Op de leeftijd van 82 jaar overleed jl. donderdag 17 maart dr. J. Hendriks, sinds 1959 directeur van de Stichting Gereformeerd Maatschappelijk Werk in de provincie Noord-Holland en vanaf 1965 directeur van het Algemeen Diakonaal Bureau (ADB) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Het binnenlands diaconaat was daar zijn voornaamste werkterrein.
De heer Hendriks, die in 1933 in de stad Groningen geboren werd, promoveerde in 1971 op gezag van prof. mr. W.F. de Gaay Fortman aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op het proefschrift De emancipatie van de Gereformeerden. Sociologische bijdrage tot de verklaring van enige kenmerken van het huidige gereformeerde volksdeel’. In zijn interessante dissertatie onderscheidde hij vier fasen in de ontwikkeling van de ‘kleine luyden’, zoals de gereformeerden genoemd werden: fase 1: Bewustwording en agitatie (1860-1880); fase 2: Organisatie en confrontatie (1880-1920); fase 3: Bereikte doeleinden (1920-1950) en fase 4: Integratie in de grotere samenleving (vanaf ongeveer 1950). Deze ontwikkeling in het emancipatieproces van de gereformeerden beschreef hij nauwgezet.
Na zijn promotie nam hij in 1973 afscheid van het ADB (waar hij werd opgevolgd door dr. J. van Klinken) en werd hij onderzoeker en docent aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, verbonden aan het Instituut voor Praktische Theologie. In die hoedanigheid schreef hij, samen met drs. A.L. Rijken-Hoevens, in 1976 een uitvoerig rapport over een sociologisch onderzoek naar de opvattingen over De kerkdienst. De aanleiding tot dit onderzoek was het feit dat overal in het land in de Gereformeerde Kerken (waarop het onderzoek zich richtte) de vermindering van het kerkbezoek steeds duidelijker vormen aannam.
Naast andere publicaties verscheen van zijn hand in 1990 het bekende geschrift over Gemeenteopbouw, getiteld Een vitale en aantrekkelijke gemeente. Ook daarna verschenen nog meerdere publicaties. Ook na zijn pensioen, in 1998, hield hij zich diepgaand bezig met Gemeenteopbouw, zoals geschriften over de gemeente als herberg, waar de vraag centraal stond: ‘Hoe gastvrij zijn we als gemeente?’ Veel kerkelijke gemeenten gingen daarmee aan het werk.