Inleiding.
De ‘Gereformeerde Kerk te Vledder’ werd op 25 december 1893 geïnstitueerd. In 1950 werd de naam van de kerk veranderd in ‘Gereformeerde Kerk te Nijensleek’: Nijensleek was dichter bevolkt.
De Gereformeerde Kerk te Vledder/Nijensleek had de pastorale verantwoordelijkheid over een behoorlijk aantal dorpen en gehuchten in de omgeving, zoals Vledderveld, Vledderveen, Finkegascheveld, Steenwijkerwold, Steggerda, Finkega, Noordwolde, Frederiksoord, Doldersum, Wapserveen, Eesveen en Nijensleek. Toen in 1950 de naamsverandering plaatsvond bleef het ‘dorpenbestand’ waarvoor de kerk te Nijensleek verantwoordelijk was, in grote lijnen hetzelfde.
In dit eerste deel belichten we de wederwaardigheden van en in de Gereformeerde Kerk in het Drentse Vledder (1893-1950) c.q. te Nijensleek (vanaf 1950). In deel 2 gaan we in op de gezamenlijke evangelisatiearbeid in de wijdere omgeving door de Raad van Samenwerkende Kerken, het zgn. RSK-gebied.
1. De arbeid van de Gereformeerde Kerk te Vledder (1893-1950).
Inleiding: de kerkjes in Nijensleek.
Kort na de instituering van de Gereformeerde Kerk te Vledder kreeg deze kerk in 1894 de beschikking over een eigen kerkgebouw in Nijensleek, op dezelfde plaats waar de gereformeerde kerk nu staat. Het was het uit 1892 daterende voormalige houten ‘evangelisatielokaal met banken (zonder leuning)’ van de hervormde gemeente, dat voor fl. 300 was gekocht; dat geld moest in vijf jaar worden afbetaald.
De eerste predikant van de kerk van Vledder was ds. R. van Giffen (1859-1938) die in 1894 aantrad. Al gauw werden een Jongelingsvereniging (JV) en een ‘Jongedochtersvereeniging’ opgericht. De predikant was een notariszoon. Zijn vader had in die omgeving veel landerijen in eigendom, inclusief het terrein waar het houten kerkje stond. Met hun financiële hulp werd daar al snel een stenen kerkgebouw plus pastorie neergezet, die in november 1897 in gebruik genomen konden worden.
Het kerkje deed dienst tot 27 mei 1934, waarna het door de gemeenteleden gesloopt werd om plaats te maken voor een nieuwe kerk, die op 7 november 1934 in gebruik genomen werd. De eerste dienst in die kerk had plaats op 17 januari 1935.
Het werk begint.
Begin 1900 werd colporteur J. de Braal (1843-1925) voorganger van de Kerk te Vledder. Zijn werk als colporteur te Ruinen en later (vooral) te Havelte werd hem te zwaar. Vandaar ‘dat hij aan den wensch van deze zwakke Kerk gehoor gaf en zijn ontslag als colporteur-bijbellezer verzocht’. De provinciale evangelisatiedeputaten hoopten ‘dat de Heere zijn werk vruchtbaar make voor de gemeente van Vledder en omstreken’. Br. De Braal ging in Nijensleek wonen. Hij begon met een zondagsschool in Vledder en een in Wapserveen. In 1902 nam De Braal echter afscheid van Vledder. Hij werd opgevolgd door een andere colporteur: J. Dekker. Deze had van 1901 tot 1902 te Ruinen gewerkt, maar daar had ‘ie het na enige tijd wel gezien. Toen Dekker in 1904 uit Vledder vertrok kwam colporteur Greving er ‘tot wederzijdsch genoegen’ af en toe om ‘eenige bezoeken af te leggen en eene bijbellezing te houden’. De deputaten vonden echter dat er eigenlijk een ‘echte’ predikant in de kerk van Vledder moest komen. Samen met Havelterberg had Vledder op de meeste Drentse dorpen vóór, ‘dat men er niet zooveel op het koude en onverschillige conservatisme stuit; men is er meer ontvankelijk voor diverse indrukken’, zo vonden ze.
