Het provinciale gereformeerde evangelisatiewerk te Havelterberg (Dr.)

Inleiding.

De Gereformeerde Kerk te Nijeveen werd op 26 februari 1836 geïnstitueerd. Het eerste bericht over het evangelisatiewerk door de Kerk te Nijeveen komen we tegen in 1900, dat handelt over een ‘gemeentelijke samenkomst’ in de kerk aldaar.

Deze bijeenkomst werd op 8 november 1900 gehouden in aanwezigheid van de provinciale Deputaten voor Evangelisatie, die op die dag in Meppel vergaderden. Na de vergadering ‘wandelden de deputaten naar Nijeveen om uitvoering te geven aan het besluit van de vorige vergadering. De gemeentelijke samenkomst [in Nijeveen] was om half zeven en vóór dit verstreken was, waren wij aanwezig. Vele hoorders waren in het kerkgebouw present. Eerst trad ds. G. van Halsema (1856-1940) [pastor loci] op en sprak een kort inleidingswoord. Hierop sprak [deputaat] ds. W.W. Smitt (1869-1935) [van Assen] een bezielend woord naar aanleiding van de gelijkenis over de verloren penning. Vervolgens deelde [deputaat] ds. R. Huls (1840-1910) [van Nieuw-Amsterdam] ons een en ander mee over de wordingsgeschiedenis der Inwendige Zending te Drenthe. Eindelijk sprak ds. H.A. Dijkstra (1856-1941) [van Diever] een slotwoord en eindigde dit samenzijn met dankzegging’.

Deze ‘gemeentelijke samenkomsten’ werden door de provinciale deputaten regelmatig georganiseerd. De bedoeling was vooral interesse te wekken voor het evangelisatiewerk dat enkele jaren eerder door de Drentse provinciale synode begonnen was. Ook de Kerk van Nijeveen was in 1898 begonnen met het verrichten van evangelisatiewerk, en wel in Havelterberg (gelegen in het grensgebied van Drenthe met de kop van Overijssel, ten noorden van Meppel en ten oosten van Steenwijk). Dit gebied was door colporteur J. de Braal in september 1898 gedurende zijn drie maanden durende verkenningstocht door Drenthe aangewezen als een gebied dat ‘wel gelegenheid bood tot geregelde bewerking’. Hij had daar al tijdens zijn eerste bezoek zieken bezocht en hen troostend, en (met het oog op de eeuwigheid) vermanend toegesproken.

De opude gereformeerde kerk te Nijeveen, waarvan het evangelisatiewerk in Havelterberg uitging.
De oude gereformeerde kerk te Nijeveen, waarvan het evangelisatiewerk in Havelterberg uitging.

We lezen daarna over het werk van de Kerk te Nijeveen (althans in het archief van de particuliere synode) niets meer, behalve de mededeling in 1977 dat aldaar nauwelijks sprake was van evangelisatiewerk. De reden was eenvoudig: ‘Vrijwel alles is óf gereformeerd óf hervormd. De Gereformeerde Kerk alléen kan daardoor weinig doen. Het bezwaar van hervormde zijde om samen iets te doen was, dat ook de hervormde randleden, die men dan zou willen bereiken, in feite al leden van de hervormde kerk zijn’. Alleen rond de Kerst was er ‘een middag voor bejaarden, vooral gericht op de randleden en een enkele buitenkerkelijke. Zij komen dan ook. Verder is er nog enige verspreiding van de Elisabeth Bode op honderd tot honderdvijftig adressen. Daardoor zijn echter geen contacten ontstaan’, zo werd meegedeeld. En dat was tenslotte het doel van de lectuurverspreiding.

Havelterberg.

Ds. H.A. Dijkstra van Diever zou ds. H.A. Dijkstra van Diever niet zijn als hij ook over Havelterberg niet een historisch verhaal in zijn pen bewaarde; in het Jaarverslag over 1903 vertelt hij onder meer het volgende: ‘Het tegenwoordige Havelterberg droeg vroeger den naam van Bisschopsberg. Hierop stond eene kapel waarin de Utrechtsche bisschoppen, zouden zij als heer van Drenthe erkend worden, de landsrechten moesten bezweren. Het gezag der bisschoppen over Drenthe is sinds eeuwen verdwenen en de inhuldigingskapel verwoest, zoodat men de plaats niet meer kan aanwijzen, waar zij eens gestaan heeft. Sinds 1536 is de wereldlijke macht over Drenthe den bisschoppen ontnomen, waarmede de Havelterberg, als plaats van de bisschoppelijke inhuldiging als heer van Drenthe, hare beteekenis verloor. Laten de Gereformeerde Kerken nu op de puinhopen van Romes gezag een getuigenis afleggen van Christus, ’t welk níet vernietigd kan worden’.

