Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Abcoude

Inleiding.

Op 9 januari 1906 werd de Gereformeerde Kerk in het Utrechtse Abcoude geïnstitueerd vanuit de Gereformeerde Kerk ‘Postwyck’ te Baambrugge. Op die dag werden de ambtsdragers van Abcoude door de kerkenraad van Baambrugge benoemd en in het ambt bevestigd, ook al had de classis nog geen toestemming gegeven.

Kaart: Google.

In Baambrugge bestond sinds 12 juli 1863 al een Christelijke Afgescheidene (sinds 1869 Christelijke Gereformeerde) Gemeente, maar op 2 mei 1887 was daar óók nog de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ geïnstitueerd. Geen wonder dat de Dolerende broeders te Baambrugge trachtten om ook in Abcoude hervormden voor de Doleantie te winnen. Abcoude viel kerkelijk immers onder Baambrugge.

Rond 1890 was namelijk ook in Abcoude een poging ondernomen de in de hervormde gemeente ‘achtergeblevenen’ zover te krijgen dat zij de Reformatie der Kerk ter hand namen, c.q. in Doleantie zouden gaan. Dat ging echter helemaal niet van een leien dakje. Vandaar dat men zich vanaf 1895 als doel stelde in Abcoude een Gereformeerde Kerk te institueren. Op 22 juni 1892 waren de Christelijke Gereformeerde Gemeente en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk zonder problemen verenigd tot Gereformeerde Kerk te Baambrugge, dus men kon met vereende krachten op het gestelde doel werpen.

Ds. Van Henten van Baambrugge (1856-1913).

Kerkverzuim…

Maar niet alleen de wens om in Abcoude hervormden voor de Gereformeerde Kerk te winnen was de reden tot de pogingen daar een Gereformeerde Kerk te vestigen. De kerkenraad van Baambrugge had namelijk ontdekt dat een aantal ‘eigen’ gemeenteleden uit Abcoude slechts één zondagse dienst in Baambrugge bijwoonde. De afstand viel sommigen kennelijk zwaar. De kerkenraad vond die situatie echter desondanks ‘treurig’. Vandaar dat ds. J. van Henten (1856-1913) van Baambrugge, daarin gesteund door ouderling H. Griffioen, op het idee kwam ouderlingen die in Abcoude woonachtig waren daar alvast preken te laten lezen en huisbezoek te laten doen. De kerkenraad had daarvoor ouderling kandidaat-notaris G. van Alewijk en diaken M. Hoogenhout op het oog, beiden woonachtig te Abcoude. In 1896 werd bovendien bakker G.A. Moen tot ouderling gekozen, speciaal voor de arbeid in Abcoude, waar ook hij woonde. Verder vond ds. Van Henten dat zo snel mogelijk moest worden overgegaan tot de stichting van een Gereformeerde Kerk te Abcoude.

De gereformeerde kerk te Baambrugge (1865).

Wel of geen Gereformeerde Kerk te Abcoude?

De drie broeders voelden echter weinig voor het idee van ds. Van Henten en ouderling Griffioen. Men wilde eerst de gereformeerden in Abcoude voor de instituering van een eigen kerk warm maken. Je kon wel met leesdiensten beginnen, maar misschien wílde men dat wel niet eens. Bovendien was het al eerder geprobeerd, maar er was niets van gekomen. Ook toen de classis aandrong op instituering van de Gereformeerde Kerk veranderden de broeders uit Abcoude niet van mening.

Toen de kerkenraad van Baambrugge in mei 1897 bij het rijke gemeentelid (sinds 1891 emeritus-predikant) ds. C.L.D. van Coevorden Adriani (1844-1911) om een geldlening vroeg in verband met tekorten op de begroting, vroeg deze op zijn beurt echter onder meer hoe het eigenlijk zat met de stichting van een gemeente in Abcoude. Kwam er nog wat van? Daarom werd een commissie ingesteld om een concept-Regeling op te stellen voor de instituering van de kerk aldaar. De ontworpen regeling kwam er op neer dat in Abcoude een zelfstandige, zij het zwakke, Gereformeerde Kerk werd opgericht en dat deze vooralsnog als zelfstandige kerk, dus met een eigen kerkenraad, bij Baambrugge zou ’inwonen’, zolang ze nog geen eigen kerkgebouw had.

