Ontstaan en aanvang van de Gereformeerde Kerk te Eindhoven (1900-1940)

Op 5 augustus 1908 werd de Gereformeerde Kerk te Eindhoven geïnstitueerd. We beschrijven hieronder de tijd vanaf 1900 tot de Tweede Wereldoorlog.

Kaartje van Eindhoven en omgeving uit 1908 (Uit: ANWB, Vijftig plattegronden).

De eerste jaren.

In deze Rooms-Katholieke streek woonden aanvankelijk slechts kleine groepjes protestanten van hervormde herkomst. In de eerste jaren van de twintigste eeuw vestigde zich een aantal gereformeerden in Eindhoven, voornamelijk daar incidenteel  verblijvende ambtenaren, te weinig om een eigen gemeente te beginnen. Een enkeling had zich aangesloten bij de hervormde evangelisatie in Tongelre, toen ten oosten van Eindhoven, tegenwoordig een stadsdeel ervan. Het gehuurde evangelisatielokaaltje in de Tongelresestraat 33 stond (sinds het in 1892 gesticht werd) bekend als de enige plaats ‘waar orthodox-protestantsche prediking werd gehoord’.

In de woning van D. van Dijk aan de Korte Havenstraat werden de eerste diensten gehouden (foto: ‘Niet weggooien…’).

Een van deze gereformeerden was D. van Dijk. ‘Hij wilde niet met zijn mede-gereformeerden bijwoner zijn in een aanhangsel van de hervormde kerk’, waar ze ‘nauwelijks geduld’ werden. Daarom besloot hij aan die situatie een eind te maken en ‘samen een eenheid te vormen in de verstrooiing’. Hij stelde zijn woning aan de Korte Havenstraat – een zijstraat van de Tongelresestraat – ter beschikking om daar gezamenlijk een preek te lezen. Enkelen van de bezoekers waren de families Knoppers, Michael, Hoenders, Van Leuvenstijn en Koster. De meesten van hen waren werknemers van de toen in opkomst zijnde Philips-fabrieken.

Het bleef echter niet bij preeklezen alleen. Vanaf 1903 werden er voor de langzaam uitdijende groep bezoekers ook kerkdiensten gehouden. In november dat jaar was het ds. H.J. Binnema (1849-1909) van Tilburg die in de woning van br. Van Dijk de eerste kerkdienst leidde. Dat was meteen ook het begin van zijn kerkelijke werkzaamheden in Eindhoven. Zo begon de predikant met het geven van catechisaties, ging ten huize van de familie Van Dijk ook zo nu en dan voor in een kerkdienst, zoals in augustus 1904, en was tot de instituering in 1908 degene die in Eindhoven leiding gaf.

Ds. J.H. Binnema (1849-1909).

Het waren trouwens niet alleen gereformeerden die naar hem kwamen luisteren. Toen ds. Binnema op woensdag 1 maart 1905 voor een groep van ongeveer 20 personen sprak, was de helft van hen gereformeerd, behorend tot – wat men toen noemde – ‘de kring Stratum’. Een jaar later was de groep toehoorders verdubbeld. Het huis van Van Dijk werd dus al snel te klein om de groep belangstellenden te bergen. Vandaar dat de woning ernaast werd gehuurd en de muur tussen beide panden weggebroken werd, zodat men een ruimere zaal verkreeg.

Instituering (1908).

De gereformeerde kerk te Helmond.

Aanvankelijk gingen de gemeenteleden voor de viering van het Avondmaal, voor de doop van de kinderen en voor het doen van openbare geloofsbelijdenis, naar de meest nabij gelegen gereformeerde kerk in Helmond, in 1887 ontstaan als ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’. Maar toen in Eindhoven de samenkomsten geregelder plaatsvonden werd de band met de kerk van Helmond geleidelijk minder. De kerkenraad van Helmond en de classis ‘s-Hertogenbosch bogen zich na verloop van tijd over de vraag of in Eindhoven misschien een zelfstandige Gereformeerde Kerk diende te worden geïnstitueerd. Maar aanvankelijk stuurde men zo nu en dan een Helmondse ouderling naar de ‘de kring Stratum’, waardoor daar onder leiding van ds. Binnema avondmaalsviering en doopbediening  mogelijk werden.

