Het ontstaan van de 125-jarige Gereformeerde Kerk te Bleiswijk

Inleiding.

Op 26 juni 2017 bestond de ‘Gereformeerde Kerk te Bleiswijk’ 125 jaar. Ze ontstond oorspronkelijk als ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ in 1887, 130 jaar geleden. In 1892 werd ook de Dolerende kerk te Bleiswijk ‘Gereformeerde Kerk’ genoemd, als gevolg van de landelijke kerkenfusie tussen de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ uit de Afscheiding en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ uit de Doleantie.

Kaart: Google.

Maar voordat de Doleantie in het dorp plaatsvond was er op kerkelijk gebied al het een en ander voorgevallen, dat direct in verband staat met het uiteindelijke ontstaan van ‘De Gereformeerde Kerk te Bleiswijk’. Een kort overzicht.

1. De Vrienden der Waarheid (1866).

Zo werd in 1866 de ‘Vereeniging voor Christelijke Belangen’ te Bleiswijk opgericht; deze sloot zich meteen aan bij de landelijke ‘Vereeniging Vrienden der Waarheid’. Op verscheidene plaatsen in het land waren al sinds de jaren ’50 van de negentiende eeuw soortgelijke verenigingen ontstaan, die zich in 1863 verenigden in de landelijke ‘Vereeniging De Vrienden der Waarheid’. Die vereniging had zich – uit onvrede met de vrijzinnigheid in de Nederlandsche Hervormde kerk – ten doel gesteld op te komen voor de gereformeerde leer in de Hervormde Kerk. Onder de leden bevonden zich veel ‘kleine luyden’.

In de eerste jaren richtten de plaatselijke verenigingen zich voornamelijk op de hervormde kerkenraden, met het verwijt dat ze de gereformeerde leer in de Hervormde Kerk niet met hand en tand verdedigden tegen allerlei ‘vrijzinnige dwalingen’. Maar door een wijziging van het ‘Algemeen Reglement der Nederlandsche Hervormde Kerk’ kregen de Vrienden vanaf 1867 steeds meer invloed in de kerkenraden.

Overal in het land hielden ‘De Vrienden’ vergaderingen en ‘openbare bidstonden’.

Ook stelde de vereniging evangelisten aan die als opdracht hadden te evangeliseren in plaatsen ‘waar geen orthodoxe prediking gehoord werd’. Toen zich in 1886 de Doleantie aandiende, besloot de landelijke ‘Vereeniging’ tot onvoorwaardelijke steun aan de Dolerende kerken. Nadien namen de activiteiten van de ‘Vereeniging’ zienderogen af.

In Bleiswijk.

Zo ging het ook in Bleiswijk. Daar kwamen de leden van de ‘Vereeniging voor Christelijke Belangen’ voor het eerst bijeen op 6 maart 1866. Ze hadden meteen ook voor een eigen onderdak gezorgd, want van de zeer zieltogende Remonstrantse Gemeente hadden zeven leden van de Vereeniging voor fl. 3.500 het Remonstrantse kerkgebouw aan de Dorpsstraat gekocht. Daarvoor betaalde elk van hen fl. 500. Dit ‘evangelisatiegebouw’ vormde in de jaren daarna het middelpunt van de activiteiten van ‘de Vrienden’ en vanaf 1887 van die van de Dolerende Kerk.

De achterkant van het evangelisatielokaal (later Dolerende kerk). Het gebouw lijkt door het foute perspectief groter dan het was. Rechts de pastorie.

Ook in Bleiswijk werd een evangelist benoemd: Rutgeres van Mazijk (1826-1900), in 1832 naar Bleiswijk verhuisd en koopman van beroep, probeerde in het dorp zelf én in de omgeving ‘het recht gesneden Woord Gods’ te verkondigen, in tegenstelling tot de prediking in de plaatselijke Hervormde Gemeente. Ook sprak hij zo nu en dan in het evangelisatiegebouw aan de Dorpsstraat ‘een stichtelijk woord’. Maar hij was zeker niet de enige die daar voorging. In de periode 1866 tot 1875 passeren bekende namen de revue: ds. D. Klinkert (1818-1898), ds. F. Lion Cachet (1935-1899), ds. P. Los Gzn. (1815-1888), ds. C. van den Oever (1802-1887), ds. C.L.F. van Schelven (1858-1933) en ds. W.G. Smitt (1842-1912). Behalve de Bleiswijkse oefenaar Van Mazijk gingen ook andere bekende oefenaars voor: Wulfert Floor (1818-1876) en W.J.G. Basoski (1821-1907) kwamen geregeld het Woord verkondigen. Bovengenoemde en andere voorgangers waren zowel Afgescheiden predikanten als (voormalige) voorgangers van de Gereformeerde Kerk onder het Kruis (Van den Oever, Klinkert, Los en Smitt) en hervormde predikanten die later met de Doleantie mee zouden gaan (zoals Lion Cachet en Van Schelven).

