Inleiding.
De Gereformeerde Kerk te Andijk ontstond door Afscheiding van de hervormde kerk, die mogelijk plaatsvond op 18 maart 1836 of op een dag in juli 1836, al geven de gedenkboeken aan dat dit op 15 oktober 1836 zou zijn (een datum die twaalf jaar na de instituering voor het eerst werd vermeld).
Volgens de door dr. H. Veldman nauwgezet onderzochte biografische data van ds. H. de Cock (1801-1842), die de gemeente van Andijk institueerde, is de datum in oktober vermoedelijk niet juist. Zekerheid omtrent de stichtingsdatum is er, door het ontbreken van de nodige gegevens, niet.
De eerste honderd jaar.
Net als op veel andere plaatsen werden door ontevredenheid over de prediking in de hervormde gemeente te Andijk al vóór 1836 conventikels in dat dorp gehouden. Sinds 1829 werden bij Jan Kalmijn en zijn vrouw Elsje Groot onder kerktijd huisgodsdienstoefeningen gehouden. Volgens de Minister van Eredienst waren in Andijk ruim honderd hervormde gemeenteleden die er over dachten zich van die kerk af te scheiden. Sommigen waren ontevreden over de prediking van de predikanten Th. van Spall (die van 1823 tot 1828 in Andijk stond) en zijn opvolger P.E. van der Zee (die van 1829 tot 1858 predikant in Andijk was). De bezwaarden wilden hun kinderen op grond van de doopbelofte in de hervormde gemeente te Andijk niet laten dopen.
Jan Kalmijn was al eens bij ds. Van der Zee aan de deur geweest om te vragen hem uit het lidmatenboek van de hervormde gemeente te schrappen. De dominee achtte de noodzaak daartoe niet aanwezig, ook niet toen Kalmijn volgens de predikant ‘zeer brutaal’ zijn verzoek herhaalde. Het aantal ontevredenen nam toe en na verloop van tijd waren er al drie huisgezelschappen waar men bijeenkwam om te zingen, te bidden en naar het Woord Gods te luisteren.
Voorgangers waren wel te vinden: ‘oefenaar’ Jan Willem Vijgeboom uit Axel (1778-1845) kwam geregeld langs om een bijeenkomst te leiden en ook ‘de profeet van Opperdoes’, Jan Mazereeuw, leidde een conventikel in Andijk.
Ds. De Cock kwam vermoedelijk dus ergens in maart of juli 1836 naar Andijk (1) en stichtte toen de Christelijke Afgescheidene Gemeente naar aanleiding van een woord uit Hebreeën 12:1 en 2: ‘Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is; ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons van God’.
De kleine gemeente telde ongeveer vijftien leden; dezen hadden als ouderlingen verkozen Jacob Ellerbroek en Klaas ten Oever en als diaken Pieter Brouwer. Ds. H.P. Scholte (1805-1868), vaak één van de ‘Vaders der Afscheiding’ genoemd, werd al snel consulent van de kleine gemeente. Zo nu en dan preekte hij bij Kalmijn aan huis; op 12 maart 1838 kwamen maar liefst honderdtwintig mensen naar hem luisteren, zodat het tijd werd om te zien naar een eigen kerkgebouw!
Een eigen kerkje voor een verdeelde gemeente (1840).
Dat eerste kerkgebouw, ‘van aanzien een zwartgeteerde schuurkerk’ aan de Dijkgracht, kwam er vermoedelijk in 1840. Het was een eenvoudig optrekje, want de niet-afgescheiden medeburgers in het dorp spotten: ‘Vier Oostopper boeren die hebben daar een kerk gebouwd, maar kunnen geen toren voeren’. En ‘het was de Afgescheidenen niet vreemd als er midden onder hun kerkdienst een hagel van stenen op het dak klettert of een ruit in scherven valt’.