De kerkenraad van Helmond liet het daar echter bij. Men adviseerde de classis bovendien om niet te snel tot instituering over te gaan. Het was immers maar een klein groepje gereformeerden en bij het draaiende houden van zelfstandig kerkelijk leven kwam heel wat kijken, en niet alleen op financieel gebied. De ‘kring Stratum’ dacht er anders over en verzocht de classis desondanks toestemming te geven over te gaan tot instituering. Als tegemoetkoming besloot men de kerkenraad van Helmond uit te breiden met enkele Eindhovense (wijk-) ouderlingen, zodat de gewenste kerkelijke handelingen daar makkelijker konden plaatsvinden.

De inmiddels 23 leden tellende ‘kring Stratum’ ging dat echter niet ver genoeg. Daarom verzochten zij de classis in juli 1908 opnieuw te mogen overgaan tot instituering van de Gereformeerde Kerk ter plaatse. Hoewel de classis enkele maanden eerder nog gewaarschuwd had niet te snel een ouderling te benoemen en dit pas in mei toestond, ging men nú zonder meer akkoord met het verzoek uit Eindhoven.

D. van Dijk, de eerste ouderling van de Gereformeerde Kerk te Eindhoven.

In overleg met de kerkenraad van Helmond – deze kerk had tussen 1891 en 1919 geen eigen predikant – werd onder leiding van ds. Binnema de verkiezing van ambtsdragers gehouden. D. van Dijk en H.J. van Leuvenstijn werden als ouderling gekozen en B.A. Knoppers en J. Augustijn als diakenen. (Vermoedelijk) op 5 augustus 1908 werden zij onder leiding van ds. Binnema in het ambt bevestigd (hoewel de kerkenraadsnotulen van Helmond op 17 augustus nog meldden dat de ambten nog moesten worden ingesteld). De Gereformeerde Kerk te ‘Stratum-Eindhoven’, later ‘Eindhoven c.a.’ – zoals deze achtereenvolgens aanvankelijk korte tijd genoemd werd – telde op dat moment ongeveer vijftig leden, in en rond Eindhoven woonachtig. Drie dagen later, op 8 augustus 1908, kwam de kerkenraad voor het eerst bijeen.

Een eigen kerkgebouw (1909).

Rechts ‘Tongelresestraat 38’ met de kerkzaal, links het woonhuis op nummer 40 van ouderling D. van Dijk, die van de Korte Havenstraat naar de Tongelresestraat verhuisde.

In oktober 1908 benoemde de kerkenraad een bouwfondscommissie. Deze moest de bouw van een eigen kerk regelen. Daartoe werd in 1909 de dubbele woning in de Tongelresestraat 38-40 gekocht, waarin in nummer 38 een kerkzaal werd ingericht en op nr. 40 een woning voor ouderling Van Dijk, die mee verhuisde vanuit de Korte Havenstraat. In dit kerkje heeft men tot Kerstmis 1911 de kerkdiensten gehouden. De wilde muziek uit de belendende herberg luisterde de zondagse kerkdiensten weliswaar nogal eens in niet geringe mate op, maar diaken H.J. de Geus kon de overlast door overleg met de herbergier beperken.

Een eigen dominee (1910).

Het verwondert niet dat, toen de nieuwbenoemde kerkenraad na verloop van tijd een eigen predikant wilde gaan beroepen, hij in 1909 allereerst een beroep uitbracht op ds. Binnema. Deze was echter ziek geworden en overleed nog hetzelfde jaar. Opnieuw werd een beroep uitgebracht, ditmaal op ds. H.L. Both (1884-1962) van het Brabantse Andel. Hij nam het beroep aan en deed op 7 augustus 1910 intrede.

Ds. H.L. Both (1884-1962).

