Ds. L. van Dellen (1842-1919)

Inleiding.

Lubbert van Dellen (1842-1919) werd op 17 mei 1842 geboren te Kollum in de provincie Friesland. De christelijke afgescheidenen te Kollum ressorteerden voor de herderlijke zorg onder de Christelijke Afgescheidene Gemeente van het nabijgelegen Burum.

Kaart: Google.
Kaart: Google.

‘Hij had het grote voorrecht om ouders te bezitten die zich met beslistheid aan de zijde van Gods volk schaarden en hun kinderen trachtten op te voeden in de leer en vermaning des Heeren’.

Jeugd in Kollum en Burum.

Burum was de oudste Afgescheiden Gemeente in Friesland en werd op 21 juni 1835 door ds. H. de Cock (1801-1842) geïnstitueerd (vijftig gemeenteleden scheidden zich toen van de Hervormde Kerk af). Daardoor werd het bijwonen van kerkdiensten voor de Afgescheidenen van Burum en omstreken een stuk makkelijker: daarvoor maakten namelijk ‘niet weinigen herhaaldelijk de moeizame tocht naar Ulrum in de provincie Groningen. Eerst moest men enkele uren lopen over kleiwegen, dan werd men door een visser uit Zoutkamp over de brede monding van het Reitdiep gezet. Bij harde wind waren die tochten niet zonder gevaar: eb en vloed hadden hier vrij spel. Soms werd gebeden of een psalm gezongen, dat de Heere hen mocht bewaren’.

Hoe dan ook, in de ouderlijke woning ‘werd hem en zijn beide broers vroegtijdig eerbied en hoogachting voor de vromen ingeprent’. Net als in veel andere gezinnen in die dagen werden de zgn. ‘Oudvaders’ ijverig gelezen, zeer orthodoxe theologen uit de zeventiende en achttiende eeuw. ‘In de winteravonden, terwijl men rond de huiselijke haard was gezeten, werd onder andere het boek ‘Redelijke Godsdienst’ van Wilhelmus à Brakel (1635-1711) gelezen’. En voor de rest werden de kinderen Van Dellen op zondag al jong meegenomen naar de christelijke afgescheidene kerkdiensten diensten te Burum, waar van ds. F. Strik (1811-1889) van 1846 tot 1860 predikant was.

Ds. F. Strik ().
Ds. F. Strik (1811-1889).

Zoals al opgemerkt ressorteerden de Afgescheidenen van Kollum onder de Christelijke Afgescheiden Gemeente van Burum. In Kollum werd pas in 1866 een Afgescheiden Gemeente gesticht. Dat gebeurde door ds. A.F. de Kok (1830-1874) van Dokkum en ds. B.T. Bos (1824-1893) van Driesum. De gemeente van Kollum telde bij de stichting slechts vijfendertig leden en vergaderde aanvankelijk in de kamer van Petrus Janke. Later verhuisde men naar een grotere kamer, toen naar een schuur, tot tenslotte in 1870 voor de prijs van fl. 3.743 een kerk kon worden gebouwd. Het jaar daarvoor, 1869, was ds. W.T. van Dijk (1841-1915) als eerste predikant aan de gemeente van Kollum verbonden; deze bleef er overigens maar twee jaar, tot 1871. Lubbert van Dellen zou vijf jaar na diens vertrek zijn Kollumer geboortegrond als opnieuw betreden, maar dan als predikant.

‘Geestelijke opwekking’.

‘Voor zijn jeugdig hart en leven had de kerkgang en de lezing van de ‘Oudvaders’ echter aanvankelijk niet het gewenste gevolg’. Wel had hij indrukken van de noodzakelijkheid der bekering, maar de besliste keuze om den Heere met zijn volk te dienen ontbrak. Dit laatste werd door Gods genade het geval in zijn zestiende jaar’. Juist in die tijd, rond 1858, was in Burum een geestelijke opwekking, waarin hij ook deelde. Op meerdere plaatsen in het noorden van het land was dat het geval. ‘Met vele andere jonge mensen kwam het bij hem tot een oprechte overgave aan den Heere en zijn dienst’. Een gevolg hiervan was dat hij op zeventienjarigen leeftijd in een kerkdienst te Burum belijdenis des geloofs aflegde.