Er veranderde voor de Abcoudenaren niet veel: de kerkdiensten zouden in Baambrugge blijven plaatsvinden, de catechisaties ook, maar de kerkenraadsvergadering van Abcoude dienden (uitzonderingen daargelaten) in Baambrugge plaats te vinden. De kerkenraad van Baambrugge legde de regeling voor aan de manslidmaten, die er mee instemden, maar opmerkelijk genoeg met uitzondering van de leden woonachtig in Abcoude!  Zíj vonden dat het allemaal véél te vlug ging. Het geld was er niet, het aantal leden in Abcoude was te gering en bovendien was die Regeling opgesteld op initiatief van ds. Van Coeverden Adriani, en niet op initiatief van Abcoude zelf!

Ds. Van Henten achtte de bezwaren van de broeders uit Abcoude niet van belang en toonde ‘aan de hand van vele bijbelteksten aan dat de instituering van de kerk in dat dorp Schriftuurlijk was en dat elke plaats de roeping had om de kerk tot openbaring te brengen. Hij merkte aan het eind van zijn betoog zelfs op: ‘Als het daar niet door gaat, verzeker ik de broeders, zonder profeet te zijn, (…) dan gaat Abcoude te gronde’. Ondanks die zware woorden bleven de broeders te Abcoude tégen en werd ‘de Regeling’ op 1oktober 1897 in de kerkenraad met meerderheid van stemmen verworpen. Er werden sindsdien ook geen ouderlingen speciaal voor Abcoude meer benoemd.

Wat ds. Elshove (namens de classis) ervan vond.

Ds. J.D. Heersink (1874-1948).

Zeven jaar lang werd er toen nauwelijks meer over gesproken. Ds. Van Henten was in 1898 naar Dedemsvaart vertrokken en in zijn plaats was het jaar daarop kandidaat J.D. Heersink (1874-1948) als predikant naar Baambrugge gekomen. Toen in november 1905 weer een classisvergadering gehouden werd vroeg ds. G. Elshove (1870-1946) van Breukelen hoe het eigenlijk met de reformatie van de Hervormde Gemeente in Abcoude zat. Kwam het er nog van? Hij vond dat er zo langzamerhand in Abcoude genoeg leden waren om tot instituering van de Gereformeerde Kerk over te gaan en dat alvast in Abcoude wekelijks een avonddienst moest worden gehouden (de ochtenddiensten werden dan gewoon in Baambrugge gehouden). Ook was hij van mening dat de kerkenraad van Baambrugge op zoek moest gaan naar een huurlocatie waar die diensten gehouden konden worden, en ondertussen moest de kerkenraad op zoek gaan naar een stuk grond voor een consistorie en een kosterswoning.

Ds. Heersink was het er echter in het geheel niet mee eens. Dit alles was volgens hem niet de zaak van de classis, niet van de kerkenraad van Baambrugge, maar een aangelegenheid van de gereformeerden in Abcoude zélf. Zíj zouden het initiatief moeten nemen om tot instituering van de kerk over te gaan. Wel zocht de kerkenraad van Baambrugge naar een stuk grond, maar zonder resultaat.

Vergadering in Abcoude. De kerk geïnstitueerd.

Langzamerhand waren in Abcoude de geesten echter toch rijp geworden voor de stichting van een eigen kerk. Op dinsdag 9 januari 1906 om 7 uur vergaderden de manslidmaten van de Gereformeerde Kerk van Baambrugge, voor zover woonachtig in of nabij Abcoude, ten huize van G.A. Moen aan de Hoogstraat 13 in Abcoude: ‘Getrouwe opkomst is zeer gewenscht’, zo schreven kandidaat-notaris G. van Alewijk en bakker G.A. Moen aan hun geloofsgenoten. Het gespreksonderwerp was de vraag of men in Abcoude een eigen Gereformeerde Kerk met een eigen kerkgebouw wilde.

