Meppelse moeiten over het zingen van gezangen

Het nu volgende verhaal heeft betrekking op de invoering van de ‘uitgebreide’ bundel ‘Eenige Gezangen’, waartegen bij sommigen, ook in de Gereformeerde Kerk te Meppel, bezwaren gerezen waren. In die tijd – de jaren ’30 van de vorige eeuw – waren aldaar ds. Y.K. Vellenga (1896-1968) en ds. H.W. Engelkes (1905-1991) als predikanten aan de Gereformeerde Kerk verbonden.

De gereformeerde kerk aan de Groenmarktstraat te Meppel (foto: Noordhuis).

De gezangen in de Gereformeerde Kerken.

De Synode van Dordrecht (1618-1619) had bepaald dat in de eredienst alleen de 150 psalmen en ‘Eenige Gezangen’ mochten worden gezongen (die twaalf gezangen bestonden uit berijmde Schriftgedeelten en enkele vrije liederen).

In de Gereformeerde Kerken (ook vóór 1892 in de kerken uit de Afscheiding en die uit de Doleantie) bestonden bezwaren tegen het zingen van andere dan de twaalf door Dordt toegelaten gezangen. De psalmen voldeden; het waren berijmde Bijbelgedeelten in tegenstelling tot vele andere gezangen, die nogal eens als ‘menselijke vonden’ werden gekwalificeerd. Maar onder meer op aandringen van prof. dr. A. Kuyper (1837-1920) was langzamerhand de wens ontstaan het flinterdunne bundeltje ‘Eenige Gezangen’ uit te breiden met andere – zij het natuurlijk ‘verantwoorde’ – gezangen.

Achtereenvolgende generale synodes hielden zich er mee bezig. De Synode van 1927 had aan deputaten de opdracht gegeven er een studie van te maken. Ze kwamen tot de conclusie dat het zingen van gezangen in de eredienst niet verboden was. De synode van 1930 benoemde toen deputaten om een concreet voorstel te doen ten behoeve van besluitvorming op de synode van 1933. Landelijke gereformeerde kerkelijke bladen, zoals De Heraut, De Bazuin en De Reformatie schreven er in die tijd vele kolommen over vol.

De classis Meppel moet zich er over buigen.

Ds. Y.K. Vellenga (1896-1968), van 1927 tot 1967 gereformeerd predikant te Meppel.

Ook op de classis Meppel zou besproken en besloten moeten worden die voorstellen wel of niet door te sturen naar de particuliere synode met het verzoek deze te aanvaarden en door te zenden naar de generale synode van 1933; dus besprak ook de kerkenraad het voorstel. Niet iedereen was er voor: “De voorzitter, ds. Vellenga, meent uit de discussie te kunnen afleiden dat niemand tegen het voorstel is. Iemand doet zich hierna [echter] kennen als een tegenstander en is van mening dat we aan de psalmen voldoende hebben. Sommige broeders zijn van gedachten dat het beter is [nu] geen gerucht te maken, doch dat de synode zich rustig moet kunnen bezinnen over het al of niet aanvaarden van het rapport [van de door de synode benoemde Deputaten]. Tenslotte wordt besloten het voorstel [van ds. Vellenga] vooralsnog in portefeuille te houden om af te wachten of er op de classis ook omtrent het rapport zal worden gesproken”. Ook andere kerken zouden het rapport immers op de classis ter sprake kunnen brengen.

De kerkenraad bezint zich en voert de gezangen in.

Nadat de generale synode daarna instemmend besloten had over de uitbreiding, wilde de kerkenraad – alvorens de vermeerderde bundel met ‘Eenige Gezangen’ ook in de kerk te Meppel in te voeren – zich er toch eerst nog eens over buigen. Dat gebeurde ongeveer een jaar later, toen (in juli 1934) gesproken werd over ‘hoe te handelen met de invoering van de nieuwe liturgie [want ook dáárover hadden deputaten een rapport geschreven dat door de generale synode was aangenomen] én het laten zingen der gezangen’.

Interieur van de gereformeerde kerk te Meppel.

“Na eenige bespreking is de kerkeraad het er over eens dat hierover [door de kerkenraad] geen besluit behoort genomen te worden [de generale synode had immers al tot invoering besloten!] maar alleen in het [Meppelse] Kerkblaadje te vermelden dat vanaf heden die [gezangen] in gebruik worden gesteld en de broeders en zusters worden opgewekt om zich een exemplaar der uitgaven aan te schaffen’.

Kennelijk was niet iedereen in de kerkenraad het daarmee eens. Op de huisbezoeken klonken namelijk uit de mond van sommige ouderlingen afwijkende geluiden. Vandaar dat ds. Vellenga in september 1934 de wenselijkheid onderstreepte dat vanuit de kerkenraad één lijn getrokken, met één mond gesproken werd. “Br. R. merkt op dat de gezangen eigenlijk bestemd zijn voor speciale aangelegenheden en dat hij daarom liever nog wat met de invoering had gewacht. De voorzitter zet het karakter van het synodebesluit uiteen en accentueert de noodzakelijkheid van één lijn trekken”. Daarmee kon ieder zich toen verenigen.

Tegenstand in de gemeente.