Vele jaren lang een eigen voorganger (1904-1929)!
De kleine zwakke kerk van Vledder had ondanks alles een invloed ten goede, zo constateerden de deputaten in 1904: ‘Zij staat te midden van een volkrijke omgeving en heeft vele moeilijkheden moeten doorworstelen. Hoewel klein, wordt toch rekening met haar gehouden, zoodat er in de hervormde kerken [in de omgeving] geen moderne predikanten meer beroepen worden’. Men had gemerkt dat de mensen daar niet van gediend waren.
Gelukkig kwam in Vledder in 1904 een ‘geschikte voorganger’. Het was ‘oefenaar’ A.A. van Opstal (1861-1932), weliswaar geen ‘echte predikant’ maar (zouden wij zeggen) een ouderling met preekbevoegdheid. ‘In de gemeente die hij diende vond hij een omgeving die aan het evangelie vijandig was. Dit uitte zich meermalen in handtastelijkheden, om van de scheldwoorden maar te zwijgen. Zo werden bij de aanleg van de stoomtram meerdere malen zandkluiten uit de zandtreintjes geslingerd naar de kerk, de pastorie en naar hemzelf, en hij moet niet alleen bedacht zijn op het gevaar van adders, die in die onontgonnen streek zich soms in en om de pastorie vertoonden, maar ook voor sommige mensen’.
Van Opstal kwam uit Amsterdam waar hij enige jaren scriba was van de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’, dus uit de rijen van dr. Abraham Kuyper (1837-1920). Bovendien was hij iemand die zó in de theologie geïnteresseerd was, dat hij later een studie tot predikant (op artikel 8 DKO, ‘singuliere gaven’) voltooide en vanaf 1925 nog vier jaar als ‘heuse predikant’ in de kerk te Vledder diende. ‘Hij trekt een goed aantal hoorders en weet velen aan zich te verbinden en dient de Kerk met toewijding’.
De provinciale Inwendige Zending kon deze kerk nu loslaten, ook al bleven de deputaten haar met belangstelling volgen. Samen met br. Van Opstal kon de kerkenraad nu zijn eigen boontjes doppen. We horen dan ook enkele jaren weinig over het wel en wee van de kerk te Vledder. Van belang is wel te melden, dat Van Opstal aan de wieg stond van de christelijke school te Nijensleek. De christelijke school werd allerwegen beschouwd als ‘een uitnemend middel voor evangelisatie’.
In 1914 werd tijdens de deputatenvergadering gemeld dat door de kerk te Vledder nog steeds twee zondagsscholen onderhouden werden; een in Vledder (met zestien leerlingen) en een te Wapserveen (met achtentwintig), waarvoor de deputaten regelmatig een flink aantal traktaatjes stuurden, ter uitdeling onder de kinderen en de ouders.
“Vledder verschilt in veel opzichten van andere kerken. In de meeste plaatsen van Drenthe wonen van eeuwen her dezelfde families, waaronder in den loop der tijden wel eens eenige wisseling plaats heeft, maar die voor ’t overige de oude tradities voortzetten. In het ressort van de kerk van Vledder treft men daarentegen eene bevolking aan uit verschillende delen des lands afkomstig, wat een gevolg der nabijheid van Frederiksoord is”.
Wat was er dan met Frederiksoord? In het gebied rond Nijensleek en Vledder ontgon de in 1818 opgerichte ‘Maatschappij van Weldadigheid’ woeste gronden. Werkloze inwoners uit de grote steden werden daar te werk gesteld om zo hun boterham te verdienen. Deze arbeiders stichtten daar enkele kolonies. ‘Uit de kolonies I en II ontstond het dorp Frederiksoord (tussen Nijensleek en Vledder) en uit III en IV Wilhelminaoord’ (enkele kilometers ten noordwesten van Frederiksoord).
