De eerste 100 jaar van de Gereformeerde Kerk te Siddeburen

De Gereformeerde Kerk in het Groningse Siddeburen werd op 21 mei 1857 als Christelijke Afgescheiden Gemeente vanuit het nabijgelegen Schildwolde geïnstitueerd. In 2017 bestaat deze kerk dus 160 jaar.

Kaart: Google.

Inleiding.

“De bevolking van Siddeburen en het nabijgelegen Hellum leefde hoofdzakelijk van landbouw en veeteelt. Maar de schrale zandgronden hebben de boeren hier ondanks eeuwenlang hard ploeteren niet rijk gemaakt. Anders dan op de zware kleigronden van het Hoge Land in het noorden van de provincie Groningen moest de landbouwende bevolking in dit deel van de provincie hard zwoegen om een karige boterham te verdienen. Zoals ook elders op de zandgronden gebeurde heeft echter ook in Siddeburen en omgeving de komst van kunstmest het gelaat van de aarde veranderd. Wat de schrale grond zelf niet bezat kon men er vanaf het begin van de twintigste eeuw kunstmatig aan toevoegen en dit heeft geleid tot meerdere welvaart van boer en arbeider beide. Vijftig jaar later kon de landbouw hier met die van de kleistreken wedijveren”.

De oppervlakkige liberale prediking in de hervormde kerk van de negentiende eeuw had net als op andere plaatsen ook in het noordoosten van de provincie Groningen verschillende ‘gezelschappen’ doen ontstaan, die op zondagavond in particuliere woningen bijeenkwamen om met elkaar over de Waarheid te spreken, te zingen en preken van ‘oudvaders’ te lezen, de zeer orthodoxe en vereerde predikers uit de zeventiende en achttiende eeuw.

De Afscheiding dringt door in Hellum en omstreken.

Ds. H. de Cock (1801-1842).

Maar in 1834 hoorden de bezoekers van deze gezelschappen wat zich in Ulrum had afgespeeld, waar ‘de Waarheid minnende ds. H. de Cock (1801-1842)’ was afgezet als hervormd predikant. Vanaf dat ogenblik ging men meermalen op zondag lopend naar Ulrum, een afstand van ongeveer veertig kilometer, om daar naar de veel bespotte Afgescheiden dominee De Cock te luisteren. Op zaterdagavond vertrok men en zondagmorgen kwam men in Ulrum aan. Nadat er tweemaal gekerkt was, en tussendoor de meegebrachte boterham was opgegeten, sprak men vaak langdurig met ds. De Cock en ging men daarna weer terug, zodat men ongeveer te middernacht weer in Hellum en Siddeburen aankwam.

Hellum – Schildwolde – Siddeburen.

Op 15 september 1835 werd door ds. H. de Cock te Hellum (een van de drie dorpen die in de gemeente Slochteren dicht bij elkaar op een rijtje liggen: Schildwolde, Hellum en Siddeburen) een zelfstandige Afgescheiden gemeente gesticht. Men noemde zich de ‘Wederkeerende Gereformeerde Gemeente te Hellum’. De bijeenkomsten werden door de veldwachter nauwkeurig in de gaten gehouden omdat het op last van Koning Willem I verboden was godsdienstige bijeenkomsten te houden waar meer dan 20 personen aanwezig waren. De diensten werden in particuliere huizen gehouden, want Hellum heeft nooit een gereformeerd kerkje gehad.

Ook in deze kleine en zwakke gemeente stelden echter al gauw onderlinge onenigheden de eenheid op de proef. Jan Mooij was een bewonderaar van de psalmen zoals die door ds. Petrus Datheen (1531-1588) vertaald waren in het Nederlands. Ouderling Massier en anderen wilden het houden bij de berijming die door ds. De Cock was aanbevolen. De onenigheden liepen uiteindelijk zo op, dat de kerkenraad van het naburige Schildwolde (waar ds. De Cock op 19 april 1836 een Christelijke Afgescheidene Gemeente had geïnstitueerd, ruim een half jaar na die te Hellum) te hulp schoot en na verloop van tijd voorstelde samen verder te gaan. Het voordeel was dat deze gemeenten, beide zwak en klein, gezamenlijk een predikant zouden kunnen beroepen. Op 29 april 1840 werd die vereniging tussen Hellum en Schildwolde geëffectueerd (in datzelfde jaar was in Schildwolde een Afgescheiden kerkje gebouwd). Dit samengaan heeft zeventien jaar lang geduurd. De onderlinge afstanden tussen Hellum en Schildwolde waren te groot om een hechte band onder de gemeenteleden te laten ontstaan (toen op 21 mei 1857 in het aanpalende Siddeburen ook een Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd werd, voegden veel leden uit Hellum zich bij de gemeente in Siddeburen).

Siddeburen krijgt alvast een eigen kerk (1856).

Het eerste kerkje van 1856 in Siddeburen (foto: ‘Bol van verhalen’).

