De Gereformeerde Kerk te Aldeboarn (Oldeboorn, Frl.)

Inleiding.

De Christelijke Afgescheidene Gemeente in het Friese Oldeboorn (tegenwoordig in het Fries: Aldeboarn) werd op 18 december 1857 geïnstitueerd. Voordien behoorden de Afgescheidenen die in Oldeboorn woonachtig waren aanvankelijk tot de Christelijke Afgescheidene Gemeente in Tjalleberd en vanaf 1851 tot die te Heerenveen.

Kaart: Google.

Al voordat in Oldeboorn een Christelijke Afgescheidene Gemeente gesticht was, gingen meerdere Oldeboornsters naar de Afgescheiden kerkdiensten in het nabijgelegen Tjalleberd, een wandeling van acht kilometer door de weilanden. Toen bijvoorbeeld in juli 1836 in Tjalleberd een verboden godsdienstoefening gehouden werd onder leiding van oefenaar H.J. Wind (1804-1848), waren daar ook drie Oldeboornsters aanwezig.

Omdat de Afgescheiden Gemeente van Tjalleberd in 1843 door de regering erkend werd, wilden ook de Afgescheidenen in Oldeboorn erkenning van een kerkelijke gemeente aanvragen. Dat deden elf ondertekenaren het jaar daarop, volgens grietman (burgemeester) W.H. Lycklama à Nijeholt ‘allen behorende tot den geringen stand’. Ook had slechts één van hen zich via een brief officieel van de Hervormde Gemeente in het dorp afgescheiden. De grietman adviseerde de gouverneur van de provincie Friesland niet aan het verzoek om erkenning mee te werken, maar de gouverneur schreef aan de minister van Eredienst dat erkenning aan die kleine gemeente eigenlijk niet onthouden kon worden omdat elders ook kleine gemeenten erkend waren.

De minister vond echter dat de ondertekenaars zich eerst officieel schriftelijk van de Hervormde Gemeente moesten afscheiden. Zes van de ondertekenaars deden dat toen in een gezamenlijk schrijven, maar dat werd door de hervormde kerkenraad opzij gelegd, omdat hij vond dat men zich elk afzonderlijk diende af te scheiden. Dat gebeurde echter niet en zo kon het tot 1860 duren voor de in 1857 geïnstitueerde gemeente te Oldeboorn door de overheid erkend werd.

Tjalleberd bij Heerenveen gevoegd (1851).

Toen de gemeente van Tjalleberd op 2 november 1851 werd opgeheven en bij de Christelijke Afgescheiden Gemeente te Heerenveen gevoegd werd, waar in het vervolg ook de kerkdiensten gehouden werden, gingen ook de Afgescheidenen van Oldeboorn in het vervolg naar de diensten in Heerenveen. De predikant van Heerenveen kwam trouwens ook zo nu en dan in Oldeboorn preken, zoals op dinsdag 20 september1853 toen ds. E.R. Breitsma (1821-1906) van Heerenveen de wandeling naar Oldeboorn ondernam en daar de weekdienst leidde. ‘Zeer velen maakten hiervan gebruik’ om te komen luisteren, zo schreef Lieuwe Jans de Jong, lid van de plaatselijke Doopsgezinde gemeente.

Ds. E.R. Breitsma (1821-1906).

Maar de dienst verliep niet zonder stoornis! Want de Edelachtbare Heer Burgemeester, de gemeentesecretaris en drie politieagenten kwamen tijdens de dienst binnengewandeld en schreven alle namen van de aanwezigen op, voor zover ze zich althans intussen niet uit de voeten gemaakt hadden. Dominee ‘stond pal’ en preekte gewoon door alsof er niets aan de hand was.

Een eigen gemeente geïnstitueerd (1857).

Eastein 3.

In 1856 gingen er stemmen op om in Oldeboorn een eigen Christelijke Afgescheidene Gemeente te stichten. Sterker, ze waren daar al met z’n allen bezig een gebouwtje in elkaar te flansen aan De Weaze (nummer 252a – nu Eastein 3). De classis gaf in mei 1856 toestemming om speciaal voor de arbeid in Oldeboorn in de Heerenveense kerkenraad een ouderling en een diaken te kiezen, maar vooralsnog bleef men onderdeel uitmaken van de gemeente te Heerenveen. Ruim anderhalf jaar later oordeelde de classis dat in Oldeboorn daadwerkelijk een Christelijke Afgescheidene Gemeente mocht worden geïnstitueerd, wat op 18 december 1857 dan ook gebeurde. De instituering stond onder leiding van ds. R.L. van der Scheer (1809-1865) van Lippenhuizen.

