Gereformeerde Kerk Nijega-Opeinde-De Tike 125 jaar

Inleiding.

De Christelijke Gereformeerde Gemeente van Opeinde-Nijega (vlak boven Drachten) werd op 13 maart 1891 geïnstitueerd door ds. F. ten Hoor (1857-1908) van de nabijgelegen kerk te Rottevalle. Vanaf 17 juni 1892 veranderde de naam van de gemeente in ‘Gereformeerde Kerk’.

Kaart van de gemeente Smallingerland.
Oude kaart van de gemeente Smallingerland.

Dat kwam omdat op die dag de landelijke vereniging plaatsvond tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk (uit de Afscheiding van 1834 onder leiding van ds. H. de Cock) en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende), die in 1886 ontstaan waren onder leiding van dr. A. Kuyper.

In dit artikel gaan we niet de hele geschiedenis van de Kerk van Nijega-Opeinde-De Tike behandelen, maar bekijken we vooral de ontstaansgeschiedenis en enkele belangrijke gebeurtenissen daarna.

De moedergemeente te Oudega.

De Christelijke Gereformeerde Gemeente van Opeinde-Nijega ontstond in 1891 uit de moedergemeente te Oudega in de Friese gemeente Smallingerland. De Christelijke Afgescheidene Gemeente van Oudega werd oorspronkelijk op 11 februari 1836 geïnstitueerd. De Afscheiding vond in Oudega en ook in de omliggende dorpen Nijega en Opeinde namelijk al direct een vruchtbare voedingsbodem. Vanaf de hervormde kansels werd de gereformeerde leer afgewezen. Dat resulteerde erin dat gemeenteleden uit de hervormde kerk wegbleven en in de huizen of in een boerenschuur eigen diensten hielden (conventikels). Ds. Simon van Velzen (1809-1896) was in de begintijd van de Afscheiding enige tijd de enige Afgescheiden predikant in Friesland. Als zodanig preekte hij op 11 februari 1836 in de boerenschuur van Jan Arjens Mulder te Oudega, waar hij tevens een ouderling en een diaken in hun ambt bevestigde. Daarmee was de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Oudega een feit.

Het Afgescheiden kerkje te Oudega, aan de Achterwei. In 1909 werd het verkocht aan de Chr. Geref. Gemeente te Drachten en steen voor steen afgebroken en vervoerd naar de nieuwe standplaats aan de Noorderdwarsvaart in Drachten. In Oudega werd namelijk een nieuwe kerk in gebruik genomen.
Het Afgescheiden kerkje te Oudega, aan de Achterwei. In 1909 werd het verkocht aan de Chr. Geref. Gemeente te Drachten en steen voor steen afgebroken en vervoerd naar de nieuwe standplaats aan de Noorderdwarsvaart in Drachten. In Oudega werd namelijk een nieuwe gereformeerde kerk in gebruik genomen.

Problemen in Oudega…

In Oudega ging toen ‘oefenaar’ Marten Jans van Houten (1801-1879) nogal eens voor. Zowel in Oudega als in Opeinde en Nijega werden geregeld ‘onwettige samenkomsten’ gehouden: diensten waar meer dan twintig personen aanwezig waren. De overheid trad tegen overtreding van die oude Napoleontische wet op en deelde boetes uit, omdat meerdere malen in de drie dorpen samenkomsten gehouden werden waar veel meer dan twintig (soms zelfs meer dan honderdvijftig!) personen aanwezig waren.
De gemeente te Oudega werd echter ook intern al gauw verscheurd door twist, tweedracht en ‘lauwheid’, waarvan ook oefenaar Van Houten niet kan worden vrijgepleit. Om een lang verhaal kort te maken: de gemeente van Oudega ging in 1840 zo goed als ten onder.

Opnieuw geïnstitueerd (1841).

Op 11 januari 1841 werd de snevende gemeente opnieuw geïnstitueerd door ds. Tamme Foppes de Haan (1791-1868), die toen in Birdaard woonde en beschouwd werd als ‘de‘ Afgescheiden predikant van Friesland (want Van Velzen was inmiddels naar Amsterdam vertrokken). In 1841 kreeg de gemeente ook haar eerste predikant, ds. Th. de With (1814-1868), die op 27 juni intrede deed in het nieuwe kerkje aan de Achterwei. Nog diezelfde maand kreeg de kerkenraad de officiële toestemming van koning Willem II om in Oudega de Christelijke Afgescheidene Gemeente te stichten. Om de kosten van de kerkbouw te kunnen betalen werd fl. 600 geleend van een winkelierster in Heerenveen, met als onderpand bezit en landerijen van ouderling Mindert O. Deelstra, één van de stuwende krachten van de gemeente.