Ook ontwaakte bij hem het verlangen om predikant te worden. Maar het geld daarvoor ontbrak aan het gezin Van Dellen. Een droevige gebeurtenis baande echter die aanvankelijk onbegaanbare weg: zijn oudste broer – ‘een jongeling in bloeiende kracht en rijk begaafd’ – overleed in de kracht van zijn leven. Omdat alle hoop voor verdere studie op hem gevestigd was geweest, kreeg een van de familieleden medelijden met het gezin, en bood het benodigde geld voor de studie aan.  Al snel daarna vertrok Lubbert van Dellen samen met Bareld en Hans Schoolland (1843-1927) uit Ureterp en Wietse Veltman (1845-1922) uit Drachten naar het Friese dorp Ureterp, waar zij les kregen van ds. P.D. Vlieg (1829-1898), ‘een man klein van persoon, maar groot in wetenschappelijke betekenis’.

Ds. W.S. Veltman (1845-1922) op latere leeftijd.
Ds. W.S. Veltman (1845-1922) op latere leeftijd.

Ds. Vlieg.

Ds. Vlieg was kort tevoren, in 1860, predikant in zijn eerste gemeente Ureterp (bij Drachten) geworden. Hij was afkomstig uit Burum, zodat het niet vreemd was dat de Lubbert van Dellen bij ds. Vlieg terecht kwam. In Ureterp was de gemeente zeer over hem te spreken: ’In ds. Pieter Douwes Vlieg van Burum hadden we een zeer bekwamen, zeer geleerden, maar ook een zeer waardigen en getrouwen herder en leeraar. Hij was een man van breede studie. In Kampen werd  hij vaak ‘de levende Encyclopedie’ genoemd, omdat men bij hem als vraagbaak met allerlei vragen steeds terecht kon. De geheele gemeente ondervond den sterken, opbouwenden, geestelijken invloed van den arbeid van ds. Vlieg. Bovendien was hij ‘professor’ met een theologisch schooltje. Wietse Veltman van Drachten, en Bareld en Hans Schoolland uit Ureterp, en al snel ook Lubbert van Dellen uit Kollum, ontvingen bij ds. Vlieg de eerste jaren van hun Literarische opleiding’. Dat gebeurde aanvankelijk in een van de kamers van vader Schoolland, die in Ureterp zijn ongebruikte schuur had laten ombouwen tot kerk, met de koezolder als galerij. Eerder hadden de vier jongelui les gekregen van de predikanten R. Scheuning ten Have (1793-1871) van Drachten en J. Talsma (1813-1871) uit het Friese Donkerbroek, maar orde kracht kwam in de studie door ds. Veltman. Taalstudie was daar de hoofdzaak: Latijn, Grieks en Hebreeuws.

Ds. P.D. Vlieg (1829-1898).
Ds. P.D. Vlieg (1829-1898).

Ongeveer een jaar lang kregen de vier jongelui daar de gelegenheid de voorbereidende studie te volgen om toegelaten te kunnen worden tot de Theologische School in Kampen, die in 1854 door de Christelijke Afgescheidene Kerk was opgericht.

Studie in Kampen (1861).

In september 1861 werd Lubbert ingeschreven als student aan ’de School’ in Kampen. Zijn studie vorderde gestaag, zodat hij in juli 1864 in verschillende zittingen van de Curatoren, met goed gevolg zijn propedeutisch examen aflegde, en tot de studie in de theologie werd toegelaten. Tijdens dit examen waren twee ‘Vaders der Afscheiding’, te weten ds. S. van Velzen (1809-1896) en ds. A. Brummelkamp (1811-1888) ook aanwezig. Lubbert had een opstel moeten maken over Alexander de Grote, hetwelk hij de titel ‘Alexanders dapperheid’ meegaf. In een volgende zitting werd hij geëxamineerd in de Nederlandse taal en stijl, in het Latijn, het Grieks en het Hebreeuws. Het verslag van het examen meldt dat de kandidaten tijdens de zevende zitting onderzocht werden in de Algemene- en Vaderlandse Geschiedenis, de Aardrijkskunde, de mythologie, de Logica en de Geschiedenis der Wijsbegeerte. Na voorafgaand gebed ging de vergadering over tot de beoordeling. Zonder opmerkingen werd student Van Dellen bevorderd.