Dat deze predikant tot augustus 1916 aan de kleine kerk van Eindhoven verbonden kon worden en blijven was vooral te danken aan de financiële steun die de kerk ondervond van de ‘Deputaten voor de Evangelisatiearbeid’ in de provincie, ‘dat wondervolle college dat jarenlang de hoop en het plechtanker is geweest van verschillende kleine kerken en kerken-in-wording (…), maar dat toen ook de dictatoriale voogd van diezelfde kerken was, die zich zonder den wil van Deputaten roeren noch bewegen konden’.

Een nieuwe kerk (1911).

De vroegere kerkzaal aan de Tongelresestraat nr. 38 staat er nog steeds; het huis van ouderling van Dijk (nr. 40) is inmiddels verdwenen.

De kerk van Eindhoven groeide voorspoedig. De ruimte in de kerkzaal aan de Tongelresestraat werd te klein. Niet de kerkenraad, ’hoewel deze er krachtig aan meewerkte’, maar het ‘Deputaatschap voor Evangelisatie’ als belangrijke geldschieter, besloot in februari 1911 tot de bouw van een nieuw, ‘betrekkelijk groot kerkgebouw’ (met driehonderd zitplaatsen) en met ‘een zóo ruimen pastorie, dat deze gebouwen den groei konden doorstaan van een kleine groep tot een middelmatige en, met een verbouwing, tot een groote gemeente’. De Deputaten bepaalden ook hoe groot het percentage zou bedragen dat door de kerk van Eindhoven zelf diende te worden bijgedragen. De Deputaten bleven trouwens tot 1920 eigenaar van kerk en pastorie – ‘zij het dan op naam van de kerk van ‘s-Hertogenbosch – waarna de kerk van Eindhoven naar het oordeel van de Deputaten, de financiële lasten geheel zelf kon dragen.

De gereformeerde Oosterkerk aan de Fazantlaan. De kerk werd in 1969 buiten gebruik gesteld (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De ‘Oosterkerk’ – zoals het bedehuis werd genoemd – werd voor fl. 20.000 naar een ontwerp van de bekende gereformeerde kerkbouwarchitect Tjeerd Kuipers gebouwd aan de Fazantlaan, op de hoek van Lakerstraat in het Villapark. De Deputaten hadden de grond voor ‘een betrekkelijk geringe som’ op de kop getikt. Op 26 december 1911, Tweede Kerstdag, werd de kerk in gebruik genomen tijdens een dienst die geleid werd door ds. Both.

Deze predikant had overigens een zeer uitgebreid werkterrein. Dat werd veroorzaakt door het feit dat de kerk van Helmond vacant was met als gevolg dat zijn werkgebied zich uitstrekte tot aan Maastricht toe. Vandaar dat de kerkenraad hem twee dagen per week afstond voor evangelisatiewerk onder ‘de verstrooiden’ in dit gebied. ‘Maar daar staat tegenover dat de predikant het beleefd heeft dat Kerstmis 1911 het kerkgebouw in de oorspronkelijke staat in gebruik genomen kon worden, dat hij de steeds grootere groei en het steeds méer actief worden van de gemeente meemaakte, de puberteitsjaren, de mooie jaren van het steeds meer ontwikkelen van het leven’.

De gemeente trad langzaam maar zeker ook zelfbewuster op en wilde na verloop van tijd meer zelfstandigheid hebben ten aanzien van de ‘Deputaten voor de Evangelisatiearbeid’, die immers zoveel regelden: ‘Men wilde meer vrijheid bij de vaststelling van het traktement en in het algemeen in de verhouding tot de predikant’. Dat leverde de kerkenraad overigens ‘een reprimande van hoogerhand’ op, ‘die men deemoedig had te incasseren’.

De mobilisatie (1914).

Het interieur van de Oosterkerk te Eindhoven (foto: Thomas Schramm in het ‘Gedenkboekje van de GK te Eindhoven).

Veel werk vereiste ook de mobilisatie, toen de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) dreigde. Veel soldaten uit andere delen van ons land kwamen daardoor in Eindhoven terecht, mede om de landsgrenzen te bewaken – Nederland moest neutraal blijven! De kerkenraad en vooral de predikant stelden alles in het werk om ‘de zonen van andere kerken, die ver van huis zooveel leiding en zooveel liefde noodig hadden’, op te vangen. Velen van hen vierden er avondmaal, legden belijdenis van het geloof af en ontvingen ambtelijk bezoek.