Ds. C.L.F. van Schelven (1858-1933) preekte zo nu en dan in het evangelisatiegebouw.

Toen op zondag 26 juni 1887 in Bleiswijk de Doleantie plaatsvond, sloten de meeste leden van de Bleiswijkse ‘Vereniging voor Christelijke Belangen’ (c.q. ‘De Vrienden der Waarheid’) zich bij de plaatselijke ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ aan. De Vereeniging bleef daarna overigens nog enkele jaren bestaan.

2. Gereformeerde Kerk onder het Kruis (1868).

In Bleiswijk bestond in ieder geval in 1868 (maar in ongeorganiseerde vorm vermoedelijk al eerder) ook een gemeente van de zgn. ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’. In 1838 was dat landelijke kerkgenootschap vanuit de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ ontstaan na allerlei verschillen van inzicht over onderwerpen als de leer, de ambtskledij van predikanten, de vraag welke kerkorde de Afgescheidenen zouden moeten aannemen, enz.

Eén van de bestuursleden van de bovengenoemde Bleiswijkse ‘Vereeniging Vrienden der Waarheid’, Dammes Welle, vroeg in december 1867 of hij het evangelisatielokaal met een groepje anderen mocht gebruiken voor het houden van godsdienstige samenkomsten, die geheel los stonden van doel en streven van de Vereeniging waarvan hij bestuurslid was. Het waren namelijk bijeenkomsten van een aantal mensen die behoorden tot of sympathiseerden met de ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’). Het verzoek werd gehonoreerd: Welle en de zijnen mochten het lokaal ‘eens in de zeven weken’ gebruiken voor hun bijeenkomsten.

Dammes Welle had vervolgens een werkzaam aandeel in de stichting van de Bleiswijkse Gereformeerde Gemeente onder het Kruis. Volgens Smits was híj vermoedelijk degene die predikanten van de Gereformeerde Kerk onder het Kruis vroeg (‘eens in de zeven weken’) in het evangelisatiegebouw van de ‘Vereeniging voor Christelijke Belangen’ te komen spreken.

Kort nadat Welle in december 1867 zijn verzoek deed om dat gebouw te mogen gebruiken ‘voor godsdienstige samenkomsten’, werd de Gereformeerde Gemeente onder het Kruis te Bleiswijk officieel als zelfstandige kerk geïnstitueerd, want de kerk wordt vanaf die tijd ook in de notulen van de landelijke vergaderingen van ‘Kruiskerken’ genoemd. Maar desondanks is er maar weinig over de gemeente bekend.

Toch schijnt niet Dammes Welle maar Ewoud Manheer (1797-1870) – Huisman noemt hem ten onrechte ‘Monheer’- hier de spil te zijn geweest. Hij was afkomstig uit Hazerswoude, waar hij sinds 1840 als oefenaar geregeld een stichtelijk woord sprak in een ‘conventikel’ (een huisgodsdienstoefening) in de boerenschuur van Jacob van Beek. Hem ‘werd opgedragen om de leider te zijn in de dienst des Woords, een man met uitnemende gaven en in aanzien en Godsvrucht en met een geest van zachtmoedigheid en geduld’.

Bleiswijk lang geleden.

Ds. L.G.C. Ledeboer.

