Via Haulerwijk en Marum naar de Gereformeerde Kerk in De Wilp

Inleiding.

Zoals wij eerder berichtten wordt het voormalig gereformeerde kerkgebouw te De Wilp (Gr.) de PKN-kerk in het dorp. De zelfstandige Gereformeerde Kerk in De Wilp ontstond in 1871 vanuit de Gereformeerde Kerk te Marum, hoewel De Wilp tót 1852 – toen de kerk te Marum werd geïnstitueerd – ressorteerde onder de kerk te Haulerwijk. Bovendien waren in De Wilp leden van beide kerken woonachtig. Vandaar dat we aan beide ‘moedergemeenten’ aandacht schenken.

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Haulerwijk.

De boeren in het Friese dorpje Haule waren vroeger eigenaars van de uitgestrekte heidevelden waar nu de dorpen Haulerwijk en het nabijgelegen Waskemeer liggen. Ze lieten daar hun schapen grazen. Toen de heidevelden werden ontgonnen werd een vaart gegraven voor de afvoer van de ontgonnen turf. Die vaart (ook ‘wijk’ genoemd) werd dus de Haulerwijkstervaart, ‘de wijk van Haule’, die in 1756 gegraven werd.

De veenarbeiders die werkzaam waren in de ontginning van die heidevelden bouwden hun huisjes langs de wijk; de muren waren gemaakt van zoden en de daken bedekt met heideplaggen. Aanvankelijk werd de afgegraven grond gebruikt voor de verbouw van boekweit, maar langzamerhand kwam de landbouw op gang. De turfschippers brachten op de terugweg compost mee. Dat was een flinke stimulans voor de verdere ontginning van de uitgestrekte gronden langs de Haulerwijk.

In de tweede helft van de negentiende eeuw namen de ontginningswerken na ruim honderd jaar af. Het gevolg was natuurlijk dat ook de bevolking van Haulerwijk afnam. Maar de achterblijvers bleven werkzaam in de landbouw en vonden daarin hun middel van bestaan. De ‘P.W. Janssens Friesche Stichting” was van groot belang voor de ondersteuning van deze noeste werkers door de bestrijding van de werkloosheid en armoede in die streek; daarbij probeerde de Stichting ook de woonomstandigheden te verbeteren. De bewoners van Haulerwijk hadden door drankmisbruik en vechtpartijen lange tijd geen goede naam.

Ds. H. de Cock komt langs.

(Foto: Handboek ten dienste van de Geref. Kerken in Nederla,d 1905).
Ds. H. de Cock (1801-1842) institueerde de kerk te Haulerwijk.

In Haulerwijk woonde ook veenbaas Auke Rienks de Boer. Hij bezocht sinds 1834 (toen ds. De Cock in Ulrum zich van de Hervormde Kerk afscheidde) samen met anderen ‘conventikels’ (godsdienstige huisbijeenkomsten) in het dorp Waskemeer, toen Beneden-Haulerwijk genoemd. Die werden gehouden in de woning van veenarbeider Fedde Martens Riemsma (1775-1854). Ze hoorden eigenlijk bij de hervormde gemeente van het dorp Donkerbroek, maar voelden zich niet thuis onder de prediking van de plaatselijke hervormde predikant, dr. W.G. Benthem Reddingius.

Grietman (c.q. burgemeester) J.A. Willinge (1760-1839) van de grietenij (c.q. gemeente) Ooststellingwerf moest van die conventikels niets hebben. De grietman had oefenaar Riemsma in 1835 op het grietenijhuis ontboden, maar deze was daar niet verschenen, omdat hij ziek was. Hij had echter wél een briefje gestuurd: hij wist wel waarom de Grietman hem wilde spreken en hij beloofde bij voorbaat dat hij met het oefenen in Ooststellingwerf zou stoppen (we zullen zien dat hij zijn belofte niet gestand kon doen). Riemsma was kort daarvoor voor het oefenen in het dorp Zevenhuizen (Gr.) beboet waarvoor hij meer dan fl. 80 had moeten betalen, ware het niet dat hij in hoger beroep vrijgesproken was.

Grietman J.A. Willinge ().
Grietman J.A. Willinge (1760-1839).