Na ds. De With werd de gemeente kortere of langere tijd gediend door ds. J.G. Huiskes (1798-1848), ds. H.H. Knol (1790-1865), ds. H.J. van Goor (1822-1867), die de kerkelijke administratie op orde bracht, ds. R. Duiker (1825-1917), die als eerste de nieuwe pastorie bewoonde, daarna nogmaals ds. H.J. van Goor (die de collecte voor de armen afschafte, en regelde dat de gemeenteleden jaarlijks een vast bedrag voor de diakonie afdroegen, maar die ‘door zijn autoritaire optreden’ ook veel weerstand wekte), ds. J.J. Kooiker (1814-1865), die in 1865 in Oudega in het harnas stierf, ds. P.D. Vlieg (1829-1898), die de jongelingsvereniging oprichtte, veel deed voor de oprichting van een christelijke school en de stuwende kracht was achter de verbetering van het kerkgebouw aan de Achterwei ; na hem kwamen ds. J.K. van Goor (1840-1903) en kandidaat J. Vonk (1851-1933).

Ds. P.D. Vlieg (1829-1898).
Ds. P.D. Vlieg (1829-1898).

‘Kerkje spelen’ in De Tike.

Tijdens de ambtsperiode van ds. Vonk ontstonden de eerste moeilijkheden met de gemeenteleden in het dorpje De Tike, dat (net als Opeinde en Nijega) tot de kerk van Oudega behoorde. De kerkenraad vond het tijd worden de evangelisatiearbeid ter hand te nemen en besloot een lokaal te plaatsen dat centraal lag voor de dorpen Nijega, Opeinde en De Tike. Maar de gemeenteleden in De Tike waren het daarmee niet eens: ze wilden een lokaal in hun eigen dorp; daarvoor was de helft van het benodigde geld al bijeengebracht. De kerkenraad ging er uiteindelijk maar in mee. Het evangelisatiegebouwtje (in de notulen van de classis Drachten wordt het ‘een sierlijk kerkje’ genoemd) werd op 9 april 1879 in gebruik genomen. Maar na enige tijd – zo heet het in het boekje ‘Ter herinnering (…)’ – gaan ze zelf kerkje spelen: ze gaan preeklezen en laten zelfs – zonder toestemming van de kerkenraad – rechtzinnige hervormde predikanten in het gebouwtje voorgaan’. Na een hoop gesteggel achtte de kerkenraad ‘het in de gegeven omstandigheden het beste de teugels te laten gaan; de toekomst moet leren wat er van de evangelisatie op De Tike terecht komt’. De kerkenraad beschouwde De Tike ‘als een hollend paard dat zich aan geen teugels meer stoort’.

Het 'sierlijke kerkje' in De Tike.
Het ‘sierlijke kerkje’ in De Tike, op ‘Reliwiki’ ten onrechte ‘hervormd’ genoemd (foto: Reliwiki).

Na het vertrek van ds. Vonk kwam in 1883 ds. W.B. Renkema (1860-1919) naar Oudega, die in 1887 werd opgevolgd door ds. J.W. Draijer (1851-1894), die in 1887 uit Coevorden overkwam.

Voorbereiding van de kerkinstituering te Opeinde-Nijega.

Het aantal christelijke gereformeerden was ook in Nijega en Opeinde ondertussen substantieel gegroeid (al in 1850 woonden in die dorpen respectievelijk 49 en 163 kerkleden). De kerkenraad vond het daarom tijd worden om in Nijega en Opeinde te catechiseren, zondagsschool en evangelisatiediensten te houden (er was al een evangelisatiecommissie ingesteld), maar het ontbrak aan een geschikte vergaderruimte, ook voor de bijeenkomsten van de kerkelijke verenigingen. Toen kwam in 1888 het plan om een arbeidershuisje te kopen, gunstig gelegen tussen Nijega en Opeinde. Ds. Draijer en ouderling Kuperus gingen de eigenares van het huisje de prijs vragen: fl. 1.750.

De kerkenraad vroeg vervolgens de Nijegaaster en Opeinder gemeenteleden wat ze zélf konden opbrengen. Een commissie bracht vervolgens fl. 700 bijeen, maar een deel van de kerkenraad vond de nog benodigde fl. 1.000 teveel voor de kerk van Oudega en weigerde medewerking. Toen kochten de gemeenteleden in Opeinde en Nijega in april 1889 zélf ‘een huis en schuur met erf en grond’ van de weduwe Hielkje Hoekstra, die daarvoor fl. 1.200 vroeg. De kerk van Oudega, zo werd impliciet in het koopcontract vastgelegd, had geen zeggenschap over die goederen. Zelfs werd daarin gesproken van ‘de leden der Christelijke Gereformeerde Gemeente van Opeinde en Nijega’, een ‘gemeente’ die immers in feite nog niet eens bestond; maar men vóelde zich duidelijk wél zo!