Binnen de gemeente ontstond echter al gauw verdeeldheid. De ‘Crisis der Jeugd’ liet zich in Andijk niet onbetuigd. In de eerste plaats was daar de al eerder genoemde ‘oefenaar’ Jan Mazereeuw, die nog steeds veel aantrekkingskracht op sommige gemeenteleden had. Hij wilde niets weten van kerkelijke regels, officiële aanstellingen als predikant, en ook verwierp hij de sacramenten. Verder vond ook ‘oefenaar’ Pieter Kooiman dat de gemeenteleden hun kinderen niet moesten laten dopen; want de kinderdoop achtte hij ‘ongoddelijk’. Bovendien hadden ds. De Cock en ds. Scholte (die beiden met de gemeente te Andijk te maken hadden gehad) in die tijd onenigheid over onder meer welke kerkorde voor de Afgescheiden Gemeenten zou moeten gelden. Vermoedelijk waren die hindernissen er de oorzaak van dat de gemeente van Andijk zich tussen 1840 en 1844 niet op de provinciale vergaderingen van de Christelijke Afgescheiden Kerk lieten zien.
J.R. Ananias als predikant beroepen.
In Andijk had men gehoord van J.R. Ananias (1808-1864). Deze was van 1835 tot 1837 oefenaar in Groningen geweest, waar hij nogal wat onrust veroorzaakt had en waar hij op onverwachte wijze in het niets verdwenen was. Later werd hij aanvankelijk oefenaar en later predikant in Meppel, waar hij al evenzeer problemen veroorzaakte en daar afgezet werd. In Andijk wilde men hem toch als predikant. Vermoedelijk wisten ze van het roerige kerkelijke leven van Ananias niet af. Hoe dan ook, in 1844 werd hij door de Andijkers beroepen; Ananias nam de roeping aan, maar werd niet in het ambt bevestigd. Er werden bezwaren tegen hem ingediend ‘omdat hij zijn huisgezin niet kon regeren’. Maar toch schijnt hij daar gedurende bijna een jaar kerkdiensten geleid te hebben. ‘Naar meegedeeld is, was het een zonderlinge, vreemde man: hij ging met een schuitje van Enkhuizen naar Andijk, nam dikwijls kinderen mee en hield veel van visschen, zoodat hij gedurig aan het hengelen was’. In 1845 vertrok hij.
Naar ‘Erkenning’ (1858).
In de plaats van Ananias kwam in juni 1848 ds. J. Bijzitter (1809-1869) naar de gemeente van Andijk. Hij kwam uit Medemblik en was destijds opgeleid door ds. De Cock. In Andijk werd hij door ds. J. Nentjes (1818-1873) van Urk in het ambt bevestigd. Zowel in Andijk als Enkhuizen verrichtte hij zijn ambtswerkzaamheden van 1848 tot 1852, op een traktement van eerst fl. 300 en later honderd gulden meer. Het was te weinig, zo werd door deze en gene gezegd, maar omdat zijn gemeenteleden hem nogal eens in natura betaalden (‘Jaarlijks werd hem een vet varken gegeven en ook werden door particulieren aardappelen verschaft’), werd aan het traktement niets veranderd. In 1852 vertrok hij naar het Friese Koudum en Hindeloopen.
Tijdens de ambtsperiode van ds. Bijzitter heerste nog steeds de al eerder genoemde verdeeldheid uit de tijd van de conventikels. De volgelingen van Pieter Kooiman (‘de Kooilieden’) verlieten de Afgescheiden gemeente in 1848 en ook de groep van Jan Mazereeuw hield het voor gezien. Zo had de gemeente van Andijk na deze aderlating in 1852 nog 85 belijdende leden, en in 1856 in totaal 160 leden. Twee jaar later, op 22 mei 1858, werd de gemeente bij Koninklijk Besluit officieel erkend als ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’.
Problemen rond ds. D.J. Vos.
