Onlangs verscheen deel 2 van de serie over de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Bredevoort. Het eerste deel verscheen onder de titel: ‘Van Koekolk tot Koppelkerk’, terwijl het tweede deel onder de titel ‘Kerk-zijn in een veranderende samenleving’ haar weg zoekt naar de lezers.
Aalten.
Natuurlijk hield het eerste hoofdstuk in het eerste deel zich in de 236 pagina’s die het boek telt uitvoerig bezig met de ontstaansgeschiedenis van de Gereformeerde Kerk , waarbij ‘in een notendop’ ook aandacht besteed wordt aan de voorgeschiedenis, ‘Van kerstening tot Protestantse Kerk in Nederland’. De (voor-) geschiedenis van de kerk te Aalten komt in de daarop volgende pagina’s aan de orde: van de eerste christenen te Aalten (waaruit de kerk van Bredevoort uiteindelijk in 1953 voortkwam), tot de eerste Afgescheiden predikant, ds. Derk Breukelaar (1814-1891), die maar liefst tweeënveertig jaar predikant van Aalten was. Al in 1844 werd door de Afgescheidenen van Aalten een kerk gebouwd, de Oosterkerk, die in 1913 plaats maakte voor een nieuw, groter kerkgebouw, later gevolgd door nog meer kerken, terwijl in 1869 in Aalten de eerste christelijke school werd gesticht.
Bredevoort.
Hoofdstuk 2 gaat nader in op de voorgeschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Bredevoort. Aanvankelijk was in 1935 de wens in Bredevoort een kerkgebouw te stichten, teneinde de kerken in Aalten belangrijk te ontlasten; voor fl. 10.000 zou in Bredevoort een kerk met 500 zitplaatsen gecreëerd kunnen worden, zo luidden de eerste plannen. De kerkenraad kon zich daar vooralsnog niet mee verenigen, want het zou ‘van zeer ingrijpende betekenis zijn voor ons gehele kerkelijk leven, nog afgedacht van de financiële bezwaren die daaruit voortvloeien’, als daar zijn de kosten van de kerkbouw, en heel belangrijk: het verlies van betalende gemeenteleden voor Aalten! In 1938 volgde na een nieuw verzoek eenzelfde antwoord.
Hoe dan ook, in december 1945 werd de ‘Commissie Instituering Kerk Bredevoort’ (IKB) geïnstalleerd. Allereerst wilden de in die commissie verzamelde broeders opnieuw trachten in Bredevoort kerkdiensten te beleggen. Bovendien vond men dat de kerk van Aalten te groot en te bewerkelijk werd; men was in Bredevoort niet onverdeeld gunstig gestemd over de pastorale verzorging vanuit Aalten. Ja, kerkdiensten in Bredevoort waren nodig, maar daar achteraan zou volgens de IKB ongetwijfeld de instituering van de kerk voortkomen.
Uiteindelijk blijkt de behoefte aan een eigen gemeente met een eigen predikant groter dan de twijfel of het allemaal wel realiseerbaar is; de plannen om in het toenmalige verenigingsgebouw ‘Ons Huis’ aan de Kruittorenstraat diensten te gaan houden werd tijdens een vergadering met de gereformeerden van Bredevoort aangenomen. Mochten de diensten aanslaan, dan zou de commissie verder gaan met de plannen voor kerkinstituering.
Kerkbouw en instituering.
De predikanten van Aalten werden voorafgaande aan de mededelingen aan de kerkenraad geïnformeerd over de plannen. Zij waren positief: er moest niet te lang gewacht worden met de instituering van de kerk. ‘Unaniem is men van mening dat de kerkenraad de roeping heeft in Bredevoort de kerkdiensten te beleggen en ook de financiële regeling daarvoor op zich te nemen’.
Al op 24 januari 1946 spreekt de kerkenraad over de plannen. Ook deze bleek nu van mening dat een zelfstandige kerk in Bredevoort wenselijk was en dat de kerkenraad een algemene vergadering met alle belanghebbenden wilde beleggen.
In februari 1946 wordt zelfs al de plaatsing van een noodkerk besproken. De commissie had inmiddels een keet op het oog, die voor fl. 2.400 kon worden gekocht. De pastoor had er geen bezwaar tegen (zijn kerk bevond zich in de directe omgeving van de houten noodkerk). Maar de plannen gingen niet door.