Al in 1843 werd geprobeerd een eigen kerkgebouw in Siddeburen te stichten. De plannen werden geblokkeerd doordat men over te weinig geld beschikte; voor fl. 183 kon men bij lange na geen kerk bouwen, hoe eenvoudig die bouwsels destijds ook waren. Vijf jaar later probeerde men in Siddeburen een eigen ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ te institueren. Daartoe vroeg men de classis en de provinciale synode om steun. Dat lukte niet, omdat zowel de classis als de provinciale synode grote financiële bezwaren zagen: Siddeburen werd te zwak geacht om op eigen benen te staan.

Maar de inwoners van Siddeburen, daarbij gesteund door gemeenteleden uit Hellum, wisten van geen ophouden. Alles werd in het werk gesteld om tot het gewenste doel te geraken. In 1851 huurden ze een huis voor het houden van samenkomsten en op 1 maart 1855 was men eindelijk zover dat er geld genoeg was om te gaan bouwen! Het eenvoudige kerkje (staande achter de huidige pastorie van de kerk aan de Oudeweg in Siddeburen) werd op 17 februari 1856 voor het eerst gebruikt. De Christelijke Afgescheidene Gemeente van Schildwolde beschikte toen in feite over twee kerkgebouwen: een te Schildwolde en een te Siddeburen.  (want Siddeburen was nog geen zelfstandige gemeente – dat werd ze op 21 mei 1857):

Siddeburen wordt zelfstandig (1857).

Toen de Schildwolder predikant ds. F.A. van Gijssel (1811-1856) in 1856 overleed besloot de  kerkenraad van Schildwolde op het huisbezoek de gemeenteleden te vragen of men niet in Schildwolde en Siddeburen elk afzonderlijk een predikant zou beroepen en de gemeente zou splitsen. Algemeen bleek men toen voor scheiding te zijn, hetgeen ook tot uitdrukking werd gebracht doordat velen hun bijdragen verhoogden of voor het eerst een bijdrage toezegden. De splitsing werd ook financieel nauwkeurig geregeld. Zelfs werden niet alleen de gelden, maar ook de boeken verdeeld. In Schildwolde had men een boek waarin de bevestigde huwelijken werden opgetekend. Slechts een paar bladzijden ervan waren beschreven. De kerk van Siddeburen ‘erfde’ dit uit de gemeenschappelijke boedel, en bestemde het tot notulenboek waartoe het 15 jaar lang dienst deed. Zo werd de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Siddeburen op 21 mei 1857 een zelfstandige kerkelijke gemeente.

Vrijheidsaanvraag (1857).

Op 26 juni 1857 zonden de broeders een verzoekschrift aan de koning, waarin gevraagd werd een zelfstandige kerk te mogen vormen. Het antwoord van de vorst was dat ‘verlof en vrijheid werd verleend tot het bestaan van een zelfstandige gemeente te Siddeburen’. De beloften die daarbij gedaan moesten worden hielden in dat de Afgescheiden Gemeente geen aanspraak zou maken op de bezittingen van de hervormde gemeente, dat het een eigen kerkgebouw zou hebben en dat de ‘eigen behoeftigen’ door (de  diaconie van) de kerkelijke gemeente zelf gesteund zouden worden.

De jonge kerk verkeerde al heel spoedig in de gelukkige omstandigheid dat zij een huis vlak naast de kerk kon aankopen, en na een verbouwing, die in totaal fl. 286 kostte, was men dus ook in het bezit van een pastorie. Op 7 november 1858 deed de eerste predikant zijn intrede, ds. F. Hulst (1827-18734), van Stedum. En daarmee kon het kerkenwerk goed op gang komen.

De kleine kerk van Siddeburen had het financieel niet makkelijk. Ze moest alle zeilen bijzetten om de eindjes aan elkaar te knopen: ‘Wat Siddeburen betreft is het wellicht voldoende mee te delen dat in de eerste jaren van haar bestaan de voornaamste bedeelde van de diaconie de kerk zélf was’.

Ds. F. Hulst (1827-1873), de eerste predikant van gereformeerd Siddeburen, die in 1858 intrede deed.

Een lange rij van predikanten heeft Siddeburen in de navolgende honderd jaren gediend: de dominees F. Hulst (van 1858 tot 1860), J.H. Donker (van 1861 tot 1864), J.J. Smit (van 1865 tot 1867), B. Veenstra (pas van 1872 tot 1878), F. Moet (van 1879 tot 1888). G. van Halsema (van 1888 tot 1895), J. Huizinga (van 1896 tot 1897), W.J. Thijssen (van 1898-1909), J.E. Reijenga (van 1911 tot 1916), H. Enserink (van 1917 tot 1920), H. Lanning  (1921 tot 1928), J. Los (van 1929 tot 1946), H. Hazenberg (van 1946 tot 1955) en C. de Kruyk jr. (van 1956 tot 1960). Tussendoor waren tussen 1940 en 1945 ook nog twee kandidaten als hulppredikanten aan de kerk van Siddeburen verbonden, ten behoeve van het evangelisatiewerk in Tjuchem-Meedhuizen.

