Twee gereformeerde kerken op een foto (5)

De Gereformeerde Kerk te Stellendam.

Stellendam op Goeree-Overvlakkee (kaart: Google).
Stellendam op Goeree-Overvlakkee (kaart: Google).

Inleiding.

Stellendam, gelegen in de hals tussen Goeree en Overflakkee, ontstond in 1782, als gevolg van het feit dat de eilanden Goeree (met de dorpen Goedereede en Ouddorp) en het veel grotere Overflakkee in 1751 door een dam, de Statendam,  met elkaar verbonden werden.

Aan het eind van de achttiende eeuw kreeg een groep van eenendertig personen concessies om het gebied rond de dam verder in te polderen. De door hun werk ontstane polders zijn allemaal verdeeld in eenendertig kavels; een ervan telde tweeënzestig. Door de werkzaamheden van deze ‘eenendertigers’ is van lieverlede de nederzetting Stellendam ontstaan. Ondanks de verbinding tussen beide eilanden, was de verbinding met het vasteland echter nog steeds zeer moeilijk en bleef het eiland, dus ook Stellendam, erg geïsoleerd.

... tussen beide euilanden de Statendam ...
… tussen beide eilanden de Statendam … (kaart W. Blaeu).

Een van de liefste wensen van de dorpsbewoners was natuurlijk de stichting van een eigen kerk. Vandaar dat in 1819 de hervormde kerk gebouwd werd. Op de  gedenksteen wordt vermeld dat dit kerkgebouw gesticht werd ‘ter dankbare erkentenis voor het welslagen van de bedijking dezer polders alhier ter plaats waar voorheen de zee stroomde, ter eere Gods en ten dienste van de hervormde gemeente’. Nu hoefden de Stellendammers niet meer naar de kerk in Goedereede. De hervormde gemeente telde eind 1834 (het jaar van de Afscheiding in Ulrum) overigens slechts 145 lidmaten. Nadat in 1836 in Stellendam de Afscheiding plaatsvond, telde de hervormde gemeente in 1838 nog honderdtwaalf lidmaten. In 1841 telde de Afgescheiden gemeente twintig belijdende leden. Allemaal kleine getallen.

Enkele gegevens uit de beginjaren.

Pas in 1865 werd in het dorp de tweede kerk gebouwd, namelijk die van de Christelijke Afgescheidene  Gemeente, terwijl die gemeente al in 1836 gesticht was (1). De Gereformeerde Kerk van Stellendam bezit geen archiefstukken van vóór 1900. Andere bronnen moesten dus dienen om meer te weten te komen over de begintijd van de Afgescheiden Gemeente. Om te beginnen weten we geen precieze datum waarop de gemeente te Stellendam geïnstitueerd werd. Het moet in elk geval voor 15 oktober 1836 geweest zijn. Ook weten we dat begin 1836 in Stellendam geen geestdrift bestond over de toenmalige gang van zaken in de hervormde kerk. In Stellendam en omliggende dorpen werden conventikels – thuisgezelschappen – gehouden door mensen die de hervormde kerk niet meer bezochten, omdat ze daar in de prediking ‘de Waarheid’ niet meer hoorden.

Op 15 oktober 1836 werd door zevenendertig inwoners van Stellendam (met hun achtendertig kinderen) een rekest aan de koning gezonden in verband met het Koninklijk Besluit van 5 juli dat jaar, waarin de Afgescheidenen alle bescherming werd ontzegd en de toelating van hun Christelijke Afgescheidene Gemeenten niet kon worden geduld omdat deze ‘geen wettig bestaan’ hadden. In het verzoekschrift werd beloofd dat de Afgescheiden Gemeente van Stellendam geen aanspraak zou maken op ’s lands schatkist en dat de eigen behoeftigen door de Afgescheiden Gemeente zélf zouden worden verzorgd, zodat deze niet ten laste van de Staat kwamen. Gevraagd werd de vervolgingen te doen ophouden. Hoewel de gouverneur van de provincie, Adam Frans Jules Armand Van der Duyn van Maasdam (1771-1848), probeerde de Afgescheidenen tegenover de regering te verdedigen, veranderde dat niets aan de houding van koning Willem I. Burgemeester David Goekoop van Stellendam steunde de ondertekenaars niet echt: ‘Drie van hen hebben eenig gering vermogen, kleine landbouwers. De overigen zijn ‘arme dagloners, die meestal door onkunde en dweeperij zijn meegesleurd door [enkele van de andere]  ondertekenaren, die zich in alles als hoofdpersonen gedragen’. Als hoofdpersonen beschouwde hij Arend Kreeft, Jan Kreeft en Maarten van Seters (1787-1862).

