Inleiding.
De ‘Stichting Steun Kerkbouw’ (SSK) heeft in de loop van de jaren ‘50 en decennia daarna veel gereformeerde kerken helpen bouwen door giften en/of renteloze leningen te verstrekken.
Ook werden SSK-noodkerken geplaatst in dorpen en steden waar nieuwbouw nodig was en waar gebouwd werd. In het nu volgende artikel uit de ‘SSK-Bouwkrant’ van mei 1963 schreef dr. K. Dijk (1885-1968) uitvoerig over het hoe, wat en waarom van deze in de Gereformeerde Kerken legendarische SSK.
Dr. K. Dijk werd in 1912 gereformeerd predikant in Rijswijk (ZH), in 1916 in ’s-Gravenhage en ging in 1937 met emeritaat ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar aan de Theologische Hoogeschool in Kampen. Hij werd in 1955 emeritus-hoogleraar en speelde in de Gereformeerde Kerken op vele plaatsen een vooraanstaande rol. Hier volgt zijn verhaal over het ontstaan van de SSK.
“Hoe is onze stichting geboren en getogen.
door dr. K. Dijk
Deze titelvraag is niet door mij verzonnen! Keer op keer is ze mij gesteld, en ik heb zelfs de wonderlijkste antwoorden gehoord, waaruit mij bleek hoe pover bij velen onze kerkleden de kennis van bijvoorbeeld de handelingen van de generale synodes is, en hoe rijk de fantasie kan zijn van die weet-allen, voor wie geen enkel probleem meer bestaat en die ‘alles wel in de gaten hebben’. Mag ik enkele van die antwoorden noemen in een eenvoudige gespreksvorm?
Vraag en antwoord…
Neen, beste man van ’t platteland, SSK is in 1951 niet opgericht door enkele ‘stadse heren’ om het ‘land’ mee te laten betalen voor hun dure en weelderige kerkgebouwen; neen, waarde noordelijke zuster, SSK is maar niet een ‘leep zaakje’ van het Westen, dat met het overige deel van Nederland niet rekent; neen, vurige vereerder van elke toenadering, de geboorte van SSK is niet te danken aan de ‘16-miljoen bouwactie’ van de hervormde kerk, want voordat die groots opgezette beweging begon, was SSK al geruime tijd aan het werk; neen, zuinige broeder uit Spaarpotland, de SSK is geen overbodig product van een weeldestreven; en neen, hartelijke strijder voor de missie in heel de wereld, het geld voor SSK bijeengebracht had niet beter aan de zending besteed kunnen worden…
Zo heb ik vaak moeten praten en schrijven, en het heeft ons in het begin niet weinig moeite gekost om hier en daar en bij deze en gene een goede plaats in het kerkelijk leven te verkrijgen.
Hoe zijn we dan tot of bij SSK gekomen? Wel, door de ‘nood’ van deze tijden. De nood van de noodzakelijke kerkbouw voor de zeer snel groeiende bevolking in de nieuwe wijken van de grote steden.
Dus tóch de grote steden? Dus tóch het volgens velen ‘rijke’ Westen? Ik wil met alle genoegen de eerste vraag bevestigend beantwoorden, als ieder maar bedenken wil, dat die grote aanwas de bevolking vooral te danken is aan de trek van het platteland naar de stad, en uit de agrarische sector naar de industriestreken, en als de ontevreden vragers eens de moeite willen nemen om zélf de overweldigende uitbreiding bijv. in Amsterdam-West en Hoogvliet, maar ook in Emmen en Enschede aandachtig, en met beschaming over elke verdenking, te bekijken.
De eerste hulpvraag.
Die groei vraagt nieuwe kerkgebouwen en het antwoord op deze levensvraag is door de betrokken kerken financieel niet bij te houden en te verwerken. Daarom kwam de Particuliere Synode van Zuid-Holland (Noordelijk Gedeelte) tot de Generale Synode van Rotterdam (1952), om haar aandacht te vragen voor dit probleem, niet omdat deze kerken zélf te laks en te onwillig waren om grote offers te brengen (ik denk aan het geweldige wat Loosduinen gedaan heeft), maar omdat ze met dit probleem, dat al zwaarder werd, dreigden verlégen te raken.
De synode, voorzichtig en behoedzaam, zoals het zulk een kerkelijke vergadering past, was van oordeel dat de nodige gegevens ontbraken om zelf de zaak aan te pakken, maar gaf tegelijk in overweging, dat kerken, die met deze moeilijkheden te kampen hadden, met elkaar in verbinding zouden treden (Acta, artikel 104). Dus van onderen op.
Van onderen op…
Welnu, dat is ook gebeurd. Enkele betrokken kerken in het westen hebben met elkaar overleg gepleegd, en in diezelfde tijd benoemde de Classis Amsterdam, ‘op dringend verzoek van de kerk van Amsterdam-West’, welke kerk zich door de snelle uitbreiding van de stad op haar terrein voor grote moeilijkheden geplaatst zag, een commissie om deze netelige kwestie te bezien. Deze commissie heeft eerst aan de genoemde Classis adviezen gegeven voor wat haar zélf in dezen te doen stond, en zich voorts bezonnen op de mogelijkheid en wenselijkheid van een landelijke ‘Stichting Steun Kerkbouw’, en daarbij de raad en voorlichting ingewonnen van prof. dr. D. Nauta en mr. G.H.A. Grosheide.
Opgericht op 14 mei 1951.