Ds. H. Enserink (1880-1930) diende de gemeente van Siddeburen van 1917 tot 1920.

‘Wilst-toe-beed’n, Beer’nd?’

Uit het bovenstaande overzicht is op te maken dat er een behoorlijk lang ‘herderloos tijdperk’ was, namelijk tussen het vertrek van ds. J.J. Smit in 1867 en de komst van ds. B. Veenstra in  1872. Ouderling Massier, een van de eerste Afgescheidenen in dit gebied (die vanaf de oprichting ouderling was geweest), las zoals gewoonlijk de preek wanneer er geen predikant aanwezig was. Maar tijdens deze lange herderloze periode was dat zondag aan zondag twee keer lezen toch wel een beetje veel voor de oude man. Daarom werd afgesproken dat ouderling Jansen voortaan zou lezen, en dat Massier het gebed zou doen. Zo kon het gebeuren dat, wanneer ouderling Jansen aan het gebed toekwam, hij zich omkeerde naar de ouderlingenbank en vroeg: ‘Wilst toe beed’n, Beer’nd?’

Een nieuwe kerk (1912).

De nieuwe kerk in Siddeburen, die in 1912 in gebruik genomen werd. In 2017 dus 105 jaar oud.

De voornaamste gebeurtenis was natuurlijk wel de ingebruikneming van een nieuwe kerk op 13 december 1912. Het oude kerkje was allang veel te klein geworden en toen ds. Reijenga in 1911 intrede deed kwam hij al gauw tot de conclusie dat een nieuwe kerk dringend noodzakelijk was. Volgens overlevering moet hij eens gezegd hebben: ‘Ik zal preken tot ze er uit barsten’. Hij hield woord want al gauw was het kerkje dus veel en veel te klein. En dat het gebouwtje ook niet veel soeps meer was blijkt wel uit het feit dat het op 2 januari 1913 werd verkocht voor de sloop, voor een bedrag van fl. 400!

De organist en de orgeltrapper.

Het orgel van 1954.

Veel was in de eerste honderd jaar gebeurd; teveel om hier allemaal te beschrijven. Een anekdote die misschien verdient verteld te worden gaat over de orgeltrapper. Het orgel dat de kerk rijk was kende geen windmotor maar wel een ‘broeder-orgeltrapper’, die – om lucht in de blaasbalg te pompen – zich in het zweet zijns aanschijns moest werken door staande op twee trapbalken deze op en neer te bewegen. Zwaar werk! Al in 1884 werd aan de orgeltrapper als vergoeding voor zijn diensten een cadeau gegeven, bestaande uit… een broek, een vest en een kiel.

In 1927 schreef een organist een klacht aan de kerkenraad dat hij maar fl. 15 per jaar vergoeding voor zijn werk kreeg, terwijl de orgeltrapper er fl. 20 voor opstreek. ‘De kerkeraad is hard’, zo staat in het notulenboek, en beschouwde het organist-zijn als een erebaantje. Desondanks kreeg hij toch fl. 25 om hem iets boven de orgeltrapper te doen uitkomen.

Een nieuwe pastorie (1928).

De gereformeerde kerk en de pastorie van 1928 te Siddeburen.

In 1928 werd besloten tot de bouw van een nieuwe pastorie, zodat ds. Los, toen hij in de strenge winter van 1928/1929 in Siddeburen aankwam, meteen in een nieuwe pastorie kon trekken. Verder kwam in 1936 het gebouw ‘Rehoboth’ achter de kerk tot stand.

Ook na de oorlog werd gebouwd, maar om een minder prettige reden. Het kerkgebouw had namelijk bij de bevrijding van Siddeburen in 1945 ernstige schade opgelopen. Vanuit Hellum schoot een zeventigtal Canadese kanonnen hun keiharde kogels richting van Delfzijl. De Duitsers schoten vanuit die Groningse havenstad terug, maar het bereik van hun artillerie was te gering, zodat de meeste Duitse granaten in en in de omgeving van Siddeburen terecht kwamen. Ook de kerk kreeg hiervan haar deel: drie voltreffers die het gebouw onbruikbaar maakten voor het houden van kerkdiensten.

De gereformeerde kerk te Siddeburen (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Dat alles was bij het honderdjarig bestaan van de kerk van Siddeburen – in 1957 – echter verleden tijd. De kerk was toen keurig gerestaureerd en ook het orgel had ter gelegenheid daarvan een verjongingskuur ondergaan. In 1985 kreeg de kerk de beschikking over een Reil-orgel. De gemeente kon weer vooruit.

Begin 2014 werd de naam van deze kerk gewijzigd in Protestantse Gemeente Siddeburen. De kerk doet nog steeds dienst als kerkgebouw van de protestantse gemeente Siddeburen.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Siddeburen tussen 1893 en 2013

Bronnen:

B. de Boer e.a., Bol van verhalen. 150 jaar Gereformeerde Kerk Siddeburen. Siddeburen, 2007

FdR, Siddeburen honderd jaar, in: Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 5e jrg. nr. 20, 18 mei 1957

© 2017. GereformeerdeKerken.info