De voormalige bakkerij van ouderling G.A. Moen, waar het allemaal begon.

De voormalige bakkerij van ouderling G.A. Moen. Al eerder hadden sommige gemeenteleden in Abcoude met elkaar gesproken over een eigen kerk en kerkgebouw. En rond Kerst 1905 besloten ze daarover een vergadering te houden met ieder die het aanging. Ds. Heersink, die in 1899 als kandidaat naar Baambrugge gekomen was, had na overleg met de initiatiefnemers toegestemd in het leiden van de vergadering. De scriba, H. Griffioen, zou ook mee gaan. Twaalf belangstellenden waren aanwezig, Moen en Van Alewijk meegerekend.

De vergadering kwam al snel tot de conclusie dat de wénselijkheid om in Abcoude een eigen kerk en kerkgebouw te stichten duidelijk was. Maar kón het ook? Waren er leden genoeg om het eigen kerkelijk leven draaiende te houden? Slechts vijftien belijdende en zeventig doopleden zouden voor de kerk te Abcoude in aanmerking komen. Ook deze vraag naar de mógelijkheid werd positief beantwoord: de zaak leefde in het bewustzijn, omdat het de beste manier was om de verleiding ‘welke in eene plaats als hier gevonden wordt en toenemende is’, te keren.

Men kwam tot het oordeel dat de krachten momenteel te klein waren om nú al een eigen kerk te bouwen en een eigen predikant te beroepen. De enige mogelijkheid was op dat moment dus slechts een eigen kerkenraad te kiezen en in het ambt te bevestigen (de Gereformeerde Kerk te Abcoude was dan officieel geïnstitueerd!), om dan voorlopig bij de kerk van Baambrugge ‘in te wonen’. Later zou dan een eigen predikant beroepen en een eigen kerk gebouwd kunnen worden, ‘wanneer de kerk van Abcoude tot meerdere kracht zou zijn gekomen’.

Nadat deze zaak aldus besproken was werd een al in gereedheid gebrachte ‘Acte’ voorgelezen en plechtig door de aanwezigen ondertekend, mede namens de kerkenraad van Baambrugge. Daarin werd met zoveel woorden aangegeven dat de Gereformeerde Kerk te Abcoude tot openbaring gebracht werd door de instelling van de ambten. De eerste twee ouderlingen waren G. van Alewijk en G.A. Moen, en G. Griffioen Jr. werd benoemd tot diaken. Wel moest eerst nog toestemming van de classis gevraagd worden. Op 26 april 1906 werd daarover gesproken, en met bijna algemene stemmen ging men met de instituering van de kerk te Abcoude akkoord. Ds. Heersink werd benoemd tot consulent, en de classis besloot dat de gemeenteleden te Abcoude, zolang er nog geen eigen kerk was, de diensten in Baambrugge zouden bijwonen. Dáarmee hadden de verkozen ambtsdragers al gerekend.

De Hoogstraat inAbcoude.

Het concept-Contract met Baambrugge.

Daarom hadden zij tijdens de vergadering op 9 januari 1906 ten huize van bakker Moen al een concept-Contract met de kerk van Baambrugge opgesteld. Daarin werd vastgesteld dat de gemeenteleden van ‘de kerk’ te Abcoude de kerkdiensten in Baambrugge zouden bijwonen zolang ze geen eigen kerk hadden. Maar er werd de nadruk op gelegd dat het kerkgebouw te Baambrugge het onvervreemdbaar eigendom bleef van de kerkenraad in Baambrugge. Als gezamenlijk een predikant beroepen zou worden, had de kerkenraad van Abcoude een adviserende stem. En de voorzitter van de kerkenraad van Baambrugge had als adviserend lid zitting in die van Abcoude. De behoeftigen, behorende  tot de kerk te Abcoude, zouden door de opbrengsten van de diaconiecollecten in de kerk te Baambrugge worden geholpen, naar verhouding van het aantal leden van beide kerken.