“Door die bevolkingssamenstelling vindt men er ook een beter terrein voor evangelisatie dan elders. De kerk is echter klein en zwak, doch zij wil zich wél inspannen”, zo schreven de deputaten in hun Jaarverslag over 1915. Inmiddels waren er behalve ‘de zondagsschool voor de kinderen der gemeente’, twee ándere die voor de evangelisatie in de omgeving gebruikt werden (Wapserveen en Nijensleek). Deze laatste twee telden in totaal vijftig leerlingen. Verder werd lectuur verspreid en werden bezoeken gebracht, die dienden als broodnodige nazorg bij de lectuurverspreiding. Wat de zondagsschool te Nijensleek betreft, deze bloeide zózeer dat eigenlijk behoefte was aan een ruimere lokaliteit, ‘welke kan verkregen worden in een schuur, doch dan moet daarin een schutting worden geplaatst en ook moet gelegenheid gemaakt worden om er warm te kunnen zitten’, zo werd hartje winter 1916 opgemerkt. Daarvoor vroeg Vledder [aan de particuliere synode] ‘een som, die werd toegestaan’.
Ds. Van Ginhoven komt.
In 1930 deed ds. J.D. van Ginhoven (1902-1975) intrede. Hij was de evangelisatiearbeid zeer toegedaan en het duurde dan ook niet lang of de Kerk van Vledder vroeg de provinciale deputaten een bijdrage voor de overname van een lokaal in Noordwolde (enkele kilometers ten noordwesten van Vledder), waarheen de evangelisatiearbeid zich inmiddels had uitgebreid. ‘Vledder is bezig te Noordwolde voet aan wal te krijgen’, zo constateerden de deputaten in 1933. En het jaar daarop kon al worden verklaard dat ‘Vledder een hulpkerk heeft in Noordwolde, waar ’s zondags eenmaal dienst is en waar zondagsschool, en ’s winters catechisatie gehouden wordt’. In dezelfde tijd werd ook in het Nijenslekerveld (dat ten westen van Wilhelminaoord ligt) geëvangeliseerd.
Een nieuw kerkgebouw (1934).
Het kerkgebouwtje van Nijensleek, dat in 1894 in gebruik genomen werd, vertoonde na verloop van tijd tekenen van verval. Chronisch geldgebrek van de kleine Kerk, alsook de economische crisis van de jaren ’30, waren er de oorzaak van dat onderhoud niet bovenaan het prioriteitenlijstje stond. Ondertussen groeide het aantal leden door de evangelisatiearbeid onder leiding van ds. Van Ginhoven in Wapserveen en Noordwolde. Uiteindelijk kon men niet meer om nieuwbouw heen. Door het houden van allerlei (ook landelijke) acties werd ongeveer fl. 3.000 bijeengeschraapt.
De gemeenteleden hielpen met de sloop van het oude gebouw. Het orgel werd voor fl. 60 verkocht en de verkoop van de afbraakmaterialen bracht fl. 160 op. Tot de nieuwe kerk klaar was kon de gemeente bijeenkomen in de schuur van bakker Buit. Gemeentelid en aannemer Van der Heide was de aangewezen persoon om de bouwklus te klaren. De eerste steen van de nieuwe, 250 zitplaatsen tellende, kerk werd in augustus 1934 gelegd door de heer R.C. Verweijck (pseudoniem ‘Bijltje’), redacteur van het christelijke dagblad ‘De Standaard’, die veel voor het tot stand komen van de kerk had gedaan.
Het kerkgebouw werd op 17 januari 1935 in gebruik genomen. Zelfs burgemeester Linthorst Homan (later commissaris van de Koningin in Groningen), hield een enthousiaste toespraak! Verweijck organiseerde het vervoer van kerkgangers per kerkbrik uit Noordwolde en Steggerda naar de kerk in Nijensleek. Indrukwekkend was ook de hulp van verscheidene andere Gereformeerde Kerken in het land: de Kerk te Breda bood banken aan, die van IJsselmuiden veertig stoelen, kerkstoven, twee psalmborden en twee collectestokken; Diever schonk een nieuw doopvont; de familie Heule uit Haarlem (die zich onder meer inzette voor de kerstening van het goddeloze, arme zuidoosten van Drenthe) schonk de luidklok.