Gouverneur Van der Duyn van Maasdam.
Gouverneur Van der Duyn van Maasdam.

In die tijd bestonden op Goeree-Overflakke vijf kleine Afgescheiden Gemeenten (maar misschien is voor sommige de benaming ‘gezelschappen’ beter): Middelharnis, Ooltgensplaat, Sommelsdijk, Stad aan ’t Haringvliet en Stellendam. ‘Hoewel we uiterst weinig weten van hun leven en omstandigheden, kunnen we vaststellen, dat zij gedurende korte tijd samen een predikant hebben gehad in de persoon van Cornelius van Meulen (1800-1876). Deze was weliswaar predikant van Middelharnis (van 30 november 1839 tot 6 juni 1841), maar hij werkte ook in de andere gemeenten op het eiland’.

Conventikels.

In een begin mei 1836 geschreven brief aan de vrederechter van het kanton Goedereede in Sommelsdijk rapporteerde burgemeester Goekoop dat in het dorp regelmatig gezelschappen bijeenkwamen, de ene keer bij weduwe De Berg aan huis, de andere keer in het huis van Maarten van Seters. Toen op 5 mei 1836 twee marechaussees onderzoek deden naar een bijeenkomst ten huize van weduwe De Berg troffen zij daar ‘een groot aantal personen van verschillende leeftijden’ aan, waaronder ook kinderen. Toen hun gevraagd werd waarom ze hier bijeenkwamen kregen ze ten antwoord dat ze over godsdienstige onderwerpen spraken, en dat ze hun kinderen hadden meegenomen zodat die geen kattenkwaad konden uithalen. De marechaussees waarschuwden dat het een ongeoorloofde bijeenkomst was (er waren meer dan twintig personen aanwezig), maar hoewel rapport opgemaakt werd, liet men de bijeengekomen Afgescheidenen die keer verder met rust.

Drie weken later, op 28 mei 1836 waarschuwde de burgemeester in een schrijven aan de commandant van de Marechaussee in Dirksland, dat er geruchten gingen dat de volgende dag een aantal personen naar de hervormde kerk zou gaan om tijdens de dienst de predikant, ds. J. Schipper, te onderbreken en tegen te spreken. Dát bleken echter slechts geruchten te zijn. Maar duidelijk is dat het aantal Afgescheidenen in Stellendam naar verhouding niet klein was. Werd eerst immers al gesproken van ‘een groot aantal personen’, op 30 mei 1836 schreef de burgemeester aan de gouverneur van Zuid-Holland, de al genoemde Van der Duyn van Maasdam, dat ‘sedert geruimen tijd in Stellendam successievelijk vele leden zich van de Hervormde Gemeente afscheiden en in particuliere huizen vergaderingen houden’ over godsdienstige zaken. Die bijeenkomsten zouden tot diep in de nacht voortduren waarbij de rust wel eens zou zijn verstoord door allerlei uitroepen. Het huis van Stoffel Keyser was nogal eens het brandpunt van die conventikels. De burgemeester meldde dat ‘de laatste dagen de afscheiding zeer is toegenomen en nog dagelijks voortgang maakt’, en dat ‘uit de gesprekken blijkt dat er stoornissen in de godsdienstoefeningen kunnen plaatsvinden, ja zelfs dat men eerstdaags de kerk in bezit zou nemen’. Ook zou volgens de burgemeester, tot overmaat van ramp, ds. H.P. Scholte (1805-1868), een van de leiders der Afscheiding, binnenkort het dorp bezoeken!

Ds. H.P. Scholte (1805-1868).
Ds. H.P. Scholte (1805-1868).

