‘Mijn eerste tijd in Pella (Iowa)’

Inleiding.

In het jaar 1847 vestigden achthonderd Nederlandse immigranten onder leiding van ds. H.P Scholte (1805-1868) zich in het gebied dat bekend werd als Pella, in de Amerikaanse staat Iowa. De naam Pella herinnert aan het gelijknamige stadje in het Overjordaanse, waar de christenen tijdens de Romeinse vervolgingen in het jaar 70 na Chr. toevlucht vonden. De naam Pella (Iowa) werd gekozen omdat ds. Scholte en zijn medereizigers ook godsdienstvrijheid zochten.

Behalve ds. H.P. Scholte hielden ook de Afgescheiden predikanten A. Brumelkamp en A.C. van Raalte zich druk bezig met emigratie naar Amerika.
Behalve ds. H.P. Scholte (1805-1868) hielden ook de Afgescheiden predikanten A. Brummelkamp (1811-1888) en A.C. van Raalte (1811-1876) zich druk bezig met emigratie naar Amerika.

Adam P. Hasselman en zijn vrouw zeilden in de ‘Maasstroom’ in april 1847 naar Amerika en vestigden zich op een boerderij vlakbij Pella in Iowa, gesticht door de Afgescheiden predikant ds. H.P. Scholte. Het onderstaande verhaal werd gepubliceerd in Pella’s Weekblad van 26 mei 1922.

Door Gerrit van Schelven.

“In den loop van het eerste deel der negentiende eeuw werden de zoon van den schoolmeester te Nederhemert in Nederland, en de dochter van den schoolmeester te Noordeloos, ook in Nederland, in de echt verbonden: Adam P. Hasselman en Alida Chr. Gordesse Timmermans. Deze Adam Hasselman ging in 1847 al gedurig eens  naar ds. Scholte, die toen de emigratie naar Amerika op touw had gezet, en in overleg met vele besliste christenen de voorbereidende maatregelen vaststelde, die genomen zouden worden om de overtocht te ondernemen, en zoo mogelijk, met Gods hulp in het nieuwe werelddeel een toevluchtsoord te zoeken, waar men God ongestoord naar den inspraak van het geweten kon dienen.

Bezwaren…

Hasselman had eene levende begeerte om den oceaan over te steken, maar moeder, de vrouw, had daar geen oog op. Veel werd natuurlijk over de zaak gesproken, en toen ten laatste mrs. Hasselman telkens voor den geest kwam, dat God óok op de wateren Zijne beschermende hand over Zijne kinderen hield, en haar de woorden van de psalmist telkens in de gedachten kwamen: ‘U zullen, also op Mozes beên, wanneer uw pad loopt door de zee, geen golven overstromen’, toen kon zij met volle vrijmoedigheid hare toestemming geven tot de groote reis, die in die dagen heel iets anders was, dan tegenwoordig, nu niet alleen de middelen van vervoer beter zijn, maar ook zooveel vlugger gaat.

Dat de bezwaren die mrs. Hasselman had, geen denkbeeldige bezwaren waren, kan men geredelijk toestemmen, als men bedenkt, dat het gezin acht kinderen telde, die allen nog jeugdig waren. En dán de reis te ondernemen  naar een onbekende, zeer dun bevolkte wereld, waar een vreemde taal gesproken werd, en alles anders was dan in het vaderland, is geen kleinigheid.

De 'dienstregeling'.
De ‘dienstregeling’.

Op reis.

De reis  werd aangevangen, en in het begin van April 1847 zeilde het schip ‘Maasstroom’ vanuit de Rotterdamsche haven, en kwam te Baltimore aan, na een reis van 52 dagen. Onderwerp stierf een der kinderen wier stoffelijk overschot ten jongsten dage ook weer zal verschijnen wanneer de boeken worden geopend.

Met zeven kinderen kwam het gezin na eerst geruimen tijd te St. Louis, Missouri, vertoefd te hebben, te Pella aan, wat vanzelf niets anders was dan een plaats in de wildernis. Mrs. G. van Horsen, wier eigen naam Marie Hasselman is, nu eene oude weduwe van 84 jaren, die ons dit heeft meegedeeld, was toen een meisje van negen jaar en vijf maanden. Vader Hasselman had genoeg middelen om zich een stuk land aan te schaffen van 40 acres’ [bijna 162 m²]. Bovendien bleef er genoeg geld in kas om voor een tijdlang in de nooden van het gezin te voorzien.