Ds. Jansen legt het ambt neer (1919).

Ds. Both nam op 13 augustus 1916 afscheid van de kerk van Eindhoven en vertrok naar het Groningse Spijk. Hij werd bijna een jaar later opgevolgd door dr. H. Jansen (1885-1972) uit het Friese Witmarsum, die op 24 juni 1917 intrede deed. Tijdens zijn ambtsperiode liep het kerkbezoek terug: ‘De gemeente kon maar moeilijk aan zijn preken wennen’, want men merkte dat deze op gespannen voet stonden met de gereformeerde belijdenis. In de kerkenraad deelde de predikant na verloop van tijd mee dat hij ‘op grond van zijn algemeen critische standpunt ten opzichte van de Heilige Schrift zich eerlijkheidshalve verplicht zag zijn ambt als predikant in de Gereformeerde Kerken neer te leggen’. Dat deed hij per 1 maart 1919. De gebeurtenis kreeg nogal wat aandacht in de landelijke kerkelijke pers, onder meer in het gereformeerd kerkelijk weekblad “De Heraut”.

Groei en uitbreiding.

Ds. K. Winkelman (1880-1940).

Na het vertrek van ds. Jansen werd het beroepingswerk ter hand genomen en kon al snel een beroep uitgebracht worden op ds. K. Winkelman (1880-1940) van het Friese Twijzel. Hij deed op 19 oktober 1919 intrede in de Oosterkerk. Al vóor de komst van ds. Winkelman groeide de kerk, maar vooral tíjdens zijn ambtsperiode zette de stijging van het ledental stevig door. Het was mede daardoor mogelijk geworden het kerkgebouw aan de Fazantlaan – zij het nog met fl. 20.000 schuld – in 1920 over te nemen van de kerk van ’s-Hertogenbosch. De ‘Deputaten voor de Evangelisatie’ trokken zich toen terug en de kerkenraad benoemde vervolgens een Commissie van Beheer, die de financiële zaken verder in verantwoording aan de kerkenraad zou behartigen. Een evangelisatiecommissie nam het ‘inwendige zendingswerk’ in de wijde omgeving van Eindhoven op zich, mede waardoor ‘velen uit andere kerkgenootschappen overkwamen’ en het ledental in 1922 naar de vijfhonderd, en een jaar later zelfs naar 600 deed stijgen. In die tijd vertrok ds. Winkelman naar Maastricht en nam op 4 maart 1923 afscheid. Een paar maanden later al kon de nieuwe predikant worden verwelkomd: ds. J.W. Esselink (1886-1969), die op 6 mei 1923 intrede deed.

Ds. J.W. Esselink (1886-1969).

Er was door de aanhoudende groei geen andere mogelijkheid dan de driehonderd zitplaatsen tellende kerk aan de Fazantlaan behoorlijk uit te breiden. In april 1925 werd het besluit daartoe genomen. Ongeveer een jaar later, in mei 1926, kon de vergrote kerk weer in gebruik genomen worden. Dit gebeurde in een kerkdienst die onder leiding stond van ds. Esselink.

“Daarmee was ’t tijdstip bereikt, waarop de kerk niet meer tot de kleine kerken kon worden gerekend”. De kerkenraad telde inmiddels tien ouderlingen en vijf diakenen, wat overigens tot gevolg had dat de voorheen betrekkelijk kleine kerkenraad besloot in het vervolg als ouderlingen en diakenen apart te gaan vergaderen in ‘smalle’ en ‘brede’ kerkenraad, resp. zonder en met diakenen. De diakenen konden sindsdien in hun diaconievergaderingen hun diaconale arbeid zelfstandiger behandelen dan daarvóor het geval was.

De groei van de Gereformeerde Kerk was natuurlijk vooral te danken aan de opkomst en uitbreiding van de Philips-fabrieken in de Lichtstad. En de groei zette door: in 1927 telde de kerk van Eindhoven al 1.125 leden. In vijf jaar tijd was de omvang van de gemeente verdubbeld.