Op 7 februari 1836 kwam ds. H. de Cock in het nabijgelegen dorp Appelscha en institueerde daar een Christelijke Afgescheidene Gemeente. Dat was voor de conventikelbezoekers in Beneden-Haulerwijk een uitkomst: de afstand tot Appelscha was betrekkelijk eenvoudig te overbruggen, zodat ze in het vervolg de kerkdiensten van de gemeente in Appelscha bijwoonden. Ze lieten zich er ook inschrijven als lid. Ook ds. De Cock kwam er zo nu en dan in de dienst voorgaan, maar er was ook een tweetal oefenaars in Haulerwijk werkzaam, namelijk (tóch weer!) Fedde Martens Riemsma (1775-1854) en Jan Thijses Bijzitter (1809-1869). Ook zij gingen geregeld voor.

Oefenaar, later ds. J.T. Bijzitter (1809-1869).
Oefenaar, later ds. J.T. Bijzitter (1809-1869).

Geïnstitueerd.

Niet moeilijk te begrijpen dat Auke de Boer en de zijnen ds. De Cock vroegen ook naar Haulerwijk te komen om daar te preken. Misschien zou hij er zelfs een Afgescheiden Gemeente kunnen stichten! Dat was geen probleem, vandaar dat ds. De Cock op 15 april 1838 in Haulerwijk een kerkdienst leidde. Van de zeventig aanwezigen – het was dus een ‘ongeoorloofde’ godsdienstoefening – werden twintig meteen lid van de gemeente, onder wie natuurlijk Auke de Boer en zijn zoon Alle. Die twee waren inmiddels gekozen tot resp. ouderling en diaken en werden toen door ds. De Cock in het ambt bevestigd. Daarmee was de gemeente geïnstitueerd.

De Grietman hoorde pas later van de vestiging van de Afgescheiden Gemeente in Haulerwijk. Hij was ‘not amused’ en toen hij hoorde dat drie dagen later opnieuw een godsdienstoefening gehouden werd, ging zijn plaatsvervanger er op af. Samen met twee veldwachters kwam A.B. Prakken ten huize van Auke de Boer waar (toen nog oefenaar)  Jan Lammerts Tiesinga (1797-1846) uit Appelscha in de dienst voorging (later, in 1841, werd hij geëxamineerd en toegelaten als predikant te Appelscha). Het bleek dat er méér dan twintig toehoorders aanwezig waren, reden waarom zowel gastheer De Boer als voorganger Tiesinga op de bon geslingerd werden. Maar door de rechtbank te Heerenveen werden ze vrijgesproken. Deze uitspraak werd door de rechtbank van Leeuwarden echter ongedaan gemaakt; maar de opgelegde boetes waren klein, fl. 12 per persoon.

Een eigen predikant.

Ds. T.F. de Haan () die de kerk in 1848 inwijdde.
Ds. T.F. de Haan (1791-1868) was – tot de komst van ds. Strik – eigenlijk ook predikant te Haulerwijk.

De kerkenraad van de groeiende gemeente te Haulerwijk had besloten ook in het dorp Donkerbroek Afgescheiden diensten te houden in de woning van één van de aldaar wonende gemeenteleden. En bovendien werd in combinatie met Donkerbroek een eigen predikant beroepen. Eigenlijk was toen ds. S. van Velzen (1809-1896) de ‘echte’ predikant van die gemeente; officieel bestierde hij namelijk tot 1839 alle Friese Afgescheiden Gemeenten als herder en leraar, dus ook die te Haulerwijk. Na hem deden dat achtereenvolgens ds. R.W. Duin (1797-1843) in 1839 en 1840 en ds. Tamme Foppes de Haan (1791-1868) in 1841. Maar tóen kreeg Haulerwijk-Donkerbroek en eigen predikant.

De in oktober 1841 door de Provinciale Vergadering te Groningen geëxamineerde en als predikant toegelaten Frens Strik (1811-1889) werd namelijk door ds. T.F. de Haan – die in Groningen studenten opleidde tot predikant – in het ambt bevestigd (Strik was nog door ds. De Cock tot predikant opgeleid). De vreugde was echter van korte duur. Een jaar later, in oktober 1842, vertrok hij naar de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Houwerzijl -Zoutkamp (Gr.). Het duurde tot 1844 voor de gemeente wéér een predikant kreeg: oefenaar  Jan Thijses Bijzitter, die al sinds 1834 in Haulerwijk als oefenaar werkzaam was geweest. In 1845 werd hij toegelaten als predikant, zodat Haulerwijk-Donkerbroek sindsdien een ‘echte’ dominee hadden. Hij stond er als zodanig ook maar ongeveer twee jaar, evenals verscheidene van zijn opvolgers. Maar dat kon Bijzitter vergeven worden, omdat hij immers al jaren lang in het dorp gewerkt had.