In het begin telde de gemeente van Oldeboorn slechts 20 belijdende leden. Het spreekt vanzelf dat in die omstandigheid het beroepen van een eigen predikant niet tot de mogelijkheden behoorde; men  was dus aangewezen op de ‘liefdebeurten’ van de classispredikanten. De overige zondagen was het preeklezen geblazen door een van ouderlingen. Op voorstel van de classis waren namelijk preeklezers benoemd: Jan Langhout ’s morgens en Karel Greidanus en Freerk Elzinga tijdens de middag- c.q. avonddiensten. Voor het overige kwamen door de week gedurende de wintermaanden classispredikanten naar Oldeboorn om een weekdienst te leiden, maar op zondag had men slechts eens in de twee maanden een ‘echte’ predikant over de vloer.

De Andringsstrjitte met de Doelhôftsjerke.

Moeiten…

Het boterde overigens niet zo erg tussen preeklezer Freerk Elzinga en diaken Gerlof Smit. Laatstgenoemde had óók toestemming tot preeklezen, maar hij werd door Elzinga ervan beschuldigd dat hij opzettelijk preken uitzocht die hem, Elzinga, pijn moesten doen. Consulent Van der Scheer probeerde in een samenspreking de onenigheid op te lossen, maar tijdens de bespreking werd Elzinga zó driftig dat hij uitriep: ‘Er uit kerels, er uit, mijn deur uit!’ Later werd opnieuw een gesprek georganiseerd, maar nog steeds kwam er geen oplossing. Daarom werd er in aanwezigheid van de manslidmaten van de gemeente opnieuw over gesproken. Ook toen weigerde Elzinga mee te werken aan een oplossing. De kerkenraad besloot toen dat diaken Smit kon blijven preeklezen, mits hij zijn preken in overleg met de ouderlingen uitzocht en dat Elzinga vooralsnog in deze omstandigheden met preeklezen niet kon voortgaan. De classis wees in mei 1859 Elzinga zelfs als schuldige van de kwestie aan: ‘Hij was opgewonden, meesterachtig, onverstandig en zeer partijdig’. Uiteindelijk kwam het gelukkig weer goed.

Vrijheid van godsdienst (1860).

In de loop van 1860 werd – zoals al opgemerkt – de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Oldeboorn door de overheid erkend. Zesendertig gemeenteleden hadden op 23 april 1860 namelijk vrijheid van godsdienst gevraagd. In het verzoekschrift gaf men als reden op dat de Drie Formulieren van Enigheid (de belijdenisgeschriften: de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561), de Heidelbergse Catechismus (1563) en de Dordtse Leerregels van 1619) door de hervormde kerk verloochend werden. De broeders moesten bij hun verzoekschrift natuurlijk ook een reglement opsturen (dat was een van de voorwaarden voor erkenning door de overheid). Daarvoor werd dat van de Afgescheiden Gemeente van Joure opgezonden, dat al eerder door de overheid was goedgekeurd. Als plaats van samenkomst werd het gebouwtje aan De Weaze 251a opgegeven. En zo werd de gemeente bij Koninklijk Besluit van 4 juni 1860 erkend.

Een eigen dominee (1861).

Oefenaar/dominee W.G. Visser (1818-1896).

Ook bleef men niet aan het preeklezen vastzitten. In 1861 vestigde zich vanuit Sneek een nieuw lid in de gemeente, Willem Geert Visser (1818-1896), ‘een man met bijzondere gaven’. Visser zelf vroeg op 2 december 1861 of hij in de gemeente van Oldeboorn een stichtelijk woord mocht spreken. De kerkenraad vond het prima: ‘Voor de goede zaak des Heeren’ zou dat zeer wenselijk zijn.

Zijn gaven waren ook de classis al gauw duidelijk. Namens haar had ds. H. van Lokhorst (1821-1898) van Lippenhuizen een onderzoek ingesteld naar de begaafdheden van Visser. Hij was diep onder de indruk, zodat de classis hem toestemming gaf als oefenaar, ‘lerend ouderling’, op te treden. Voor zijn werk kreeg hij fl. 6 per week, ook al mocht het ‘oefenen’ in die tijd nog niet gesalarieerd worden. Tijdens zijn oefenaarschap bloeide de gemeente en ‘verschenen op de kerkenraad telkens weer mensen die belijdenis wilden doen’. Maar anderhalf jaar later, in maart 1863, vertrok Visser naar Medemblik, aanvankelijk als oefenaar, maar vanaf 1867 als predikant.