Aan ds. Draijer komt de eer toe zich tussen de bedrijven door en ondanks de tegenstand bij sommige kerkenraadsleden, er voor te hebben ingespannen om tot zelfstandigheid van de gemeente van Opeinde-Nijega te komen. Hoe dan ook, de kerkenraad van Oudega besloot toen de broeders in Opeinde en Nijega ‘volkomen vrijheid’ te geven om in hun lokaal op zondagavond sprekers te laten komen uit omliggende plaatsen, zoals uit Drachten, Rottevalle en Oudega. De woonkamer van het huis was intussen verbouwd tot vergaderzaal annex kerkruimte en allerlei kerkelijke activiteiten werden er vanaf die tijd gehouden, zoals vergaderingen van verenigingen, zondagsschool en catechisatie. Al snel bleek dat het gebouwtje de toestroom van belangstellenden niet aankon! Niet alleen gemeenteleden (en anderen) uit Opeinde en Nijega, maar ook gemeenteleden uit het weerspannige De Tike kwamen er! Een door de evangelisatiecommissie gehouden enquête maakte zelfs duidelijk dat ‘dat 400 personen die nú nog lid zijn van de kerk te Oudega zich opgeven [als lid van een zelfstandige kerk in Opeinde-Nijega] en 100 personen die níet tot de gemeente behoren’.

Maar als een kerk geïnstitueerd werd, moest er ook een kerkgebouw zijn (het verbouwde huis barstte inmiddels uit de voegen). Opnieuw werden de meningen gepeild, nu met de vraag hoeveel men wilde bijdragen voor de kerkbouw. Een weduwe legateerde fl. 400 en in totaal werd fl. 1.500 voor dat doel toegezegd. Geen wonder dat in juni 1890 besloten werd definitief te gaan werken in de richting van de instituering van de zelfstandige Christelijke Gereformeerde Gemeente van Opeinde-Nijega, ook al ‘smartte het de kerkenraad van Oudega zeer’. Men moet daarbij wel bedenken dat het vertrek van zoveel leden óók voor de moederkerk Oudega vérstrekkende gevolgen had: aanmerkelijk minder inkomsten om de eigen kerk van Oudega overeind te houden!

Ds. J.W. Draijer (1851-1894).
Ds. J.W. Draijer (1851-1894).

Ds. Draijer vertrekt (1891).

De haast van Opeinde-Nijega om te komen tot een eigen zelfstandige gemeente had ook te maken met het vertrek van Oudega’s predikant, ds. Draijer. Deze had zich altijd sympathiek en meewerkend opgesteld ten aanzien van de zelfstandig wording van de kerk van Opeinde-Nijega. Ook had hij aan de kerkenraad voorgesteld hem te laten voorgaan in diensten in het lokaal van het weerspannige De Tike, zodat de verhoudingen tussen Oudega en De Tike konden worden genormaliseerd. Maar de kerkenraad had daarvoor geen toestemming gegeven. En nu had ds. Draijer in januari 1891 een beroep van de kerk van Suawoude aangenomen, en hij zou daar al op 1 februari intrede doen. Ds. Draijer was hun plannen gunstig gezind geweest, maar zou zijn opvolger diezelfde houding aannemen?

Naar de classis (1891).

Daarom vroegen de broeders uit Nijega en Opeinde de kerkenraad het plan tot instituering van de kerk van Opeinde-Nijega zo spoedig mogelijk op de eerstvolgende classis te brengen; de classis moest immers toestemming geven! En dat was al lastig genoeg. Br. M. Westenbrink – lid van de evangelisatievereniging van Opeinde-Nijega – hield in de classis van 10 februari 1891 een pleitrede die belangrijk genoeg is om hier volledig weer te geven:

“Art. 11 – Hierna komen in de vergadering M. Westerbrink, T. de Jong, T. Leistra en J. Wagenaar, leden van de commissie tot evangelisatie Opeinde-Nijega [ON]. De praeses verzoekt hun nader hunne zaak toe te lichten. Br. W. ontvangt het woord, die, na uitgesproken te hebben dat men ten doel heeft te Oudega-Nijega [ON] eene gemeente te stichten, het volgende historisch overzicht geeft. Bij de stichting der gemeente Oudega is de belofte der ouden gegeven dat, indien later te ON iets gedaan kon worden tot uitbreiding van Gods Koninkrijk, Oudega daarin de behulpzame hand zou bieden. Die belofte heeft ook geleefd onder de vroegere predikanten der gemeente Oudega. Sedert jaren reeds heeft men beproefd iets in genoemde dorpen aan te vangen, maar in den regel leden de pogingen schipbreuk. Het ontbrak aan eene geschikte lokaliteit. Wel riep men nu en dan eene zondagsschool in het leven, maar slechts telkens voor een korten tijd. Intusschen wiesde de gemeente van Oudega en werd groot, maar scheen hare roeping niet recht te verstaan in het behartigen van het werk der Inwendige Zending. Niettegenstaande dit hield men aan: een jongelingsvereniging werd te Nijega opgericht, die nog bestaat, ofschoon het haar aan eene geschikte vergaderplaats ontbrak. Twee jaar geleden beproefde men aldaar eene zondagsschool op te richten, maar stuitte weder op het oude bezwaar”.