Ds. F. Strik (1811-1889).
Ds. F. Strik (1811-1889).

De gemeente had intussen vermoedelijk halverwege de jaren ’40 van de negentiende eeuw een eigen kerkje gebouwd. Volgens dr. Wesseling was het een gebouw ‘staande en gelegen te Haule, kadastraal bekend sectie B. nr 36, namelijk op de grond van en ook vlak bij het huis van de eerste ouderling, veenbaas Auke Rienks de Boer. Dat was in het tegenwoordige dorp Waskemeer, aan de zuidzijde van de Vaart, schuin tegenover de oude melkfabriek.

In 1853 werd op dezelfde plaats een nieuwe kerk gebouwd. Het Afgescheiden kerkelijke weekblad ‘De Bazuin’ berichtte daarover: ‘Haulerwijk – 4 december 1853. Heden was het voor onze Gemeente een blijde dag, dewijl ons het voorrecht van den Heere geschonken werd, dat wij voor het eerst in ons nieuw kerkgebouw mogten vergaderen. Onze leeraar, ds. J. Talsma [1813-1871], preekte over de gepaste woorden uit de 84e psalm vers 2-5. Een talrijke schare had zich vergaderd; en gelijk de eerste predikatie ons schetste een Godsman in zalige zielsgenoegens omtrent de openbare Godsdienst, is het onze bede dat zulk een woord nimmer tegen ons getuigen mag, door onze ondankbare verzuiming van een voorrecht zo ruim ons thans geschonken en zo dikwijls door anderen met smart ontbeerd. Het zij en blijve een plaats des gebeds voor ons en onze kinderen, todat wij de Heere aanschouwen mogen in het eeuwig licht!’

Ds. J. Talsma (1813-1871).
Ds. J. Talsma (1813-1871).

Voor de volledigheid: In 1876 werd een nieuwe kerk in gebruik genomen. Deze werd in 1930 vervangen door het huidige kerkgebouw.

De kerk van 1876, die door de huidige kerk vervangen werd.
De kerk van 1876 te Haulerwijk, die in november 1930 door de huidige kerk vervangen werd.

Via Haulerwijk naar De Wilp.

Een aantal leden van de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Haulerwijk woonde in het dorpje De Wilp (Gr.). Het gehucht De Wilp was net als Haulerwijk ontstaan door de ontginning van veengebieden. Er vestigden zich veenarbeiders die bijzonder gecharmeerd waren van de herberg ‘De Wulp’ (in het Fries: De Wylp). Die naam verbasterde langzaam tot De Wilp, zoals ook het dorp genoemd werd.

Toen Haulerwijk een eigen predikant kreeg in de persoon van ds. F. Strik wilde de al eerder genoemde oefenaar Fedde Martens Riemsma naar De Wilp om daar het evangelie te brengen. Maar de kerkenraad van Haulerwijk stond dat niet toe, bang als hij was om de gemeenteleden in De Wilp straks te verliezen door de instituering van een eigen Afgescheiden Gemeente! De classis steunde de kerkenraad daarbij.

Toch was in De Wilp kort daarop een andere oefenaar werkzaam: de ‘mysticus’ Marten Jans van Houten (1801-1879), die met de Christelijke Afgescheiden Gereformeerde Kerk – en eveneens met andere kerken – niets te maken had en zich er zelfs van distantieerde. In 1843 kwam hij in De Wilp wonen. Zijn activiteiten – die grote aanhang hadden – werden ook door de hervormde kerkenraad van Donkerbroek met lede ogen aangezien.

Via Marum naar De Wilp.

Kaartje van de omgeving van Marum.
Kaartje van de omgeving van Marum.