Na het vertrek van ds. Bijzitter kreeg men te maken met de zich dominee noemde D.J. Vos (1818-?). Hij was door ds. T.F. de Haan (1791-1868) te Groningen opgeleid. Nog vóór zijn proponentsexamen verliet hij echter de Christelijke Afgescheidene Gemeenten en voegde zich bij de ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’ (ontstaan uit een kerkscheuring in 1838). Maar ruim twee jaar later keerde hij onder belijdenis van schuld weer naar de Afgescheiden Gemeenten terug. Andijk beriep hem echter met bijna algemene stemmen. Van meerdere zijden werden bezwaren tegen zijn bevestiging te Andijk ingebracht (onder meer door ds. B de Beij (1815-1894) van Middelstum en ds. N.H. Dosker (1820-1887) van Groningen). Tijdens zijn verblijf in Andijk was het ook onrustig. Het gebeurde dat gemeenteleden tijdens zijn preek de kerk uit liepen omdat ze het met de door hem verkondigde leer niet eens waren; dezen moesten dan weer voor de kerkenraad verschijnen om vermaand te worden.
Uiteindelijk liep het hierop uit, dat ds. De Vos door de provinciale vergadering van Utrecht en Noord-Holland uit het ambt gezet werd. De kerkenraad wilde hem toen natuurlijk uit de pastorie hebben, maar hij weigerde deze te verlaten. Adviezen van de bekende politicus mr. G. Groen van Prinsterer konden geen oplossing bieden, zodat tóch een rechtszaak tegen Vos moest worden aangespannen. De deurwaarder zette hem uiteindelijk uit de pastorie (het staat hier kort en onderkoeld, maar het verhaal wordt omstandig verteld in het boekje van Prins). Hoe dan ook, Vrouw Vos was al enige tijd vóór de uitzetting naar Bergum in Friesland vertrokken om, naar al snel duidelijk werd, van haar man te scheiden.
Ds. Steketee.
De maatschappelijke toestanden in de tijd van zijn opvolger, ds. Chr. Steketee Azn. (1820-1886) waren ook voor de kerken in de omgeving van Andijk moeitevol. De Afgescheiden Gemeenten van Hoorn en Enkhuizen waren gedurende enige tijd opgeheven of overgestapt naar een ander kerkverband en de diaconie van Andijk moest dus ook de achtergebleven behoeftigen in die voormalige gemeenten zoveel als mogelijk was helpen. Ds. Steketee stond van 1862 tot 1877 in Andijk. Deze predikant hield nog steeds het ambtsgewaad in ere: driekante steek, korte jas, witte bef, kniebroek, lange kousen en schoenen met gesp. Tijdens zijn lange ambtsperiode keerde de rust in de gemeente weer enigszins terug en ook aanhangers van Mazereeuw voegden zich weer bij de gemeente.
Een nieuwe kerk (1893).
De gemeente groeide weer. Geld was er wel, want toen de nieuwbouwplannen in 1862 ter sprake kwamen en een rondgang door de gemeente gehouden werd, kwam er maar liefst fl. 9.000 binnen, een gigantisch bedrag. Een bouwterrein bij het centrum van het dorp werd aangekocht en architect P. Kooiman Azn. maakte een tekening. Voor fl. 11.000 mocht aannemer D. van Reineveld uit Enkhuizen de kerk bouwen. Op 20 september 1863 werd de kerk in gebruik genomen. De preek van ds. Steketee – die op 18 maart dat jaar bij de ingang van de kerk ook de eerste steen (met zijn naam) gelegd had – ging over psalm 126:3: ‘De Heere heeft grote dingen aan ons gedaan, dies zijn wij verblijd’. Nog geen maand na de ingebruikneming van de kerk kon ds. Steketee de nieuwe pastorie betrekken. De oude kerk werd in november voor fl. 490 verkocht en de vorige pastorie voor fl. 1.662. Dat kon de schuld op de bouw van de nieuwe kerk weer verminderen! Overigens werd pas in 1880 een orgel geplaatst, dat trouwens al in 1892 door een ander vervangen werd. De kerk was aanvankelijk nog wat te groot voor het aantal kerkgangers, maar de gemeente bleef groeien en op het laatst moesten er weer stoelen bijgezet worden. In 1894 werd daarom besloten aan weerszijden van het orgel galerijen te bouwen.
Predikanten.