Ds. Sybesma () op de preekstoel in het kerkje aan de Achterwei in Oudega (foto: 'Ter herinnering aam de verbouw').
Ds. G. Sybesma (1847-1930) op de preekstoel in het kerkje aan de Achterwei in Oudega (foto: ‘Ter herinnering aan de verbouw’).

“Doch wat gebeurde? In Oudega werd het plan gevormd en eene commissie benoemd om, indien mogelijk een huis te kopen te Nijega, waarin men catechisatie, zondagsschool en jongelingsvereniging etc. zou kunnen houden. Ds. Draijer en ouderling Cuperus werden afgevaardigd om met vrouw Wijmenga over een huis te spreken. Men slaagde. Nu werd aan ON gevraagd wat men aldaar voor deze zaak over had. Een commissie werd gevormd die een lijst ter inschrijving aanbood, waarop door ON voor een bedrag van ong. fl. 800 werd ingeschreven in de verwachting dat ook de kerkeraad de zaak financieel zou steunen. Dit gebeurde echter niet, waarin men te ON zag een zich onttrekken van de kerkeraad. Toen nu het huis gekocht werd en de kerkeraad zich onttrok, werd het geschreven op naam der commissie. Zoo was er dan nu een geschikte plaats waarin men kon onderwijzen”.

“Kort daarop werd de vraag tot den kerkeraad gericht, of er in dat huis ook iets verricht zou kunnen worden in het belang van het volk, dat des zondags een uur ver te Oudega moest kerken. Besloten werd, dat er des zondagsavonds door de predikanten van Oudega, Drachten en Rottevalle gepredikt mocht worden. Een reglement voor die evangelisatiearbeid werd ontworpen, dat echter later is opgeheven, bij welke gelegenheid aan de commissie volledige vrijheid is verleend te mogen laten optreden wie zij wilden. De opkomst was flink. Meer en meer echter sprak de volksgeest zich uit voor eene gemeente, in zonderheid na het vertrek van ds. Draijer. Ook overleed vrouw Wijmenga, die een legaat, groot fl. 500 had besproken, onder voorwaarde dat te ON een kerk zou worden gebouwd. Nog te meer sprak nu het volk zich uit, en thans is het de leus: ‘Wij willen gemeente worden!’ De commissie heeft het volk bezocht, met deze uitslag dat plm. 500 zielen, waaronder ongeveer 400 leden, doopleden en kinderen der gemeente, zich verklaard hebben voor gemeentestichting terwijl bij een tweede bezoek fl. 1.500 is ingeteekend voor de bouw van eene kerk met pastorie”.

De instituering (1891).

De classis stelde allerlei vragen en vond dat eerst de vrede tussen de broeders van Oudega en Nijega-Opeinde bewerkstelligd diende te worden. Om een lang verhaal kort te maken: de instituering van de gemeente van Opeinde-Nijega kwam rap naderbij. Een maand na het vertrek van ds. Draijer naar Suawoude (op 1 februari 1891), werd de gemeente in Opeinde-Nijega geïnstitueerd, namelijk op 13 maart 1891. In verband met de landelijke Vereniging tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, die op 17 juni 1892 plaatsvond, werd de ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ van Opeinde-Nijega vanaf die dag ‘Gereformeerde Kerk te Opeinde-Nijega’ genoemd.

Kerkbouw (1891).

Meteen op de eerste kerkenraadsvergadering werd besloten tot kerkbouw. Het evangelisatiegebouwtje was te klein en een van de gevolgen daarvan was dat mensen uit De Tike wegbleven en in hun eigen evangelisatielokaal ‘Ora et Labora’ kerkten. En dat ook nog een evangelisatie die los stond van de Christelijke Gereformeerde Kerk! Dát vond de kerkenraad van Opeinde-Nijega niet wenselijk. Daarom werd door architect Duursma een tekening gemaakt voor een kerk en een pastorie op de grond van de weduwe Wijmenga te Opeinde. Een firma uit Leeuwarden zou een en ander voor fl. 5.850 bouwen. Om in de tussentijd aan het ruimtegebrek in het evangelisatiegebouwtje een eind te maken, werd van gemeentelid Bokke v.d. Burg een boerenschuur aan de huidige Commissieweg (nu nummer 168) aangeboden waar men kerkdiensten kon houden tot de nieuwe kerk klaar was. Ergens in het begin van juni 1891 werd de eerste steen gelegd. De bouw vorderde voorspoedig. Onbekend is echter wanneer de kerk precies in gebruik genomen werd. We vermoeden ongeveer tegelijk met de komst van de eerste predikant, in november 1891.