Ds. S. van Velzen (1809-1896).
Ds. S. van Velzen (1809-1896).

Maar zonder dat er in de Handelingen van de Curatorenvergadering een woord over vuil gemaakt werd, moest Lubbert kort daarna Kampen verlaten. Wegens een ernstige longkwaal moest hij naar het huis van zijn ouders in Kollum terugkeren om daar te genezen en aan te sterken. Anderhalf jaar lang kon hij niet studeren en dreigde zijn levensdroom op niets uit te lopen. Maar in september 1866 kon hij tot zijn grote blijdschap de studie in Kampen weer voortzetten, tot hij op donderdagochtend 9 juli 1868 met goed gevolg zijn candidaatsexamen deed. Daarvoor had hij een preek moeten maken en voordragen over Galaten 6 vers 14a: ‘Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus’. Hij trof in de examenbankjes ook twee van zijn vrienden met wie hij naar Ureterp was gegaan: Hans Schoolland en Wietse Veltman.

Na zijn preekvoordracht werd het examen voortgezet in de Bijbelse Geschiedenis, de Aardrijkskunde van Palestina en in de Joodse oudheden. ’s Middags werden de candidaten ondervraagd over de kerkgeschiedenis, de hermeneutiek (de studie van de interpretatie van (geschreven) teksten), de exegese (de uitlegkunde) en de inleiding op de Godgeleerdheid. Op vrijdagochtend 10 juli werden de in totaal veertien kandidaten  doorgezaagd over de ‘Stellige, Wederleggende en Beoefenende Godgeleerdheid’. En ’s middags volgde het slotstuk: ‘het onderzoek naar het persoonlijk geloof en de godzaligheid der examinandi en werden ze ondervraagd over hun roeping voor het predikambt’. Ook Lubbert werd toegelaten om de eed tegen de simonie af te leggen.

Zijn eerste gemeente: Sassenheim (1868-1871).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Nu kon Van Dellen beginnen met zijn leven als predikant, ‘waarnaar hij zo vaak met smachtend verlangen had uitgezien’. Inmiddels had hij een beroep van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Sassenheim (Z.H.) gekregen. Daarvoor moest hij begin oktober 1868 in Leiden het zijn classicaal examen afleggen. Daarvoor geslaagd kon hij op de 25ste oktober in die gemeente als predikant in het ambt bevestigd worden, als opvolger van ds. E. Diemer (1834-1921), die eerder dat jaar naar Maasland vertrokken was. Ds. J. Holster (1826-1905) van Leiden bevestigde hem in het ambt met een preek naar aanleiding van 1 Timotheüs 4 vers 16: ‘Heb acht op uzelven en op de leer; volhard daarin; want dat doende, zult gij én uzelven behouden, én die u horen’. Daarna deed ds. Van Dellen intrede met een preek over 1 Cor. 2 vers 2: ‘Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus en dien gekruisigd’. Drie jaar heeft hij in deze gemeente gewerkt. Het was een kleine en jonge gemeente (gesticht in 1863), ‘die als eene familie was. Veel goeds heeft God hem in haar geschonken’.

Ds. L. van Dellen ().
Ds. L. van Dellen (1842-1919).

Toen ds. Van Dellen in Sassenheim aankwam was er nog geen pastorie. Ook was hij nog niet gehuwd, zodat hij zolang in het dorp een kamer moest huren. Daarvoor kreeg hij fl. 100 toeslag op zijn traktement. Hij kreeg op zijn eigen verzoek elk jaar vijf weken vrij ‘om zich wat te verfrisschen en zijn betrekkingen te gaan bezoeken’. Maar een kamer huren was niks voor Lubbert van Dellen en hij deelde de kerkenraad mee dat ‘een pastorie toch wel spoedig nodig zal zijn’. De kerkenraad nam contact op met de plaatselijke Baron om te vragen ‘om een stuk grond aan de andere kant van het dorp tegen behoorlijke betaling’. De Baron zei nee. De kerk was prima en voor de pastorie vond de kerkenraad vast en zeker wel een andere oplossing. De kerkenraad kocht toen voor fl. 3.000 een stuk grond met huis aan de Hoofdstraat. Het huis zou gedeeltelijk de kosterswoning worden en een deel werd in gebruik gesteld als kerkenraadskamer; ook werd besloten een nieuwe pastorie te bouwen. Deze zal nodig geweest zijn in verband met het feit dat hij op 18 april 1870 te Leek (Gr.) met de vierentwintigjarige Grietje Krijthe trouwde (Lubbert zelf was toen 27 jaar oud). Het huwelijk werd kerkelijk bevestigd door ds. G.K. Hemkes (1838-1920) van Leek (Gr.).