Predikanten kwamen en gingen. Van 1878 tot 1883 stond ds. B.J. van den Berg (1836-1894) als opvolger van ds. Steketee in Andijk; hij richtte de Gereformeerde Jongelings Vereeniging op, waarvan hij voorzitter was. En van 1884 tot 1894 was ds. W. Bosch (1859-1935) de predikant van Andijk. Een half jaar na zijn intrede (op 11 april 1884) traden ruim veertig personen (inclusief twintig kinderen) uit de vroegere kring van Mazereeuw tot de kerk toe. Hoewel in die tijd ook de Doleantie plaatsvond had deze in de hervormde gemeente van Andijk geen gevolgen.
Rond de eeuwwisseling was ds. J. van der Sluis predikant van Andijk. Hij deed op 14 oktober 1894 intrede en bleef tot 6 oktober 1901, waarna hij naar de gemeente te Varseveld vertrok. Bij tijdgenoten leefde nog de herinnering aan het grote meeleven in de kerk met de gebeurtenissen in de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Ds. Van der Sluis sprak er met zijn catechisanten vaak over en ‘vergat soms het uur van aanvang van de catechisatie, zo intens leefde hij mee in die dingen’. Meester Broekstra, hoofd van de christelijke school, collecteerde via een zelfgemaakt collectebusje wekenlang ‘voor de nood onzer stamverwanten’ in Zuid-Afrika.
Uitbreiding van het kerkgebouw (1905).
Ds. F.C. van Dorp (1860-1928) uit het Friese Driesum werd de opvolger van ds. Van der Sluis. Hij stond van 1901 tot 1927 als predikant in de Gereformeerde Kerk van Andijk. De kerk van Andijk was in 1892 inmiddels ‘Gereformeerde Kerk’ geworden, omdat in dat jaar de landelijke vereniging tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk (uit de Afscheiding) en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (uit de Doleantie) haar beslag gekregen had.
Kort na de intrede van ds. Van Dorp (op 24 november 1901) moest het aantal zitplaatsen in de kerk weer worden uitgebreid. Ondanks het feit dat in die tijd nogal wat gemeenteleden verhuisden naar Enkhuizen en zelfs naar Amerika, bléef de gemeente groeien. Vandaar dat in 1902 tegenóver de galerij aan de noordkant van de kerk (aan weerszijden van het orgel) óok aan de zuidkant een galerij werd gebouwd, waar tachtig kerkgangers een plaats konden vinden. De preekstoel werd toen tegen de oostelijke muur van de kerkzaal geplaatst.
Maar ook díe voorziening bleek na verloop van tijd onvoldoende: vandaar dat men al drie jaar later besloot aan de kerk een oostvleugel bij te bouwen, zodat de kerk een halve kruiskerk werd. Ds. Van Dorp, legde op 11 april 1905 onder grote belangstelling de eerste steen, wat ook op die steen vermeld werd. De bouwlieden werden ter gelegenheid van deze steenlegging verrast met koek, koffie, tabak en sigaren, maar het uitdelen van drank was door de kerkenraad ten strengste verboden. De kerk bevatte toen zeshonderd zitplaatsen.
Zware tijden.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog bleef Nederland weliswaar buiten de strijd, maar de sociale toestanden waren ook in Andijk moeilijk. De mobilisatie riep ook veel Andijkse mannen naar de grenzen, reden waarom acties gevoerd werden voor de oprichting van tijdelijke christelijke militaire tehuizen.
En in de nacht van 13 op 14 januari 1916, juist nadat in de kerk de jaarlijkse verhuring van zitplaatsen gehouden was, woei er een zware storm met springvloed, die het water over de zeedijk joeg zodat dijkdoorbraak dreigde. Velen zochten een veilig heenkomen elders. De beschadigde dijk hield het echter en de volgende dagen werd met man en macht gewerkt om de geslagen gaten te dichten.
In november 1918 werden in Andijk zeshonderd personen getroffen door de Spaanse Griep, die over de hele wereld talloze slachtoffers maakte. Ook in Andijk stierven mensen aan de ziekte, die in de provincie Noord-Holland aan 2.800 mensen het leven kostte.