Ds. T. de Jager (1864-1895).
Ds. T. de Jager (1864-1895).

De eerste predikant (1891).

Want behalve een eigen geïnstitueerde kerk en een nieuw kerkgebouw moest er natuurlijk ook een predikant komen: de Gereformeerde Kerk van Opeinde-Nijega telde in die tijd al ongeveer vierhonderd leden; werk zat dus. Kandidaat Tijmon de Jager (1864-1895) uit Landsmeer – maar geboren in Sneek – nam het op hem uitgebrachte beroep aan en deed op 29 november 1891 intrede. Tijdens zijn predikantschap ontstond verschil van mening over de vraag of kinderen van doopleden gedoopt mochten worden. Ds. De Jager vond dat ‘niet naar Gods Woord’. Ook kwam tijdens zijn ambtsperiode natuurlijk de verhouding tot De Tike ter sprake. Het werd echter duidelijk dat die evangelisatie deel uitmaakte ‘van de door de koning erkende, rechtspersoonlijkheid genietende, Confessionele Vereniging’. De Confessionele Vereniging was (en is) weliswaar een rechtzinnige vereniging, maar binnen de Nederlandse Hervormde Kerk! De kerkenraad liet het een paar jaar op zijn beloop, maar uiteindelijk werd met het er over eens de evangelisatievereniging op te heffen. Daaruit werd op 3 januari 1897 de Gereformeerde Kerk te Suameer geïnstitueerd. Toch bleef ook een gedeelte van de mensen uit De Tike in Opeinde-Nijega naar de kerk komen. De evangelisatievereniging in De Tike bleef (maar nu op gereformeerde leest geschoeid) haar werkzaamheden voortzetten: er was in die omgeving immers buitenkerkelijkheid in overvloed.

In 1895 werd ds. C.J. Bos (1866-1955) predikant van de kerk van Opeinde-Nijega. Ook hij vond het van belang dat ouders die hun kind ten doop wilden houden zélf belijdenis gedaan hadden. Tijdens zijn predikantschap werd gewerkt aan de oprichting van een christelijke school. Hij vertrok in 1899 en werd het jaar daarna opgevolgd door ds. S. Idema (1875-1946). Hij was de drijvende kracht achter het tot stand komen van de christelijke school, waarvoor meerdere van zijn voorgangers zich overigens ook al ingespannen hadden.

In de nieuwe kerk (1912).

In 1907 kwam ds. G.J. Wissink (1875-1939) naar Opeinde-Nijega. Het ledental van de kerk was inmiddels gegroeid tot 550 zielen en het kerkgebouw werd zo langzamerhand te klein om alle kerkgangers een fatsoenlijke plaats te geven. Hoewel een nieuwe kerk veel geld kostte besloot men daar uiteindelijk toch toe: ook omdat ds. Wissink tijdens een gemeentevergadering er in een gloedvol betoog op wees dat het ‘den eisch des Heeren’ was dat er voor alle leden evenveel plaats in de kerk behoorde te zijn, werden de fl. 5.767 kostende bouwplannen van architect Kijlstra op 2 juli 1912 goedgekeurd. Precies vier maanden later was de kerk klaar!
In 1932, het was tijdens de ambtsperiode van ds. J. Duiven (1890-1962), veranderde de naam van de kerk om onbekende redenen plotseling in ‘Nijega-Opeinde’. Nergens werd expliciet aangegeven waarom dat gebeurde, zodat het hier waarschijnlijk een verschrijving van de scriba betrof (of streefde hij de alfabetische volgorde na?). Géén verschrijving was in elk geval het besluit in 1938 – tijdens de ambtsperiode van ds. E.G. Buitenbos (1905-1966) – om in de kerk een extra galerij te laten bouwen en de opgang naar de bestaande gaanderij te verbeteren. Wel leverde het toewijzen van een aantal gezinsbanken irritaties op, maar dat ebde weer weg. Hoe dan ook, de kerk werd te klein: het ledental bleef groeien (er waren intussen al zo’n 780 leden). Het ‘hengelen’ met de collectezakken werd afgeschaft en men voerde de doorgeefzakjes in; dat ging makkelijker en sneller. En in De Tike, dat immers ook tot de kerk van Opeinde-Nijega behoorde, werden in het verenigingsgebouw ‘Ora en Labora’ nog steeds evangelisatiediensten gehouden.

De gereformeerde kerk van 1919 met pastorie te Opeinde.
De gereformeerde kerk van 1919 met pastorie te Opeinde.