Aan dit pand aan de Hoofdstraat 139 zijn de dichtgemetselde kerkamen nog te zien van het kerkje dat in 1867 in Sassenheim in gebruik genomen werd
Aan dit pand aan de Hoofdstraat 139 zijn de dichtgemetselde kerkramen nog te zien van het kerkje dat in 1867 in Sassenheim in gebruik genomen werd.

De Christelijke Afgescheidene Kerk in Nederland heette inmiddels Christelijke Gereformeerde Kerk, doordat een landelijke kerkfusie plaatsvond tussen de Afgescheiden Kerk de zgn. ‘Kruisgezinden’, die zich in 1838 om allerlei redenen van de Afgescheidenen afgescheiden hadden.

In Sassenheim trachtte ds. Van Dellen de resultaten van het catechisatieonderwijs gunstig te beïnvloeden door de catechisanten ‘geschiedkundige- en opschrijfboekjes te geven teneinde kennis en leerlust daardoor op te wekken’. De luisterlust in de kerkzaal werd in die tijd echter flink gehinderd: ‘Het licht in de kerkruimte geeft problemen. Het is bijna ondraaglijk voor de spreker en de hoorders door de lucht die het verspreidt. Er wordt besloten aan den koster te zeggen dat de lampen niet te vroeg, maar ineens op hoogte moeten gedraaid worden, in de hoop dat zulks tot veel verbetering mede zal werken’. En de kerkgangers hadden niet alleen last van de geur van de lampen, maar ook van het gesnuif, gehinnik en geschop van paarden (een aantal kerkgangers kwam met paard en wagen naar de kerk); de paardenstal stond erg dicht bij de kerk. Bovendien was ‘ie te klein; dus werd een nieuwe gebouwd, iets verder van de kerk verwijderd.

Ook voor ds. Van Dellen zelf was niet alles rozengeur en maneschijn in Sassenheim: wegens een ernstige ziekte, ongetwijfeld de kwaal waaraan hij eerder leed, moest hij vanaf 5 oktober 1870 geruime tijd ‘ten einde wat te rusten en aan te sterken’ bij zijn ouders in Kollum vertoeven. In die tijd overleed echter ook zijn vrouw Grietje Krijthe, mogelijk nog voor zijn vertrek naar Kollum.

‘Maar ook thans gaf de Heere weder een gunstige wending in zijne geschiedenis’. Een half jaar later, op 18 april 1871, kwam hij in zijn gemeente te Sassenheim terug. Toen was hij inmiddels opnieuw getrouwd, namelijk met Grietje Meyer. Kennelijk ontving de predikant nog tijdens zijn verblijf in Burum een beroep van de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Hoogkerk, bij Groningen. Toen hij dit aan de kerkenraad in Sassenheim meedeelde waren ‘zowel Zijne Eerwaarde als de leden van de kerkeraad door dit alles gevoelig aangedaan’.

Naar Hoogkerk (1871-1874).

De kerk van de Christelijke Gereformeerde Gemeente in Hoogkerk werd in 1869 in gebruik genomen.
De kerk van de Christelijke Afgescheidene Gemeente in Hoogkerk werd in 1861 in gebruik genomen.

