De gereformeerde evangelisatiearbeid in Anloo, Gasteren, Oudemolen en Annen

Inleiding.

De gereformeerde Particuliere Synode Drenthe besloot in 1895 de evangelisatiearbeid ‘krachtiger aan te pakken’. Daarom werden deputaten benoemd, uit elke classis een, met als opdracht plannen te ontwikkelen en het evangelisatiewerk (dat toen nog ‘Inwendige Zending’ genoemd werd) ook verder te begeleiden.

Met ingang van 1898 werden daartoe colporteur-bijbellezers aangesteld om de evangelisatiearbeid in de provincie Drenthe ter hand te nemen. Zo was na en naast J. de Braal (1898 tot 1900) als tweede colporteur H. Hogewind benoemd (1899 tot 1904), en werd van 1901 tot 1911 het werk ook aan E. Greving toevertrouwd  (van 1900 tot 1911).

In dit artikel kijken we terug op het werk dat door colporteur E. Greving verricht werd in de dorpen Anloo, Gasteren en Oudemolen, voor zover dat uit het archief van de Drentse particuliere synode duidelijk wordt. Ook het werk te Annen komt nog even aan de orde. Deze dorpen liggen direct ten noordoosten van Assen en ressorteerden aanvankelijk voornamelijk onder de in 1867 geïnstitueerde Gereformeerde Kerk te Vries, en later, vanaf 1898, onder de in dat jaar gestichte Gereformeerde Kerk te Zuidlaren. Het in dit artikel genoemde evangelisatiewerk ging echter voornamelijk uit van de provinciale deputaten, al werd door de kerkenraad van de jonge en vooralsnog hulpbehoevende kerk van Zuidlaren zoveel mogelijk medewerking verleend. De kerkenraad van Vries had de handen vol aan het evangelisatiewerk te Tynaarlo en Yde, en de kerk van Zuidlaren was immers pas in 1898 vanuit de kerk te Vries geïnstitueerd en de eerste jaren bovendien vacant (pas in 1916 kreeg die kerk haar eerste predikant).

De evangelisatiearbeid te Gasteren en Oudemolen ging uit van de Gereformeerde Kerk te Zuidlaren. Deze eerste kerk was van ... tot ... in gebruik.
De provinciale evangelisatiearbeid te Anlo, Gasteren en Oudemolen ging mede uit van de Gereformeerde Kerk te Zuidlaren. De hierboven afgebeelde eerste gereformeerde kerk was van 1900 tot 1939 in gebruik.

1. Het werk in Anloo.

Colporteur Greving kreeg in februari 1901 van de provinciale deputaten voor de Evangelisatie de opdracht ‘zich wat meer op Anloo aan te houden en niet al te veel in de nabijheid van Assen zich op te houden’. Hem werd toen als werkterrein opgegeven de dorpen Rolde, Gieten, Anloo, Peize, Eelde en Norg. Greving wilde in zijn geboorteplaats Anloo graag een zondagsschool oprichten, maar vond de tijd daarvoor nog niet geschikt; ‘die zal wellicht na het vertrek van de hervormde predikant beter zijn’. Toen deze ds. J. Buiskool vertrok (dat was in juni 1901) werd het zondagsschoollokaal gebouwd.

Greving was in Anloo geboren en vertelde in oktober 1901 iets over zijn aankomst als colporteur in dat dorp: “Ik herinner mij hoe ik dien morgen van 1 oktober 1901 mijn schreden richtte naar de plaats mijner geboorte met een goed gevulde bijbeltasch. En ofschoon de mensen in het eerst wel vreemd opzagen, mij nu daar als colporteur te zien, duurde het echter niet lang of de begeerte werd door menigeen uitgesproken, vooral toch eens spoedig terug te komen. Daaraan heb ik nogal dikwijls gevolg gegeven, en eindelijk, toen er zich een geschikte gelegenheid voordeed, ook tot het oprichten eener zondagsschool over te gaan. Wat nu die zondagsschool aangaat, die breidt zich nog [slechts] weinig uit, daar de onderwijzer te Anloo juist de kinderen welke de [openbare] dagschool bezoeken zgn. ‘zondagsschoolonderwijs’ geeft, doch waar over de bijbel niet wordt gesproken. Nu is mijn plan straks, nu de dagen weer korten, mijn zondagsschool ’s middags niet om drie uur (gelijk tot hier toe) maar om vier uur te houden, met het doel om ook de kinderen welke naar [de openbare school te] Anloo gaan in de gelegenheid te stellen mijn zondagsschool te bezoeken, hetwelk de kinderen wel willen”.