Regelmatig wordt in meerdere documenten gemeld dat in Stellendam sprake was van ‘dweepzucht’; anderen  noemden het een ‘godsdienstige opleving’, ‘een Réveil’. Dr. C. Smits acht het mogelijk dat zich in Stellendam soortgelijke taferelen afspeelden als in Bunschoten-Spakenburg en in het Noord-Groningse Uithuizermeeden, waarbij vooral ook jonge mensen vanuit een conventikel in grote opwinding de straat opgingen, al biddend, roepend en knielend. Dat in Stellendam zoiets heeft plaatsgevonden lijkt bevestigd te worden door wat in de notulen van de Afgescheiden provinciale vergadering van Zuid-Holland van 1840 te lezen is: ‘De vroerger [in Stellendam] verkozen ouderling en diaken waren met eenige weinige lidmaten terug gekomen van hunne geestdrijverij’. Bekend is dat de twee bedoelde ambtsdragers  ook in 1836 al tot de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Stellendam behoorden. Dr. Smits concludeert dus dat er ook ándere lidmaten waren, die zich verre hielden van de ‘geestdrijverij’, en dat de Afgescheiden Gemeente in Stellendam vanaf 1836 nooit is opgeheven geweest.

Een handschrift.

Maarten van Seters en zijn vrouw Gerritje Komttebed hadden (een paar doodgeborenen niet meegerekend) twaalf kinderen, van wie er zich zeker twee (de oudste zoon Willem en de oudste dochter Maria) van de hervormde kerk afscheidden. Vermoedelijk was Maria (1840-1890) degene die een lang verhaal schreef over het leven van haar ouders in de tijd van de Afscheiding. Het was getiteld ‘Reveil van Stellendam’. Ze schreef over ‘dorheid en ongeloof overal’, over ‘verwarde denkbeelden die als de leer der zaligheid op de kansels gepredikt werd’, over ‘onkunde en dwaling die duizenden van God afleidden’ en over gezelschappen waar mensen elkaar opzochten om elkander te stichten en te onderwijzen over de Waarheid’.

Het hervormde kerkje van 1819 te Stellendam.
Het hervormde kerkje van 1819 te Stellendam.

Vanuit Stellendam trok men, al voordat de Afscheiding daadwerkelijk plaatsvond, op zondagmorgen er op uit om ‘soms zeer verre in andere plaatsen een predikant te gaan horen die nog de zuivere waarheid verkondigde. Zij die dat níet konden doen, bleven thuis en kwamen zondagsavonds bij elkander om een preek te lezen. (…) De weg en de harten werden bereid voor de afscheiding van het hervormde kerkgenootschap die komende was’.

Maria schreef verder dat vader Maarten zijn betrekking verloor omdat hij zich van de hervormde kerk had afgescheiden; de vijandschap tegen hem en zijn geestverwanten ‘was groot’. De huurovereenkomst voor het land werd opgezegd; zijn koeien mochten niet meer op de dijk grazen, drie ervan moesten verkocht worden. Maarten moest zelfs enige tijd naar Texel om werk te zoeken. Maar ‘de Heere zorgde. God regeert. Nóg doet Hij wonderen, zoo dat zélfs de grootste vijanden moesten zeggen: het is Gods hand. (…) In die tien jaar dat de vervolging meer of minder duurde hebben we geen dokter nodig gehad; wij hebben niemand voor iets behoeven te danken, omdat de Heere ons bewaarde iets aan de menschen te moeten vragen’.

Twintig jaar lang kerk bij Maarten van Seters thuis.

In die onzekere tijden kon natuurlijk geen kerk gebouwd worden. Bovendien bleef de gemeente lange tijd klein. Twintig jaar lang, van 1836 tot 1856, werd daarom kerk gehouden bij Maarten van Seters aan huis. In die tijd openbaarde zich in de kleine gemeente bij sommigen een geest die Maarten wantrouwde: ‘Er waren namelijk menschen onder ons die wel klein en nederig, als arme zondaars, schenen te beginnen, maar al spoedig in hoge bevinding eindigden en met minachting over de duidelijke uitspraken des Bijbels sprekende, als het tegen hun bevinding [hun innerlijk gevoel] inliep’. Ook de ambtsdragers werden door hen geminacht, waartegen Maarten opkwam. Hij koos zélf de morgenpreek die hij las, om daarmee de gemeente te laten zien dat alleen de Bijbel de grond is, ‘waarop des Christens verwachting mag en moet rusten, en waaraan alle innerlijke bevinding getoetst moet worden. Maar dat was voor degenen die meer en meer in allerlei hersenschimmen en verschijningen, gezichten en openbaringen vervielen, teveel. Wanneer zij den geest hadden, zoo beweerden en eisten zij, moesten de anderen met eerbied en ontzag luisteren’.

Ds. C. van der Meulen (1800-1876).
Ds. C. van der Meulen (1800-1876).