Vanaf de 22ste oktober 1871 tot de 15de oktober 1874 diende hij verder de gemeente Hoogkerk. ‘Ook hier gaf God hem in liefde en vrede werkzaam te zijn, en had hij het voorrecht tot de oprichting van een christelijke school voor de jeugd der gemeente mede dienstbaar te zijn’. Tijdens zijn predikantschap werden namelijk de plannen gemaakt om te komen tot een eigen school. De schoolstichting ging geheel van de kerkenraad uit. Dat bleek ook duidelijk uit het reglement: Art. 1 van het reglement luidde: ‘De oprichting van de Christelijke School der Chr. Geref. Gemeente te Hoogkerk geschiedt door de kerkeraad als vertegenwoordiger van de gemeente’. Het elfde artikel werd als volgt verwoord: ‘De onderwijzer verbindt zich tot het tekenen van en het leren overeenkomstig de belijdenisgeschriften der Chr. Geref. Kerk; bij afwijking hiervan moeten de kerkeraad en de (School-) Commissie de onderwijzer ontslaan’. Over zijn arbeid in Hoogkerk is verder weinig bekend.

Veenwoudsterwal (1874-1876).

Zijn derde gemeente, diende hij slechts kort, namelijk van 1 november 1874 tot 13 juni 1875; het was de gemeente in het Friese Veenwoudsterwal, die op 20 augustus 1871 geïnstitueerd was, als afsplitsing van de kerk te Bergum. In Veenwoudsterwal was al in de jaren ’60 van de negentiende eeuw – toen de Afgescheidenen in het dorp nog bij de kerk van Bergum behoorden – een zondagsschool. Die werd met succes geleid door Johannes Weeber. Dat gebeurde in een huiskamer. Steeds meer kinderen maakten er gebruik van, zodat er ruimtegebrek ontstond. Vandaar dat in de kerkenraad van Bergum voorgesteld werd voor de zondagsschool een lokaal te bouwen, ‘waartoe eenparig besloten wordt daartoe pogingen aan te wenden in zonderheid met het oog voor het opkomende geslagt, dat de Heere daartoe de pogingen mocht zegenen’. Sinds 1859 werden in Veenwoudsterwal ook catechisaties gegeven.

De kerk van Bergum werd in Veenwoudsterwal weer opgebouwd.
De oude kerk van Bergum werd in Veenwoudsterwal weer opgebouwd.

In Bergum had men in het begin van de jaren ’70 besloten een nieuwe kerk te bouwen, die dichter bij de dorpskern van Bergum lag (de toen in gebruik zijnde kerk lag namelijk buiten het dorp omdat veel leden in dfe omliggende dorpen woonden). Als de kerkbouwplannen doorgingen zouden de leden in Veenwoudsterwal nóg verder moeten lopen om bij de kerk te komen. En de plannen gingen door. Vandaar dat de gemeenteleden in Veenwoudsterwal vroegen om in hun dorp een zelfstandige Christelijke Gereformeerde Gemeente te institueren. Daarmee werd akkoord gegaan; de oude kerk van Bergum werd, nadat de nieuwe gereed gekomen was, afgebroken en in Veenwoudsterwal aan de Heidstreek weer opgebouwd en op 26 september 1872 in gebruik genomen. Een jaar eerder, op 20 augustus 1871, was de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Veenwoudsterwal al geïnstitueerd. Over de ambtsperiode van ds. Van Dellen wordt in het gedenkboekje van de kerk te Veenwoudsterwal (‘Fan Tuskendiken nei de Wâl’) niets verhaald.

Wel weten we dat het in die tijd met zijn lichamelijke toestand nog steeds niet goed ging. ‘Zijn zwakke gezondheid ten gevolge van een ernstige ongesteldheid in de ingewanden was mede oorzaak dat hij op advies van de dokter een roeping van de gemeente Kollum opvolgde’. Kennelijk kwam de oude longkwaal weer boven.

Kollum (1876-1880).

In 1897 werd in Kollum een noodkerk gebouwd in afwachting van de Oosterkerk, die in 1925 geopend werd.
In 1897 werd in Kollum een noodkerk gebouwd in afwachting van de Oosterkerk, die in 1925 geopend werd. Deze kerken waren echter van de in 1886 geinstitueerde Dolerende gemeente en niet van de gemeente van ds. Van Dellen. Daarvan is geen afbeelding gevonden.