En in oktober 1857 werd in De Wilp óók nog een Afgescheiden kerkje gebouwd! Dat gebeurde echter door de kerkenraad van Marum (Gr.). Die kerk was namelijk enkele jaren eerder, op 12 april 1852, geïnstitueerd onder leiding van ds. T.F. de Haan, die in de stad Groningen studenten uit de provincies Friesland en Groningen opleidde tot predikant bij de Afgescheidenen. Hij kwam met het voorstel ‘dat hij wel eens wilde komen prediken op eene zondag te Marum bij D.G. Wijma aan de Kruisweg. De kerkenraad van de Christelijke Afgescheiden Gemeente van Grootegast (waartoe Marum behoorde) ging akkoord. Deze dienst vond plaats op 22 februari 1852. ‘Er werd op dien dag tweemaal gepredikt met veel opkomst en toeloop van volk, tegen verwachting van velen en men besloot daarop nu voortaan alle zondagen te laten prediken’. Daarom werd aan de classis Groningen voorgesteld om in Marum ook meteen maar een zelfstandige Afgescheiden Gemeente te stichten. De classis ging akkoord.

Korte tijd later werd ds. De Haan gevraagd om ook op de beide Paasdagen van 1852 te komen preken én om een zelfstandige gemeente te stichten (hij had toen net zijn benoeming als docent aan de Theologische School op zak). Op Paaszondag 11 april, ’s middags, (‘na de tweede preek’) werden in de woonkamer van br. Wijma doop- en belijdende leden van de gemeenten van Zevenhuizen, Grootegast en Leek, die zich bij de gemeente te Marum wilden voegen, in het lidmatenboek ingeschreven.

Nadat deze leden waren ingeschreven werden op Tweede Paasdag, 12 april 1852, de drie verkozen diakenen in het ambt bevestigd. De vier aanwezige ouderlingen, die al in de gemeenten van Grootegast, Leek of Zevenhuizen dienden, mochten van de classis vooralsnog aanblijven. Daarmee was de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Marum geïnstitueerd. ‘Allen zijn vergenoegd naar huis gegaan, zich verblijdende dat de Heere aan hen had welgedaan door te zamen eene Gemeente te stigten en op te bouwen, en biddende dat de Drieëenige Verbonds God verder dat begonnen werk moge zegenen en volmaken tot prijs van Zijnen Grooten Naam en tot zaligheid van hunne zielen’, zo schreef ds. De Haan in het eerste notulenboek van de gemeente.

Een kerk…

De gereformeerde kerk te Marum die in 1852 werd gebouwd. De pastorie dateert van 1906
De gereformeerde kerk te Marum die in 1852 werd gebouwd. De pastorie dateert van 1906.

Kort nadat de classis Groningen toestemming had gegeven een zelfstandige gemeente te stichten gingen de kerkenraadsleden  bij de deuren langs ‘om te laten zien wat men er voor over zou hebben tot het stichten van eene kerk en leeraarswoning te Marum aan de Kruisweg’. Daar was namelijk een mooi stuk grond van Doeke Wijma gekocht, dat voor vierhonderd gulden eigendom van de gemeente werd. De resultaten van de ‘rondgang’ waren kennelijk verblijdend, want op de eerste kerkenraadsvergadering, 14 april 1852, werd besloten over te gaan tot de aanbesteding van het kerkgebouw en de pastorie. Voor fl. 3.400 werd het werk opgedragen aan L. Wielenga en J. Zuiderhoek. De kerk werd gebouwd vóór de huidige kerk en naast de tegenwoordige ‘pastorie’/ kosterswoning.

De aannemers lieten er geen gras over groeien. Ze gingen meteen aan het werk. In mei begon men met het graven van de fundering en al op 15 augustus 1852 ‘mogt men het Gebouw zoo vervoltooit zien, dat het konde ingeweidt worden’. Over de bouw van de kerk en de pastorie vernemen we letterlijk niets en ook met de berichtgeving over de ingebruikneming is het armoe troef, want het kerkelijk weekblad ‘De Stem’ berichtte daarover slechts in enkele algemene bewoordingen: ‘De Heere heeft ons weder verblijd door Zijne groote daden.  Nadat wij op den 22 Februarij voor het eerst openbare dienst onder ons mogten zien verrigten en daarna, op den 11 en 12 april, onder ons zien stichten eene nieuwe Chr. Afg. Gereformeerde Gemeente, mogten wij op heden ons nieuwe kerkgebouw in zoo ver voltooid zien, dat hetzelfde plegtig Gode ten dienste konden geweid en geheiligd worden’.