Ds. K. Sietsma (1896-1942).

In 1928 deed zich opnieuw een predikantswisseling voor: ds. Esselink had op 18 maart dat jaar afscheid genomen en vertrok naar de kerk van Doorn. Hij werd opgevolgd door ds. K. Sietsma (1896-1942) van Schoondijke, die op 9 september van hetzelfde jaar intrede deed. De uitbreiding van de kerk ging ondertussen ongeremd door: vlak voor zijn komst en in de eerste anderhalf jaar van zijn ambtsperiode ‘voltrok zich een omwenteling die van de toch al flinke kerk van Eindhoven een grotere stadskerk maakte. Bedroeg het aantal leden in de zomer van 1928 ongeveer 1.250, toen anderhalf jaar daarna de tijd onherroepelijk afgesloten werd, waarin één predikant Eindhoven dienen zou, was het getal tot 2.500 gestegen’.

De tweede predikant (1930).

Ds. A.J. Fanoy (1894-1968) bezette als eerste de tweede predikantsplaats in gereformeerd Eindhoven.

De sterke groei had allerlei gevolgen: al in oktober 1928, enkele maanden na het vertrek van ds. Esselink, besloot de kerkenraad in het vervolg, in plaats van twee, drie zondagse kerkdiensten te houden. Een half jaar later, in mei 1929 zelfs vier. De predikant preekte aanvankelijk drie keer per zondag, maar in februari 1929, stemde emeritus-predikant J. Jansen (1878-1951) toe in het verrichten van hulpdiensten. Ook hij preekte tweemaal per zondag. Dit was de aanloop naar de instelling van de tweede predikantsplaats. Ds. A.J. Fanoy (1894-1968) van het Friese Ferwerd deed op 14 maart 1930 als tweede predikant van Eindhoven intrede, naast collega Sietsma. Ds. Fanoy  zou de kerk gedurende dertig jaar dienen, tot hij in 1960 met emeritaat ging.

De tweede kerk (1929).

De Westerkerk in de Koenraadlaan te Eindhoven. De kerk werd in 1953 vervangen door de ‘Nieuwe Westerkerk’ aan de Venstraat (die later Maranathakerk genoemd werd).

Een ander gevolg van de sterke groei van de kerk waren de steeds langer durende kerkenraadsvergaderingen. Men moest van alles regelen om te zorgen dat de grote en nog steeds uitbreidende gemeente in goede banen geleid werd. Ook werd veel gesproken over de vraag of er ook een tweede kerkgebouw moest komen. Men durfde de bouw van een splinternieuwe stenen kerk vooralsnog niet aan en besloot daarom tot de bouw ‘van een houten kerk van ruimen omvang en van zoo soliede constructie, dat deze een behoorlijk aantal jaren zou kunnen dienen’. Omdat men niet wist hoe de stadsuitbreiding er in de toekomst uit zou zien – én omdat men rekening hield met een eventuele terugloop van het ledental op termijn – wilde men de mogelijkheid hebben de kerk te zijner tijd, indien nodig, te kunnen verplaatsen naar een ander stadsdeel. ‘Bij stilstand of achteruitgang [van het ledental] kon naar bevind van zaken gehandeld worden’.

De kerkenraad liet er geen gras over groeien en gaf opdracht met de bouw van de kerk aan de Bezemstraat te beginnen, gelegen op de Strijpse Heide, waar een nieuwe woonwijk uit de grond gestampt werd, het zgn. ‘Drentse dorp’. Deze ‘Westerkerk’ aan de Bezemstraat (later Koenraadlaan genoemd) met haar 750 zitplaatsen, een stuk groter dus dan de ‘Oosterkerk’, kon al op 25 september 1929 in gebruik genomen worden. ‘De kerk was van de aanvang af bijna gevuld’.

Het interieur van de vroegere Westerkerk te Eindhoven.

Tegelijk verdeelde de kerkenraad de kerk van Eindhoven in twee wijken, ieder met een eigen predikant, een eigen kerkgebouw en een eigen wijkraad met een behoorlijke zelfstandigheid. De algemene leiding bleef bij de ‘Algemene Kerkenraad’.