Hoe dan ook, toen aan colporteur De Braal (bij diens eerste bezoek aan Havelterberg in 1898), door br. T. Piest zijn woning aangeboden werd om bijbellezingen te houden, werd dat aanbod dankbaar aangenomen en kreeg De Braal van de provinciale Deputaten voor Evangelisatie de opdracht één zondag per maand in Havelterberg aanwezig te zijn om daar de mensen te bezoeken, traktaatjes uit te delen en hen over het evangelie te vertellen. ‘Omdat Havelterberg onder de Kerk te Nijeveen ressorteert, wordt hem opgedragen in overleg met de kerkeraad van Nijeveen te arbeiden’.

Het begin was bemoedigend: de bijbellezingen van De Braal ‘en één der vrienden [br. W. Waardenburg] op de Havelterberg werden bezocht door een verblijdend aantal hoorders. Van onderscheidene hoorders kwam het dringend verzoek om de bijbellezingen voort te zetten en óók een zondagsschool aan te vangen’. Dat liet De Braal zich natuurlijk niet twee keer zeggen. Hij kreeg de opdracht in Havelterberg zo mogelijk het zondagsschoolwerk van de vertrokken hervormde evangelist Willem Frederik Veldmeijer weer op te pakken.

De zondagsschool begint (1899).

Op 4 februari 1899 in de ‘namiddag begaf ik mij naar Havelterberg, waar ik de evangelisatie weder voortzette, voornamelijk om de ouders te vragen om mij hunne kinderen te zenden op eene door mij op te richten zondagsschool. De uitslag was dan ook, dat mede door den krachtigen steun van broeder Waardenburg, eene zondagsschool tot stand kwam, die nu reeds plm. vijftig leerlingen telt. De belangstelling is daar zeer verblijdend. Stoffelijk is daar niets te halen, maar dat mag mij niet terughouden, want daar is het Woord des Heeren van toepassing: ‘Gij hebt het om niet ontvangen, geeft dan ook om niet’. Ik kom dan ook voor uitgaven te staan van banken, zondagsschoolteksten, boekjes, zaalhuur, enz. Doch met blijdschap offerden zij hun penning voor zondagsschool en evangelisatie. Ik twijfel niet aan dezen arbeid. Ook dit lokaal blijkt weldra te klein te zullen zijn. Van [het gehucht] Darp en bij Uffelte komt men hooren en komen ook kinderen. De zondagsschool telt hier nu vijfenveertig kinderen. Op woensdag 22 februari was ik weer in Havelterberg. ’s Avonds hield ik bijbellezing voor tweeënvijftig menschen.’ De bijbellezingen werden wekelijks gehouden en werden net als de zondagsscholen ‘druk bezocht’. Op verzoek van De Braal steunde de Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging ‘Jachin’ het werk met een subsidie van fl. 50 per jaar. Broeder Piest kreeg fl. 10 per jaar voor zijn medewerking door zijn woning ter beschikking te stellen van het evangelisatiewerk.

Op de helling van de havelterberg bevinden zich twee hunebedden
Op de helling van de Havelterberg bevinden zich twee hunebedden.

De Braal gaat, Waardenburg komt.

In juli 1899 was De Braal ziek geworden, zodat hij drie maanden lang zijn werk bijna niet kon doen. De zondagsschool werd toen door br. Waardenburg, die in Havelte woonachtig was, gaande gehouden. Gelukkig kon De Braal zijn werk in september dat jaar weer voortzetten, maar zijn gezondheid was er de oorzaak van dat zijn werkterrein werd beperkt tot Havelterberg ‘zónder Ruinen [waar hij immers ook af en toe was] geheel te vergeten’.

In overleg met de deputaten ‘bestelde De Braal in september 1899 maar liefst 433 boekwerken voor de Inwendige Zending. Besloten werd deze te Havelte bij broeder Waardenburg in huis te deponeeren en ze zoodoende als volksbibliotheek voor die plaats te gebruiken’. Waardenburg leidde in Havelte ook een gereformeerde Jongelingsvereniging (JV), die in die tijd zestien leden telde, maar slechts één bijbel bezat. De Braal werd verzocht hierin te voorzien. De provinciale deputaten besloten desgevraagd twee bijbels gratis te geven, mits de JV zélf zes bijbels voor tachtig cent per stuk aanschafte. Een dergelijke deal werd ook later verscheidene keren gemaakt.

De arbeid bloeit, ondanks tegenstand.

In het Jaarverslag over 1900 vertelde ds. H.A. Dijkstra over het werk in Havelterberg het volgende: “In Havelte werd het werk [ook na het vertrek van De Braal naar Vledder begin dat jaar] voortgezet. De zondagsschool werd onafgebroken gegeven, ook bleven de jongelingsvereeniging en de [inmiddels opgerichte] zangvereeniging in stand; tevens werd er gedurende de wintermaanden om de veertien dagen door den een of ander eene bijbellezing gehouden. Een gewenschte steun voor ons werk biedt br. W. Waardenbrug, aldaar woonachtig. Hier doet zich meer en meer behoefte gevoelen een eigen gebouw te bezitten, omdat de particuliere woningen geen ruimte genoeg bevatten, maar de deputaten oordeelden dat dit eigenlijk niet tot het werk van de Inwendige Zending behoort. Zij kan er wel eenige subsidie voor geven, maar meer niet. De gunstige resultaten vallen aldaar des te meer in het oog, omdat de Havelterberg (het centrum van ons werk) een buurt is waarvan men zegt: ‘Kan uit Nazareth iets goeds komen?’”