De ledentallen van 1893 tot 1933.

Het ledental van de (toen nog) Gereformeerde Kerk Opeinde-Nijega groeide tussen 1893 en 1933 van ongeveer 400 tot ruim 770:

Jaar               Ledental

1893             408
1905             540
1913             625
1923             700
1933             772

50 jaar kerk (1941).

In 1941 werd het vijftigjarig bestaan van de kerk gevierd. Brieven van oud-predikanten werden voorgelezen met herinneringen en zegenwensen, en ds. Th. Boersma (1900-1983) van Oudega sprak hoogstpersoonlijk. Hij kwam onder meer terug op de houding van zijn kerkenraad ten aanzien van de zelfstandig wording van de kerk van Nijega-Opeinde, al weer lang geleden. Hij meende dat de achtergrond van dat alles ‘ongeloof en weinig geloof’ was geweest. Ook sprak hij zijn dankbaarheid uit dat de vrees, dat beide kerken – Oudega en Nijega-Opeinde – hulpbehoevende kerken zouden worden, níet bewaarheid was: ‘We zijn tot twee kernen geworden’.

De oorlog.

Ondanks het feit dat in de oorlog op veel gebieden schaarste heerste, zag men tóch kans de kerkelijke schuld van ruim fl. 7.000 in één keer af te lossen. Het geld zélf werd immers goedkoper. Om het goede voorbeeld te geven tekende de kerkenraad zelf voor fl. 770 en de gemeente zorgde voor de rest. In 1943 bleek dat het orgel vrijwel aan het eind van haar latijn was en dat eigenlijk een nieuw instrument nodig was. Gemeenteavonden om daarover besluiten te nemen konden door de oorlogssituatie echter vooralsnog niet gehouden worden, zodat voortgezet onderhoud het parool was. Vanuit Schiedam werden in 1942 tweeënvijftig kinderen gedurende de zomer bij ‘pleegouders’ in de kerkelijke gemeente ondergebracht. Maar anderzijds konden geen catechisaties meer gegeven worden (de brandstof was schaars), jonge jongens bleven weg uit de kerk in verband met mogelijke razzia’s door de Duitsers en in verband met de spertijd konden geen huisbezoeken gebracht worden.
Ds. Buitenbos was actief in het verzet – in Opeinde vaak in samenwerking met dokter Siebinga (aan wiens werk als ‘huisarts, verzetsheld en archeoloog’ in april 2009 in de kerk in Opeinde een expositie werd gewijd; veertig jaar daarvoor, in 1969, was hij bij een auto-ongeluk om het leven gekomen). Zo werden onder meer mede dankzij hun inzet voor joden en Engelse piloten onderduikadressen gevonden.

Eén van de gebeurtenissen die veel indruk maakten was de volgende: eind juli 1944 werden door een aantal Nederlandse landverraders de uitgangen van de kerk afgezet. Er was een kerkdienst aan de gang en ze waren van plan zoveel mogelijk gevangenen te maken en hadden zich bij de uitgangen van de kerk opgesteld. Hinke Boonstra had dat vanuit haar huis tegenover de kerk gezien, stak de straat over en kon via de deur van de buitenopgang naar de nieuwe galerij in de kerk komen zonder door de verraders te worden gezien. Ze riep door de kerk dat buiten de kerk landwachters stonden. Dominee liet de gemeente toen uit volle borst een aantal psalmen zingen terwijl de koster ondertussen de jongens in de gevaarlijke leeftijd naar de oude galerij bracht, die een dubbele vloer met een loze ruimte had. Twaalf jongens werden daar verstopt.

In 1919 werd het nieuwe orgel in de kerk in gebruik genomen (foto: ter herinnering aan de verbouw')..
In 1919 werd het nieuwe orgel in de kerk van Opeinde-Nijega in gebruik genomen (foto: ‘Ter herinnering aan de verbouw’).

Door met z’n allen na de dienst de kerk met zoveel mogelijk geduw en gedrang te verlaten, konden ook anderen aan de controles ontsnappen. Ook werd gezorgd dat geen fietsen bij de kerk achterbleven. Per ongeluk werd echter ook het karretje van een van de landwachters meegenomen; enkele buurtbewoners werden onder bedreiging gedwongen te helpen zoeken. De stalen rossen werden langs de weg teruggevonden. Gedurende de zoektocht naar de fietsen konden de jeugdige onderduikers onder leiding van de koster de kerk ongezien aan de achterkant verlaten!

Iets uit het kerkelijk leven na de oorlog.