Een evangelisatiegebouw gesticht (1929).

Nog was het niet gedaan met de groei en de uitbreiding van de kerk, want de stad groeide door! Het aantal ouderlingen was in 1929 inmiddels veertien, breidde jaarlijks uit en kwam uiteindelijk op achtentwintig. ‘Er is een voorjaar geweest dat negentig jongere en oudere menschen belijdenis des geloofs aflegden’.

De kerkenraad beraadde zich daarom in die tijd al over de eventuele bouw van een derde kerk in de wijk Strijp. Maar ondertussen groeide ook de stadswijk Stratum stevig door, en daarom vond de kerkenraad het in 1929 zinvol in die wijk een stuk grond aan de Leenderweg te kopen om daar een evangelisatiegebouw neer te zetten. Het gebouw kreeg de naam ‘Elim’. Beneden kwam een kerkzaal, die indien nodig te zijner tijd makkelijk tot twee woningen kon worden omgebouwd, terwijl op de bovenverdieping meteen al twee woningen werden geprojecteerd.

Het evangelisatiegebouw Elim aan de Leenderweg.

Consolidatie en (tijdelijke) achteruitgang.

“Een ogenblik hield – [na de komst van de tweede predikant] – de groei nog aan, waarin de gemeente zich consolideerde, maar al vrij kort daarop volgde teruggang van het ledental en dus vermindering van de financiële draagkracht van de gemeente” (al is die – tijdelijke – teruggang op de onder dit artikel geplaatste grafiek niet te zien, omdat deze de ledentallen om de tien jaar weergeeft). Bij Philips deden de crisisjaren zich – na de ‘Beurskrach van 1929’ – duidelijk voelen. ‘Na het ontslag van de niet-Eindhovenaren, kwamen ook de hier wonende jongelui aan de beurt om te worden losgelaten. Meerdere tientallen van op kamers wonende jonge menschen verlieten ons, terwijl ook enkele gezinnen naar hun vroegere woonplaats of naar een andere stad of dorp verhuisden om daar werk te zoeken’. Ook het aantal gemeenteleden dat bleef, maar werkloos werd, groeide.

Door de vermindering van de financiële draagkracht en de pan uitrijzende prijzen raakten de kerkelijke financiën in zwaar weer, terwijl ook de diaconie veel meer werk te doen kreeg en steeds meer uitgaven had. Wel ervoeren kerkenraad en predikanten dat door de vermindering van het ledental – en vooral door de achteruitgang van het aantal jongere alleenstaanden – het pastoraal ‘bewerken’ van de gemeente eenvoudiger werd.

Het evangelisatiegebouw was aanvankelijk niet erg succesvol. Er waren de eerste jaren geen catechisaties, geen kerkdiensten en geen vergaderingen van verenigingen. ‘Er is heel wat te doen geweest over deze mislukking, ook in de kerkenraad’.

Maar vanaf 1938 ging het beter met het gebruik van het gebouw. Elke zondag was er een kerkdienst, tot 1945 zelfs wel twee. En ook de zondagsschool werd goed bezocht. Verder werd Elim vanaf 1934 gebruikt als christelijke kleuterschool. Toen in 1955 een vervangende kerk, de Petrakerk, gebouwd was, is Elim gesloten en verkocht. In de ‘slechte tijd’ was in 1932 trouwens al besloten dat het gebouw eventueel zou worden verkocht. Maar door de verbetering in de exploitatie van het gebouw gebeurde dat dus pas in 1955.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Eindhoven.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Eindhoven van 1916 tot 2006 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

A.J. Fanoy e.a., Gedenkboekje van de Gereformeerde Kerk te Eindhoven 1908-1933. [Eindhoven, 1933]

H.H. Kuyper, De Heraut voor de Gereformeerde Kerken in Nederland, 1919

M. Nieuwenhuizen, Niet weggooien… Kleine kroniek van protestants Eindhoven. Eindhoven, 1995

© 2018. GereformeerdeKerken.info