De classis is ‘woedend’.

Twee dagen later, op 11 januari 1906, werd de classis om toestemming gevraagd in Abcoude de Gereformeerde Kerk tot openbaring te brengen. ’De classis was woedend’. Waarom had men niet gedaan wat de commissie Elshove had aanbevolen? Er was géén lokaal gehuurd en men had op eigen houtje ouderlingen en een diaken in het ambt bevestigd. En wat men ook niet gedaan had was de hervormden in Abcoude te bewegen in Doleantie te gaan en tot de Gereformeerde Kerk toe te treden. En zei artikel 38 van de Dordtse Kerken Orde niet dat een Gereformeerde Kerk slechts kon worden geïnstitueerd na advies van de classis? Het concept-Contract tussen Baambrugge en Abcoude werd dus afgestemd!

De classis bleef er bij dat getracht moest worden de Reformatie van de Hervormde Gemeente in Abcoude te bevorderen (aan de hervormde kerkenraad moest verzocht worden ‘de Reformatie der (hervormde) kerk ter hand te nemen’ door zich aan te sluiten bij de Gereformeerde Kerk). Ook wilde de classis de eerder verworpen Regeling tussen Baambrugge en Abcoude zwart op wit zien. Op de classis was deze namelijk alleen voorgelezen. En bovendien benoemde de classis een adviescommissie.

De kerkenraad houdt vol.

De kerkenraad van Baambrugge was het met die kritiek niet eens: in 1890 en in 1897 was al geprobeerd ‘de Reformatie in de hervormde gemeente’ tot stand te brengen; dat had geen resultaat gehad. Ook had men wel degelijk naar een stuk grond gezocht, maar dat was mislukt. De kerkenraad stuurde op 2 februari 1906 dus een uitvoerig schrijven naar de classis waarin de gang van zaken breed werd toegelicht.

De classis bleef er echter in een schrijven van 22 februari 1906 op hameren dat de gereformeerden in Abcoude tóch moesten proberen de hervormden per circulaire over te halen zich aan te sluiten bij de Gereformeerde Kerk. Ook moesten zij onderzoeken hoeveel ze (financieel) zouden kunnen opbrengen als de kerk in Abcoude zou worden geïnstitueerd. En vooral moesten ze een eigen gebouw zien te krijgen waar samenkomsten gehouden konden worden. En tot die tijd moesten de broeders in Abcoude ervoor zorgen dat ze daar per direct bijeenkomsten  gingen houden.

De hervormde kerk te Baambrugge.

Zowel het aanschrijven van de hervormden, als het zoeken van een lokaliteit en het houden van eigen samenkomsten en evenzeer het onderzoeken van ‘de financiële mogelijkheden’ achtte de kerkenraad van Baambrugge echter voorbarig. Bovendien wilde de kerkenraad ‘niet ontijdig ingrijpen’ in Abcoude, omdat zich ‘daar het verblijdend verschijnsel voordeed dat thans niet van buitenaf op Abcoude wordt ingewerkt, maar nu voor het eerst uit de boezem van Abcoude zélve de begeerte tot zelfstandige kerkformatie levendig werd’.

Toen snapte de classis Breukelen er niets meer van. Jullie (de kerkenraad van Baambrugge) achten de toestand van Abcoude te zwak om een daar een kerk te stichten, het onderzoeken van de financiële mogelijkheden in Abcoude vinden jullie niet nodig, net als het zoeken naar een eigen gebouw; het houden van eigen samenkomsten vinden jullie niet zinvol; jullie vinden Abcoude kennelijk alleen mans genoeg om bij jullie ‘in te wonen’,  maar niet in staat om zelfstandig op te treden als Gereformeerde Kerk. Moeten jullie – kerkenraad van Baambrugge – daarom gewoon niet duidelijk verklaren dat het jullie spijt dat het in Abcoude nog steeds zo droevig gesteld is?