Om tot de verwerkelijking van dit plan te komen heeft zij een vergadering samengeroepen van onderscheidene broeders uit de betrokken kerken, en in deze samenkomst, waarin uit het zuiden en westen en noorden des lands, kerken vertegenwoordigd waren, is met algemene stemmen besloten tot het vormen van zulk een stichting over te gaan. Zij is op 14 mei 1951 ten overstaan van notaris J.V. Tamboer te Amsterdam opgericht. Zestien participanten, onder wie uit elke provincie een vertegenwoordiger, hebben toen in deze stichting zitting genomen en hun schouders onder dit niet gemakkelijke werk gezet.
Waarom nu een stichting en geen kerkelijke deputatie? Om de haast, die deze zaak had; om de nood die dwong; om de arbeid te bespoedigen; om de inzameling der gelden te vergemakkelijken; om het aantal synodale deputaatschappen niet onnodig te vermeerderen; en dit alles is door de buitengewone Generale Synode van Utrecht van 24 juni 1954 zó goed begrepen, dat zij met algemene stemmen besloot:
- de arbeid van de ‘Stichting Steun Kerkbouw’ in die plaatsen waar door snelle uitbreiding der bevolking de plaatselijke kerk in de onmogelijkheid verkeert de noodzakelijke kerkbouw alleen te bekostigen, hartelijk aan te bevelen;
- de kerken en kerkleden op te wekken aan deze gewichtige arbeid, waarmee zoveel op het spel staat, hun warme belangstelling en geldelijke hulp te verlenen (Acta, artikel 27).
Deze aanbevelende resolutie is, ondanks een enkel bezwaar, dat dit werk niet door deputaten van de generale synode geschiedt, door de vólgende synodes bekrachtigd, en de Stichting is haar arbeid begonnen; zij heeft haar actie voortgezet onder de hartelijke goedkeuring en bescherming van de kerken en haar ‘meeste vergadering’.
Een bescheiden begin…
Het begin was bescheiden en eenvoudig. Kerken en kerkleden werden om giften gevraagd, die ook niet op zich lieten wachten. Ds. Chr. W.J. Teeuwen (1898-1964) luidde bekwaam de persklok in alle kerkelijke bladen, en br. Spoelstra bepleitte in kerkdiensten en classisvergaderingen deze zaak met onweerstaanbare overtuiging; enkele kerken, die uit een urgente nood om hulp riepen, werden geholpen, maar bij dit simpele begin konden we niet blijven staan. De kerkbouw moest voortgaan!
De roeping der kerk moest in de zich uitbreidende stadsgedeelten worden vervuld. Er waren geen tien-, maar honderdduizenden, en zelfs miljoenen nodig, en de Stichting heeft in het geloof, dat God de offervaardigheid boven ‘bee en denken’ zou vermeerderen, haar inzamelingsarbeid krachtig voortgezet.
De kerkcollectes…
In oktober 1959 werd de bouwzondagcollecte gehouden; als ideaal was gesteld een miljoen gulden, en de opbrengst werd anderhalf miljoen; veler vrees werd diep beschaamd. En sterker nog! Twee jaar later ondernam SSK een nog grotere vredesaanval op de beurzen; vroeg aan de kerken om niet minder dan zéven miljoen gulden, én … dit bedrag werd zelfs nog overschreden; de sombere profeten, die ons ernstig waarschuwden niet zo overmoedig te zijn, moesten hun profetenmantels ver weg bergen en … de Here deed grote dingen aan ons.
Zijn we nu klaar? Nog lang niet! Het arbeidsterrein van SSK heeft zich naar alle kanten uitgebreid, ook over de eerst getrokken grenzen; de kerken hebben in deze tijd, zeker van welvaart, maar ook van grote vermeerdering der uitgaven, bij verbouw en nieuwbouw, elkaars steun hard nodig; niet alleen de arbeid naar buiten, maar ook naar binnen vraagt de samenwerking, niet het minst op financieel terrein en is het geen genade, dat we, nu God zoveel overvloed geeft, elkaar mogen helpen?
Toen we voor ongeveer negen jaar met dit werk begonnen, zei een niet onvermaard kerklid tegen mij: ‘Verwacht je hier iets van? Heb je geen werk genoeg? SSK zal geen lang leven hebben’. En ik heb geantwoord: ‘Wat je onmogelijk schijnt, is mogelijk bij God’.
De liefde voor het ‘Huis des Heren’.
Ik heb in de ruim halve eeuw, dat ik onze kerken mocht dienen, ervaren hoe sterk, bij alle verschraling, de liefde van ons kerkvolk is voor het ‘Huis des Heren’, mits in dit Huis blijve regeren het gezag van het Woord Gods, en daaraan ondergeschikt de autoriteit van de Belijdenis, die de Here ons gegeven heeft. Indien dit wordt gehandhaafd, zal ook door Gods genade, SSK in de volgende jaren niet tevergeefs een beroep op ons kerkvolk doen om steun te geven voor de bouw van dat Huis. Zou Hij, die ons telkens verrassende uitkomsten gaf, ons nu beschamen?
Het was mij een levensvreugde om het begin en de voortzetting van dit werk van nabij mee te maken; mijn levensavond zal er schoner door worden, als ik nog getuige mag zijn van nóg breder en intenser arbeid van deze Stichting, die ik, om het ‘Huis van de Here onze God’, liefheb.
Prof. dr. K. Dijk, Raadsman en Oud-voorzitter van SSK, Driebergen”.
________
Bronnen en literatuur:
Dr. K. Dijk in ‘SSK-bouwkrant’, uitgave van de Stichting Steun Kerkbouw, Den Haag, mei 1963
H.C. Endedijk, Aan deze plaats doet Gij Uw woorden horen. De Geschiedenis van de Stichting Steun Kerkbouw, 1954-1994. Leusden, 1994
Jaarverslagen van de Stichting Steun Kerkbouw