“De jongedochtersvereeniging te Sleen verraste de deputaten door het toezenden van een pak gemaakte kleederen. Deze zijn door br. Waardenburg in de barre koude aan de armen te Havelterberg uitgedeeld, die er zeer blijde mede waren. Op het kerstfeest heeft hij aan de kinderen der zondagsschool eenige petten, mutsen en doeken geschonken, waartoe eenige vrienden van elders hem in staat gesteld hadden.”

Ds. D. Drenth (1885-1965) was van 1927 tot 1944 een van de provinciale deputaten voor de evangeliatie.
Ds. D. Drenth (1885-1965) was van 1927 tot 1944 een van de provinciale deputaten voor de evangelisatie.

“Geheel zonder schokken bleef ons werk te Havelte evenwel niet. De orthodoxe hervormden konden het niet langer lijdelijk aanzien dat Havelte eene prooi van het ongeloof was. Zij begonnen er ook in eene particuliere woning geregeld te evangeliseeren. Wie zal hun dit euvel duiden? Wij het allerminst, want wij zijn overtuigd dat er in Drenthe veel meer te doen is dan wij vermogten uit te voeren. Integendeel, het is ons tot vreugde zoo ook anderen zich aangorden tot den arbeid. Minder aangenaam evenwel is het, nu er nog zooveel terrein braak ligt, dat men elkanderen op hetzelfde arbeidsveld teveel nadert. Dit veroorzaakt verwarring en doet beider arbeid schade. Ook in Havelte[rberg] had dit scheuring ten gevolge en menschen die vóor alles noodig hebben onderwezen te worden in den weg der zaligheid, worden nú betrokken in dingen die ze niet begrijpen en alzoo het groote oogmerk, dat het om de behoudenis hunner zielen te doen is, voorbijzien. Wij durven derhalve evenwel niet loslaten en te midden der wederwaardigheden neemt onze invloed niet af”.

Er waren ook onaangenaamheden in eígen kring: een zekere  Sikkelbein wilde zich als evangelist in de evangelisatie van Waardenburg indringen, ‘een man zonder kerkelijk standpunt. Doch naar getuigenissen voor en na vernomen, zal hij niet veel kwaad doen, omdat hij op den duur geen invloed kan behouden (…)’.

‘Minder aangenaam is de houding der Jongelingsvereeniging te Havelte, die de ‘soevereiniteit in eigen kring’ tot het uiterste wil doorvoeren. Zij wil namelijk een lokaal bouwen op eigen hand, zonder verband met eenige Kerk en op een ongeschikt terrein’. Ook al werd dit hun ontraden door deputaat ds. G. van Halsema van Nijeveen, ‘zij hoorden er niet naar’. Wat te doen? ‘Eenparig wordt geoordeeld om ons niet met het voorgenomen bouwen te bemoeien, ons werk op de gewone wijze voort te zetten en blijkt later aan het bouwen van een lokaal behoefte te zijn, dan kunnen wij altijd daarin nog voorzien’.

‘Br. Waardenburg kan niet gemist worden.’

Toen de deputaten rond oktober 1900 – ‘in verband met de min gewenschte toestand te Havelte[rberg]’ – overwogen om een derde colporteur voor de provincie Drenthe te benoemen, solliciteerde onder meer ook br. Waardenburg naar die functie. Zijn evangelisatiearbeid deed hij in zijn vrije tijd. Hij was namelijk werkzaam bij het waterbedrijf en was verplicht ‘s zondags enige uren te werken, wat hem tegen de borst stuitte. De deputaten toonden zich toen van hun beste kant: ondanks het feit dat ze hem ongetwijfeld graag in provinciale dienst zouden benoemen, vertelden ze hem eerlijk dat het colporteurschap een riskante zaak was, omdat de kans op ontslag altijd aanwezig was, bijvoorbeeld omdat op een gegeven moment te weinig geld in kas was om het colporteurschap te handhaven. Hij moest wel bedenken welke risico’s hij liep door zijn vaste betrekking bij het waterleidingbedrijf op te geven. Ook sprak men met Waardenburg over het werken op zondag. ‘De deputaten meenen dat hij dit zonder bezwaar mag verrichten, omdat het werk der noodzakelijkheid is. Dit ontzenuwt zijne gemoedsbezwaren evenwel niet’.

