De Vrijmaking te Kampen – die plaatsvond op 19 augustus 1944 – zorgde voor een zeer drastische teruggang van het ledental der Gereformeerde Kerk aldaar. Vermeldde het kerkelijk Jaarboek van 1944 nog 5.331 gereformeerde leden, het eerstvolgende Jaarboek, dat van 1946, vermeldde nog een ledental van slechts 2.050. De statistieken van 1947 duidden er op dat de afkalving nog niet gestopt was: het ledental stond toen op 2.000. Gelukkig werd in 1948 weer een matige groei gemeld: toen waren er 2.148 gereformeerde leden. Volgens de ‘eigen’ cijfers waren in 1944/’45 dus in totaal zo’n 3.300 leden overgestapt naar de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt).
De gereformeerde Petruskerk te Vlissingen (1929-2001).
De Afscheiding.
In mei 1852 werd onder leiding van ds. C. van den Oever (1802-1877) de Gereformeerde Gemeente onder het Kruis te Vlissingen geïnstitueerd. De gemeente behoorde aanvankelijk tot de groep Afgescheiden gemeenten die in de jaren van de vervolgingen door de overheid geen vrijheid van godsdienst hadden aangevraagd. Deze zogenaamde Gereformeerde Kerken onder het Kruis [van de vervolgingen] hadden hun eigen kerkelijke vergaderingen en stonden los van de Afgescheiden mainstream, die zich Christelijke Afgescheidene (Gereformeerde) Gemeenten noemden en destijds bij de overheid wél vrijheid hadden aangevraagd. De eerste predikant van de Kruisgemeente te Vlissingen was ds. J. Holster (1826-1905). De gemeente ging kerken in een verbouwd pakhuis in de Palingstraat.
De Christelijke Afgescheidene Gemeente van Bunschoten-Spakenburg werd 26 juni 1836 geïnstitueerd onder leiding van ds. H.J. Budding (1810-1870). Al eind december 1835 hadden twee hervormde gemeenteleden (van 41 en 57 jaar) met hun kerkelijke gemeente gebroken, aanvankelijk zonder hun echtgenotes. Dat was in Bunschoten-Spakenburg in feite het begin van de Afscheiding.
door ds. J.J.A. Ploos van Amstel, predikant te Reitsum.
Inleiding
Vier dagen voordat zijn eigen hervormde gemeente in het Friese Reitsum in 1886 onder zijn leiding in Doleantie zou gaan, zich afscheidde van de Nederlandsche Hervormde Kerk, sloot ds. J.J.A. Ploos van Amstel de kopie voor zijn vlugschrift af: De Amsterdamsche kwestie eenvoudig toegelicht.
De twee eerste gereformeerde kerkgebouwen in Amersfoort zijn niet meer in gebruik. De oudste, de Grachtkerk, werd in 1843 gebouwd aan de Langegracht, in het westen van het oude stadscentrum, en in 1984 buiten gebruik gesteld; het was oorspronkelijk dus de kerk van de Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Gemeente.
Het tweede kerkgebouw was de Zuidsingelkerk, waarvan op 15 mei 1914 de eerste steen gelegd werd. De kerk stond in het zuiden van het oude stadscentrum, direct aan de Zuidsingel, net buiten de stadsgracht. Deze kerk werd gesticht als Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) en werd in 1945 buiten gebruik gesteld.
De tekeningen in dit artikel zijn gemaakt door de kunstenaar Jan Wilmink, die een uit 1939 daterend boekje over beide kerkgebouwen illustreerde.
De Christelijke Afgescheidene Gemeente van Utrecht toegestaan door ‘Utrechtse Kerkorde‘.
Ds. H.P. Scholte (1805-1868) – zie voor bijzonderheden over hem het keuzemenu Afscheiding en Doleantie – was – vlak voor zijn emigratie naar Amerika – van 1837 tot 1847 predikant van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Utrecht. Scholte was de eerste predikant die bereid was afstand te doen van de naam ‘gereformeerd’ (een van de voorwaarden om erkend te worden als kerkelijke gemeente) en kreeg mede daarom in 1839 overheidserkenning voor zijn ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’. Dit kwam hem op veel kritiek te staan van de andere Afgescheidenen. In tegenstelling tot een groot deel van de Afgescheidenen streefde Scholte namelijk niet zozeer naar herstel van de oude Gereformeerde Kerk met de aloude Dordtse Kerk Orde (DKO), in 1619 vastgesteld door de Synode van Dordrecht, maar naar een van de staat onafhankelijke zuivere kerk. Desondanks besloot uiteindelijk het grootste deel van de Afgescheidenen om ook de ‘vrijheid’ aan te vragen. Zo ontstond de Christelijke Afgescheidene (Gereformeerde) Kerk, die vanaf 1836 ook in landelijke synodes bijeen kwam. Degenen die tegen het aanvragen van de ‘vrijheid’ waren vormden de zogenaamde Kruisgemeenten en bleven op zichzelf staan met hun eigen kerkelijke vergaderingen.
Al ver voor ds. Hendrik de Cock afscheid nam van de hervormde kerk (in oktober 1834) was het ook in vele andere hervormde gemeenten onrustig. Onvrede over de kerkelijke koers stak op veel plaatsen de kop op. Vandaar dat de Algemeene Synode van de hervormde kerk op 16 juli 1834 een schrijven stuurde ‘aan alle leeraren en kerkenraden benevens alle verdere besturen der Nederlandsche Hervormde Kerk’. Daarin werden ‘alle predikanten, en inzonderheid de jongeren onder hen, opgewekt zich te onthouden van alles wat de zuiverheid van hun belijdenis en evangelieprediking enigszins in verdenking zoude kunnen brengen’. De rust in de gemeenten moest hersteld worden.
De Christelijke Afgescheidene Gemeente van ‘Dragten’ in de Friese gemeente Smallingerland werd geïnstitueerd op 14 juni 1844 in een schuur aan de Noorderdwarsvaart, in het toenmalig uiterste oosten van het dorp. Haar eerste predikant was ds. Jakop Geerts Huiskes (1798-1848), die vanaf 1845 tot zijn overlijden de gemeente gedurende drie jaar diende. Tot de komst van Huiskes gingen predikanten uit de omgeving voor, maar vaak heeft ‘professor’ Tamme Foppes de Haan het Woord gebracht.
In de vroege Gereformeerde Kerken hebben ouderlingen soms een belangrijke rol gespeeld. Een van hen is Jitze Wiebes de Boer (1833-1907) wiens leven in dienst van de Christelijke Afgescheiden en later van de Gereformeerde Kerk stond. Over hem verscheen in het jaar van zijn overlijden (1907) een levensbericht, geschreven door zijn zoon A. de Boer te Grijpskerk.
Geboren te Kampen op 19 november 1851, gereformeerd predikant te Landsmeer 1874, Terneuzen 1881, Heerenveen 1888, Groningen A 1893, overleden te Groningen op 28 mei 1910.