Het evangelisatiewerk van de kerk van Andijk nam in 1919 een aanvang. Het bleek dat in de loop van de tijd de Zuiderzeedijk zwaar geleden had en verstevigd moest worden. Een grote groep dijkwerkers kwam richting Andijk en omgeving. Ze werden gehuisvest in keten en woonarken. Ook was er een afdeling van geïnterneerde Belgische militairen. Zij waren in een gebouw ondergebracht en werkten in Andijk mee op de tuindersbedrijven, van ouds de belangrijkste bron van inkomsten in het dorp. De kerkenraad onderkende toen de noodzaak van evangelisatie, zowel onder de dijkwerkers als onder de soldaten. Een commissie voerde het werk namens de kerkenraad uit. Lectuurverspreiding werd opgestart, gevolgd door persoonlijke bezoeken om met de werkers gesprekken te voeren.
De kwestie Geelkerken.
De kwestie Geelkerken had ook in Andijk gevolgen. Dr. J.G. Geelkerken (1879-1960), predikant te Amsterdam-Zuid (Overtoom), had halverwege de jaren ‘20 in een preek in het midden gelaten of de slang en de bomen in het paradijs ‘werkelijk zintuiglijk waarneembaar’ geweest waren. Daarom werd hij door een van zijn gemeenteleden aangeklaagd, wat uiteindelijk in 1926 resulteerde in zijn afzetting door de generale synode. Een verzoek van Andijkse gemeenteleden om één van Geelkerkens medestanders, ds. J.J. Buskes (1899-1980), te laten spreken in een zaal van de gereformeerde kerk, werd door de kerkenraad afgewezen. Maar Buskes kwam tóch, en zijn toespraak, gehouden in café ‘De Meiboom’, trok ongeveer honderddertig toehoorders. Dr. J. Thijs (1881-1947), gereformeerd predikant te Zwolle, werd toen door de kerkenraad gevraagd de gemeente voor te lichten. Dat verhinderde echter niet dat in Andijk ruim zeventig gemeenteleden zich van de Gereformeerde Kerk afscheidden en daar een eigen ‘Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband’ vormden, die op 29 april 1928 geïnstitueerd werd (ruim veertien dagen ná de intree van de nieuwe predikant, dr. H. Steen). De gemeente bouwde zelfs een eigen kerk aan de Middenweg, dat al snel ‘het Gele kerkje’ genoemd werd, als ondeugende verwijzing naar de naam van de grote roerganger.
Deze ‘Hersteld Verband’-gemeente had in 1929 vijfenzestig leden, in 1934 honderdtien en in 1942 negentig leden. In 1946 verenigden de ‘Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband’ zich met de hervormde kerk.
Ds. Van Dorp ging in 1927 met emeritaat, nadat hij de kerk van Andijk maar liefst zesentwintig jaar had gediend! Hij overleed het jaar daarop en werd op de begraafplaats in Andijk-Oost ter ruste gelegd. De kerkelijke gemeente van Andijk telde toen al bijna 1.500 zielen. En rustig was het kerkelijk leven er allerminst. Er waren veel protesten bij de kerkenraad ingekomen inzake de beslissing van de generale synode ten aanzien van de kwestie-Geelkerken en bovendien beroerde een aantal ‘zeer ernstige familietwisten’ het kerkelijk leven.
Dr. H. Steen.
Dr. H. Steen (1895-1953) van Den Helder werd als opvolger van ds. Van Dorp op 9 april 1928 beroepen. Zijn ‘proefpreek‘ over de verloochening van Petrus had in Andijk diepe indruk gemaakt. Ds. Steen nam het beroep aan, werd op 29 juli in het ambt bevestigd en deed vervolgens intrede naar aanleiding van 1 Petrus 2:9: ‘Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht’. Ds. Steen trok volle kerken. Net als ds. Van Dorp bleef ook dr. Steen vele jaren aan de gemeente verbonden (hij ging in het oorlogsjaar 1942 met emeritaat). Zoals al opgemerkt werd ruim twee weken na zijn intrede in Andijk de ‘Hersteld Verband’-kerk geïnstitueerd. Ds. Steen was er echter van overtuigd dat de ’Gereformeerde Kerk’ de wáre kerk was (en hij was lang niet de enige). Zo zei hij eens in een preek: ‘Als Jezus, de Koning der kerk, een brief zou schrijven aan de kerk van Jezus Christus te Andijk, dan zou deze brief bezorgd moeten worden bij de scriba de Gereformeerde Kerk’. Volgens sommigen heeft zijn prediking de kerk van Andijk behoed voor een uittocht van bezwaarden in de tijd van de Vrijmaking van 1944.