Hier was hij ongeveer 4½ jaar werkzaam, nl. van 18 juni 1876 tot 21 november 1880. ‘Die gemeente had voor hem veelszins een eigenaardige betekenis’. Kollum was immers zijn geboorteplaats, hier was hij gedoopt, en er woonden veel familieleden. ‘God gaf het hem hier niet alleen aan zijn gemeente, maar ook dikwijls aan velen buiten haar, het Woord meestal met blijdschap en opgewektheid te verkondigen’. Het geval was namelijk dat hij al snel door de classis Dokkum afgevaardigd werd in de provinciale ‘Commissie voor Binnenlandsche Zending’, later ‘Commissie voor Inwendige Zending’ (c.q. evangelisatie), die benoemd werd door de Friese particuliere (provinciale) synode. Hij werd in die commissie op 30 mei 1877 als preses gekozen, wat hij tot zijn vertrek bleef. Zo werd hij ook afgevaardigd naar de algemene vergadering van het in 1878 opgerichte gereformeerde ‘Traktaatgenootschap Filippus’, dat zich bezighield met het samenstellen en uitgeven van brochures, scheurkalenders en andere publicaties op het gebied van de evangelisatie.

Nieuwe Pekela (1880-1894).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Van Kollum vertrok hij naar de gemeente Nieuwe Pekela. Dit was zijn laatste gemeente in Nederland, en van al de gemeenten heeft hij deze het langst gediend. Hij deed op 5 december 1880 intrede met een preek over 2 Cor. 4:7: ‘Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons’. Ds. Van Dellen had in Nieuwe Pekela de teugels stevig in handen. In de eerste plaats schafte hij de tijdens ds. J.L.J. Epping (1810-1886) ingevoerde wijze van avondmaal vieren af, ‘omdat zitten deftiger is dan staan’. Zijn preken waren naar de smaak van de gemeente, die weer groeide en bloeide, zózeer zelfs dat in 1882 een galerij werd gebouwd en een orgel aangeschaft. Het jaar daarvóór had men al een consistorie in gebruik genomen, waar de kerkenraad kon vergaderen (tot die tijd gebeurde dat om beurten bij de kerkenraadsleden thuis).

De achterkant van het kerkgebouw dat in 1866 gesticht werd.
De achterkant van het kerkgebouw dat in 1866 gesticht werd.

Er werd een jongelingsvereniging (JV) opgericht en een evangelisatievereniging actief, die zondagsscholen onderhield in de nabijgelegen gehuchten Kruizelwerk (ten zuidoosten van Nieuwe Pekela), Kibbelgaarn (ten noorden van Nieuwe Pekela) en Boven (ten zuiden van Nieuwe Pekela, waar in 1893 zelfs een evangelisatielokaal werd neergezet!). Het evangelisatiewerk vond vooral in de wintermaanden plaats, omdat de mensen in de zomer te druk waren in het veen en waar al niet. In 1885 werd bovendien een meisjesvereniging (MV) opgericht. In het landelijk Jaarboekje voor de Gereformeerde Kerken in Nederland van 1893 werd de Gereformeerde Kerk van Nieuwe Pekela op veel kerkelijke werkgebieden met ere genoemd.

Vijftig jaar!

Op 3 november 1886 kwam ds. Helenius de Cock (1824-1894), de zoon van wijlen ds. Hendrik de Cock (1801-1842) langs. Dat had een goeie reden, want de gemeente vierde toen (een beetje verlaat) haar vijftigste verjaardag. De Cock, zélf van 1844 tot 1845 predikant van (Nieuwe) Pekela geweest, was intussen docent geworden aan de in 1854 opgerichte predikantenopleiding in Kampen. Hij zal zijn ogen uitgekeken hebben en zich ongetwijfeld de anderhalf jaar nog herinnerd hebben die hij daar zélf als jonge predikant had doorgebracht; waar zijn vader in 1836 de instituering had verricht, en waar zijn óvergrootvader zelfs nog hervormd predikant geweest was…! Hoe dan ook, zijn feestrede hield hij naar aanleiding van 1 Samuel 7:12: ‘Samuël nu nam een steen, en stelde dien tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam Eben-Haëzer; en hij zeide: Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen’.

Ds. Helenius de Cock (1824-1894) 'stond' anderhalf jaar in Nieuwe Pekela.
Ds. Helenius de Cock (1824-1894) ‘stond’ anderhalf jaar in Nieuwe Pekela.

Gereformeerde Kerk (1892).