Maarten bond de ‘strijd’ aan tegen deze zelfverheerlijking van sommigen in de gemeente. Ds. C. van der Meulen (1800-1876) stond hem daarbij ter zijde. Deze was sinds 1839 aanvankelijk oefenaar en kort daarop predikant (op artikel 8, ‘singuliere gaven’) te Rotterdam en Middelharnis en sinds 1841 predikant van de gezamenlijke Zeeuwse Afgescheiden Gemeenten, met als standplaats Goes. Van der Meulen werd na verloop van tijd huisvriend van Maarten van Seters en zijn gezin. Maar ondanks de tegenstand werd de spanning in de gemeente groter. Stiekem werd door de ‘dwaalgeesten’ met de vermaningen van ouderling Van Seters gespot; ze lieten hun kinderen ongedoopt en ‘moesten uiteindelijk uit de gemeenschap der kerk gesloten worden. Zo bleef er dan een kleine gemeente over die naar de eis des Evangelies begeerde te leven’.

De situatie op Goeree-Overflakkee.

Toen eind 1840 duidelijk werd dat de Afgescheiden Gemeenten op Goeree-Overflakkee vooralsnog niet de gevraagde vrijheid van godsdienst zouden krijgen, schreef ds. H.P. Scholte, die zich met de gemeenten op het eiland inliet, op 5 januari 1841 een ‘Verslag’ aan de koning waarin hij beschreef dat op het eiland Flakkee in de verschillende plaatsen honderdachtenveertig Afgescheidenen woonden, van wie drieënzestig tot het Avondmaal toegelaten waren. In Stellendam waren dat er twintig.

Drie jaar later, op 24 mei 1844, ondertekenden achtenzeventig leden van de ‘Afgescheiden Gemeente te Overflakkee en Goedereede’ een rekest aan de koning, waarin opnieuw om beëindiging van de vervolgingen en het verlenen van godsdienstvrijheid werd gevraagd. Twaalf van de ondertekenaars kwamen uit Stellendam. In het verzoekschrift werd ook aangeduid dat er twee plaatsen van samenkomst waren, namelijk een aan de Nieuwstraat te Middelharnis en een te Sommelsdijk, in een schuur toebehorende aan Dirk Bos, ‘staande achter diens woning’. In de andere dorpen zullen vermoedelijk conventikels gehouden zijn, godsdienstige bijeenkomsten waarbij – op bevel van de overheid – niet meer dan twintig mensen aanwezig mochten zijn. In Stellendam kwam men nog steeds bijeen in de woning van Maarten van Seters.

De gemeente van Stellendam officieel bij de Afgescheidenen (1853).

De Afgescheiden Gemeente van Stellendam zette haar bestaan ondanks alle geestdrijverij bij sommige gemeenteleden voort maar, schrijft dr. C. Smits in zijn boek, kennelijk buíten het verband van de landelijke Christelijke Afgescheidene Kerk. Want in 1853 overhandigde Maarten van Seters op de classis Rotterdam een brief die getekend was door negen Stellendamse manslidmaten, waarin men verklaarde ‘zich aan Gods Kerk in Nederland, en wel bepaaldelijk aan de classis Rotterdam te verbinden, omdat zij tot hier aan toe nog geene verbinding gehad heeft’. Er was, zo was in die brief te lezen, enkele jaren geen avondmaal gevierd. De classis was natuurlijk blij met de komst van Stellendam en deze stelde ds. G.J. Raidt (1788-1876) van Hellevoetsluis aan tot consulent. Hij preekte tot 1856 geregeld in Stellendam (in dat jaar vertrok hij naar Amerika).

Maarten van Seters raakt rond 1858 buiten beeld, omdat hij ‘de meeste tijd uit de gemeente is’ en zich meestal (…) bij zijn kinderen ophield’.

Het in 1865 in gebruik genomen kerkje
Het in 1865 in gebruik genomen kerkje.

Een eigen kerk (1865)!

In 1861 wilden de gemeenteleden proberen een geschikt lokaal te vinden ‘tot uitoefening van de openbare godsdienst’. Men was het houden van kerkdiensten aan huis kennelijk zat. Bovendien kon men geen gebruik meer maken van het huis van Maarten van Seters. De classis wilde wel financiële steun verlenen en ook in Stellendam werd fl. 140 gecollecteerd én nog fl. 200 toegezegd. Maar er was fl. 1.500 nodig! In elk geval had men in 1864 al een stuk grond gekocht en vroeg men de kerken in de classis te collecteren om de overige gelden voor kerkbouw bijeen te krijgen. Men besefte dat het vragen van erkenning bij de overheid nodig was om een kerkgebouw tot stand te brengen.