Toen opende men de jacht op het hout van een tramloods in Hengelo. Het bleek echter dat ‘Wederopbouw geen plankje missen kon en de loodsen zouden voor opslagplaats in de Betuwe geplaatst worden’. De gereformeerde dr. J.J.C. van Dijk (1871-1954), die ook in de oorlog zijn (ook gereformeerde) sporen verdiend had, had echter een onderhoud met de Minister voor Wederopbouw en het resultaat was toestemming om de loodsen te gebruiken als noodkerk! Met een hoop spul kwam het gebouw op de juiste plaats te staan; maar ‘de rondgang met de collectelijsten vormde een van de moeitevolste werktaken waarvoor de commissie zich geplaatst zag’. Want het geld groeide niet aan de boom.
Uiteindelijk werd ook de bouw van de definitieve kerk ter hand genomen. In 1947 kwam de vergunning af, en al op 13 mei 1948 kon de kerk, aanvankelijk nog zonder toren (die kwam in 1956), in gebruik genomen worden. De pers, maar vooral de gemeenteleden, waren enthousiast over hun mooie kerk, compleet met orgel. En in 1953 volgde de instituering van de zelfstandige Gereformeerde Kerk te Bredevoort.
De hoofdstukken drie (‘De gereformeerde kerk in opbouw’) en vier (‘Langzaam de blik wat meer naar buiten’) vertellen veel meer over het kerkelijk leven in Bredevoort. Interessant, en goed geïllustreerd.
Deel 2.
Hoofdstuk vier van deel 1 sluit naadloos aan bij hoofdstuk 5 in het begin van deel 2: ‘Kerk-zijn in een veranderende samenleving’, in de jaren ’70 en ’80. Niet alleen de kerk veranderde steeds sneller, maar vooral ook de maatschappij. Uitvoerig wordt stilgestaan bij de maatschappelijke en politieke situatie en hoe deze ook op het kerkelijk leven invloed uitoefende. Geschreven wordt over ‘Open en Bloot’ van de VARA, over de geplande maar afgelaste sluiting van de abortuskliniek ‘Bloemenhove’ (er kwam veel kritiek op de voorgenomen beslissing), over de oorlog in Vietnam, de treinkaping bij De Punt, zelfs de sport wordt belicht en de kinderprogramma’s op de tv; kortom een verhelderend beeld van de maatschappelijke situatie leidt de beschrijving van de problemen in het kerkelijke domein in. En de problemen waren er: de kwestie Kuitert, de kwestie Wiersinga, het verzet tegen het teloorgaan van gereformeerd erfgoed (‘Schrift en Getuigenis’ wilde ‘gewoon gereformeerd blijven’). Natuurlijk kwam ook de kerkenraad over al die moderne zaken te spreken.
Vanaf het eind van de jaren vijftig tot aan het begin van de zeventiger jaren was er eigenlijk geen speciale evangelisatiecommissie meer: ‘Bijna iedere inwoner van Bredevoort en omstreken is lid van een kerkgenootschap’. Het aantal Bredevoortse gereformeerden bleef in de zeventiger jaren trouwens ongeveer gelijk; het varieerde tussen de 600 en de 650. Maar het aantal niet-kerkelijke gezinnen in Bredevoort nam toe; vandaar dat de evangelisatie ter hand genomen werd. Een bezoekcommissie zou de randkerkelijken opzoeken. Heel voorzichtig wordt duidelijk dat het vinden van geschikte ambtsdragers langzamerhand moeizamer gaat verlopen (daarom terug van vijf naar vier wijken?). De eerste vrouwelijke Bredevoortse ambtsdrager trad in 1971 aan. Ook werd dat jaar een jeugdouderling benoemd. Het pastoraat in de vorm van het traditionele huisbezoek werd verlegd naar groepshuisbezoek en wijkavonden, waarvoor gespreksthema’s gekozen werden.