Ds. Van Lokhorst (1821-1898) van Lippenhuizen.

Inmiddels kon men overgaan tot het beroepen van een ‘echte’ predikant. Na een vergeefs beroep dat werd uitgebracht op kandidaat S.J. Kalma (1840-1927) – hij nam een beroep naar het Friese Minnertsga aan – kon Oldeboorn in 1865 toch een eigen predikant op de preekstoel krijgen: ds. J. ter Burg (1820-1869) van Beetgum, waar hij op dat moment hulpdiensten verrichtte (in veel bronnen wordt hij ten onrechte Ter Borg genoemd). De provinciale commissie had aan de kerkenraad voorgesteld hem in Oldeboorn als predikant aan te stellen; ze wilde zelfs fl. 200 ondersteuning geven als hij daar aangesteld zou worden. Ds. Ter Burg werd inderdaad op 20 augustus 1865 als predikant in het ambt bevestigd. Twee dagen eerder was hij met zijn gezin (zijn echtgenote Cornelia ter Burg-Mennes met hun vijf zoons) naar Oldeboorn overgekomen.

Onder zijn leiding groeide de gemeente van twintig naar vijftig belijdende leden. Wel bleek ook tijdens zijn predikantschap de al eerder genoemde Freerk Elzinga weer moeilijkheden te geven (hij was verontwaardigd omdat mannen en vrouwen tegelijk aan de Avondmaalstafel aanzaten en dat vond hij in strijd met Gods Woord). Ds. Ter Burg overleed na een ziekte van twee dagen op 26 februari 1869 vrij plotseling op nog maar 49-jarige leeftijd. De begrafenisdienst vond op 1 maart plaats onder leiding van ds. M. Noordtzij (1840-1915) van Heerenveen.

Ds. M. Noordtzij (1840-1915).

Samen met Terwispel een dominee beroepen (1870).

Om een nieuwe predikant te kunnen beroepen gingen de broeders in Oldeboorn daarna voor de dienst des Woords een combinatie aan met de kerk van Terwispel (vanaf 1920 Tijnje genoemd). Zo kregen beide kerken op 9 januari 1870 als predikant kandidaat J. Miedema (1838-1904). De beide kerkenraden besloten ‘een vaartuig’ aan te schaffen, zodat de predikant gemakkelijk van de ene naar de andere gemeente kon komen. De wegen waren vooral bij regen en in de winter moeilijk begaanbaar.

Die combinatie heeft echter slechts geduurd tot 1875, toen ds. Miedema naar Zalk vertrok. De oorzaak was dat de kerk van Terwispel destijds een ‘moeilijke’ kerk was. Deze werd eens omschreven als: ‘Een voorpost in de donkere hoek van Zuidoost Friesland die zich evenmin als indertijd de gemeente van Corinthe in haar heidense omgeving wist vrij te houden van de smetten der wereld’.

Nog meer predikanten.

Ds. J. Dekker (1858-1929), van 1891 tot 1896 predikant in Oldeboorn.

Daarna kwamen andere predikanten naar Oldeboorn, zoals: ds. T. Dalhuijsen (1853-1915) die van 1876 tot 1878 in Oldeboorn stond (hij ging in 1883 over naar de Nederlandse Hervormde Kerk); ds. W.T. Nijenhuis (1859-1922) die de kerk van Oldeboorn diende van 1880 tot 1883; ds. O.J. Geerling (1856-1926) die van 1884 tot 1889 in Oldeboorn stond; ds. J. Dekker (1858-1929) die van 1891 tot 1896 predikant in Oldeboorn was; ds. F. Bruinsma (1866-1927) predikant in Oldeboorn van 1896-1900; ds. J. Tangsma (1872-1905) van 1902 tot zijn overlijden in 1905; ds. C.W. de Vries (1863-1922) van 1905 tot 1913; ds. H. Hasper (1886-1974) van 1917 tot 1923 (die in 1927 overstapte naar de ‘Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband’ en in 1946 hervormd werd); ds. F. Dresselhuis (1897-1955) van 1926 tot 1947; (in combinatie met de kerk van Akkrum) ds. R. de Vries (*1915) van 1950 tot 1954 (hij ging in 1991 over de Vrije Baptisten Gemeenten) en ds. H.N. de Mooij (*1930) van 1956 tot 1962, toen hij naar Nieuwe Pekela vertrok.