“Vervolgens is alsdan mijn plan óók aldaar met bijbellezing aan te vangen, na afloop der zondagsschool, dus des avonds, daar er mijns inziens rekening moet gehouden worden dat de Nicodemussen nog niet zijn uitgestorven”.

Met enige regelmaat werd Greving in de jaren daarna opdracht gegeven ook te Anloo te werken, vooral in de winter, omdat dán de zondagsschool en de bijbellezingen gehouden werden.  In 1912 was Greving echter wegens ouderdom niet meer in de evangelisatie werkzaam en kwam hij dus ook niet meer in Anloo. In 1915 moesten de deputaten dan ook melden dat ‘hier weinig of niets gedaan wordt’. En daarom zwijgt het archief van de particuliere synode vanaf die tijd over dit dorp.

2. De arbeid te Gasteren: ‘zondagsschool’ tegen zondagsschool.

Nog voor hij zijn werk in Anloo aanving richtte colporteur Greving op 21 juli 1901 een zondagsschool in het nabijgelegen Gasteren op. “Dit dorpje ligt op een half uur afstand [ten westen] van Anloo. Te Gasteren, waar ongeveer veertig woningen zijn, met een aantal schoolgaande kinderen gelijk aan laatstgenoemd cijfer. Nu had ik de ouders er geleidelijk op voorbereid, dat ik het plan had er eerlang daar ter plaatse een zondagsschool te openen, met het doel hunne kinderen iets te vertellen uit den bijbel, hetwelk de meesten dier ouders heel goed vonden en zeer nuttig achtten. Gelijk gezegd is: op gemelden datum kwamen er achtentwintig kinderen in een vrije kamer op een nader overeen te komen voorwaarde, om maar eerst eens te zien hoe het ging.

Ook de hervormde predikant van Anloo evangeliseerde in Gasteren
Ook hervormde predikanten van Anloo evangeliseerden zo nu en dan in Gasteren.

Het begin leek heel mooi, doch de volgende week werd het anders. En nu is dít de zaak: de beide voorlaatste [hervormde] predikanten, Rooseboom en Douwes (orthodox), hadden te Anloo toen een zondagsschool opgericht, waar de kinderen van Anloo, Annen én Gasteren kwamen, verre boven de honderd; doch daarna kwam er te Anloo een moderne, ds. Buiskool, welke het werk der zondagsschool al spoedig liet glippen en dit werk opdroeg aan het hoofd van de school, de heer Veltmeijer. Zélf ‘modern’ kan het natuurlijk niet anders of ook de zaden des ongeloofs werden rijkelijk in de jeugdige harten gestrooid. Nu had de genoemde heer V. de kinderen der zondagsschool zes weken vakantie gegeven en juist tóen ben ik te Gasteren begonnen. Doch de eerste schooldag, 22 juli, was de heer V. reeds bekend met het oprichten mijner zondagsschool en het gevolg was dat hij de kinderen die in het vervolg weer bij míj kwamen, geen onderwijs op [zíjn] zondagsschool [meer] kon of wilde geven; bovendien waren dan ook hun centen weg, die door de kinderen de laatste weken [naar de zondagsschool van V.] waren meegebracht en zij dus nooit meer gelegenheid zouden hebben [daar] kerstfeest te vieren”. Want de kinderen keken zonder uitzondering met groot verlangen uit naar het jaarlijkse kerstfeest!

“Uit haat en vijandschap is dan ook de heer V. weer dadelijk begonnen zondagsschool te houden. Toen ik dan ook l.l. zondag te Gasteren kwam, was het getal kinderen tot zestien geslonken. (…) U ziet hier ook weer kennelijk vóor of tégen Christus: het Rijk van Koning Jezus óf van Satan. De kinderen te Gasteren vallen me echter niet tegen wat orde en tucht aangaat, doch bijbelkennis is er hoegenaamd niets. Collecte heb ik nog niet gehouden; zoo het mij voorkomt, is dit in de eerste tijd minder gewenscht, tenzij deputaten anders mochten oordelen. In het vervolg denk ik aan de genoemde zondagsschool een bijbellezing te verbinden tegen de aanstaande herfst, wanneer er weer avonden komen na afloop van de zondagsschool (…), daar de menschen liever bij kunstlicht dan bij zonlicht willen komen, gelijk Nicodemus. De tijd welke daaraan vooraf gaat denk ik mij ten nutte te maken om de menschen op te wekken dergelijke bijbellezingen bij te wonen”.

