Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Watergraafsmeer

Inleiding.

De kerkgeschiedenis van Watergraafsmeer begon na de droogmaking van het  ‘Watergraafsmeer’ in 1629. Vanaf 1631 werden de polderbewoners voor wat het kerkelijk leven betreft gerekend tot Diemen.

Een kaart van Watergraafsmeer in 1869
Een kaart van Watergraafsmeer in 1869.

Ook in de hervormde gemeente van Diemen bestond bij enkele gemeenteleden onvrede over de toenmalige toestand van de hervormde kerk.

‘Dreigende scheuring’?

Zo ontving de kerkenraad in 1884 een schrijven waarin een gemeentelid vragen stelde over de handhaving van de tucht en de Drie Formulieren van Eenigheid (de officiële, maar vaak niet meer gehandhaafde belijdenisgeschriften van de hervormde kerk). De kerkenraad legde die brief echter zonder meer terzijde. Met het oog op de (voor de kerkelijke bestuurders steeds verontrustender wordende) berichten over de ‘benauwde broederen’ te Amsterdam, waar de Doleantie steeds dichterbij kwam, stuurde de classis een waarschuwend schrijven aan de hervormde kerkenraden in dat ressort, waarin er op aangedrongen werd  eventuele onruststokers en scheurmakers nauwgezet in de gaten te houden en tijdig passende maatregelen tegen hen te nemen. Ook díe brief werd door de kerkenraad voor kennisgeving aangenomen. In Diemen was immers nauwelijks onrust te bespeuren. En de kerkenraad ondernam – in tegenstelling tot kerkenraden elders in het land – ook zelf geen stappen ‘om de reformatie van de kerk ter hand te nemen’, zoals dat genoemd werd.

De hervormde kerk van Diemen (1865-1967).
De hervormde kerk van Diemen (1865-1967).

Vandaar dat een aantal bewoners van Watergraafsmeer, D. Martens, T. Verheul en C.A. van Wijngaarden, op donderdag 10 oktober 1889 op bezoek ging bij de ‘predikant onder het genootschap van 1816’, t.w. de hervormde predikant van Diemen-Watergraafsmeer, ds. Cornelis Verhagen (die daar van 1888 tot 1893 stond). Men vroeg hem te bevorderen de ‘Reformatie der kerk’ ter hand te nemen en ‘het synodale dwangjuk’ af te werpen.

De predikant, ‘wel de dolerenden gezind, voelde echter geen lust, genegenheid of roeping dit te doen of de kerkeraad daarin voor te gaan’. De broeders keerden dus onverrichterzake ‘en zeer teleurgesteld en tot in hun binnenste bedroefd’ terug naar huis, ‘teneinde zodoende zélve als reformateurs der kerk van Diemen en Watergraafsmeer op te treden’. Op het Gereformeerd Kerkelijk Congres, dat in januari 1887 in het nabijgelegen Amsterdam gehouden was (ongetwijfeld ook door hervormden uit Watergraafsmeer bezocht), waren voorgedrukte formulieren  voor dit soort situaties uitgedeeld. Daarvan konden de drie broeders gebruik maken.

Doleantie.

Ze zagen toen geen andere mogelijkheid dan zich te beraden over de instituering van een eigen kerk. Overal in het land, zeker ook in het niet veraf gelegen Amsterdam, werden Dolerende Kerken opgericht; deze ontwikkelingen werden ook door sommigen in Diemen met belangstelling gevolgd.  Besloten werd toen om op 25 oktober 1889 in het Zwitsers koffiehuis ‘Het Wapen van Diemen’ aan de Hartveldseweg,  een vergadering te houden, ‘om aldaar onder biddend opzien te bespreken, wat een iegelijk te doen stond’.

Ds. B. van Schelven ().
Ds. B. van Schelven (1847-1928).

Ds. B. van Schelven (1847-1928) van Amsterdam, zelf in 1886 in Doleantie gegaan, werd gevraagd de bijeenkomst te leiden, waarin hij toestemde. Op de vergadering waren maar liefst honderdzestig aanwezigen, onder wie, merkwaardig genoeg, ook de burgemeester, de hervormde predikant ds. Verhagen én een tweetal veldwachters.

Dolerende Kerk in Diemen geïnstitueerd (1890).

Besloten werd de hervormde kerkenraad nog eens schriftelijk te vragen de Reformatie der kerk ter hand te nemen om zo aan de aloude Dordtse Kerken Ordening van 1618-1619 opnieuw geldigheid te verlenen en het door de overheid onwettig ingevoerde ‘Algemeen Reglement van 1816’ buiten werking te stellen. De kerkenraad antwoordde enkele weken later; men deelde mee niet aan het verzoek te zullen voldoen.