Een monumentale kerk (1929).
Ondertussen bleek gewoontegetrouw de kerk weer te klein geworden. In 1928 werd gesproken ‘over verruiming der zitplaatsen’. Vandaar dat de kerkenraad een bouwcommissie benoemde die hem moest adviseren over de te nemen maatregelen. Moest de kerk uitgebreid worden? Moest er een nieuwe gebouwd worden? Of zou er een twéede kerk moeten komen? Gemeenteraadpleging leidde tot het besluit dat de bekende architect Egbert Reitsma (1892-1976) gevraagd werd een plan voor een nieuwe kerk te maken. Hij had eerder indrukwekkende gereformeerde kerken gebouwd, o.a. in Kollum, Weesp en Leeuwarden, en kwam op de kerkenraad van Andijk met een wel zeer bijzonder kerkbouwplan met pastorie. De totale kosten bedroegen volgens het plan fl. 100.000, terwijl de kerkelijke gemeente al fl. 70.000 bijeengebracht had. De plannen werden echter regelmatig ‘naar boven’ bijgesteld, met het gevolg dat de uiteindelijke kosten ruim fl. 180.000 bedroegen. Zowel het statige exterieur als het kleurige interieur zijn bijzonder indrukwekkend. Op 3 september 1929 kon de kerk in gebruik genomen worden.
Met een preek naar aanleiding van psalm 45:11-16 heeft ds. Steen de kerk in gebruik genomen. Ondertussen was in de kerkelijke gemeente een rondgang gehouden om ter gelegenheid van de ingebruikneming een jubileumgift aan te bieden. Die rondgang bracht maar liefst bijna fl. 22.000 op.
De monumentale kerk aan de Middenweg is gebouwd op 275 palen van 13 meter lengte, waarvan onder de toren maar liefst 65 stuks. Het gehele complex is 60 meter lang. De kerk heeft een hoogte van 23 meter en een lengte van 25 meter bij een diepte van 21 meter. De toren is 45 meter hoog en 6 meter breed. De klok heeft als randschrift ‘Ere zij God’ en weegt 1.500 kg.
180 jaar.
In dít gebouw houdt de Gereformeerde Kerk te Andijk zondag aan zondag nog steeds haar kerkdiensten. In 2016 is het zelfs 180 jaar geleden dat de kerk te Andijk door ds. H. de Cock geïnstitueerd werd, op wélke datum dat ook precies plaatsvond.
(1) Aantekening van de redactie.
Ds. De Cock was op 18 maart 1836 namelijk in Hoorn waar hij de Christelijke Afgescheidene Gemeente stichtte. In juli institueerde hij de gemeente te Urk en zou van daaruit relatief gemakkelijk in Andijk hebben kunnen komen. Dat hij de gemeente in oktober 1836 zou hebben geïnstitueerd lijkt onwaarschijnlijk, omdat hij de dagen ervoor en erna in de provincie Groningen en Drenthe rondreisde.
Bronnen onder meer:
R. Hovenga, In het spoor van het verleden. Jubileumuitgave ter gelegenheid van 150 jaar Gereformeerde Kerk te Andijk. Andijk, g.j. [1986]
R. Prins, Het vijf-en-zeventig-jarig bestaan der Gereformeerde Kerk van Andijk. Andijk, 191
H. Steen, Album der Gereformeerde Kerk te Andijk. Andijk, g.j. [plm. 1930]
J. Trompetter en K. Nierop, Strijd en zegen. Gedenkboek ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan (1836-1961) der Gereformeerde Kerk van Andijk. Andijk, 1961
H. Veldman, Hendrik de Cock. 1801-1842. Biografie en Theologie (in deel II: De 87 gemeenten van Hendrik de Cock. Kampen, 2009
© 2016. GereformeerdeKerken.info