Maar in de gemeente bleef enige tegenstand. In januari 1935 bleek dat een van de gemeenteleden zich zelfs beijverde om de (ten aanzien van de gezangen zeer kritische) brochure van R. Mazijk in de gemeente te verspreiden. Het geschrift was getiteld: ‘Het Vrije lied, een wanklank in den tempelzang’ in de gemeente te verspreiden. Ds. Engelkes meende: “Een woord van waarschuwing tegen dit geschrift dat gereformeerde menschen op de verkeerde weg zou kunnen leiden, mag niet achterwege blijven. Deze brochure is kerkondermijnend. Mazijk schrijft dat door de invoering van de ‘uitbreiding’ sommige trouwe meelevende leden der Gereformeerde Kerken uitstapjes ondernemen naar de Christelijke Gereformeerde Kerk of naar de Gereformeerde Bond in de hervormde kerk. Dáártegen heeft Mazijk geen woord van protest. Dat zulke menschen door naar de Nederlandsche Hervormde Kerk te loopen, meedoen met de miskenning van Christus’ Koningschap in die Kerk, dát is blijkbaar niet erg”.

Een van de brochures van R. Mazijk over de gezangenkwestie.

Maar in december 1935 zette de betreffende broeder zijn arbeid voort door opnieuw, nu een zelfgeschreven, kritische circulaire in de gemeente te verspreiden over het zingen van gezangen. In de brochure werd bovendien kritiek op de kerkenraad geuit omdat hij het zingen van de gezangen had ingevoerd. Ook werd in het epistel een kwalijke uitdrukking tegen ds. Vellenga gebruikt. De kerkenraad wilde de schrijver ter verantwoording roepen, maar dan op de inhoud van de brochure niet ingaan doch uitsluitend spreken over zijn anti-actie. De broeder werd bezocht en uitgenodigd, maar zag het verkeerde van zijn handeling niet in. Wel beloofde hij een tweede stuk, dat hij klaar had liggen, níet de gemeente in te zullen sturen. De ouderlingen hadden de deur echter nog maar net achter zich dichtgetrokken of de broeder ging gewoon met zijn arbeid voort.

Sommigen zongen de gezangen niet mee.

Ds. H.W. Engelkes (1905-1991), van 1932 tot 1945 gereformeerd predikant te Meppel.

In december dat jaar drong dominee Engelkes er in een preek op aan ook in dit opzicht de besluiten van de generale synode (besluiten van alle Kerken samen!) te accepteren. Maar het liep anders. De predikant schreef in het Kerkblaadje: “Hoe is het mogelijk! Zondagavond is er in de kerk iets gebeurd dat mij tot bovenstaande uitroep bracht. In de bediening des Woords was ons met groote ernst voorgehouden de roeping van den christen om zich aan het gezag dat God ook in de Kerk instelde, te gehoorzamen. Ik meende dat deze prediking zoo was dat ze ons allen onder belang had. Toen onmiddellijk na deze preek gezongen werd uit het eerste gezang, waren er enkele broeders en zusters die demonstreerden door te zwijgen. Ik zal niet oordelen over het hart van deze broeders en zusters; ik wil alleen maar zeggen dat deze openbaring naar buiten, nadat ons zoo Gods Woord op de ziel gebonden was, doet vrezen voor een onbekeerlijkheid waarvan alleen de Heere genezen kan”.

De criticus gelast ter kerkenraad te komen.

In april 1936 werd de broeder opnieuw op de kerkenraad uitgenodigd. Ook tóen werd niet op de inhoud van de brochure (‘met de vele onjuistheden’) ingegaan maar werd hij vermaand omdat hij zulk een circulaire verspreid had. Hij kwam echter niet. Ook na een tweede schriftelijke uitnodiging verscheen br. K. niet op de kerkenraad. Mocht hij na de derde uitnodiging niet komen, dan zou hij gelast worden te komen. Maar hij kwam ook toen niet; de kerkenraad moest maar bij hém komen, vond hij. Vandaar dat hem in juli de toegang tot het Heilig Avondmaal ontzegd werd wegens zonde tegen het vijfde gebod, namelijk ‘gestadig verzet tegen de kerkenraad’.

Het interieur van de ‘Oude kerk’ aan de Groenmarktstraat te Meppel lang geleden, nadat de stoelen voorin de kerk weggehaald waren.De kerk is nog steeds in gebruik als protestantse kerk.

Dát veranderde zijn houding en zo kwam hij in augustus 1936 tóch. Hij beloofde met zijn bezwaren in het vervolg naar de kerkenraad te gaan en de vervelende opmerking aan het adres van ds. Vellenga trok hij in. Maar kennelijk hield hij zijn woord niet. In oktober werd alsnog besloten hem de toegang tot het Avondmaal te ontzeggen op grond van zijn openbaar optreden en het aankweken van tweedracht in de Kerk. In november deed de broeder uiteindelijk schuldbelijdenis. En toen was de tegenstand voorbij.

Bronnen:

Archief van de Gereformeerde Kerk te Meppel, Assen, Drents Archief

G.J. Kok, ‘… Die verenigde wat gescheiden was …’. Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Meppel (1835-2005) met Inventaris van het Archief. Groningen, 2014

© 2018. GereformeerdeKerken.info