Dit antwoord had tot gevolg dat besloten werd een zelfstandige ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ te Diemen op te richten. De instituering van deze kerk stond onder leiding van de Amsterdamse  Dolerende predikant N.A. de Gaay Fortman (1845-1927). Deze gebeurtenis vond plaats op 2 maart 1890 door de bevestiging van drie ambtsdragers, twee ouderlingen en een diaken, t.w. Cornelis Anthonie van Wijngaarden, Jouke Wiersma en Jan Rentzenbrink.

In het Rechthuis.

Het Rechthuis.
Het Rechthuis.

Maar waar moesten de kerkdiensten gehouden worden? Een eigen kerk bouwen was onmogelijk omdat de gemeente zeer klein was en aanvankelijk zelfs niet meer dan twintig belijdende leden telde. Besloten werd voor fl. 180 per jaar elke zondag een zaal in ‘Het Wapen van Diemen’ te huren. Er was echter een probleem: de meeste leden van de kersverse gemeente woonden aan de Ringdijk; daarom wilde men graag een onderkomen huren in Watergraafsmeer, dichterbij hun eigen woonplaats.

Nu stond op de hoek van Ringdijk en Middenweg het zgn. ‘Rechthuis’. Besloten werd daar bij wijze van proef weekbeurten te gaan houden: door-de-weekse kerkdiensten, die in die tijd – naast de kerkdiensten op de zondag – op vele plaatsen gehouden werden. Dat gebeurde vanaf 18 september 1891 en het beviel goed. Vandaar dat de diensten vanaf 16 november ook op zondagavond gehouden werden en vanaf mei 1891 bovendien op de zondagochtend.

De kerkenraad besloot dus ‘zowel op Diemen als te Watergraafsmeer de gemeente in de gelegenheid te stellen samen te komen om het Woord van God te hooren verkondigen’. De huurkosten waren daardoor hoog. In een schrijven aan de classis vroeg de raad dan ook om financiële steun.

Een eigen kerk ‘Boerenkoolkerk’ (1891).

De 'Boerenkoolkerk'.
De ‘Boerenkoolkerk’ (1891-1900).

Deze situatie heeft echter maar een paar maanden geduurd, want ondertussen was de kerkenraad met steun van de classiskerken overgegaan tot aankoop van een stuk grond en de bouw van een eenvoudig kerkje in de Cornelis Drebbelstraat (vroeger heette die straat Kerkstraat). Het gebouwtje werd in de volksmond al gauw de ‘Boerenkoolkerk’ genoemd. De eerste dienst werd op 20 september 1891 gehouden onder leiding van ds. P. van Son (1838-1919) van Amsterdam. Het kerkje kon 260 kerkgangers herbergen; maar voor de eerste dienst moesten ongeveer vijfentwintig stoelen uit het Rechthuis gehuurd worden om de belangstellenden allemaal een plaats te kunnen geven.

Een koster was er aanvankelijk niet. H.H. Brouwer woonde vlakbij het kerkje en zorgde, samen met enkele andere gemeenteleden, dat de kerk schoongehouden werd en de olielampen bijgevuld werden. Ook een predikant was er nog niet; de minder dan twintig betalende leden konden de kosten daarvan niet opbrengen, zodat de eerste jaren predikanten uit Amsterdam werden uitgenodigd in de diensten voor te gaan.

Het verenigingsleven breidde zich ondertussen wél uit. In 1891 werd de Meisjevereniging ‘Dorcas’ opgericht en het jaar daarop de Jongelingsvereniging ‘Samuel’. Ook werd in 1893 besloten een knapenvereniging op te richten onder de naam ‘Jonge Samuel’, die vooralsnog bij de jongens thuis vergaderde.

De kerk in Watergraafsmeer geïnstitueerd (1894).

De kerkenraad van 5 februari 1894 werd niet in de kerk gehouden, maar bij ds. B. van Schelven van Amsterdam thuis.  Het was dan ook een memorabele bijeenkomst, want de vergadering begón als kerkenraad van de (inmiddels sinds 1892) ‘Gereformeerde Kerk’ van Diemen-Watergraafsmeer, maar na de sluiting daarvan werd de bijeenkomst voortgezet als kerkenraad van de ‘Gereformeerde Kerk te Watergraafsmeer’.