Levensmiddelen.

Gemakkelijk was het niet om levensmiddelen te verkrijgen. Tarwe kon men wel bekomen, maar er waren geene molens in de buurt. Om die tarwe tot meel gemalen te krijgen, moest een reis gemaakt worden  van 70 à 80 mijlen. Dan ging de reis door kreken en over bergen, langs meestal ongebaande wegen. Soms bleef de wagen een week uit. Dat de spanning waarin de achtergeblevenen verkeerden, groot was, laat zich gemakkelijk denken.

Mr. Ten Hagen had een koppel paarden en ging gewoonlijk heen om de tarwe te laten malen. Dat ging altijd naar nauwkeurige berekening. De bestellingen werden gedaan naar de grootte van elk huisgezin. Vele malen kwam het uit zooals men had gehoopt. Doordat allen gaarne hun aandeel ontvingen, kon Ten Hagen niet genoeg meenemen voor al de hongerige magen, die er behoefte aan hadden. Als er geen meel genoeg was, viel het de kinderen te beurt, dat zij de koffiemolen ter hand konden nemen en corn moesten malen, waar van brood van werd gebakken. En dat cornbrood met stroop was een heele lekkernij. Eens, toen een der broertjes werd uitgezonden om stroop te halen, verloor hij zijn tiencent stukje, en moest het brood naar binnen zonder stroop.

Toen mr. en mrs. Hasselman hier ongeveer een jaar waren geweest, kwam er op zekere dag iemand van Oskaloosa, Parker bij naam, die een fabriek had, waar wandmolens vervaardigd werden. Hij vroeg mrs. Hasselman of zij niet een der kinderen kon afstaan om zijne vrouw behulpzaam te zijn in haar huishouding. Dat leek moeder Hasselman niet al te best toe; helemaal naar Oskaloosa, en bij een vreemde wiens taal men niet verstond! En bovendien: kinderen een onbekende mee te geven…!

pella-boot

Teveel ‘kaas’.

Maar na eenige  besprekingen waren de zwarigheden opgelost, vooral omdat Marie, toen ruim tien jaar oud, er wel op af durfde, en hier een schoone gelegenheid zag om Engelsch te leeren. Want men had van den beginne al dadelijk gevoeld, dat kennis van die taal volstrekt noodzakelijk was. Eens gebeurde het, dat iemand een paard had verkocht aan een Amerikaan, en in ruil voor dat paard twee koeien zou ontvangen en het overige in ‘cash’. De man was tevreden met den gedane ruil en vertelde zijne vrouw hoe de zaken geregeld zouden worden. Wat in de wereld zou men met zoveel ‘kaas’ doen? Bij nadere beschouwing kwam de man ook tot de overtuiging, dat die kaas dan wel móest bederven,  en ging daarom naar de andere partij en zei hem dat zij onmogelijk zoveel  ‘kaas‘ (cash), konden nemen. Toen evenwel de opheldering gegeven werd, dat die ‘cash’ geen ‘kaas’ was, maar geld, kwam alles terecht en lachte men er samen eens hartelijk om.

Terug naar huis…

Die schoone gelegenheid om de taal des lands te leeren duurde evenwel niet bijzonder lang, want ofschoon er werk genoeg te doen was met op de baby te passen en allerlei huiswerk te verrichten, en de dag dus niet lang viel, kwam de nacht met die langer uren, die wakend werden doorgebracht; dan kwamen de huiselijke tafereelen voor den geest , dan dacht de kleine meid aan vader en moeder en de broertjes en zusjes, en dan werd het haar te benauwd om het hart. Gedurende haar verblijf van een week bij dien fabrikant groeide het heimwee zoo sterk, dat zij besloot om de eerste de beste gelegenheid waar te nemen om naar huis te gaan. En die kwam spoediger dan wel haast gedacht. Den volgenden Zondag ging de fabrikant met een lading wandmolens naar Des Moines. Zij vergezelde hem tot aan Pella. O, wat een verlichting, nu weer bij moeder! En toen die vreemde op den terugtocht weer aankwam om haar mede te nemen, had zij den moed niet mee te gaan.

