbecke in 1848 buiten de publieke ruimte gehouden waren; ‘alleen via politieke partijen en de pers lieten zij van zich horen. Daar hadden de kerken geen vrede mee’, zo meende hij. Het bijzondere in de Nederlandse situatie was volgens dr. Harinck dat de voorstanders van de ‘sprekende kerk’ kwamen bovendrijven. ‘Ze spraken uit verontrusting over de Duitse bezetting, maar óók uit onvrede over de beperkte rol van de kerk in de openbare ruimte. Het ging dus niet alleen om verzet’.

‘Zelfbehoud het belangrijkste motief van het verzet’.

Na te hebben verklaard dat ‘ook’ in het buitenland bij de kerken ontevredenheid bestond over de beperkte rol van de kerken in de publieke ruimte, deelde dr. Harinck mee dat, net als in Duitsland, óók in Nederland ‘zelfbehoud van het kerkelijke instituut’ het belangrijkste motief voor verzet tegen de Duitsers was. Als grond voor die bewering zei dr. Harinck volgens het RD-verslag “dat dit ‘ook’ blijkt uit de recente studie van dr. E.G. Bosma over ‘bevindelijk gereformeerden en het nationaalsocialisme’ én uit een studie over doopsgezinden in de oorlog”.

Waaruit dat dan nog méér bleek, bleef echter onduidelijk. Want de houding van de ‘bevindelijken’ (o.a. de ‘zware’ Gereformeerde Gemeenten van ds. Kersten) en zélfs die van de Doopsgezinden zonder de minste onderbouwing ook van kracht te verklaren voor de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN), gaat natuurlijk niet aan.  We zijn dus erg benieuwd naar de onderliggende bewijsvoering die dr. Harinck daarbij op het oog heeft.

NSB.

Dr. Harinck memoreerde in zijn toespraak ook het in 1936 genomen (gereformeerde) synodebesluit dat het lidmaatschap van de NSB onverenigbaar verklaarde met dat van de Gereformeerde Kerken en dat bij volhardende ongehoorzaamheid NSB’ers onder de kerkelijke censuur gesteld konden worden. Hij voegde er aan toe dat enkele prae-adviseurs van de synode (de hoogleraren van de VU) zich meteen van dat besluit distantieerden. Dat klopt maar half. Waar de hoogleraren van de VU tegen waren was niet het gedeelte over het lidmaatschap van de NSB, maar het motief van de censuuroefening als tuchtmaatregel over NSB-leden, waartoe de synode besloten had. Het hele verhaal staat in dr. J. Ridderbos, Strijd op twee fronten, deel 1, pag. 221 e.v. En als je leest hoe die besloten synodevergadering verliep, wekt het geen verbazing dat de generale synode direct na de oorlog de invloed van de prae-adviseurs drastisch inperkte. Maar hoe dan ook: de synode had besloten wat zij besloten had!

H.H. Kuyper.

Dr. Gert van Klinken hield een toespraak over het nut en de beperking van een ‘vergelijkend perspectief’ dat Bank in zijn boek over de rol van de kerken in WO-II bood. Van Klinken meende echter onder meer ook dat Bank de gereformeerde theoloog dr. H.H. Kuyper, als lid van het Deputaatschap voor de Correspondentie met de Hooge Overheid een te belangrijke plaats geeft. Zoals in ons artikel Het Bommetje van Trouw al opgemerkt werd, meende Bank dat Kuyper gedurende de hele oorlog ‘de Gereformeerde Kerken in het spoor van de nationaal-socialistische regels wilde houden’, en daar zou hij in dat Deputaatschap een prachtige gelegenheid voor gehad hebben. Ware het niet dat, zoals wij aantoonden, Kuyper al eind 1940 op verzoek van de kerken van de classis Rotterdam uit dat Deputaatschap verdween! Daarmee verviel in feite ook het belangrijkste argument dat Bank in zijn boek naar voren bracht om aan te tonen dat de ‘leiding’ van de Gereformeerde Kerken zich schikte en plooide naar de Duitse bezetter (Bank vond het echter niet nodig, zo schreef hij ons, die kardinale fout te verbeteren. Het zij zo. Het is zíjn boek). Van Klinken voegde er voorts zeer terecht aan toe dat, als sprake was van collaboratie of verzet, het maar de vraag was of dat van ‘bovenaf’ (van de synode) kwam. ‘Ze kwamen eerder van onderop, van de predikanten en de kerkleden’. De Gereformeerde Kerken waren nu eenmaal anders georganiseerd dan Bank dacht.