De dorstigen naar het Woord zagen in de schuur van Van Beek te Hazerswoude soms ook ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863) voor zich optreden. Ook deze bekende predikant uit Benthuizen wenste zich niet meer te onderwerpen aan het Algemeen Reglement van 1816 (dat door de overheid in plaats van de Dordtse Kerkorde van 1618-1619 was gesteld) en wilde niet dat de door de overheid verplicht gestelde ‘Evangelische Gezangen’ in de kerk gezongen werden. Demonstratief had hij de reglementenbundel en de gezangenbundel van de kansel geworpen en begroef die daarna in de pastorietuin te Benthuizen. Aanvankelijk sloot Ledeboer zich aan bij de Afscheiding, maar was het – net als de ‘Kruisgezinden’ – niet eens met het besluit om erkenning bij de regering te vragen. Tijdens de landelijke Christelijke Afgescheidene Synode van december 1840 te Amsterdam verbrak Ledeboer zijn banden met die kerk en ging zijn eigen gang. Vooral in Zeeland ontstonden door hem gestichte zgn. ‘Ledeboeriaanse gemeenten’. Ook het conventikel in Hazerswoude werd onder invloed van ds. Ledeboer min of meer beschouwd als een Kruisgemeente, al werd die daar pas in de eerste helft van 1864 officieel geïnstitueerd.

In Bleiswijk.

In de schuur van Van Beek in Hazerswoude waren ook belangstellenden uit Bleiswijk aanwezig. Sterker: Ewoud Manheer verhuisde in 1853 naar Bleiswijk, werd daar winkelier en was al snel op kerkelijke vergaderingen in de weer als wat genoemd werd ‘provisionele’ [voorlopige, tijdelijke] ouderling van de Kruisgemeente te Bleiswijk’, die – volgens hetgeen de notulen zeggen – mogelijk door ds. Ledeboer min of meer was geïnstitueerd of als zodanig beschouwd; als dat zo is dan was dat in ieder geval vóór 1863, toen die predikant overleed. Zeker is dat de ‘Gereformeerde Gemeente onder het Kruis’ te Bleiswijk pas in 1868 als zelfstandige gemeente officieel werd geïnstitueerd.

Christelijke Gereformeerde Gemeente (1869).

Maar in 1869 werd de landelijke vereniging tussen de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ en de ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’ een feit. Ook in Bleiswijk heette de Kruisgemeente toen bij de nieuwe naam: ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’.

We komen tussen 1871 en 1889 op de vergaderingen van de classis Rotterdam van de Christelijke Gereformeerde Kerk zo nu en dan ook de naam tegen van de al eerder genoemde Dammes Welle uit Bleiswijk die daar achtereenvolgens diaken en (van 1871 tot 1879) ouderling was.

De kleine gemeente van Bleiswijk had geen predikant, maar de al genoemde ds. D. Klinkert fungeerde als consulent. Deze deelde op de classis van 1878 mee dat ‘de gemeente van Bleiswijk gaarne als gemeente blijft bestaan, ofschoon zij zeer klein en zwak is, en dat ZEW. daarvoor als consulent dezer gemeente den Kerkeraad weder voltallig heeft gemaakt’, namelijk door een ouderling en twee diakenen te laten kiezen en hen in het ambt te bevestigen.

Ds. D. Klinkert (1818-1898) was consulent van de kerk te Bleiswijk. Ook had hij vroeger zo nu en dan in het Evangelisatielokaal van ‘De Vrienden’ gepreekt

Vier jaar later is het met de zestien belijdende leden tellende gemeente in  Bleiswijk nog steeds geen rozengeur en maneschijn. Ze verkeerde volgens de classisnotulen van maart 1882 in ‘kwijnende’ toestand. En er was ‘zelfs geen ouderling’. Vandaar dat ds. Klinkert zich afvroeg of de gemeente van Bleiswijk eigenlijk wel kon blijven bestaan of dat de leden zich beter bij een naburige gemeente konden aansluiten. Daarover werd met de leden in Bleiswijk gesproken en op de classis van 20 juni 1882 bleek dat men toch wilde blijven bestaan als gemeente, omdat de meest nabije gemeenten tussen 2 tot 3 uur lopen verderop lagen.

Gelukkig kon ds. Klinkert rapporteren dat in die gemeente ‘heerscht een liefelijke geest van eensgezindheid en ware broederliefde’. En dat haal je toch niet zomaar uit elkaar? Dus werd de kerkenraad weer aangevuld en op de been geholpen. Maar nog geen twee jaar later bleek de houdbaarheid van de gemeente toch beperkt. Verscheidene kerkenraadsleden bedankten, één van hen ging zelfs naar de hervormde kerk terug, en eind 1887 bleek dat er nog nauwelijks geregelde kerkdiensten gehouden werden, al constateerde men uiteindelijk weliswaar tóch dat ‘de gemeente te Bleiswijk in geloof verder gaat’.