Aanvankelijk leek het er op dat de Vrijmaking in Opeinde-Nijega geen voet aan de grond kon krijgen. UIteindelijk onttrokken zich toch zo’n vijftien gemeenteleden aan de kerk. Ds. Buitenbos nam in 1947 afscheid. Om de kerkelijke financiën wat op orde te brengen werd besloten vooralsnog niet te beroepen. Preeklezers en gastpredikanten uit de omgeving leidden de diensten in 1946 en 1947, toen ds. H. Hempel (1906-1971) op 27 juli 1947 door zijn voorganger ds. Buitenbos in het ambt bevestigd werd. Hij bleef tot 1971 aan de gemeente verbonden. Ds. Hempel wist een aantal van de kerk in Opeinde vervreemde gezinnen uit De Tike weer terug naar Opeinde te brengen.

De overgang naar het ritmisch zingen (op korte en lange noten) ging niet helemaal zonder problemen. Sommigen waren er op tegen en hielden het liever bij het zingen op lange noten; zo was het immers altijd gegaan. De overgang van de oude bijbelvertaling naar de Nieuwe Vertaling van 1951 werd twee jaar later ook in Nijega-Opeinde ingevoerd. Ook bijzonder was dat op Eerste Kerstdag van 1948 de eerste Fryske Tsjinst (een kerkdienst in de Friese taal) werd georganiseerd. Om in het vervolg – zoals voorgesteld werd – álle diensten ‘yn ‘e memmetaal’ te houden was echter teveel van het goede. Eén keer werd door ds. Hempel in die tijd een kerkenraadsvergadering geopend met het lezen van een stuk uit de Fryske Bibel.

In 1950 werden de vrouwelijke belijdende leden uitgenodigd in het vervolg ook de gemeenteavond bij te wonen en drie jaar later werd tijdens een gemeentevergadering over het kerkelijke vrouwenkiesrecht gesproken. In 1956 werd voor het eerst een middagdienst gehouden met bijzondere aandacht voor de jeugd. Ook werd enige tijd later een jeugdouderling benoemd; deze zorgde voor de eerste ’startdienst’ die voor en mede door de jeugd werd georganiseerd.

De ruimte wordt te beperkt.

Al in de tijd van ds. Buitenbos werd geconstateerd dat het orgel niet lang meer mee zou gaan. Vandaar dat in 1949 besloten werd het orgel te laten opknappen en aan te passen. Ook werd een windmotor aangebracht zodat een orgeltrapper niet meer nodig was.

De gereformeerde kerk te Oudega.
De oude gereformeerde kerk te Opeinde.

De kerkelijke gemeente van Nijega-Opeinde was trouwens in de jaren sinds de bouw van de kerk met zo’n 100 leden gegroeid. De kerk was weer te klein. Maar een plan om een nieuwe kerk te bouwen werd in 1951 om de hoge kosten afgewezen. Vandaar dat besloten werd de bestaande ruimten achter de kerk eerst maar eens doelmatiger in te richten. Een trap en de brandstofhokken werden verwijderd en er kwam een keukentje bij. Voor fl. 10.000 werd de vergaderruimte zo in ieder geval wat uitgebreid. Maar het bleek niet genoeg, zodat een leeg lokaal in de school tegenover de kerk voor allerlei bijeenkomsten gebruikt werd. Ook het interieur van de kerkruimte werd opgeknapt. De beperkte ruimte bleef echter. Vandaar dat in 1964 een nogal ingrijpende verbouwing plaatsvond: het vergadergebouw werd met drieënhalve meter verlengd, toiletten werden aangelegd, een podium gebouwd en een schuifwand geplaatst zodat eventueel een extra vergaderruimte kon worden gemaakt. Al die verbouwingen hadden echter ook een keerzijde: de financiën van de kerk stonden er niet zo goed voor. Vandaar dat de kerkenraad de inkomens van de gemeenteleden probeerde te schatten en aan de hand daarvan een bijdragetabel samenstelde. Bovendien ging een intekenlijst de gemeente door, wat ook fl. 10.000 opleverde.

Nog enkele bijzonderheden.

Tijdens de ambtsperiode van ds. Th. Kuiper (1914-1997), die van 1972 tot 1979 predikant van Nijega-Opeinde was, bleef het kerkbezoek groot: de kerkelijke gemeente groeide in die tijd met tegen de honderd leden. Besloten werd een nieuwe pastorie te bouwen; de oude was al afgebroken en ook in samenwerking met veel gemeenteleden werd een nieuwe predikantswoning gebouwd, ditmaal geheel los van de kerk. De kosten vielen echter bijna twee keer hoger uit dan verwacht. Een financiële actie en de regelmatig terugkerende kerkcollecten voor dat doel zorgden er voor dat de schulden in 1978 afbetaald waren.

Ook in De Tike waren nog steeds gemeenteleden op de kerk van Nijega-Opeinde betrokken, ook al was in 1897 uit de gereformeerde groep in dat dorp de Gereformeerde Kerk te Suameer ontstaan. Wat in 1952 nog werd afgewezen, werd daarom in 1975 goedgekeurd: de naamsverandering van de kerk tot ‘Gereformeerde Kerk Nijega-Opeinde-De Tike’.