‘Een lokaal is wenschelijk, want bij Piest gaat het niet langer…’

Waardenburg maakte de deputaten er in november 1901 op attent dat het toch wel ‘wenschelijk zou zijn dat we hier een lokaaltje krijgen, want bij br. T. Piest [die nog steeds zijn kleine woonkamer voor het werk ter beschikking stelde] gaat het niet langer’ (Piest kreeg fl. 0,25 per keer ‘plus de kosten van de peterolie’). Waardenburg stelde voor in bladen als ‘De Bazuin’ en ‘De Standaard’ eens een bedeladvertentie te plaatsen ‘en onze zaken hier eens bloot leggen, dan was ik niet bevreesd of er was spoedig een lokaaltje hier; en we gingen dan eens in Meppel en Steenwijk bij de brs. en zrs. rond om een gave, dan zou u zien dat het hier spoedig tot stand was. De Jongelingsvereeniging [die door de problemen van een jaar eerder in het ongerede geraakt was] neemt weer toe. Zij telt thans elf leden en de zondagsschool wordt geregeld bezocht door vijfenveertig tot vijftig kinderen’, om van de toeloop bij de bijbellezingen maar niet te spreken. Kortom, een grotere ruimte zou het werk ongetwijfeld aanzienlijk bevorderen. De deputaten ontkenden die noodzaak overigens niet, maar vonden ‘dat de lieden bij wie wij aanvankelijk ingang hebben, zeer arm zijn; daarom moet met het stichten van een eigen lokaal tot meer gelegen tijd gewacht worden’. Ook had men ‘de handen vol aan [het evangelisatiewerk te] Ruinen’.

‘De vrienden te Havelterberg’ meenden voor het bouwen van een lokaal ongeveer fl. 500 nodig te hebben, maar de deputaten konden ook in 1903 ‘voorshands niet anders dan de zaak in hunne gedachten te overwegen’. Een feit bleef echter dat gebrek aan geschikte lokaliteit een hinderpaal was om meer te doen, ‘want de woningen zijn klein en leenen zich niet best tot het houden van een vergadering of bijbellezing. Tegelijk erkenden de deputaten dat Havelterberg een van de weinige plaatsen was waar ‘men níet zooveel op het koude onverschillige conservatisme stuit. Men is er meer ontvankelijk voor diversche indrukken’, zoals voor het evangelie.

In februari 1904 kregen de deputaten echter een brief van B. Brouwer te Steenwijk, die namens het bestuur van de ‘Bondsring der Jongelingsvereenigingen Meppel en omstreken’ de hulp van de Inwendige Zending vroeg voor de bouw van een lokaal voor de Jongelingsvereniging te Havelterberg. Opnieuw moesten de deputaten zich dus over eventuele lokaalbouw buigen, maar opnieuw gingen ze er niet op in ‘omdat onze financiën zulks niet gedoogen’ en ‘omdat het stichten van een lokaal [voor de JV – niet zozeer voor de evangelisatie!] het meest in het belang van de Kerk te Steenwijk zou zijn’, die niet onder Drenthe ressorteerde (ook al lag Havelterberg wel heel dicht bij Steenwijk).

Ds. G. van Halsema (1856-1940), een van de jarenlange deputaten voor de Evangelisatie in Drenthe.
Ds. G. van Halsema (1856-1940), een van de jarenlang actieve deputaten voor de Evangelisatie in Drenthe.

Het lokaal komt er (1907).

Kort daarop deelden de deputaten in hun Jaarverslag over 1905 echter mee, dat ze bezig waren ‘middelen in het werk te stellen om in het gemis van een lokaal te voorzien, en zij hopen in een volgend Jaarverslag te kunnen meedelen dat te Havelterberg zondagsschool, jongelingsvereeniging én bijbellezing in een eigen lokaal gehouden worden’. Dezelfde synode van 1906 die het Jaarverslag over 1905 behandelde, besloot toen medewerking te verlenen. Waardenburg had namelijk maar liefst vier stukken grond aangeboden gekregen! Daarvan kon het terrein van de heer Houwing voor slechts fl. 100 worden gekocht. Ds. Van Halsema kocht het namens de Kerk te Nijeveen. Van dit terrein was ‘een strook van 24,16 are eigendom van de Inwendige Zending’. De ‘Ring Steenwijk’ van de landelijke Jongelingsbond wilde financieel bijspringen en door de Kerk te Nijeveen werd beloofd ‘dat de evangelisatiearbeid in Havelterberg zou worden voortgezet, ook al ging br. Waardenburg heen’. De synode besloot toen ook fl. 500 ter beschikking te stellen.

Het werd dus tijd een ‘geschikt bouwmeester’ te zoeken. Ds. Van Halsema deed daarvan in januari 1907 verslag op de deputatenvergadering: “Het vinden van een goede timmerman voor het lokaal had heel wat voeten in de aarde. Eerst had hij [ds. Van Halsema] het maken van een tekening aan Abersen te Steenwijk opgedragen. Deze maakte een plan waarvan de uitvoering was gekomen op een bedrag van fl. 1.100 à fl. 1.200. Vervolgens had hij te Nijeveen een ‘boerentimmerman’ in den arm genomen. Deze was begónnen met er licht in te zien. Maar toen ds. Van Halsema hem maandag jl. naar zijn plannen had gevraagd bleek, dat op hem niet moest worden gerekend. Hij had geen kennis genoeg. Hij had niet eens een ontwerp. Spreker wilde nog een laatste poging doen bij een boerentimmerman in Meppel woonachtig”. De preses wees er voor de zekerheid nog op dat ‘we een góede timmerman moeten hebben’.