Uit deze opsomming blijkt dat de gemeente van Oldeboorn althans voor een plattelandsgemeente nooit erg lang vacant geweest is. Wel heeft men in de loop der jaren vele, vele bedankjes moeten incasseren bij het beroepingswerk. Zo kwamen – voordat ds. F. Dresselhuis in 1926 het beroep naar Oldeboorn aannam – niet minder dan veertien bedankjes binnen. De mededeling dat ds. Dresselhuis het beroep had aangenomen, staat dan ook met rode inkt in de notulen opgetekend! En voordat ds. Hasper kwam – hij kreeg in de Gereformeerde Kerken grote bekendheid door zijn ritmische psalmberijming – had men twaalf bedankjes te incasseren.

Ds. H. Hasper (1886-1974), van 1917 tot 1923 gereformeerd predikant in Oldeboorn.

Behalve ds. Ter Burg heeft Oldeboorn nóg een predikant gehad die vrij plotseling, nog in het ambt staande, is gestorven: ds. J. Tangsma, die in 1905 op 33-jarige leeftijd overleed.

Enkele bijzonderheden.

Toen ds. W.T. Nijenhuis in 1880 in Oldeboorn kwam was hij nog maar 21 jaar oud. Zijn vader, ds. A.W. Nijenhuis (1833-1894), die van 1862 tot 1891 in het naburige Mildam stond, vertrouwde het blijkbaar maar nauwelijks dat zoonlief op deze jeugdige leeftijd reeds de voorzittershamer op de kerkenraadsvergaderingen moest hanteren. De notulen vermelden tenminste dat vader op de eerste door ds. A.W. Nijenhuis geleide kerkenraadsbijeenkomsten aanwezig was.

Tijdens het predikantschap van ds. J. Dekker (van 1891 tot 1896) heeft de kerkenraad ‘een slaapstede getimmerd voor zoon Piet van de dominee’. En verder kwamen de mannenbroeders van de kerkenraad op een gegeven moment blijkbaar tot de ontdekking dat het salaris van de koster (fl. 12 per jaar) wel wat te laag was. Het werd op fl. 20 gebracht. Maar voor niets gaat de zon op, werd blijkbaar gedacht, want tegelijkertijd werd de nieuwe koster opgedragen ‘de stoelen in de kerk gedurig te luchten door ze buiten in de zon te zetten’.

Het voorstel dat ds. Dresselhuis (van 1926 tot 1947 in Oldeboorn predikant) indertijd aan de kerkenraad voorlegde, namelijk om de door-de-weekse dankstond voor gewas en arbeid naar de zondag te verschuiven, kon geen genade vinden in de ogen der broeders. Waarop ds. Dresselhuis ter verdediging van zijn voorstel wees op de gevaren dat de dominees op die manier tot ‘preekmolens’ werden gemaakt.

Naast de genoemde predikanten heeft de kerk van Oldeboorn ook nog twee hulppredikers gehad, namelijk kandidaat W. Okkema (1906-1973) in 1939 en 1940 en kandidaat A.M. van der Zanden (1912-1995) van 1944 tot 1946.

Een nieuw kerkgebouw.

In 1887 kreeg de Christelijke Gereformeerde Gemeente de beschikking over een nieuw kerkgebouw. Door de samenvoeging van de twee in Oldeboorn gevestigde Doopsgezinde gemeenten (‘een rekkelijke en een precieze’ gemeente) kwam een van beide kerkgebouwen namelijk leeg te staan. De Christelijke Gereformeerde Gemeente verzocht het leegstaande gebouw met pastorie voor fl. 4.050 te mogen kopen. De doopsgezinde kerkenraad besloot: ‘Waar de Christelijke Gereformeerde Gemeente hier nu eenmaal is, en zich althans onder leiding van haar tegenwoordige Leeraar [ds. O.J. Geerling] door de verdraagzaamheid kenmerkt, is niemand hier tegen’.

De ‘Weazekerk’ in Oldeboorn.

Dat kerkgebouw dateerde uit 1738 en is vermoedelijk dan ook wel een van de oudste, bij de Gereformeerde Kerken in ons in land gebruik geweest zijnde kerkgebouwen. In 1914 werd in de kerk een orgel geplaatst dat werd gebouwd door Martin Vermeulen. En in de jaren ’20 werd het gebouw gerestaureerd en ook in de jaren ’60 kreeg de kerk een stevige opknapbeurt.

In het tot nu toe gegeven overzicht blijkt wel dat de kerk van Oldeboorn een echte Afscheidingskerk is. De Doleantie is nagenoeg aan haar voorbijgegaan. Het enige dat hiervan is terug te vinden in de oude notulen is dat in 1888 op een gegeven moment een dolerend lid van de Hervormde Gemeente te Oldeboorn te kennen gaf ‘over te willen komen’. Daar is nog enige strubbeling over geweest, want de christelijke gereformeerde kerkenraad eiste dat dit lid opnieuw belijdenis zou moeten afleggen, hetgeen de betrokkene aanvankelijk weigerde. Maar hij ging uiteindelijk door de knieën.