Verenigd met de Dolerenden (1889).

In 1889 zocht ouderling A. Spruijt namens de kleine Christelijke Gereformeerde Gemeente van Bleiswijk contact met de inmiddels in 1887 in het dorp ontstane ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’, met de vraag eens over samengaan te spreken. Nog aan het eind van het jaar kwam op de classis echter een brief binnen, getekend door de christelijke gereformeerde diaken A.C. van den Akker uit Bleiswijk, met het verzoek de gemeente aldaar op te heffen. Op de classis maakte ouderling Spruijt duidelijk dat deze brief niet van de kerkenraad afkomstig was. Kennelijk heerste in de kerkenraad dus onenigheid over de toekomst van de gemeente. De classis oordeelde dat de gemeente gewoon zou blijven voortbestaan.

Maar diaken Van den Akker bleef niet stil zitten. Hij ging de gemeente rond en kwam met een verzoekschrift (ondertekend door zestien belijdende gemeenteleden) in november 1889 op de kerkenraad van de Dolerende kerk van Bleiswijk. Daarin werd nu gevraagd de ondertekenaars als leden van de Dolerende kerk toe te laten. De kerkenraad ging daarmee akkoord en besloten werd dat de Dolerende consulent ds. C. Kuijper (1847-1901) van Katendrecht ‘een dienst zal leiden en afscheidswoorden spreken tot de leden die nu overgaan’. De Christelijke Gereformeerde Gemeente te Bleiswijk hield zo eind 1889 dus op te bestaan.

Ds. C. Kuijper (1847-1901) van Katendrecht ging in 1889 voor in de laatste dienst van de Bleiswijkse christelijke gereformeerden bij hun overgang naar de Dolerende kerk.

3. De Doleantie te Bleiswijk (1887).

Hoe ontstond eigenlijk die Dolerende gemeente waarvan hierboven al sprake is? Zoals inmiddels duidelijk zal zijn bestond ook in Bleiswijk ontevredenheid over de koers van de hervormde kerk, zowel wat betreft de leer als de kerkregering: de Bleiswijkse Vereeniging ‘Vrienden der Waarheid’ en de plaatselijke Kruisgemeente waren daar duidelijke tekenen van. Op vele plaatsen in het land waren sinds 1886 al duizenden ‘bezwaarde’ hervormden uit de hervormde kerk getreden en hadden onder leiding van onder meer dr. A. Kuyper (1837-1920) de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende)’ geïnstitueerd, die al snel ook classicaal, provinciaal en landelijk bijeenkwamen in classes en synoden. Vaak gebeurde dat (op advies van het Gereformeerd Kerkelijk Congres dat in januari 1887 in Amsterdam gehouden was) nadat de hervormde kerkenraad desgevraagd geweigerd had de – wat men noemde – ‘Reformatie der kerk ter hand te nemen’, d.w.z. dat men zich zou afscheiden van het hervormde hiërarchisch kerkbestuur, door het Algemeen Reglement van 1816 af te schaffen en daarvoor in de plaats de aloude Dordtse Kerken Ordening van 1618-1619 ‘weder kracht en geldigheid te verlenen’.

Een verzoek aan de kerkenraad.

Het interieur van het evangelisatielokaal, dat in 1887 de Dolerende kerk werd.

In Bleiswijk was het een driemanschap, dat op 24 maart 1887 de hervormde kerkenraad verzocht de Reformatie ter hand te nemen en zich vrij te maken van het kerkbestuur. De ondertekenaars waren C. van Driel, hoofdonderwijzer J. Mulder (1838-1915) en J. Noordam. Ze vonden dat na de afwerping van de Roomse hiërarchie in de zestiende eeuw niet ook nog eens de hervormde synodale hiërarchie geduld kon worden. Hoe was het mogelijk dat de kerkenraad die overheersing door de synode maar zo kon laten voortduren terwijl ‘de benauwde broederen te Amsterdam’ en in andere plaatsen blootgesteld werden aan de vervolging door dat kerkbestuur? Hoe hadden ze gehoopt dat de kerkenraad over de kudde zou hebben gewaakt, zoals bij de bevestiging in het ambt door hem beloofd was. Graag wilden de ondertekenaars weten of de kerkenraad zijn plicht zou gaan doen, of dat hij het maar aan de gelovigen zou overlaten?