In 1892 veranderde de naam van de kerk opnieuw! In 1886 had zich namelijk een tweede landelijke orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk voltrokken, onder leiding van dr. A. Kuyper (1837-1920). Die beweging wordt de Doleantie genoemd, waardoor op veel plaatsen in het land, naast de ‘Christelijke Gereformeerde Gemeenten’, ook ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende)’ geïnstitueerd werden. Het kon natuurlijk niet uitblijven dat beide landelijke synodes al gauw gingen onderhandelen over samengaan. De daadwerkelijke fusie voltrok zich op 17 juni 1892, tijdens de Synode van Amsterdam. Afgesproken werd dat de verenigde kerken in het vervolg ‘Gereformeerde Kerken in Nederland’ zouden heten. In Nieuwe Pekela was weliswaar geen zelfstandige Dolerende kerk ontstaan, maar ook daar kwamen toen hervormde gemeenteleden over naar de ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ (vanaf 1892 dus ‘Gereformeerde Kerk’).

De in 1858 geopende Gereformeerde School werd in 1893 overgenomen door de inmiddels opgerichte Schoolvereniging die de ‘School met den Bijbel’ in het vervolg geheel zelfstandig bestuurde. De kerkelijke gemeente bleef echter financieel steunen, aanvankelijk door middel van collectebusjes bij de ingang van de kerk en later door kerkcollecten ‘voor onzen School met den Bijbel’.

Op den 22ste april 1894 hield ds. Van Dellen zijn afscheidspreek naar aanleiding van Matth. 28 vers 29: ‘En ziet, ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld.’

‘Niet zelden is het voor hem een oorzaak van dankzegging geweest dat hij deze welvarende en bloeiende gemeente mocht dienen en een en andermaal heeft hij zelfs de begeerte gevoeld om haar heel zijn leven te mogen dienen’. Hoewel hij dus afscheid nam stond hij, ook nadat hij naar Amerika geëmigreerd was, nog verscheidene keren op de preekstoel van zijn gemeente in Nieuwe Pekela.

Naar Englewood, Illinois in Amerika (1894-1907).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Tijdens zijn ambtsperiode in Nieuwe Pekela kreeg de predikant een op 23 oktober 1893 gedateerde beroepsbrief van de Christian Reformed Church van Oak Lawn, Englewood, Ill. Daarin werd meegedeeld dat hij op drietal gestaan had (naast hemzelf stonden daarop ook ds. F. Wilandt uit Niekerk in Michigan en ene ‘C. Kuipers uit Katendrecht’. Zijn traktement zou $ 700 bedragen met vrij wonen en bovendien met een emigratievergoeding van $ 250. Ds. Van Dellen nam de roeping aan en verwisselde daarmee met zijn gezin het oude Vaderland met Amerika, dat zijn tweede Vaderland zou worden.

Van 13 mei 1894 tot 2 juni 1907 diende hij de gemeente van Englewood. ‘En vele en zeer verschillende ervaringen had hij daarbij. In zijn huisgezin gaf God rijke zegeningen, maar ook bittere beproevingen’, vooral door de plotselinge dood van ‘een veelbelovende zoon’ en ongeveer een jaar later van zijn echtgenote. Tijdens zijn predikantschap was de frame-church (een houten kerk gebouwd rond een metalen geraamte) te klein geworden en daarom werd in 1895-1896 een nieuwe kerk gebouwd ‘met een goed pijporgel’. Omdat de kerk gewoon doorgroeide werd in 1907 nog een galerij in het gebouw aangebracht.

Van alles wat…

De kerk in de tijd van ds. Van Dellen.
De kerk in de tijd van ds. Van Dellen.

Op 1 oktober 1900 werd in samenwerking met de nabijgelegen Reformed Church (op de hoek van de 62ste straat en de Peoria Street, tegenwoordig is dat de Calvary Reformed Church in Orland Park, Ill.) een christelijke schoolvereniging opgericht. Al snel werd een christelijke school gebouwd.

In maart 1903 werd een dochterkerk gesticht, de ‘Second Englewood’, die als Engelstalige kerk werd geïnstitueerd (in de ‘First Englewood’ ging alles gewoon in het Nederlands). De instituering van de ‘Second’ stond echter aan de wieg van een ernstig conflict in de twintiger jaren van de twintigste eeuw, die tot de vijftiger jaren zou duren! De Amerikanisatie ging niet overal soepel.