Pas vijf jaar later, in 1899,werd de eerste predikant beroepen. Ds. A.H. Gezelle Meerburg (1845-1905) van Delft nam het op hem uitgebrachte beroep aan, en werd op 9 juli dat jaar in het ambt bevestigd door ds. G.A. de Jong (1833-1910) van Schoonhoven.

Een nieuwe kerk (1900).

De tweede gereformeerde kerk van Watergraafsmeer (1901-1908).
De tweede gereformeerde kerk van Watergraafsmeer (1901-1908).

Ondertussen groeide de gemeente van Watergraafsmeer, ongetwijfeld mede door de uitbreiding van het nabijgelegen Amsterdam. Een nieuw kerkgebouw werd noodzakelijk. Besloten werd tot nieuwbouw over te gaan aan de Simon Stevinstraat.  Daar kon op 25 juli 1900 de nieuwe kerk in gebruik genomen worden. De ‘Boerenkoolkerk’ ging over in handen van de christelijke schoolvereniging. Maar omdat de gemeente nog steeds doorgroeide werd de nieuwe kerk al snel te klein. De vraag deed zich voor of men de bestaande kerk zou uitbreiden of dat men een nieuwe kerk zou bouwen. Berekeningen wezen uit dat het verschil tussen nieuwbouw en verbouw slechts fl. 10.000 bedroeg. Het besluit om een nieuwe kerk te bouwen was toen snel genomen.

Rehobothkerk (1908).

De Rehobothkerk (1908-1972). Foto: Reliwiki, Andre van Dijk
De Rehobothkerk (1908-1971). Foto: Reliwiki, Andre van Dijk

De plaats waar die nieuwe kerk moest komen en ook de benodigde financiën waren aanvankelijk onderwerpen van veel overleg. Toch kwam men in 1907 overeen een stuk grond aan de tegenwoordige Zacharias Jansestraat (toen nog Paul Krugerstraat) te kopen van A. ter Kuile, die zich verplichtte tot de aanleg van de er langs lopende straat. Aannemer Kraay bouwde de kerk voor fl. 47.500 volgens het plan van de bekende gereformeerde kerkbouwarchitect Tjeerd Kuipers (1857-1942). De eerstesteenlegging  vond plaats op 2 september 1907. Op woensdag 3 juni 1908 werd de nieuwe kerk in gebruik genomen onder leiding van de eigen predikant ds. J.L. Schouten (1872-1940), en wel naar aanleiding van Genesis 26:22: ‘En hij brak op vandaar en groef een andere put en zij twistten over die niet. Daarom noemden zij deszelfs naam Rehoboth en zeide: Want de Heere heeft ons ruimte gemaakt en wij zijn gewassen in dit land’. Aan deze tekst werd ook de naam van de kerk ontleend: ‘Rehobothkerk’.

In 1910 kochten de Hervormden de oude gereformeerde kerk aan de Simon Stevinstraat. In dit rustige kerkgebouw spraken de Amsterdamse predikanten graag. Zij het met uitzondering van een van hen, die nooit in deze kerk in ‘de Meer’ wilde preken omdat deze kerk vroeger “gereformeerd” was.

Het interieur van de Rehobothkerk.
Het interieur van de Rehobothkerk.

Sterke groei.

De nabijheid van Amsterdam was de oorzaak van de sterke groei van de bevolking van Watergraafsmeer. Telde dat gebied rond 1725 zo’n driehonderd inwoners, bij de volkstelling van bijna honderd jaar later, die van 1818, woonden er ruim twee keer zoveel: meer dan 700. Wéer honderd jaar later bedroeg het aantal bewoners ruim 3.700 en rond 1955 was het aantal inwoners van Watergraafsmeer bijna 40.000. Door deze sterke groei breidde ook de Gereformeerde Kerk van Watergraafsmeer zich sterk uit. In een aantal jaren verdubbelde het ledental van de kerk, zodat men al snel drie predikanten nodig had en ook het aantal kerkgebouwen moest worden uitgebreid.

De Koningskerk (1956).

De Koningskerk.
De Koningskerk (1956-1995).

Het gemeentebestuur van Amsterdam bood kort na de oorlog een stuk grond aan, gelegen aan de Van ’t Hofflaan. De kerkenraad  besprak zo nu en dan de vraag of het noodzakelijk was om naast de ‘Rehobothkerk’ een tweede kerk te bouwen. De kerkenraad riep daarom in mei 1950 een gemeentevergadering bijeen om de zaak door te praten. Daar ging men akkoord met de bouw van een nieuwe kerk op het door het gemeentebestuur aangeboden stuk grond. Ook werd een ‘Commissie Kerkbouw’ aangesteld, die de gang van zaken nauwkeurig moest begeleiden.