Het eerste rekest, van 17 februari 1864 (ondertekend door zeventien personen), werd afgewezen; men had vergeten te vermelden welk reglement voor de gemeente gold. Toen men in het volgende verzoek, van 11 mei dat jaar (dat door eenentwintig gemeenteleden ondertekend was), meedeelde dat het reglement van de al erkende Christelijke Afgescheidene Gemeente te Schiedam was aangenomen, werd erkenning door de overheid toegestaan. De burgemeester van Stellendam (C. Goekoop, zoon van de vroegere D. Goekoop!) had al verklaard dat het gewenste kerkgebouw zonder bezwaar kon worden gebouwd op de plaats die daarvoor gekozen was (‘op het eind van het dorp’), op de grond van Hugo van Seters. Op 3 juni 1865 werd de erkenning door de overheid verleend.

Het kerkje van 1865.
Het kerkje van 1865.

Meteen werd met de bouw van het kerkje begonnen. De eerste steen werd op 19 augustus 1865 geplaatst door M. van Seters Wzn. De steen werd in een zijmuur vlak bij de hoek met de voorgevel ingemetseld. De tekst luidde: ‘Eben Haezer. De Eerste Steen van dit Bedehuis / dat door Hulpvaardigheid van den heer A.W. van der Plas is Gestigt  / is Gelegd Door M. van Seters Wz den / 19 Augs. 1865’. De kerk werd in 1866 in gebruik genomen! Ongeveer een eeuw lang hebben de gereformeerden in dit kerkgebouw hun erediensten gehouden.

Predikanten.

Maar met het verkrijgen van een eigen predikant ging het niet zo vlot: pas tien jaar later, in 1874, kwam als eerste predikant ds. J. Boss (1852-1919) naar Stellendam, die van 1874 tot 1877 aan die gemeente verbonden was (in 1891 ging hij over naar de hervormde kerk). Na hem stonden achtereenvolgens de volgende predikanten in Stellendam: J.J. Koopmans (1828-1911) van 1878 tot zijn emeritaat in 1893; H. Volten (1867-1919) die van 1899 tot 1902 predikant te Stellendam was; A.A. Koppe (1874-1913) van 1903 tot 1907 en A. Taal (1878-1943) die van 1909 tot 1912 in Stellendam stond.

Daarna volgde een lange vacante periode die duurde tot maar liefst 1934. Het was toen niet meer mogelijk zelfstandig een predikant te beroepen. Vandaar dat de volgende twee pastores werden beroepen in combinatie met de Gereformeerde Kerk te Melissant. Het waren ds. H. de Valk (1901-1980) die van 1934 tot 1946 aan die gemeenten verbonden was en ds. D.C. Los (*1923-?) die van 1950 tot 1956 Stellendam en Melissant als predikant diende (in 1959 vertrok hij naar Canada). De volgende predikanten werden beroepen in combinatie met de Gereformeerde Kerk te Ouddorp.

Een nieuwe kerk (1956).

De nieuwe kerk die in 1956 in gebruik genomen werd.
De nieuwe kerk die in 1956 in gebruik genomen werd.

Misschien zouden de gereformeerden hun kerkgebouw nog langer hebben kunnen gebruiken als niet de stormramp van 1953 ook Stellendam had getroffen. Tientallen Stellendammers kwamen daarbij om het leven. Het kerkje uit 1865 was al niet erg solide meer, maar door de stormramp was ook de consistorie weggeslagen en herstel was eigenlijk geen optie.

Een mededeling over de gevolgen van de watersnoodramp te Stellendam.
Een mededeling over de gevolgen van de watersnoodramp te Stellendam.

Nadat men verschillende instanties daarover had geraadpleegd, kon architect L.F. Kloppers te Middelharnis een ontwerp voor een nieuwe kerk maken. In april 1955 had de aanbesteding plaats. Op 24 oktober 1956 nam men het kerkgebouw in gebruik, in een kerkdienst die geleid werd door ds. W. Netjes (1930-1976), die daar dat jaar juist predikant geworden was.