Uiteindelijk werd Abersen bereid gevonden de zaak tot een goed einde te brengen. Het lokaal kon voor fl. 791 gebouwd worden. Abersen rekende fl. 17,38 voor tekening en bestek en tijdens de bouw zou hij toezicht houden. In september 1907 kon het gebouw in gebruik genomen worden. Daarbij had ds. Van Halsema het openingswoord uitgesproken: ‘Het spreekt er uitnemend’, stelde hij verheugd vast.

In het Jaarverslag over 1907 kon dan ook worden meegedeeld: ‘Elken zondag wordt in het nieuwe gebouw eenmaal het Woord bediend en wel door de brs. ds. Van Halsema van Nijeveen, ds. Reiners van Kallenkote en den heer Van Opstal te Vledder. Deze bijeenkomsten worden goed bezocht. Het moet soms merkwaardig zijn, zoo bewogen als sommige bezoekers zich toonen onder de verkondiging des Woords. Moge deze arbeid in die verwaarloosde streek nog voor velen ten zegen worden; niets zou ons aangenamer zijn dan wanneer we een volgend jaar nog eens om geld moesten aankloppen, omdat het lokaal (het is maar een kleine) vergrooting dringend noodig had’.

Het lokaal stond aan de Ruiterweg, vlak bij de Drents-Overijsselse grens. Ds. H.A. Dijkstra schreef daarover in het Jaarverslag over 1909: ‘Deze weg wordt Ruiterweg genoemd, omdat de ruiters te paard deze namen om den lande kond te doen dat Prins Maurits in 1592 Steenwijk had ingenomen. Deze tot hiertoe zandweg wordt nu verhard, iets wat ons werk zeker ten goede zal komen’.

Ondertussen ging het werk gewoon door (1901-1907).

Terwijl de gebeurtenissen rond het al of niet bouwen van een lokaal zich ontrolden, ging het werk in Havelterberg onder de inspirerende leiding van br. Waardenburg gewoon door. Havelterberg hoorde volgens de deputaten zelfs tot ‘de béste posten’!

De jongelingsvereniging had in 1902 weer gelegenheid voor een feestje; de jongedochtersvereniging te Sleen stuurde voor de armen te Havelterberg weer enige zelfvervaardigde kledingstukken en zou dat de jaren daarna blijven volhouden; de zondagsschool werd jaar na jaar geregeld gehouden door br. Waardenburg die de kosten voor boekjes, traktaten en kalenders van de deputaten ontving.

Vanuit de pastorie te Nijeveen bestierde ds. Van Halsema het evangelisatiewerk te Havelterberg.
Vanuit de pastorie te Nijeveen bestierde ds. Van Halsema het evangelisatiewerk te Havelterberg.

Wel hadden de deputaten enige kritiek op zijn zelfstandige werkwijze: ‘Nu gaat hij echter ook in Steenwijk, Nijeveen en Meppel ten behoeve van de zondagsschool collecteeren en heeft ook al eene aanvraag om subsidie bij [de landelijke Gereformeerde Zondagsschoolvereniging] ‘Jachin’ ingediend. Hij doet dit alles eigenmachtig zonder de deputaten daarin te erkennen. Voor de ontvangen gelden bereidt hij de kinderen [met Kerst] een feest en deelt dan een en ander uit. Op zichzelf steekt hierin geen kwaad, maar het volgen van eigen hand, terwijl de zondagsschool van de ‘Inwendige  Zending’ uitgaat, is niet zooals het behoort en maakt noodig dat er eenig paal en perk aan gesteld wordt, óf dat deze zondagsschool van de Inwendige Zending worde losgemaakt’. Ds. Van Halsema van Nijeveen zou eens met Waardenburg gaan praten en met hem overleggen over de mogelijkheid de zondagsschool zelfstandig te maken, zij het onder toezicht van een Gereformeerde Kerk.

Het viel ds. Van Halsema echter niet mee Waardenburg te spreken te krijgen want telkens trof hij hem niet thuis. Maar P. Koster uit Appelscha (hij was daar van 1899 tot 1912 oefenaar, en colporteur voor ‘Jachin’) had wél met Waardenburg kunnen spreken en had hem aangeraden ‘zelfstandig op te treden en zich dan, ook voor de kosten van het lokaal, tot Jachin te wenden; dan zou Jachin waarschijnlijk een renteloos voorschot geven’. Maar daarvoor was wél nodig dat de zondagsschool een stabiele basis had, zoals de kerkenraad van Steenwijk of van Nijeveen, die voor de zaak borg stond. Nijeveen was daartoe wel bereid, zo bleek al snel.