Naamsveranderingen: 1869 en 1892.

En verder blijkt uit de oude notulenboeken – zoals te verwachten was – dat de naam van de kerk tweemaal gewijzigd werd: in 1869 van ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ en in 1892 van ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ in ‘Gereformeerde Kerk’. In beide gevallen was de oorzaak een kerkenfusie.

  • In 1869 kwamen immers de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ en de ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’ na een scheiding van ongeveer dertig jaar weer bij elkaar, toen de geschillen opgelost werden die in 1838 gezorgd hadden voor verwijdering, waardoor de ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’ was ontstaan. De verenigde kerk ging toen verder met de naam Christelijke Gereformeerde Kerk.
  • In 1892 werd de naam  ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ veranderd in ‘Gereformeerde Kerk’ na de landelijke fusie tussen de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ uit de Afscheiding en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’ uit de Doleantie. De naam van de landelijke verenigde Kerk werd toen ‘Gereformeerde Kerken in Nederland’.
De steen met het jaartal 1738 waarin de kerk gebouwd werd.

Enkele latere gegevens.

Sinds het begin van de jaren ’70 van de twintigste eeuw ontstond langzamerhand steeds meer samenwerking tussen de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk te Oldeboorn. De kinderkerk van de Hervormde Gemeente werd ook bezocht door gereformeerde kindertjes en ook een paar gespreksgroepen van beide kerken vonden elkaar. Er kwamen zo nu en dan gezamenlijke kerkenraadsvergaderingen en gezamenlijke kerkdiensten (6 x per jaar) terwijl in 1971 een gezamenlijk kerkblad gepubliceerd werd. In 1972 kwamen er ook nog gezamenlijke jeugddiensten bij. ‘Niet vergeten mag worden dat als ondergrond van dit geheel mede dient de gemeenschappelijke basisschool plus het christelijk organisatieleven. Met daarbij ook nog een sterke dorpsgemeenschap, waarin men elkaar telkens weer terugvindt’.

Beide kerken leden intussen aan vergrijzing, de hervormde sterker dan de gereformeerde, en bovendien waren beide gemeenten vrij gering van omvang, die elkaar voor wat betreft de ledentallen overigens nauwelijks ontliepen. Het gezamenlijk beroepen van een predikant werd steeds noodzakelijker. Toen de hervormde predikant A.K.L. Bloem per 1 mei 1973 met emeritaat ging, werd dan ook besloten met één predikant verder te gaan. Ds. J. Mak, toen de gereformeerde predikant van Oldeboorn, werd per 1 mei 1973 predikant van de op die datum gevormde hervormd/gereformeerde federatie; beide gemeenten waren overigens toen nog zelfstandig.

De gebouwen.

De gereformeerde pastorie werd verbouwd en opgeknapt en bleef als pastorie dienst doen. De hervormde pastorie werd omgebouwd tot verenigingsgebouw, al snel ‘It Andringahûs’ gedoopt.

Tijdens het predikantschap van ds. J. Bakker, die op 12 oktober 1975 intrede deed als eerste gezamenlijk beroepen predikant van de federatieve gemeente, vergaderden beide (nog steeds zelfstandige!) kerkenraden samen. Na het vertrek van ds. Bakker in mei 1984 ontstond een gezamenlijke kerkenraad. De verkiezing van ambtsdragers bleef voorlopig nog op basis van de ‘bloedgroepen’ plaatsvinden.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Oldeboorn van 1907 tot 2007.

In februari 1992 besliste het College van Beheer dat de gereformeerde ‘Weazekerk’ verkocht zou worden. Het interieur werd omgebouwd tot woning. De kerkdiensten werden in het vervolg gehouden in de voormalig hervormde Doelhôftsjerke. In 2007 werd de ‘Protestantse Gemeente Aldeboarn’ gevormd.

Bronnen:

A. Algra, De Historie gaat door Het Eigen Dorp, deel III, Leeuwarden, g.j.

FdR, Laatste 100-jarige in 1957: Oldeboorn. In: Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 5e jrg. nr. 49, 14 december 1957

L. van der Ven, Wees Vastberaden en Waakzaam. 25 jaar Samen op Weg in Aldeboarn. Oldeboorn, 1998

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Friesland, deel III, Groningen, 1983

© 2017. GereformeerdeKerken.info