‘De koppen in Trouw’.

Bijna een derde deel van het artikel in het RD handelde over de discussie betreffende de ‘koppen’ boven het Trouw-artikel van 16 mei 2015: Kerken stemden morele boodschap af op Hitler; historicus relativeert heldenrol ‘deutschfreundliche’ gereformeerden. Dat bleek achteraf dus een misgreep te zijn geweest. Trouw-redacteur Gerrit-Jan Kleinjan had “tijdens een interview in een restaurantje” een paar ‘ferme uitspraken’ van Bank genoteerd, zoals die waarin Bank – verstoken van de benodigde feitenkennis – H.H. Kuyper omschreef als ‘het vooraanstaande synodelid dat de Gereformeerde Kerken gedurende de hele oorlog in het spoor van de nationaal-socialistische regels leidde’, terwijl Kuyper reeds in 1940 uit het al eerder genoemde deputaatschap verdween; Bank deelde tijdens het symposium voor de zekerheid bovendien nog mee dat Kleinjan zijn uitspraken ‘adequaat’ had weergegeven.

Redacteur Kleinjan verklaarde dat de ‘koppenmaker’ de kop boven het artikel had bedacht en niet de redactie. Die verklaring is in tegenspraak met wat de Trouw-Ombudsman, Adri Vermaat, verklaarde in zijn artikel in Trouw van 12 november 2015, waarin hij zonder omwegen meedeelde dat die kop niet door de koppenmaker, maar wel door de redactie (c.q. door Kleinjan) bedacht was.

Redacteur Kleinjan vond echter dat – ‘hoewel in zekere zin kort door de bocht’ – de benaming ‘deutschfreundliche gereformeerden’ verwees naar de rol van H.H. Kuyper in de oorlog. Dat die rol al in 1940 uitgespeeld was, wist Kleinjan toen nog niet.  Hoe dan ook: ‘Veel lezers zagen de artikelen als een trap na’, zo werd vanuit de zaal opgemerkt, en, zo meende een ander: ‘Ik begrijp dat de krant moet worden verkocht, maar ik heb het idee dat Trouw vooral kiest voor koppen die lekker bekken’ (ook de talloze reacties die wij via de website GereformeerdeKerken.info ontvingen, gingen veelal op dezelfde kritische toer). Kleinjan gaf toe dat hier ‘misschien’ over de schreef gegaan was, maar wilde er zelf verder niet op ingaan: ‘Dat het een misgreep was, daar hebben we in onze kolommen al uitgebreid bij stilgestaan’. ‘Wij’: alleen de Trouw-Ombudsman.

Waarom het bewuste bericht op de voorpagina kwam? ‘Omdat er verder geen nieuws was’, zo werd door de heer Kleinjan meegedeeld.

Het verslag van de redactie van het RD

Het Nederlands Dagblad.

Ook het Nederlands Dagblad (ND) publiceerde een overzicht van het door tachtig aanwezigen bijgewoonde symposium. Dr. Harinck, directeur van het Historisch Documentatie Centrum van de VU, constateerde onder meer dat ‘Bank beschrijft wat kerkelijke leiders zeiden, maar wat dacht en deed ‘het grondpersoneel’, de gewone kerkleden? Waarom kwam de ene gelovige in verzet en zag de ander de Duitsers als wettige overheid?’ Hans Blom, voormalig directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie (NIOD, dat tegenwoordig trouwens een iets aangepaste naam bezigt), meende dat ‘niet alleen gekeken moet worden naar kanselboodschappen en andere uitspraken van de kerkelijke leiders, maar ook naar het doen en laten van de dominee en de pastoor. Als je hén over het hoofd ziet snap je niet wat er gaande is’. Ter verdediging van Bank moeten we hier opmerken dat hij in zijn beschrijving van de Gereformeerde Kerken wel degelijk ruimte gaf aan het verzet van de plaatselijke kerken!

Hoe dan ook, natuurlijk kunnen we instemmen met wat Blom zei. Juist de nadruk die Bank ten onrechte legde op de centrale positie van de generale synode en in het verlengde daarvan even onterecht op die van H.H. Kuyper, was oorzaak van het feit dat zijn beschrijving over de houding van de ‘leiding’ der Gereformeerde Kerken schipbreuk leed.

Afgaande op de verslaggeving in de kranten werd op het symposium in de toespraken (uitgezonderd één der sprekers) over het algemeen beleefd gezwegen over de feitelijke onjuistheden in het boek God in de Oorlog, voor zover het de Gereformeerde Kerken betrof.