Dat leek Waardenburg wel wat, maar, vroeg hij, heb ik dan nog wel geld voor het jaarlijkse Kerstfeest met ‘mijn’ kinderen? ‘Hij troostte zich echter met de gedachte daarvoor dan misschien in Steenwijk wel te mogen aankloppen’. Waardenburg zou het voorstel overdenken! Ondertussen bedroeg het aantal kinderen dat in het nieuwe lokaal de zondagsschool bezocht, begin 1908 zestig. De leesdiensten werden bijgewoond door twintig, dertig en soms veertig personen, een behoorlijk aantal!

Achteruitgang.

Al in januari 1907 was echter gebleken dat het met de Jongelingsvereniging in Havelterberg weer hommeles was. ‘Deze bevindt zich in een desolate toestand. Waardenburg geeft hiervan aan de jongelingen de schuld. De jongelingen van hun kant zeggen dat Waardenburg hen in de steek gelaten heeft’.

Was dit de opmaat van de achteruitgang? Wel werd een jaar later, in februari 1908, gezegd dat de JV weer bloeide (de jongens hadden nu immers een ‘eigen’ gebouw), maar toch bleek uit de verslagen al snel dat er op een of andere manier een kink in de kabel gekomen was. Wel liep de zondagsschool van Waardenburg nog, maar de laatste keer dat hij in het lokaal een preek gelezen had (‘of zou lezen’, werd er bij gezegd) waren er slechts vier hoorders aanwezig, ‘waarvan twee uit zijn eigen gezin’. A.A. van Opstal (1861-1932) (voorganger te Vledder en zo nu en dan als bijbellezer in Havelterberg actief) werd ziek (hij gaf bloed op) en moest zijn werk in Havelterberg staken; ds. Reiners’ (1868-1936) bekwaamheid om er te arbeiden werd door de deputaten en anderen betwijfeld en een opvolger was niet te vinden (een zekere H. de Vries uit Urk nam de hem aangeboden betrekking niet aan). Ondertussen visten de hervormden in Waardenburgs vijver, waardoor hij enkele zondagsschoolkinderen verloor, én, last but not least, het lokaal werd voorwerp van baldadigheid…!

Ds. Dijkstra rapporteerde daarover in zijn Jaarverslag over 1908: “In ons vorig verslag werd hoopvol van Havelterberg melding gemaakt. Dit heeft niet lang geduurd. Want br. Van Opstal, die er ’s zondags geregeld optrad, werd in het voorjaar door een ernstige krankheid bezocht, waaruit hij ten beste wel weder opstond, doch zoo verzwakt, dat hij nauwelijks Vledder kan bedienen, zoodat er geen sprake van is iets voor Havelterberg te kunnen doen. Voor deputaten is dit eene geheele misrekening. Vanwege de ongesteldheid van br. Van Opstal hielden de zondagssamenkomsten te Havelterberg op, omdat er niemand te vinden was die ze leidde, hoewel door deputaten pogingen daartoe zijn aangewend. Hierdoor werd het zoo hoopvol begonnen werk onderbroken. Anderen trokken hiervan partij en zetten er hunne netten uit. Van twee zijden tegelijk werden daartoe pogingen in het werk gesteld. Vrijzinnigen zoowel als rechtzinnigen begonnen te Havelterberg den arbeid. Elk hunner ging met wat henen, zoodat er voor ons niet heel veel overbleef. In het najaar is ds. Van Halsema begonnen er wekelijks catechisatie en bijbellezing te houden, maar er zat geen fleur in. De catechisatie werd door twaalf à veertien leerlingen bezocht [later werd het getal ‘zeven’ genoemd] en de bijbellezingen door ongeveer twintig personen. Dit laatste zou nog wel verdubbelen wanneer ze op zondag gehouden werden, doch er is niemand te vinden die alsdan als voorganger kan optreden. De zondagsschool van br. Waardenburg bleef bestaan en wordt door een goed aantal leerlingen bezocht, hoewel ook al een enkele naar eene andere is overgegaan”.

De fam. A.A. Van Opstal (1861=1932), aanvankelijk oefenaar, later gereformeerd preidkant.
Het gezin van A.A. Van Opstal (1861-1932), vanaf 1904 tot 1925 oefenaar te Vledder, en van 1925 tot zijn emeritaat in 1929 gereformeerd predikant aldaar.

Alle zeilen bijgezet…

De zondagsschool bleek in april 1909 weer redelijk goed te lopen: er kwamen dertig tot veertig kinderen, ‘waarvan tweederde buiten alle ambtelijke bearbeiding zijn’. Op de catechisatie waren de laatste keer echter slechts vier, zodat ds. Van Halsema ‘voor zeer geringen prijs, fl. 7,25, zes schoolbanken met rugleuning heeft gekocht, die in het lokaaltje geplaatst zullen worden, opdat de menschen wat gemakkelijker kunnen zitten’.