De clássis mocht er niets van snappen, de kérkenraad van Baambrugge ook niet. Hun brief was toch duidelijk geweest? Wat dacht de classis wel om de kerkenraad van Baambrugge zo de les te lezen? Daarom besloot hij de classis niet meer te antwoorden.

Baambrugge, Dorpsstraat.

De classis keurt goed.

De eerstvolgende classis werd gehouden op 26 april 1906. Op hun eigen verzoek werden de ambtsdragers uit Abcoude daarheen afgevaardigd. Hun verhaal heeft indruk genoeg gemaakt om de classis ertoe te doen besluiten  toestemming te geven om in het dorp de Gereformeerde Kerk te institueren. ‘Van oordeel, dat geen overwegende bezwaren zijn aangevoerd waarom de goedkeuring van de classis daaraan niet zou worden gehecht’, heeft de classis ‘met bijna algemeene stemmen besloten, U het gevraagde te verlenen en u diensvolgens als ‘De Gereformeerde Kerk te Abcoude’ in het kerkverband op te nemen. Daar hij nog geen eigen vergaderplaats bezit, zal de classis het in u dragen, dat gij tijdelijk gebruik maakt van den dienst des Woords en der sacramenten te Baambrugge, waarbij zij den wensche voegt, dat het de Koning der Kerke behagen moge, u spoedig een eigen plaats van samenkomst te wijzen, terwijl zij u gaarne hare geestelijke en stoffelijke steun toezegt, voor zover gij dien mocht blijken nodig te hebben’. Dat was een stuk vriendelijker dan op 11 januari.

De handen uit de mouwen.

De manslidmaten in Abcoude vroegen hun kerkenraad te proberen een lokaal te vinden waar de dienst des Woords en de catechisaties gehouden konden worden. De catechisaties zouden, zolang er nog geen kerkgebouw was, bij één van de leden thuis gehouden kunnen worden. Maar ds. Heersink zag er wel tegenop om geregeld helemaal naar Abcoude te lopen en vond trouwens dat het geven van catechisatie een taak van de ouderlingen was.  Dezen verklaarden echter dat hun de tijd ontbrak, waarna ds. Heersink ermee instemde onder de voorwaarde dat ‘bij ongunstig weder men hem de wandeling besparen moet en hem van een vervoermiddel voorzien’. De predikant vertrok echter nog hetzelfde jaar naar de Altreformierte Kirche in het Duitse Emlichheim.

Een stuk grond en een dominee.

In augustus 1906  kreeg de kerkenraad van Abcoude de beschikking over een stuk grond aan de Achterdijk (nu Heinkuitenstraat) van 450 m² (15 bij 30 meter). De grond moest in totaal echter  maar liefst ruim fl. 1.500 kosten. Het beschikbare geld was bij lange na niet voldoende om de grond te betalen. Daarom besloot men bij alle leden langs te gaan met de vraag voor welk bedrag men op de lijst wilde tekenen. In ongeveer een week tijd was al bijna fl. 600 toegezegd. Maar plotseling bleek het terrein bijna tweemaal zo groot te zijn als aanvankelijk was gedacht! De prijs dus ook. Onderhandelingen over verlaging van de prijs hadden geen gunstig gevolg,

Ds. R. de Jager (1873-1943).

