Uit de pers (1) – 1956: Dubbele historie in Bakkeveen

uit-de-pers-logo

Dubbele historie in Bakkeveen (Frl.).

door F. de Jong (jeugdleider en evangelist te Bakkeveen)

Bakkeveen [ongeveer 7 kilometer ten oostzuidoosten van Drachten]  is een oud dorp in Friesland. Een dorp zoals er zoveel zijn in deze provincie, met haar eigen historie.

Zeker, geruchtmakende feiten en grootse daden zijn er niet te vermelden. Of toch ook wel? Want hier leeft een volk, dat vanouds een harde strijd heeft moeten voeren voor zijn bestaan. Ouderen kunnen uren vertellen over het vele werk dat ze voor enkele stuivers moesten verzetten, over de zorgen om hun gezinnen te onderhouden. Altijd valt op met hoeveel toewijding en trouw ze dat gedaan hebben; maar ook de ontbering en de moeite die ze zich daarvoor getroost hebben.

En nog iets valt op, namelijk dat zij het veelal zónder God gedaan hebben. Ik zou dit de tragiek van Bakkeveen willen noemen. In het ruwe, harde, meedogenloze leven staan, zonder vertroosting uit Zijn Woord. Menselijkerwijs gesproken is dit te wijten aan het modernisme der vorige eeuw, dat ook Bakkeveen binnendrong en zijn tienduizenden heeft verslagen. De kerk is hier leeg gepreekt. Groot was de invloed van Domela Nieuwenhuis (1846-1919), die zijn socialistische leuzen verkondigde in plaats van het levende Woord.

Andere tijden.

Meisjeswerk in 'It Beaken' te Bakkeveen (foto: Centraal Weekblad).
Meisjeswerk in ‘It Beaken’ te Bakkeveen (foto: Centraal Weekblad).

De tijden zijn nu echter veranderd. De armoe is weg. Geldnood kent men niet meer. Werkloosheid komt maar zelden voor. Alleen: de kerk is nóg leeg! Dit is géén grootse, maar wél de benauwende geschiedenis van Bakkeveen.

En nu een andere geschiedenis. Vijfentwintig jaar geleden verrees hier een gereformeerd evangelisatiegebouw. Men begon met de oprichting van een zondagsschool. Na enige jaren telde deze 53 kinderen. Het huis, waar de zondagsschool gehouden werd, was te klein. Men maakte plannen om een eigen gebouw op te richten. Deze plannen zijn werkelijkheid geworden, dankzij de hulp van de genabuurde kerken en een rondgang door de classis Drachten, die fl. 1.500 opbracht.

Het zou te ver voeren heel de geschiedenis van deze vijfentwintig jaar in dit bestek te beschrijven. Alleen dit: we hebben mogen werken, zij het met veel moeilijkheden en teleurstelling, maar het evangelie werd, eerst eenmaal per veertien dagen, later iedere zondagmiddag of -avond gebracht.

’t Verenigingsleven kwam óók langzamerhand op gang. Toch is het steeds een strijd geweest om te bestaan. De ‘grote kerk’ (dat is de hervormde kerk) werd geduld als behorend bij het dorp. Ons gebouw zag men echter als ‘vreemd goed’. De laatste twee jaar wordt ons gebouw gebruikt door de ‘Stichting voor Evangelisch Herstel en Opbouw’. Vele activiteiten zijn er nu. Iedere dag worden hier clubs gehouden  voor jongens en meisjes van zes tot twintig jaar.

Om de veertien dagen draait er een film. Een drumband is in wording; om aan de nodige gelden te komen voert men een papieractie. We hebben ook een eigen orgaan, genaamd ‘It Beaken’ (Het Baken), genoemd naar de gelijkluidende naam van ons gebouw. Dit blad verschijnt maandelijks en wordt gratis aan huis bezorgd. Advertenties dekken de onkosten.

Meester Kronemeyer leidt de mondharmonicaclub in 'It Beaken' te Bakkeveen.
Meester Kronemeyer leidt de mondharmonicaclub in ‘It Beaken’ te Bakkeveen (foto: Centraal Weekblad)

Zo wordt thans het evangelie in Bakkeveen gebracht. Wanneer we de jongens en meisjes in clubverband bijeen hebben, ontstaat er onderling contact en is er gelegenheid van de Here Jezus te vertellen. Willen wij Christus prediken in deze wereld, dan is in de eerste plaats nodig, dat we contacten leggen, want een gesprek zal niet eerder slagen dan wanneer we onbevangen tegenover elkaar staan. Pas dán kunnen we over Christus spreken, wanneer we óók over alledaagse dingen met elkaar kunnen praten.

Dit alles vraagt veel inspanning. Gelukkig hebben wij verschillende vrijwillige krachten, die aan dit werk meedoen. De grote moeilijkheid is namelijk dat iets niet ten volle kan doorgaan bij gebrek aan nodige middelen.

(Volgt een oproep om als vrijwilliger en met financiële middelen bij te dragen aan dit werk).

Bron:

‘Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde  Kerken in Nederland’. Utrecht,  4e jrg. nr. 4, 28 januari 1956.