De nieuwe kerk vlak na de oplevering
De nieuwe kerk in Opeinde vlak na de oplevering.

De ledentallen tussen 1933 en 1983.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk bewegen zich tussen 1933 en 1983 rond de 750. Na 1973 zet de groei weer enigszins in, zodat het ledental in 1983 op 877 staat:

Jaar               Ledental

1933             772
1943             786
1953             738
1963             775
1973             764
1983             877

Het kerkzegel sinds omstreeks 1975.
Het kerkzegel sinds omstreeks 1975.

Een nieuwe kerk (1978).

Een jaar eerder was op een gemeenteavond al gesproken over de vraag of er zo langzamerhand niet een nieuwe kerk moest komen of dat de bestaande kerk zou moeten worden verbouwd. Van de bijna vierhonderd verstuurde enquêteformulieren bleken ruim 360 ingevuld te zijn geretourneerd: een grote meerderheid van 190 ondervraagden was voor nieuwbouw, ook al waren er gemeenteleden die liever (al dan niet ingrijpend) wilden verbouwen, of alles bij het oude wilden laten. Er was al een zgn. ‘TON’- commissie gevormd (‘Tike-Opeinde-Nijega’) die tot doel had door het houden van allerlei acties fl. 100.000 als bouwfonds bij elkaar te krijgen. Ook werd hulp gevraagd van de gereformeerde Stichting Steun Kerkbouw (SSK) in de vorm van een bouwsubsidie. De commissie haalde ondertussen een grote ‘keet’ uit Diever en plaatste die op het kerkelijk terrein, teneinde van daaruit de benodigde gelden door middel van acties in te zamelen. Op 27 oktober 1974 kon dat forse bouwwerk in gebruik genomen worden; het kreeg de naam ‘Het Trefpunt’. In november 1976 was de eerste TON bij elkaar!

De nieuwe gereformeerde kerk te Opeinde.
De nieuwe gereformeerde kerk te Opeinde (foto: Reliwiki).

Op 2 maart 1977 werd tijdens een gemeentevergadering het definitieve kerkbouwplan gepresenteerd. De voorstellen logen er niet om: de totale nieuwbouw zou fl. 900.000 kosten; er was een startkapitaal van fl. 350.000 nodig; van elk gezin werd gemiddeld fl. 480 gevraagd. Ondanks de vele vragen en opmerkingen slaagde de daarna gehouden financiële actie uitstekend: vrijwel het hele verwachte bedrag van fl. 120.000 kwam binnen. De oude kerk zou worden afgebroken en tijdens de bouw van de nieuwe werden de kerkdiensten gehouden in ‘It Miensker’ in Oudega. De laatste dienst in de oude kerk werd op 19 februari 1978 gehouden. De week daarop werd met de afbraak begonnen en aan het eind van het jaar, op 22 december 1978, kon de nieuwe kerk in gebruik genomen worden. Vijfhonderd aanwezigen toonden hun belangstelling. Wel werd duidelijk dat van de overheid ‘te weinig medewerking’ was ondervonden: men had gehoopt een ruime parkeerplaats bij de kerk te kunnen aanleggen, ‘maar nu’ – zo merkte de voorzitter van de bouwcommissie op – ‘zijn we veroordeeld tot het parkeren van de auto’s langs de openbare weg’.

De ledentallen tussen 1983 en 2013.

Tussen 1983 en 1993 verandert het ledental nauwelijks. Maar daarna zet een daling in, die uiteindelijk in 2013 resulteert in een ledental van ongeveer 650.

Jaar               Ledental

1983             877
1993             880
2003             836
2013             650

In het Freisch Dagblad verscheen een artikel over het 100-jarig bestaan van de kerk, in 1991.
In het Friesch Dagblad verscheen een artikel over het 100-jarig bestaan van de kerk, in 1991.

Hoe dan ook, in dit mooie kerkgebouw kan de Gereformeerde Kerk van Nijega-Opeinde-De Tike het 125-jarig bestaan op 13 maart 2016 op waardige wijze herdenken.

Het interieur van de gereformeerde kerk te Oudega (foto: Reliwiki).
Het interieur van de gereformeerde kerk te Opeinde (foto: Reliwiki).

Bronnen en literatuur:

J. Bijlsma, Honderd jaar Gereformeerde Kerk Nijega-Opeinde-De Tike (1891-1991). Opeinde, g.j. [1981]

N.N.,Ter herinnering aan de verbouw van de Gereformeerde Kerk te Oudega (Sm.), Anno 1981. Oudega, 1981

Notulen classis Drachten, Tresoar, Leeuwarden

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Friesland, dl. 2, p. 64-90. Groningen, 1981