Omdat ds. Heersink intussen vertrokken was moest er bovendien een nieuwe predikant komen, en wel in combinatie met Baambrugge. De nieuwe predikant was ds. R. de Jager (1873-1943) van Schipluiden, die beide kerken vanaf 11 augustus 1907 tot 30 juni 1912 bediende, op een traktement van fl. 1.100. Er werd ook een ruimte gevonden waar althans de catechisaties gehouden konden worden zolang er nog geen kerk met consistorie was. Aan de Nieuwe Straat (tegenwoordig de Laan van Binnenrust) werd  op de eerste etage een ruimte gehuurd  waar de catechisanten konden worden bijgespijkerd. Ook de kerkenraadsvergaderingen vonden daar trouwens plaats. Op 29 oktober 1908 werd een Jongelingsvereniging opgericht, omdat ‘eenige jongelieden die wens te kennen gegeven hadden’. ‘Vreest God, Eerst de Koning’ werd de welluidende naam van deze JV.

Op zoek naar een eigen kerk.

De oude gereformeerde kerk, hier ongeveer in 1915.

Ondertussen ging de zoektocht van de kerkenraad naar een stuk grond voor kerkbouw niet van een leien dakje: de prijs bleek meestal te hoog of de ligging te excentrisch. Maar op 24 december 1908 werd door de broeders G. van Alewijk en W. van Oosterom  op eigen risico aan het Jaagpad (tegenwoordig de Voordijk) een stuk grond gekocht voor de prijs van fl. 1.600; op 1 februari 1909 werd het officieel door de kerk te Abcoude gekocht. Aan alle Gereformeerde Kerken in ons land werd een schrijven gezonden waarin er op werd aangedrongen een financiële bijdrage te geven voor de bouw van de kerk. Daarin werd er op gewezen dat de gemeenteleden zélf fl. 3.000 hadden opgebracht, ‘maar meer kunnen wij niet doen’. Ook Baambrugge had ruimschoots bijgedragen: fl. 1.160. Maar de kerk zou – met 128 zitplaatsen – ongeveer fl. 7.000 moeten gaan kosten. Het beschikbare bedrag moest dus aangevuld worden!

In het lokaal aan de Nieuwe Straat werden onder meer de catechisaties gehouden.

Architect C. van Norren uit Bussum maakte ondertussen een tekening voor een kerk met consistorie  van 16 bij 9 meter. In maart 1910 werd de aanbesteding gehouden ‘onder enkele genodigde inschrijvers’. Op 29 april 1910 werden de resultaten daarvan bekend. Het bleek dat aannemer P.H. Batelaan uit Muiden de laagste inschrijver was; hij berekende fl. 5.825. Het was een gunstige inschrijving. Jaarlijks zou een tekort van fl. 135 weggewerkt moeten worden; maar dat was te doen.

Ingebruikneming.

Op woensdag 16 november 1910 kon de kerk aan het Jaagpad in gebruik genomen worden, een gebeurtenis die werd bijgewoond door vele belangstellende  genodigden. ‘Ds. R. de Jager hield eene voorafspraak naar psalm 126 vers 1. (…) De tekst was psalm 68 vers 29b: ‘Sterk o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt’. ‘De leeraar bracht vervolgens in herinnering den arbeid van wijlen [de rechtzinnige hervormde predikant] ds. E.E. Gewin [1843-1909] en den zegen welke daarop voor Abcoude heeft mogen rusten, de uittreding uit het synodale kerkverband, het opgaan naar Baambrugge, het aangenaam Kerkje van ‘Postwyck’ en de broederlijke liefde daar genoten, en hoe wij, verre van menschenvereering, dit alles aan den Heere hebben dank te weten’.

Het interieur van de oude gereformeerde kerk.

De kerk groeit.

De kerkelijke gemeente van Abcoude maakte sindsdien een groei door. Na het vertrek van ds. De Jager, die in 1912 het beroep naar Scherpenzeel aannam, kon in het vervolg zelfstandig een predikant beroepen worden. Achtereenvolgens werd de kerk te Abcoude tot 1966 bediend door de volgende predikanten: ds. A. Mulder (1860-1938) die van 1914 tot 1925 in Abcoude stond; ds. N. Willemse (1900-1977) van 1926 tot 1929; ds. L.W. Wessels (1905-1945) van 1929 tot 1936, ds. J.C. Jonkers (1902-1983) van 1936-1941; ds. J. van Buuren (1911-2001) van 1941 tot 1946; emeritus-predikant V.K. Kuyvenhoven (1881-1965) van 1948 tot 1951; ds. P. Popma (1927-2017) van 1952 tot 1956; ds. J. Kuiper (1931-2005) van 1957 tot 1961 en ds. E.P. Bosma (1933-2002) van 1962-1966.