Veel aandacht wordt besteed aan de liturgie in de brede zin van het woord. Van preeklezer via diensten voor verstandelijk gehandicapten, dialectdiensten, een nieuwe manier van Heilig Avondmaalvieren (misschien zelfs interkerkelijk?), kinderen aan het avondmaal (in 1979 wordt daartoe besloten), de invoering van het Liedboek, nieuwe kanselkleden, tot (niet te vergeten) speciale aandacht voor de jeugd: kindernevendiensten, jeugddiensten, catechese, jeugdclubs; daarop wordt uitvoerig ingegaan.
De oecumene, samenwerking tussen Rooms-Katholieken, Hervormden en Gereformeerden veranderde geleidelijk – het ‘Samen-op-Weg-proces’ was immers in gang gezet – in nauwere contacten tussen gereformeerden en hervormden, die in 1977 uitmondden in een officieel consensus, omschreven als: ‘Beide kerkeraden weten dat er verschillen bestaan tussen beide kerken, die soms van minder, soms van meer importantie zijn. Echter, zij weten ook dat er dermate veel overeenkomsten zijn, dat zij het van het grootste belang achten dit nadrukkelijk uit te spreken en hieraan in de praktijk van het gemeente-zijn gestalte te geven’.
Geregeld werden onder meer het houden van kanselruil, gezamenlijke diensten, incidentele samenwerking op het gebied van de catechese, door ‘predikantenruil’ en gemeenschappelijke catechese, en het waarnemen van het pastoraat tijdens de afwezigheid van een van beide predikanten.
In de jaren zeventig wordt het kerkgebouw opgeknapt. Door te werken met vrijwilligers konden de kosten in toom gehouden worden. Ook worden in 1978 de diakenbanken verwijderd; de ruimte voorin de kerk was nogal beperkt, wat vooral hinderlijk was bij doopdiensten of als een koor of muziekkorps medewerking aan de diensten verleende. Natuurlijk komen ook de komende en gaande predikanten aan de orde.
De jaren ’80.
Hoofdstuk zeven begint met een rondblik in de wereld. De oliecrisis van 1979, de islamitische revolutie in Iran, de stijgende prijzen in eigen land, de bewapeningswedloop, Glasnost en Perestrojka, de val van ‘de Muur’, de gebeurtenissen in China en de Golfoorlog, de revolutie in Zuid Amerika, de sergeantencoup in Suriname! Allemaal (en nog meer) zaken die de wereld er niet aantrekkelijker op maakten. Ook de mode komt aan de orde en het interieur van de woningen ‘dat met grote regelmaat verandert’; de amusement die industrie wordt, de bevrijdingstheologie, de opkomst van de New Age-beweging. Wat al niet.
De maatschappelijke veranderingen hebben ook hun invloed op het kerkelijk leven. In 1985 stond de kerkenraad stil bij het verminderende kerkbezoek. In de tachtiger jaren schommelde het ledental rond de 600 (vergeleken met de zeventiger jaren nog geen dramatische terugloop). Voor de ledenadministratie was de SILA een uitkomst! De Stichting Interkerkelijke Leden Administratie’ werd opgericht ter ondersteuning van de administraties van de deelnemende kerken, maar vormde ook een koppelcentrum voor mutatieverkeer tussen de burgerlijke gemeenten en de aan de SILA deelnemende kerkgenootschappen.
Deel twee van het gedenkboek over de kerk van Bredevoort, dat 284 pagina’s telt en net zo goed geïllustreerd is als het eerste deel, meldt nog veel meer over het kerkelijk leven. Maar met dit tweede deel is de schrijver nog niet klaar met zijn omvangrijke taakstelling. Hij heeft meegedeeld dat er bij leven en welzijn ook een derde deel komt: met hoofdstukken over de jaren negentig, over de jaren 2000 tot 2011 en met als sluitstuk hoofdstuk 10 (de hoofdstukken in de drie boeken tellen door): ‘Van gereformeerde kerk tot culturele vrijplaats’. We hopen dat de auteur zijn werk kan volbrengen en rekenen op een even geslaagde opzet als die hij in de twee eerste delen gerealiseerd heeft, samen met zijn medewerkers.
Over:
De geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Bredevoort. Deel 1: Van Koekolk tot Koppelkerk; deel 2: Kerk-zijn in een veranderende samenleving. Te bestellen bij: joaptewinkel@gmail.com