Ds. De Haan had die taak op zich genomen met de woorden uit de 133ste psalm, ‘onder toeloop en toevloed van vele menschen, zoowel van ongescheidenen als van gescheidenen, die deze godsdienstige plegtigheid met hunne tegenwoordigheid wilden vereeren en bijwonen (…)’.

… en een dominee.

Ds. E.J. Seeger ().
Ds. E.J. Seeger (1822-1907).

Tegelijk met de bouw van de kerk werd in 1852 ook de ‘leeraarswoning’ uit de grond gestampt. Nu nog een dominee! Na de kerkdienst van 25 juli 1852, enkele weken voordat de kerk in gebruik genomen werd, stelde de kerkernaad aan de manslidmaten voor een predikant te beroepen. De vergadering werd gehouden onder leiding van consulent ds. A.K. van der Meer (1798-1883) van Zevenhuizen. Een beroep werd uitgebracht op ds. Engbert J. Seeger (1822-1907). Hij bedankte er echter voor: ‘met meerderheid van stemmen’ vond de preedikant te weinig. Vandaar dat de Marumers hem vervolgens ‘met bijna algemeene  stemmen’ nogmaals beriepen. Dat beroep nam hij aan. Op 24 november 1852 werd hij in het ambt bevestigd door ds. Van der Meer.

De Wilp.

Ds. Seeger beperkte zich in zijn arbeid niet tot Marum alleen. In afgelegen dorpen in de omgeving die aan de zorgen van Marum waren toevertrouwd – zoals in De Wilp – woonden immers ook Afgescheidenen. De afstand van Marum naar verscheidene van die dorpen was aanzienlijk, zodat de gemeenteleden in De Wilp eind 1856 bij de kerkenraad aanklopten en een eigen kerkgebouwtje vroegen.

De kerkenraad van Marum stemde daarin toe, liet bestek en tekening maken en toen de plannen verwezenlijkt waren, heeft ds. Seeger het nieuwe kerkje in oktober 1857 ’den Heere toegewijd’. Hij hield ‘onder eene groote toevloed van menschen, tot blijdschap van velen en tot ergernis van anderen’ een preek over Markus 16:15 (‘En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen’). ‘Och Heere, Uw Koningrijk kome, dat geve de Heere!’, zo verzuchtte het weekblad ‘De Stem’.

Even een eigen gemeente (1871-1880).

Marumer ouderlingen catechiseerden in De Wilp en de predikant ging er regelmatig voor in de godsdienstoefeningen. Dit evangelisatiewerk vanuit de kerk van Marum werd jarenlang voortgezet totdat door het ijverige pastoraat van ds. Seeger in 1871 de wens te kennen gegeven werd om in De Wilp een Christelijke Afgescheidene Gemeente  te institueren. Dat gebeurde nog datzelfde jaar.

Men beriep zelfs een predikant, in de persoon van ds. Pieter Balt (1825-1881), die van 1871 tot 1873 in het dorp werkzaam was. Over hem is niet veel meer bekend dan dat hij ‘een moeilijk, langdurig, doch geduldig gedragen lijden’ had. De Wilp was  een kleine gemeente, die bovendien kromp. Daardoor was ze als ‘hulpbehoevende kerk’ aangewezen op hulp van de classis. Dit mocht uiteindelijk niet baten. Het aantal leden was ter gering, zodat in 1880 besloten moest worden de gemeente op te heffen.

Ds. J. Meijer (1837-1906).
Ds. J. Meijer (1837-1906).

De meeste van de weinige Wilpster ‘christelijke gereformeerden’, zoals ze inmiddels sinds 1869 genoemd werden, kerkten toen weer in Marum. De Christelijke Gereformeerde Gemeente van Marum zette het evangelisatiewerk in De Wilp – met als uitvalsbasis het in 1871 gestichte kerkgebouwtje! – echter met hernieuwde kracht voort onder leiding van ds. J. Meijer (1837-1906), die van 1874 tot zijn sterven (in 1906) predikant van Marum was. Ongetwijfeld werd ook geëvangeliseerd in de tijd van het predikantschap van Meijers voorganger, de ziekelijke ds. H. Krijgsman (1837-1873), die van 1871 tot zijn overlijden in 1873 in Marum predikant was. De ouderlingen zullen dus het leeuwendeel van het werk op zich genomen hebben.