‘Andreas Verleur’.
Zoals gezegd evangeliseerde de kerk van Vledder in de jaren ’30 óók in het Nijenslekerveld (ten westen van Wilhelminaoord). Er was daar al een zondagsschool met maar liefst zestig kinderen van start gegaan en er werden bijbellezingen gehouden, beide in het huis van de familie H. Post. Maar dat kon op het laatst niet meer. Vandaar dat aan de Dwarsweg gratis een stuk grond van de fam. Rodermond mocht worden gebruikt om een lokaaltje te bouwen: voor fl. 2.000 kon daar een evangelisatiegebouwtje neergezet worden. Het werd genoemd naar Andreas Verleur, de voorzitter van de landelijke ‘Gereformeerde Zondagsschoolvereniging ‘Jachin’. Deze kwam regelmatig met vakantie in deze streek en zorgde ook voor een groot deel van de bouwkosten. In juli 1936 werd het lokaal in gebruik genomen. Bijna vijftig jaar heeft het gebouwtje dienst gedaan. Onder leiding van mevrouw H. de Boer-Hessels vergaderde daar ook de evangelisatievrouwenvereniging. In de jaren ‘70 deed het gebouwtje dienst als schildersatelier van de zoon van de latere ds. A. Medema (1928-1993), predikant te Nijensleek en kerkelijk werker van de classis. Het langzamerhand bouwvallig wordende (en onverzekerde) pand werd op 11 april 1986 door brand na blikseminslag helaas totaal vernield.
Ondertussen ging het overige evangelisatiewerk in de omgeving door. Maar we horen er via de archieven van de particuliere synode geen verdere bijzonderheden meer over. Ook over de tijd van de Tweede Wereldoorlog vernemen we niets. Papierschaarste, gevaar, vergaderverbod; dat alles maakte het ongestoord doorwerken moeilijk, zoniet onmogelijk. Ds. Van Ginhoven vertrok in november 1946.
2. De Gereformeerde Kerk te Nijensleek (vanaf 1950).
Zoals gezegd veranderde de naam van de Kerk in 1950 in ‘Gereformeerde Kerk te Nijensleek’; niet dat dit iets uitmaakte voor de intensiteit van het evangelisatiewerk, maar voor de duidelijkheid is het van belang dat nog even te vermelden. Duidelijk was te merken dat het evangelisatiewerk in de oorlog deels tot stilstand gekomen was. De provinciale deputaten besteedden in 1952 en 1953 verscheidene besprekingen aan de vraag ‘hoe kan de classis Beilen geholpen worden, omdat in Vledder steun nodig is, wil het evangelisatiewerk daar weer goed aan de gang komen. Daar is een wijd land dat nog niet geestelijk bezocht kon worden’.
De plannen wàren er wel en werden tegen het licht gehouden: “’t Gebouwtje Verleur moet opgeknapt worden. Geschat wordt hiervoor [voor rekening van de particuliere synode] fl. 500 te moeten voteren, en voorlopig fl. 250 voor de eigenlijke arbeid. Er zal dan meer regelmatig worden gepreekt. Nijensleek is echter zélf nog enigszins evangelisatieterrein. Overwogen wordt contact met Noordwolde te zoeken waar twee evangelisten zijn. Eveneens of er een Stichting voor Jeugdzorg o.i.d. kan komen met subsidies van de overheid”. De deputaten adviseerden Nijensleek contact met de moederkerk, Steenwijk, op te nemen. Dat gebeurde, maar het bleek al gauw dat men op geld voor het evangelisatiegebouwtje niet hoefde te rekenen; wel op sprekers. Gelukkig werd via de provinciale deputaten uiteindelijk fl. 1.050 ontvangen.