De kerkenraad was op 2 april heel kort in zijn antwoord: de brief was ontvangen, men had kennis genomen van de inhoud waarna de brief onmiddellijk aan de kant gelegd was, ‘meenende dat hij die niet mocht in behandeling nemen’.

De instituering van de Dolerende kerk (26 juni 1887).

Op Hemelvaartsdag, donderdag 19 mei 1887, gingen de Dolerenden hun kerkenraadsleden kiezen (Uit: ‘De Heraut’, 5 juni 1887).

Op 26 juni 1887 was het de grote dag. Toen hield consulent ds. G.H.J.W.J. Geesink (1854-1929) uit Rotterdam in het evangelisatiegebouw ‘voor een aandachtig gehoor’ een korte preek over Spreuken 28 vers 10 (“Die de oprechten doet dwalen op een kwaden weg, zal zelf in zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede beërven“) en bevestigde daarna de op 19 mei verkozen ouderlingen en diakenen in het ambt. Meteen na de dienst werd in de kerkenraadskamer door de kerkenraad besloten met de synodale hiërarchie te breken en opnieuw recht en geldigheid te verlenen aan de kerkenorde van de Synode van Dordrecht 1618-1619. Daarmee was de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ te Bleiswijk geïnstitueerd.

Ds. G.H.J.W.J. Geesink (1854-1929) institueerde de Dolerende Kerk te Bleiswijk.

Om zijn rechten te handhaven stuurde de Dolerende kerkenraad die dag ook een brief aan de hervormde collega’s. Daarin werd de heren notabelen en kerkvoogden verzocht ervoor te zorgen dat de kerkelijke goederen (de hervormde kerk, het archief, de gelden en de landerijen) ‘niet aan hun bestemming zouden worden onttrokken, maar die ten dienste van de [Dolerende] kerkenraad zouden verblijven’. Ook werd  verzocht de hervormde kerk op zondag ter beschikking te stellen aan de wettige [Dolerende] kerkenraad.

Dat de hervormde kerkenraad er niet over piekerde is duidelijk. Voor de Dolerenden was het geen ramp: men had immers het evangelisatielokaal (de voormalige Remonstrantse kerk van de ‘Vrienden der Waarheid’) waar de diensten ongestoord gehouden konden worden. In 1900 werd het evangelisatielokaal door de Dolerende kerk gekocht van de Vereeniging ‘Vrienden der Waarheid’. Dat zou zo blijven tot 1926, toen een nieuwe kerk gebouwd werd.

De hervormde Dorpskerk te Bleiswijk.

Bang dat de Dolerenden het hervormde kerkgebouw zouden gaan bezetten besloten de kerkvoogden te zorgen ‘voor stevige sluiting der kerk, evenals voor bewaking van zaterdagavond af’. In het dorp deden namelijk praatjes de ronde dat de consulent van de Dolerenden, dr. G.H.J.W.J. Geesink op zondag 3 juli zou proberen op de preekstoel te komen. Daarom kwam op die zondagochtend een politiemacht van tien rijks- en gemeenteveldwachters naar Bleiswijk om het hervormde kerkgebouw te bewaken en te zorgen dat de hervormde predikant ds. P.F. van den Berg samen met zijn kerkenraad de dienst ongestoord konden houden. ‘Op het gewone tijdstip werd de klok geluid en de toegang vrijgelaten voor de gemeente, die in grooter getal dan gewoonlijk opkwam’. Men had wel zin in een verzetje.

Het verhaal van de politiemacht bereikte ook de kolommen van ‘De Heraut’ (10 juli 1887).

Maar dr. Geesink en zijn Dolerende gemeente kwamen ook die zondag gewoon in het evangelisatiegebouw bijeen om daar hun eigen dienst te houden.

Op 26 juni 1887 werd de Dolerende kerk van Bleiswijk geinstituteerd (uit: ‘De Heraut’, 3 juli 1887).

Hoofdonderwijzer J. Mulder werd in 1889 aangezocht om als oefenaar in de Dolerende gemeente voor te gaan, waarin hij toestemde. Hij heeft dit werk tot 1895 gedaan, toen hij met onenigheid in de kerkenraad vertrok.

Rechts de pastorie en daarachter het evangelisatielokaal (later Dolerende kerk) en links de christelijke school (foto: ‘100 jaar Kerk in beweging’).