Het huwelijk van Koningin Wilhelmina werd feestelijk herdacht op 7 februari 1901; men voelde zich Nederlander! Eind dat jaar bleek dat het voorgaande jaar in de kerk wel erg veel elektriciteit was gebruikt; daar moest dus op gelet worden. In 1902 werden de kosterswoning en de twee paardenstallen ‘met twee lagen van de beste verf’ geschilderd (veel kerkgangers kwamen met paard en wagen naar de kerk). In juli 1902 werd een bord bij de kerk geplaatst met het opschrift: ’Als er mensen zijn die schandalige dingen doen bij of aan de kerk wordt $ 10 uitgeloofd voor degene die de schuldigen kan aanwijzen’. En in september 1902 werd besloten de organisten er op te wijzen dat ze bij het uitgaan van de kerk geen gezangen moesten spelen, maar bekende psalmen. Ook ‘had de predikant een- en andermaal treffende bewijzen van de werking des Heiligen Geestes tot bekeering en geloof, vooral onder jeugdigen’.

Ds. Van Dellen op latere leeftijd.
Ds. Van Dellen op latere leeftijd.

‘De dag van scheiding van deze gemeente had voor hem dan ook allerminst een alledaagse betekenis, en van ganser harte kon hij haar daarbij het ‘Vaartwel’ biddend toewenschen’.

Naar Middleburg, Iowa (1907-1908).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Een grote verandering viel hem eindelijk in zijn dienstwerk ten deel, toen hij genoemde gemeente met de gemeente Middleburg, Iowa, verwisselde. Van de 9de juni 1907 ‘mocht hij deze kleine maar veelszins rijk gezegende First Christian Reformed dienen tot 8 november 1908’.  Over zijn werkzaamheden daar zijn nauwelijks bijzonderheden bekend, mede door de korte ambtsperiode in Middleburg.

South Holland, Illinois.

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Na de kerk te Middleburg gediend te hebben vertrok hij naar South Holland, Illinois, waar hij de Christian Reformed Church tot zijn emeritaat in 1914 diende. Daarna keerde hij terug naar Englewood om hulpdiensten te verrichten in de  kerk, waar hij al eerder predikant geweest was.

Bronnen:

A. Algra, De Historie gaat door Het Eigen Dorp, deel III. Leeuwarden, g.j.

Archief Particuliere Synode van de Gereformeerde Kerken in de provincie Friesland. Tresoar, Leeuwarden

Archief Classis Dokkum van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Tresoar, Leeuwarden

H. Beets, Veertigjarige evangeliebediening van ds. L. van Dellen. 1868-1908, in: De Gereformeerde Amerikaan, Holland, Mich., november 1908

L. Bieze, e.a., A Century of Blessings. Calvin Church 100 years. 1887-1987. Englewood, 1987

R. Buma-Kooistra, Gereformeerde Kerk Burum. 1835-1985. Burum, 1985

J.L.B. Fransen, Gereformeerde Kerk Sassenheim van 1863 tot 1963. Sassenheim, 1996

T.J. Hagen, Vergeet geene van zijne weldaden. Herdenkingsrede bij het vijfenzeventigjarig jubileum van de Afscheiding in Nieuwe Pekela. Nieuwe Pekela, 1911

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland.

J. Jongsma, E. Spijksma-Schotanus, Mogten wij zeggen ‘Ebenhaëzer’. 150 jaar Gereformeerde Kerk Burgum. Burgum, 2000

F. Mul, Overwinning door Genade. Gedenkboekje t.g.v. het honderdjarig bestaan van de Gereformeerde Kerk te Hoogkerk. 1861-1961. Hoogkerk, 1961

N.N., Handelingen der Vergaderingen van Curatoren der Theologische School der Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk in Nederland. Kampen, 1861-1868.

K. Tulp, De Oerterper Grifformearden. Geschiedenis van een Afscheidingskerk vanaf 1860. Ureterp, 1986

G. Venema, Fan Tuskendiken nei de Wâl. Ien en oar út de skiednis fan de Grifformearde Tsjerke fan Feanwâldsterwâl. Veenwoudsterwal, Veenwouden, g.j.

© 2017. GereformeerdeKerken.info