Omdat voor de bijeenkomsten geen opvolger voor Van Opstal gevonden kon worden ‘zorgde de kerkenraad van Nijeveen dat elke zondagmiddag godsdienstoefening gehouden werd, waartoe eenige predikanten uit den omtrek zich beschikbaar gesteld hebben’. Het aantal hoorders werd ‘bevredigend’ genoemd.

Het Jaarverslag over 1910 leek dan ook weer wat positiever gestemd: “Gelijk vroeger de naam, is in den laatsten tijd het land, bijzonder te Havelterberg, zeer veel veranderd. Voor eenige jaren vond men aldaar weinig anders dan heideveld en veldswegen. Thans is het, met een goeden straatweg doorsneden, eene groote oppervlakte heideveld, door den stoomploeg bewerkt en met hulpmeststoffen begiftigd. De gedaante des aardrijks is er door vernieuwd, mag men wel zeggen; want waar men voor twee jaar niets dan woest heideveld zag, kan men nú golvende korenakkers opmerken. Mocht dit een voorbode eener geestelijke vernieuwing zijn. Kunnen wij in dezen niet roemen, wij mogen ook niet klagen. Elken zondag wordt er door predikanten uit den omtrek het evangelie verkondigd voor veertig à vijftig hoorders en het getal der leerlingen van de zondagsschool neemt toe. Er is dus eene wolk als eens mans hand.”

“De [vrijzinnige] hervormde predikant van Havelte vreest al dat de vrijzinnigen in het gedrang komen. Hij beklaagde zich laatst in een der nieuwsbladen, dat Havelte, tevoren onverdacht vrijzinnig, thans door gereformeerden en orthodox-hervormden bewerkt wordt. Daarom riep hij zijne geestverwanten te hulp om in Havelte de vrijzinnige beginselen te handhaven en te zorgen dat deze niet ten onder gingen. Wij kunnen het genoemde predikant volstrekt niet kwalijk nemen dat hij van onzen geringen arbeid zooveel notitie neemt en deze zoozeer vreest dat hij er maatregelen tegen wil nemen. Wél een bewijs dat de tegenstanders ongaarne de doorwerking onzer beginselen zien en den ingang er van vreezen op plaatsen waar deze vroeger niet verkondigd werden. Is hierin geen reden om met moed en kracht verder te gaan?”

De nieuwe gereformeerde kerk te Nijeveen.
De nieuwe gereformeerde kerk te Nijeveen.

‘Er móet wat gedaan worden…!’

Maar in het winterseizoen 1911-1912 werden in het lokaal geen godsdienstoefeningen gehouden en ook in 1913 gebeurde dat niet. Wél draaide de zondagsschool ook in die jaren onder leiding van de ijverige br. Waardenburg gewoon door, ‘meer gebeurt er op het ogenblik niet’, zo werd nog in 1913 verteld. Gebrek aan geld was daarvan de oorzaak, meldden de deputaten, jaar op jaar.

Wél waren er in 1914 weer plànnen: ‘Er wordt gesproken de arbeid er aldus aan te vatten:  br. Waardenburg zal bijbellezingen houden met behulp van broeders uit Steenwijk. Ook zullen er drie spreekbeurten met lichtbeelden gehouden worden en verspreiding van traktaten en van De Kandelaar kwam deputaten ook heel best voor. Men zal druk zoeken om een man daarvoor te vinden. Het lokaal ziet er haveloos uit. De ramen zijn stuk; de kalk is er af. Ook de dakpannen van het gebouw dragen soms sporen, dat zich hier ook ànderen dan vrienden van de evangelisatie ophouden’.

‘Er móet wat gedaan worden! Maar er was niemand voor te vinden, want er diende ook rekening met de eigenaardigheden der bevolking gehouden te worden! ‘‘Zou Thijs Waardenburg [de zoon van Waardenburg] het misschien kunnen doen?” Thijs had daar echter geen oren naar. Hij had het trouwens al druk genoeg met de verspreiding van De Kandelaar, eerst honderd, later honderdvijftig stuks.

Tot… we in januari 1915 lezen over een omslag: ‘Het gaat goed in Havelterberg! Er wordt [met toestemming van de kerkenraad te Nijeveen] alle zondagen door hervormden [!] gesproken in ons lokaal en er komt wel volk, tusschen de twintig en dertig hoorders. Ds. H.A. Dijkstra van Diever meende dat ‘het goed zou zijn dat daar intusschen ook eens van ónze predikanten optraden en daartoe door deputaten een wenk werd gegeven aan den kerkeraad van Nijeveen om daarop te werken’, want die Kerk was immers verantwoordelijk voor het werk in Havelterberg. Gelukkig waren de zondagsschool en de inmiddels opgerichte meisjesvereniging ‘gewoon gereformeerd’. De classis Assen had ook bezwaar tegen het hervormde optreden in het lokaal; deze verzocht Nijeveen daarmee meteen te stoppen. Dat gebeurde. En dus werden toen alleen nog een zondagsschool en een meisjesvereniging gehouden. ‘En dàt gaat goed’, zo werd in februari 1916 geconstateerd.