Gereformeerde Kerk te Bleiswijk (1892).

We merkten al op dat veel leden van de Bleiswijkse Vereeniging Vrienden der Waarheid in 1887 met de Doleantie meegingen. Ook zagen we dat twee jaar later, eind 1889, de Christelijke Gereformeerde Gemeente op verzoek van diaken Van den Akker toetrad tot de Dolerende kerk. Toen landelijk in 1892 dan ook de onderhandelingen over ineensmelting van de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ uitmondden in een daadwerkelijke vereniging onder de nieuwe naam ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’, was in Bleiswijk slechts een vermelding van de naamswijziging van de gemeente in het notulenboek nodig om aan te geven dat de kerk ook in Bleiswijk in het vervolg ‘Gereformeerde Kerk’ genoemd werd. Op 26 juni 2017 was dat honderdvijfentwintig jaar geleden!

En verder…

Hoofdonderwijzer J. Mulder (1838-1915), die de kerk van Bleiswijk als oefenaar diende van 1889 tot augustus 1895.

Br. J. Mulder ging dan wel als oefenaar voor in de kerkdiensten in het evangelisatiegebouw, maar dat wilde niet zeggen dat zo nu en dan geen stemmen opgingen om een ‘heuse’ predikant te beroepen. Zo werd in oktober 1892 door een gemeentelid gevraagd of het ook ‘nuttig zou zijn als de oefenaar bij het voorgaan in de gemeente de noodzaak zou aantonen van het beroepen van een eigen predikant’. Er was volgens hem zelfs nog nooit voor gebeden!

En anderhalf jaar later, in februari 1894 vond een kerkenraadslid het een ‘zondige toestand’ dat geen pogingen in het werk gesteld werden om tot de beroeping van een dienaar des Woords te komen. Het waren echter de financiën die het struikelblok vormden. Pogingen om met het nabijgelegen Berkel en Rodenrijs samen een predikant te beroepen mislukten. Later dat jaar, in 1894, vroeg de toenmalige consulent, ds. A. van Veeloo (1844-1924) van Rotterdam of de kerkenraad niet moest trachten voldoende geld bijeen te brengen voor het beroepen van een predikant. Een daarop volgende rondgang leverde echter te weinig op.

Ds. A. van Veelo (1844-1924) van Rotterdam was jarenlang consulent van de kerk te Bleiswijk.

En toen bedankte hoofdmeester J. Mulder voor het oefenaarschap. Er was in de kerkenraad al enige tijd kennelijk onenigheid over de vraag waar een te beroepen predikant gestudeerd moest hebben: aan de Theologische School in Kampen of aan de Vrije Universiteit van dr. A. Kuyper in Amsterdam? Mulder had al eerder verklaard weinig vertrouwen te hebben in de kwaliteit van de opleiding aan de VU. Want Mulder ‘ging in veel niet mee met dr. Kuyper’. En in 1895 vertrok hij uit de kerkenraad en beloofde ‘dat het een wet van Meden en Perzen was’ dat hij nooit weer in de vergaderingen zou komen.

Toen moest er dus iets gebeuren en langzaam werden de geesten er rijp voor. Het eerste tweetal werd gesteld in januari 1896. Verscheidene vergeefse beroepen werden uitgebracht, en in juli 1899 werd aan ds. H.R. Nieborg (1862-1934) van de kerk te Witmarsum, Pingjum en Zurich in Friesland een beroepsbrief gestuurd. Eerst bedankte hij, maar na het tweede beroep bedacht hij zich en kon hij op 29 oktober 1899 in het ambt bevestigd worden. Hij bleef tot 1915 aan de kerk van Bleiswijk verbonden.

De eerste Dolerende predikant, ds. H.R. Nieborg (1862-1934).

Nam hem kwamen verscheidene andere predikanten, onder meer ds. W.E. van Duin (1883-1953) van Bolnes, die van 1916 tot 1922 in Bleiswijk stond; ds. J.Y. Tiemersma (1879-1951) van het Friese Tzummarum die van 1924 tot 1947 aan de kerk verbonden was; ds. C. Kamper (1915-1984) van het Drentse Pesse van 1947 tot 1953 en ds. W. Wiersinga (1919-1977) van het Groningse Visvliet, van 1953 tot 1958.

Ds. W.E. van Duin (1883-1953).