De bouwkosten hadden ongeveer fl. 150.000 bedragen, inclusief het jeugdgebouw naast de kerk. Het Rampenfonds had voor de bouw al een groot bedrag verstrekt en zou óók een nieuw orgel betalen, ter vervanging van het oude instrument. Van verschillende zijden werden giften ontvangen; zélfs op het gereformeerde zendingsveld op Java was een inzameling gehouden! De ‘zustergemeente’ van Stellendam, Melissant (dat ‘droog’ gebleven was), liet zich evenmin onbetuigd.

De gereformeerde kerk te Stellendam.
De gereformeerde kerk te Stellendam.

Vóór de oorlog had de kerk van Stellendam een evangelisatielokaaltje op het Goereese Hoofd, een buurtschap tussen Stellendam en Goedereede. Daar werd onder meer zondagsschool gehouden. Dat gebouwtje moest gedurende de oorlog wijken voor de aanleg van Duitse kustverdedigingswerken, de Atlantikwall, bestaande uit bunkers, kanonnen en mijnenvelden. Maar na de oorlog mocht de uitkering voor oorlogsschade mocht gebruikt worden voor het jeugdgebouw bij de kerk, dat een zaal voor honderd personen bevatte.

Nét voordat het oude kerkje werd afgebroken maakte iemand nog een foto van de twee gereformeerde kerken, die nog korte tijd gezusterlijk naast elkaar stonden.

De oude en de nieuwe kerk op één foto!
De oude en de nieuwe kerk op één foto!

(1) Opmerking van de redactie van GereformeerdeKerken.info:

De heer M.H. Stoppelenburg schreef in 1967 in zijn Kerkhistorische Kroniek onder meer het volgende: “De Afscheiding had hier [in Stellendam dus] reeds vrij spoedig invloed, in 1841 waren er twaalf leden, behorende tot de Afgescheiden gemeente voor Goeree-Overflakkee. Na de opheffing van deze gemeente [Goeree-Overflakkee] in 1847, zullen er waarschijnlijk wel huissamenkomsten zijn geweest of er werd te Melissant gekerkt waar in 1850 weer een Afgescheiden Gemeente was gevormd. Pas in 1865 werd er [in Stellendam] een Chr. Afgescheiden Gemeente geïnstitueerd, welke zich bij rekwest dd. 11 mei 1865 aan de Regering bekend maakte. In dat jaar werd ook een kerkje gebouwd”.

Zoals aangegeven acht dr. C. Smits in zijn boek het zeer aannemelijk dat de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Stellendam in 1836 geïnstitueerd is. Ook in de landelijke Jaarboeken wordt dat jaar door de kerkenraad van Stellendam aangehouden. Toch mogen we hier wijzen op wat H.M. Stoppelenburg in 1967 schreef in zijn Kerkhistorische Kroniek. Hij had er twintig jaar vóór dr. Smits een andere kijk op. Zo meende hij dat de Afgescheiden Gemeente van Stellendam niet in 1836, maar pas in 1865 gesticht werd. Hoe dat verder zij, de heer Stoppelenburg zag daarbij over het hoofd dat door de kerkenraad van Stellendam al in 1853 officieel contact gezocht was met de classis Rotterdam. Dr. Smits gaf ook aan, waaróm hij het aannemelijk achtte dat de gemeente te Stellendam al in 1836 gesticht was (zie boven).

De heer Stoppelenburg schreef ook over ‘de [ene] Afgescheiden Gemeente voor Goeree-Overflakkee’, zo ongeveer tussen 1840 en 1847. Dr. Smits schreef daar ook over, maar achtte het niet waarschijnlijk dat die samengevoegde ‘ene gemeente’ heeft bestaan.

Tot zover de opmerking over de opvattingen van de heer Stoppelenburg.

Het ledental van de Gereformeerde Kerk te Stellendam tussen 1893 en 2013.
Het ledental van de Gereformeerde Kerk te Stellendam tussen 1893 en 2013.

De Gereformeerde Kerk te Stellendam telde volgens het Jaarboek van 2015 van de Protestantse Kerk in Nederland 344 leden.

Bronnen onder meer:

Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 24 november 1956

Dr. C. Smits, De Afscheiding van 1834, Zevende deel, Dordrecht, 1986

M.H. Stoppelenburg, Kerkhistorische Kroniek, 1 mei 1967

© 2016. GereformeerdeKerken.info

De Afscheiding en haar gevolgen op Goeree-Overflakkee