In Nijeveen zag men deze gang van zaken vermoedelijk zo langzamerhand ook met lede ogen aan. Daar was in 1915 namelijk wel een Zendingsvereniging opgericht, die giften inzamelde, lectuur verspreidde en een enkele maal een spreker liet optreden, maar ‘een oogenblik hadden wij gehoopt dat de arbeid te Havelte zou opbloeien, doch later vernam men weinig teekenen van leven. Het lokaal heeft veel te lijden van het vandalisme van de jeugd, die het vooral op vensterruiten en dakpannen heeft verzien, en het vandalisme is er erg. Er zijn ruiten, dakpannen, luiken van het lokaal stukgeslagen’. Dus gaf de kerkenraad aan de heer Schoppers toestemming om in het lokaal tóch maar weer hervormde catechisatie te houden.

Het werk te Havelterberg overgedragen.

Aanvankelijk dachten de deputaten er over het lokaal aan de Gereformeerde Kerk te Nijeveen over te doen, maar de synode van 1917 besloot het gebouwtje te restaureren! Zo zou voor de ruiten gaas worden aangebracht (de schade bedroeg intussen fl. 70). “Men zegt dat deze baldadigheid wijst op de Tubantische afkomst der bevolking. Deze wetenschap brengt ons echter niet verder en verandert ook niets aan de aangerichte schade, maar wel is het eene aanklacht tegen de bevolking, die sinds ongeveer 1000 jaren het Christendom belijdt maar nog de heidensche gewoonten en baldadigheid aan de hand houdt. Dit moet voor ons eene aansporing zijn om ook niet te verslappen. Het heidendom moge taai zijn, maar voor het gelóof zal, naar Gods belofte, de overwinning zijn. Behalve de bloeiende zondagsschool die in het lokaal wordt gehouden, is er in het laatste jaar nóg een opgericht; voorts is er gedurende de wintermaanden colportagewerk verricht en lectuur verspreid”.

In 1918 werd het gebouw overgenomen door de classis Meppel, voor niks. ‘Niettegenstaande  baldadige handen elk jaar voor een belangrijk bedrag schade aan het lokaal toebrengen, wordt de arbeid er geregeld voortgezet. Men is er zelfs bezig gelden te verzamelen om eenmaal tot schoolstichting te komen. Zo ziet men opnieuw bevestigd dat de eene actie zich uit de andere ontwikkelt’. In 1920 werd bericht dat de classis het evangelisatiegebouw voor fl. 1.200 had doorverkocht aan de Kerk te Steenwijk en ‘dat te Havelterberg eene School met den Bijbel is geopend, die ongeveer honderd leerlingen telt en een uitnemend hulpmiddel is voor evangelisatie en wordt daartoe ook dienstbaar gesteld. Wel bleef de zendingscommissie aan traktaatverspreiding doen, terwijl in overleg met de Kerk te Steenwijk op den Havelterberg evangelisatiesamenkomsten werden gehouden’.

In 1924 had de classis Meppel een colporteur, br. Arendshorst, ‘die beurtelings de Kerken dier classis moet bezoeken en een poosje in het ressort ervan verblijven om de menschen in hunne woningen op te zoeken, lectuur te verspreiden en te beproeven bijbels te verkopen’. Daarbij kwam hij ook in Havelterberg, waar behalve de zondagsschool af en toe ook samenkomsten gehouden werden, nog steeds in het lokaal aan de Ruiterweg. De maar liefst driehonderdvijftig bezoeken die hij in 1925 in Havelterberg aflegde bracht een deel van de mensen weer naar het lokaal terug. Ook werd toen onder jongeren gewerkt met een bibliotheek – misschien de boeken die járen eerder aan Waardenburg ter hand gesteld waren? Nog in 1936 verrichtte Nijeveen evangelisatiewerk te Havelterberg, maar in 1949 lezen we tenslotte: ‘Nijeveen heeft maar weinig terrein voor evangelisatie, omdat daar naast de Gereformeerde Kerk twee orthodoxe hervormde kerken zijn. Er wordt getracht contact met Havelte te krijgen’. En daarna zwijgt het archief van de particuliere synode over het werk in Havelterberg. Kennelijk omdat het werk er stil lag…? Behalve dan in… de christelijke school, een misschien nog uitnemender werktuig ter evangelisatie dan het lokaaltje aan de Ruiterweg…!

Bron en literatuur:

Archief Particuliere Synode der Gereformeerde Kerken in de provincie Drenthe.

G.J. Kok, ‘Vaak was het ploegen opritsen…’. De evangelisatiearbeid van de Particuliere Synode Drenthe van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1893-1993). Groningen, 2013

©  GereformeerdeKerken.info