Hoe het verder ging.

Ondanks alles ging de zondagsschool haar gang en werd deze in november 1901 door ongeveer twintig kinderen bezocht, allen van hervormde ouders. Greving: ‘Bij voorkeur houden deze ouders van míjn zondagsschool, omdat, gelijk zij zeggen, daar uit de Bijbel verteld wordt. Nu is mijn plan deze maand aldaar een bijbellezing [voor volwassenen] te openen, waarmee ik de menschen reeds in kennis heb gesteld. Ook denk ik alsdan het uur der zondagsschool te veranderen [net als te Anloo] en in plaats van drie uur gelijk tot dusver, een uur later, om vier uur, te houden, om langs dien weg meerder kinderen te krijgen daar zij dan van [de school te] Anloo terug zijn. Genoemde bijbellezing zal ik dan aldaar moeten houden na afloop van de zondagsschool, bijvoorbeeld om 6 of 7 uur’.

Er kwamen ook kinderen van de openbare school te Anloo op de zondagsschool te Gasteren.
Kinderen uit Gasteren, die de openbare school te Anloo bezochten, kwamen ook op de zondagsschool te Gasteren, zeer tegen de zin van de meester…

De bijbellezingen voor volwassenen in Anloo begonnen inderdaad de 24ste november 1901. ‘Het is de lieden aldaar goed bevallen en nu is er in overleg met de menschen zelf besloten alle veertien dagen te vergaderen, des zondagsavonds 7 uur, terwijl ik vooraf zondagsschool houd’. (…) ‘Bij donkere maan blijf ik er des nachts over bij familieleden. De samenkomst bij bijbellezing aldaar wordt er niet minder op en telkens zie ik weer andere hoorders’, schreef Greving in januari 1902.

Intussen had hij met de kinderen daar kerstfeest gevierd: ‘Dit kerstfeest was ook zeer ten genoegen der kinderen afgelopen, alsook hunner ouders, welke op mijn verzoek tegenwoordig waren. Van onze [landelijke] Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging [‘Jachin’] had ik voor ieder kind een gepast boekje gekregen in verband met hun leeftijd; daarbij had ik koek, chocolade (in reepjes) en ieder eene sinaasappel gevoegd, zoodat die kinderen zeer tevreden en blij waren als ook de ouders’. Voor dat kerstfeest had Greving bij de ouders in Gasteren gecollecteerd. Daar had  hij fl. 2,45 opgehaald, ‘doch mij dunkt met behulp van een paar goede vrienden zal ik het tekort wel dekken’.

Wat bij meer zondagsscholen het geval was: ze bestonden nauwelijks een paar jaar en verdwenen even snel als ze gekomen waren, afhankelijk van de beschikbaarheid van goede leiding. Al in september 1902 rapporteerden de provinciale deputaten ‘dat de zondagsschool te Gasteren de verdwijning nabij is’. In plaats daarvan hoopte Greving er één in het gehucht Oudemolen op te richten.

3. Het werk in Oudemolen.

Colporteur Greving kwam in 1902 dus ook regelmatig in Oudemolen, ook ten noordoosten van Assen. Zijn voornemen ook daar een zondagsschool te stichten werd nog in hetzelfde jaar gerealiseerd; het aantal kinderen dat er kwam werd ‘bevredigend’ genoemd. De zondagsschool werd gehouden in een deel van een voormalige ‘hoendergalerij’, waarvoor jaarlijks fl. 10 huur betaald werd. Over het algemeen leidde Greving de zondagsschool zelf. In september 1904 veranderde dat echter, maar om een goede reden: “De zondagsschool te Oudemolen neemt snel af omreden de meeste kinderen aldaar tegenwoordig de School met den Bijbel te Zuidlaren bezoeken [later werd de Christelijke School te Vries als ‘boosdoener’ genoemd], waarom veel ouders de zondagsschool nu voor overbodig houden. Deze beschouwing hebben ook velen mét hen gemeen, zoodat het nu niet zoozeer een eigendommelijkheid van de Oudemolenaren is. Greving zal bericht worden deze zondagsschool maar op te heffen”, zo besloten de deputaten. Dat gebeurde eind 1904. Gelukkig bleek de School met den Bijbel ook hier ‘een voortreffelijk evangelisatiemiddel’! Kerkenraden kozen om die reden vaker om in plaats van evangelisatiewerk te beginnen een christelijke school te stichten.