Uit de pers, 1915.

Al in 1945 werd steeds duidelijker dat de kerk te klein werd. In 1950 dacht men opnieuw over uitbreiding van het aantal zitplaatsen. De gemeente telde toen ruim 260 leden, terwijl in de kerk maar 128 plaatsen beschikbaar waren. Uitbreiden bleek niet mogelijk. In 1951 werd daarom een bouwfondscommissie ingesteld. Deze had vooral tot taak voldoende financiële middelen bijeen te brengen om de bouw van een nieuwe kerk mogelijk te maken. Een verjaringsfonds werd opgericht, een oudpapieractie gehouden en schapen werden geweid voor de verkoop van wol.

De burgerlijke gemeente werd gevraagd een terrein ter beschikking te stellen voor een nieuwe kerk en terwijl het tegoed van het bouwfonds in 1959 fl. 23.000 telde, bleek dat de bouw van een nieuwe kerk fl. 100.000 moest gaan kosten. Besloten werd te gaan bouwen zodra de helft van het benodigde geld binnen was. Er kwam echter enige vertraging, omdat in 1959 bij een enquête onder de gemeenteleden bleek dat de meerderheid tegen nieuwbouw op dát moment was. Het fonds groeide echter door en in 1962 telde het inmiddels fl. 55.000.

Een nieuwe kerk.

De bouw van de nieuwe kerk.

Aan de Torenlaan werd later door grondruil een terrein verkregen. De kerkenraad besloot toen een kerk te laten bouwen met ongeveer zeshonderd zitplaatsen. Verscheidene plannen deden in de komende tijd de ronde, maar pas in 1965 kwamen ze dichter bij verwezenlijking. De bouwkosten waren inmiddels een stuk hoger geworden, maar door de grondruil kon in ieder geval het terrein aan de Voordijk (waar de kerk stond) met gesloten beurzen geruild worden voor het beoogde nieuwbouwterrein aan de Torenlaan. Ook was duidelijk geworden dat ondanks het bouwfonds ongeveer fl. 150.000 geleend zou moeten worden.

De nieuwe kerk vlak na de oplevering.

Hoe dan ook, op 10 november 19645 vond de aanbesteding plaats en Bouwbedrijf Ervan Janssen te Nieuw-Vennep bleek de laagste inschrijver, die de kerk voor fl. 333.220 zou gaan bouwen. Inclusief electriciteitswerken, verwarmingskosten, het orgel en nog verscheidene andere zaken zouden de totale kosten fl. 454.000 bedragen. Het oude orgel werd naar de nieuwe kerk overgebracht. En in december 1965 kon de kerk (met de ingang aan de Baarslagstraat) in gebruik genomen worden. De dienst stond onder leiding van ds. E.P. Bosma.

Ds. E.P. Bosma (1933-2002).

In 1967 werd een nieuw orgel in de kerk geplaatst. Op 23 juni kon het instrument in gebruik genomen worden.

De nieuwe kerk werd in 2003 gesloopt, nadat het kerkgebouw buiten gebruik gesteld was in verband met het Samen-op-Weg-proces met de Hervormde Gemeente.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Abcoude tussen 1910 en 2010.

Bronnen:

M. Blokhuis en H. Hoogenhout, 125 jaar ‘Postwyck’, De Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Baambrugge. Amsterdam, 1992

D. de Joode en H. Meester, 1906-1981 – Vijfenzeventig jaar Gereformeerde Kerk Abcoude. Abcoude, 1981

© 2017. GereformeerdeKerken.info