Twee architecten, C. Trappenburg en W. van de Kuilen, ontwierpen gezamenlijk een plan, dat door de kerkenraad werd aangenomen, en al op 1 september 1954 kon de eerste paal de grond in. Ds. C.P.T. Rijper (1919-2010) legde op 5 maart, tijdens het woeden van een sneeuwstorm, de eerste steen.

Ds. C.P.T. Rijper ().
Ds. C.P.T. Rijper (1919-2010).

Op 8 oktober 1955 kwam de kerk onder de kap en op 21 maart 1956 kon de Koningskerk, zoals de naam luidde, in gebruik genomen worden. Het werd een modern rechthoekig hoofdgebouw met een losstaande toren. Opvallend zijn de in beton gevatte figuratieve ramen aan de zijkanten, die bijbelse verhalen voorstellen.

Het interieur van de Koningskerk.
Het interieur van de Koningskerk.

Tijdens de ingebruiknemingsdienst ontving dr. J.C. Gilhuis (1908-1993), een van de plaatselijke predikanten, de sleutel uit handen van de Commissie van Beheer. Zijn toespraak eindigde hij met de woorden: ‘Moge  deze kerk tot in lengte van jaren gebruikt worden in een eredienst die bij een Koningskerk behoort’. Ds. Rijper hield vervolgens de eerste preek in de nieuwe kerk naar aanleiding van Openbaring 14 vers 6: ‘En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen’

Later…

De ‘Gereformeerde Kerk te Watergraafsmeer (Amsterdam)’, zoals de kerk tot 1930 officieel heette en sindsdien ‘Watergraafsmeer (Amsterdam-Oost)’, werd per 1 maart 1968 samengevoegd met de kerk van Diemen, onder de naam ‘Gereformeerde Kerk Diemen-Watergraafsmeer-Bijlmer’. Het aantal leden van de Gereformeerde Kerk daalde ondertussen flink. Bovendien werd de Rehobothkerk wegens bouwvalligheid per 1 januari 1971 buiten gebruik gesteld en in 1973 gesloopt.

De afbraak van de Rehobothkerk in 1973.
De afbraak van de Rehobothkerk in 1973.

In november 1970 nam de Algemene Kerkenraad van de Gereformeerde Kerk van Diemen, Watergraafsmeer en de Bijlmer het besluit om in de Bijlmermeer een kerk te bouwen. Drie jaar later, op 19 december 1973, werd het eerste complex, ‘De Nieuwe Stad’, geopend. Deze kerk werd gebouwd onder een parkeergarage van de Ganzenhoef. Kerkgangers konden hun auto’s op het dak parkeren

(Later werd deze kerk in het kader van stadsvernieuwing afgebroken en werd in 1993 – ook onder leiding van bouwpastor C.P.T. Rijper – een  tweede kerkcentrum  ‘De Nieuwe Stad’  gebouwd, deze keer aan het Luthuliplein, destijds behorend tot de op 1 januari 1992 geïnstitueerde Gereformeerde Kerk Bijlmermeer, en momenteel onder meer in gebruik bij de Protestantse Gemeente te Amsterdam Zuidoost).

Per 1 januari 1992 werd de Gereformeerde Kerk van Watergraafsmeer opnieuw een zelfstandige Gereformeerde Kerk. De Koningskerk werd in 1995 als gereformeerde kerk buiten gebruik gesteld en verkocht aan de Evangelische Broedergemeente. De gereformeerden kerkten sindsdien in het kader van het Samen-op-Weg-proces in de voormalig hervormde Emmakerk. Deze werd na een ingrijpende verbouwing in 1999 in gebruik genomen als Samen-op-Weg’-kerk ‘De Bron’.

Rond 2008 werd de Protestantse Gemeente Watergraafsmeer gevormd. Deze gemeente kerkt nog steeds in ‘De Bron’.

Ledentallen.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Watergraafsmeer enz. tussen
De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Watergraafsmeer enz. tussen 1905 en 2005.

Bronnen onder meer:

J.C.H. Blom en C.J. Misset, ‘Broeders sluit u aan’. Aspecten van verzuiling in zeven Hollandse gemeenten. Den Haag, 1985

A. Boertien (e.a.), 100 jaar Gereformeerde Kerk van Diemen. 1894-1994. Diemen, 1994

J.H. Kruizinga, Van Rechthuis naar Koningskerk, in: Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 4e jaargang nr. 14, 7 april 1956

© 2016. GereformeerdeKerken.info