Een nieuwe kerk.

Al in 1916, tijdens het predikantschap van ds. W.E. van Duin, werd gesproken over de eventuele bouw van een nieuwe kerk. Het evangelisatielokaal werd er niet beter op en het werd er bovendien te vol. Besloten werd een rondgang in de gemeente te houden, maar kennelijk lukte het niet, want pas zeven jaar later, in 1923, werd besloten in het vervolg op geregelde tijden voor een nieuwe kerk te collecteren ‘ten einde de zaak levendig te houden en ook het bouwfonds te vermeerderen’.

De eerste steen voor de nieuwe kerk werd in 1926 gelegd (foto: ‘100 jaar kerk in beweging’).

Maar drie jaar later – tijdens het predikantschap van ds. Tiemersma – kon toch de eerste steen van de nieuwe kerk aan de Dorpsstraat gelegd worden, op een terrein achter de oude kerk en de school.

De ‘rechte schipkerk’ (en dus geen ’kruiskerk’) zou uitgerust worden met een toren. Enkele broeders maakten een maquette van de geplande kerk om zo te laten zien hoe het zou worden.

De nieuwe kerk van 1926.

De rondgangen door de gemeente brachten toen voldoende op om de plannen tot uitvoering te brengen, en zo kon de kerk op 1 december 1926 in gebruik genomen worden. Besloten werd de oude kerk af te breken en de afbraak te verkopen. Die bracht slechts fl. 77 op.

Tijdens het predikantschap van ds. J.Y. Tiemersma (1879-1951) kwam in 1926 de nieuwe kerk tot stand.

De kerk deed lange jaren dienst. Maar in januari 1983 – tijdens het predikantschap van ds. A.D. Noordam – besloot de kerkenraad tot kerkverbouw over te gaan. Ruim driekwart van de gemeenteleden stemde daarmee in. De eerste paal werd op 31 maart 1983 de grond in geslagen en nog hetzelfde jaar, op 17 december, kon de vernieuwde kerk in gebruik genomen worden. Dat het geen fluitje van een cent was bewijzen de kosten: fl. 645.000. ‘Zo beschikte de kerk van Bleiswijk weer over een moderne hut om in te schuilen’.

Na de verbouw in 1983.

Het zeventig jaar oude kerkgebouw is in 1997 afgebroken om plaats te maken voor een winkelcentrum. Aan de overkant van de straat, met adres Dorpsstraat 50, is het huidige kerkelijk centrum verrezen. De feestelijke officiële opening vond plaats op zaterdag 13 april 1997. Een gedenksteen met de tekst ‘Huis van God huis voor mensen’ werd in de muur aangebracht.

Na de verbouw in 1997 (foto: Reliwiki, J. Sonneveld).

Maar in 2015 kreeg de kerk een naam! ‘Onder een stralende zon – wat volgens de eregast van die ochtend een goed teken was – onthulde burgemeester Pieter van de Stadt zondagochtend 27 september de naam van het kerkgebouw van de Gereformeerde Kerk in de Dorpsstraat van Bleiswijk.

Het interieur van de kerk in 1997 (foto: Reliwiki).

Voortaan zou de kerk verder gaan als ‘Open Hof’: ‘Een naam die past bij waar u als kerkgemeenschap voor staat’, zei de burgemeester. ‘De deuren van de kerk staan open voor iedereen; iedereen is welkom. Maar niet alleen de deuren staan open; ook de harten van de gemeenteleden. Zorg voor elkaar en voor de ander zijn belangrijk. Dat bleek ook in de achterliggende week met een spontane inzamelingsactie voor de vluchtelingen die naar ons land komen’.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk Bleiswijk.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Bleiswijk tussen 1905 en 2015.

Bronnen:

H. de Bruin, Kerk Kroniek, op de website van de Gereformeerde Kerk te Bleiswijk

P. Huisman, Een dorpsgemeente onderweg. Gereformeerd Hazerswoude 1864-1989. Hazerswoude, 1989

P.G. Huser, 100 jaar Kerk in beweging. 1887 – 1987. g.p., 1987

A. Kuyper (red.), De Heraut, jrg. 1887

C. Smits, De Afscheiding van 1834, zevende deel, Dordrecht, 1986

© 2017. GereformeerdeKerken.info

(Met dank aan de heer A. Herder, Zuid-Afrika)