De Gereformeerde Kerk geïnstitueerd (1897).

Mede door het evangelisatiewerk werd het aantal gereformeerden in De Wilp en omgeving langzaam groter. Op 16 oktober 1897 werd onder leiding van ds. J. Meijer van Marum de Gereformeerde Kerk in De Wilp opnieuw geïnstitueerd. Later bleek het evangelisatiekerkje inmiddels te klein geworden zodat toen aan de Oosterweg een nieuwe kerk gebouwd werd . Deze werd in 1923 in gebruik genomen en later flink verbouwd en vernieuwd, de huidige Oosterkerk.

De gereformeerde kerk te De Wilp, die in 1923 in gebruik genomen werd.
De gereformeerde kerk te De Wilp, die in 1923 in gebruik genomen werd. De kerk is later verbouwd en nog steeds in gebruik.

Aanvankelijk werd nog geen predikant beroepen. Oefenaar N. van der Blom uit ’s-Grevelduin en Vrijhoeve-Capelle werkte er van 1898 tot 1904. De afgevaardigden van de classis Enumatil in de Groninger provinciale vergadering merkten in 1903 op dat de kerk in De Wilp zeer zwak was, ‘zoodat haar lerend ouderling geen toereikend inkomen heeft en die broeder daardoor in finantieelen nood verkeert’. Daar wilde de classis Enumatil weliswaar graag bij helpen, maar zij kon dat niet alleen, en vroeg voor De Wilp dus een bijdrage als ‘hulpbehoevende kerk’. Gelukkig besloot de provinciale vergadering hulp te verlenen: fl. 50 tot fl. 100 per jaar.

Ds. J.G.R. van Maurik (1877-1949).
Ds. J.G.R. van Maurik (1877-1949).

In 1907 werd ds. J.G.R. van Mourik (1877-1949) als predikant in het ambt bevestigd; hij diende deze kerk van 1907 tot 1910. Hij werd opgevolgd door ds. W. Schepel (1878-1952), die er vele jaren werkzaam  was, namelijk van 1911 tot en met 1948. Tijdens zijn ambtsperiode kwam de nieuwe kerk aan de Oosterweg tot stand.

Ds.  W. Schepel.

Ds. W. Schepel (1878-1952).
Ds. W. Schepel (1878-1952).

‘Ds. Schepel was predikant te De Wilp van 30 juli 1911 tot 1 januari 1949. De Wilp was zijn eerste en enige gemeente. Bijna achtendertig jaar was hij hier Bedienaar van het Woord. Een respectabel aantal jaren. Geen wonder dat hij, markante figuur als hij was, aan deze gemeente de diepe indruk deed ondergaan van zijn persoonlijkheid. (…) Onder zijn bediening mocht de gemeente van De Wilp van weinig meer dan een evangelisatiepost uitgroeien tot een gefundeerde en uitstekend toegeruste middelgrote gemeente van tegen de zeshonderd zielen. Hoeveel arbeid en zorg, hoeveel moeite en strijd werden daarin door de Koning der Kerk beloond! Met zijn helder onderscheidingsvermogen lag daarbij de kracht van Ds. Schepel vooral in het overtuigende van zijn argumentatie. Hiermee wist hij te woekeren bij het huisbezoek, bij zijn catechetisch onderwijs en op de kerkelijke vergaderingen. Geen wonder, dat ook op de vergaderingen van de Classis Grootegast het oordeel van collega Schepel van veel betekenis was. (…)’.

De ledentallen.

De leden van de Gereformeerde Kerk te De Wilp van 1905 tot 2015.
De leden van de Gereformeerde Kerk te De Wilp van 1905 tot 2015.

Bronnen onder meer:

W.A. Duursma (e.a.), Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk Haulerwijk-Waskemeer (1838-1988). Haulerwijk, 1988

Jaarboek ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, div. jrg.

G.J. Kok, ‘Bouwen en vertrouwen…’. 150 jaar Gereformeerde Kerk te Marum (1852-2002). Marum, 2002

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Friesland. Deel III. Groningen, 1983

© 2017. GereformeerdeKerken.info