Wel werd in samenwerking met Noordwolde de ‘Stichting voor Massa Jeugdwerk’ opgericht. Daarvoor werd contact opgenomen met de Drentse afdeling van ‘Evangelisch Herstel en Opbouw’, die zich met deze soort van ‘sociaal jeugdwerk met evangelisatorische insteek’ bezighield. In 1959 wisten de deputaten echter nog niet precies welke kant het met het werk in Nijensleek op moest. Vandaar dat het ‘normale werk’ er voorlopig op de oude voet voortging: ‘Er is zondagsschoolwerk, een jeugdclub en een vrouwenvereniging. De evangelisatiediensten in het gebouw Andreas Verleur worden nu eens per maand gehouden; dit is een achteruitgang. Er was vroeger zelfs wekelijks een bijeenkomst, daarna om de twee weken. Er komen enkele buitenkerkelijken’.
Naar de combinatie Nijensleek-Makkinga.
De opvolger van ds. Van Ginhoven, ds. D.U. Bergsma (1901-2002), vertrok in 1966 uit Nijensleek. Daardoor werd het evangelisatiewerk weer stuurloos, juist nu er iets moest gebeuren. Daarom kwamen op 18 april 1967 vier broeders uit Nijensleek op de vergadering van de provinciale Deputaten voor de Evangelisatie voor hun plaatselijke noden pleiten. Ze wezen er op dat het recreatiewerk (met ‘in 1966 bijna 100.000 overnachtingen’) nódig aangepakt moest worden. Maar óók de kerkelijke gemeente had dringend aandacht nodig. Konden die twee werkvelden misschien ook gecombineerd worden?
De deputaten hadden geconstateerd dat de gemeente te Nijensleek sinds het vertrek van ds. Van Ginhoven in 1946 zeer geslonken was, en ook dat ‘door de evangelisatie gewonnen gemeenteleden waren teruggevallen in hun oude levenswijze’. De broeders te Nijensleek hadden ds. Van Ginhoven na zijn vertrek nog om advies gevraagd en hij had teruggeschreven dat het voor Nijensleek van groot belang was een evangelisatiepredikant te benoemen. Ds. P.B. Suurmond (1921-2010), gereformeerd evangelisatiepredikant in algemene dienst, had gesuggereerd dat het misschien mogelijk was contact en eventueel samenwerking te zoeken met het evangelisatiegebied rond Makkinga in Friesland, ongeveer tien kilometer ten noorden van Nijensleek. De provinciale deputaten zagen daar wel wat in; vandaar dat daarover in 1967 in Makkinga een vergadering werd uitgeschreven.
Het resultaat van de besprekingen was dat de Kerken van Appelscha en Oosterwolde (beide in de classis Assen) en de Kerk te Donkerbroek in Friesland, waar de post Makkinga onder ressorteerde, ermee akkoord gingen om het gebied rond Nijensleek én dat rond Makkinga in het vervolg als één geheel te beschouwen. In december 1968 waren de besprekingen al zover gevorderd dat de heer A. Medema uit Haarlem beroepen kon worden als voorganger-evangelist voor het gebied rond Nijensleek en Makkinga. In mei 1969 trad hij in dienst. Hij ging in Nijensleek wonen. Daar verrichtte hij pastorale kerkelijke arbeid en de rest van de tijd werkte hij in de evangelisatie in Makkinga en wijde omgeving.
De inmiddels opgerichte Raad van Samenwerkende Kerken (RSK), waarin de Kerken van Appelscha, Oosterwolde, Donkerbroek, Diever en Nijensleek samenwerkten, begeleidde het evangelisatiewerk van de nieuwe functionaris. De financiële kant van de zaak werd zo geregeld dat 5/8 deel van de kosten voor rekening van de Kerk te Nijensleek kwam; deze kon via de classis en de particuliere synode financiële steun aanvragen. Zo ging de gecombineerde arbeid in het gebied van de Raad van Samenwerkende Kerken van start.
Bronnen onder meer:
Archief van de Particuliere Synode Drenthe van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Drents Archief, Assen
G.J. Kok, ‘Vaak was het ploegen op rotsen…‘ De evangelisatiearbeid van de Particuliere Synode Drenthe van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1893-1993). Groningen, 2013
© 2016. GereformeerdeKerken.info