4. De arbeid te Annen.

Het dorp Annen ligt tussen Zuidlaren en Gieten. In 1309 dook de naam Annen voor het eerst in de Drentse geschiedenis op. Midden in het dorp lag een grasbrink, kenmerkend voor de dorpen in de omgeving; ‘die van Annen was de grootste van Europa’. Ook staat in Annen een bekend hunebed. De langjarige deputaat voor de Drentse evangelisatie, ds. H.A. Dijkstra van Diever, vertelde over Annen het verhaal van de ‘vuurmannen’, dat we op deze website al eerder citeerden, namelijk in de hierboven al genoemde evangelisatiearbeid te Yde.

In 1911 werd door de Gereformeerde Kerk te Zuidlaren in het dorpje Annen een zondagsschool opgericht. De provinciale deputaten steunden dat werk toen met fl. 30 per jaar. Al gauw werd de school bezocht door zestig leerlingen, ‘en door eenige broeders te Zuidlaren geheel belangeloos gehouden’ (colporteur Greving was kort daarvoor vertrokken). De zondagsschool groeide stevig door; in 1912 waren er al meer dan honderd leerlingen! Ook waren daar toen een meisjes- en een knapenvereniging opgericht met bijna vijfentwintig leden. Op die evangelisatieverenigingen werd uit de bijbel verteld, gezongen en geknutseld. Ook werden in Annen zoveel mogelijk maandelijks op een avond bijbellezingen voor volwassenen gehouden; de opkomst was daar tussen de tien en de twintig personen, ‘waarvan slechts de helft die anders niet met het evangelie in aanraking komen’. Ook werden traktaten, boekjes en scheurkalenders verspreid, ‘en waar men zulks noodig acht wordt huisbezoek gedaan. (…) Voor dit alles stelt br[oeder] Hamminga zijne woning beschikbaar, terwijl de brs. Westra, Swiers en Beekman zich er met den evangelisatiearbeid belasten’. Men ondervond echter ‘nogal tegenstand’ bij dit werk. Daarover én over de rest zwijgt het provinciaal archief tot 1951.

Na de oorlog.

In 1954 werd in Annen het gereformeerde evangelisatiegebouwtje De Kandelaar in gebruik genomen.
In 1954 werd in Annen het gereformeerde evangelisatiegebouwtje ‘De Kandelaar’ in gebruik genomen.

In de oorlog werd het vergaderen ook hier moeilijk gemaakt; pas ná de oorlog lezen we in het provinciaal archief opnieuw over de arbeid in Annen. In 1951 en de jaren daarna was ook daar ‘een meisje van de GOZE’ werkzaam als evangeliste (de GOZE was de ‘Gereformeerde Opleiding voor Zending en Evangelisatie’). In die tijd was daar ook een zekere heer Noordhoff er enige tijd werkzaam.

In 1954 werd in Annen het evangelisatiegebouw ‘De Kandelaar’ geopend, gelegen aan de Zuidlaarderweg 69. Daar werden, nadat de jeugdclubs niet meer welkom waren in de cafés in het nabijgelegen gehucht Schuilingsoord, zowel jongens- als meisjesclubs gehouden. Ook werden er ’s zondagsavonds diensten belegd. Een Volkswagenbusje van de Gereformeerde Kerk zorgde voor het vervoer van de jeugd naar Annen. Ook de leden van de  evangelisatievrouwenclub reden er mee naar ‘De Kandelaar’; deze club werd met hulp van dames uit de Gereformeerde Kerk te Zuidlaren in stand gehouden.

Het werk ging jaren lang door. Maar in 1990 werd ‘De Kandelaar’ met eigen mankracht gesloopt en opnieuw opgebouwd. Vanuit het landelijk Gereformeerde Evangelisatiecentrum te Leusden werd subsidie gegeven. Sinds die tijd heet het gebouw d’Ander en was het geschikt gemaakt voor kerkelijk werk én voor plaatselijke activiteiten. Het kerkelijk werk stopte er na verloop van tijd en het gebouwtje wordt als dorpshuis en door een dierenarts gebruikt.

Bronnen:

Archief Particuliere Synode Drenthe. Drents Archief, Assen

G.J. Kok, ‘Vaak was het ploegen op rotsen…’. De evangelisatiearbeid van de Particuliere Synode Drenthe van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1893-1993). Groningen, 2013

©  2016.  GereformeerdeKerken.info