Indianen.

Het noordwestelijke deel van Pella, waar nu het Oakwood kerkhof ligt, had toen de naam van ‘strooien stad’, omdat de hutten, die in de glooiing van den heuvel waren gemaakt, met loof en takken en stroo waren overdekt. Daar werd kerk gehouden in de open lucht. Daar kwam men saam om God te dienen.

Eens op een Zondag, toen men na den dienst op pad naar huis was, kwam er een troep Indianen voorbij. Gekleed in buffelhuiden, die over de schouder hingen en het lichaam voor een groot deel onbedekt lieten, gezeten op kleine paardjes, waar aan den eenen kant gebraden konijnen bengelden en aan den anderen kant een papoose [‘een Amerikaans indiaans kind’] schommelde, om het evenwicht te bewaren, maakten die vooral de vrouwen en kinderen ontsteld, met hunne onbeweeglijke bruine gelaatstrekken en diepe zwarte glazige oogen. En tot overmaat van schrik kwam een der Indianen naar hen toe en vroeg om iets te eten, zooals gewoonlijk, want ze zijn echte bedelaars. Zien ze iets van hun gading, dan moeten ze daar hun deel van hebben, en wordt het niet goedschiks gegeven, dan kan men er veilig op rekenen , dat men het evenwel toch kwijt raakt, want tegen dieverij zien ze heel niet op.

Op een andere keer waren Indianen bij bakker Pos aan geweest en hadden daar van dezen een zak koekjes gekregen. Die koekjes schenen de roodhuiden óf niet te bevallen óf ze vertrouwden ze mogelijk niet, want de kinderen vonden ze een ogenblik later langs het pad weggeworpen.

Indianen komen nog af en toe hier in de buurt doortrekken. En menigmaal vallen sommige dingen bij vergissing in hunne handen. Zien zij iemand op de plaats, wiens oog zij niet kunnen ontgaan, dan komen zij meestal met smeekend gebaar en lijmerige stem, strekkend de hand met lamme beweging uit en vragen dan om ‘iets te eten’.

Ds. Scholte.

Ds. Scholte hadin Pella allerlei petten op. Als vrederechter bevestigde hij ook huwelijken.
Ds. Scholte had in ‘zijn’ Pella allerlei petten op. Als vrederechter bevestigde hij ook huwelijken.

In den loop des tijds had vader Hasselman een huis gebouwd dat ‘de Ark’ genoemd werd. Daar zijn heel wat bezoeken afgelegd door de ouden van dagen. Ieder was er welkom. Ook mr. Overkamp had een huis gebouwd, waar schrijver dezes goede gelegenheid heeft mee bekend te worden, omdat hij er nú woont, op den zuidoosthoek van Washington- en West First Street. Dat huis heeft een geschiedenis, gelijk zoo menig  andere plaats in Pella. Daar werden de bidstonden gehouden onder leiding van ds. Scholte, daar rees op stem en snaren tot roem van Gods goedheid, het gejuich zijner kinderen. In dat huis van mr. Overkamp hoorde vader Hasselman ds. Scholte voor het eerst preeken in Amerika. Daar vonden ook velen een toevluchtsoord in den storm van 1848, toen het huis van Roovaart werd vernield en ‘de Ark’ zoo lek werd, dat ook de bewoners daarvan een beter heenkomen begeerden.

Die tijden zijn lang voorbij. Maar in hare verbeelding hoort mrs. G. van Horsen de wolven nog rond het planken huis huilen en ziet zij ook de menigvuldige slangen kruipen; en ’s avonds kan zij de lucht nog rood zien van de prairiebranden. Wolven zijn nú groote zeldzaamheden en wil iemand de prairie zien dan moet men verder op naar het westen”.

Landverhuizing naar de Verenigde Staten (1809-1878)

Bron:

Henry S. Lucas, Dutch Immigrant Memoirs and Related Writings, Revised Edition. Grand Rapids / Cambridge, 1997