Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Velp

Inleiding.

Op 3 juni 1841 werd voor het eerst melding gemaakt van de ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ te Velp. Op 15 mei 1887 werd in dit dorp bovendien de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ gesticht, die – in navolging van de landelijke Vereniging op 17 juni 1892 – op 23 april 1913 werden samengevoegd tot ‘Gereformeerde Kerk te Velp’. Een historisch overzicht in grote lijnen.

Kaart: Google.

De Afscheiding te Velp.

Vermoedelijk werd ergens in de eerste helft van 1841 door ds. K. Wildeboer (1809-1842) in Velp de Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd. In de notulen van de ‘Negende Algemeene Buitengewone Kerkvergadering’ van ouderlingen en diakenen van Lochem, Geesteren, Gelselaar, Holten, Winterswijk en Varsseveld, die op 3 juni dat jaar gehouden was, werd namelijk voor het eerst melding gemaakt van het bestaan van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Velp.

Ds. Wildeboer was in 1841 en 1842 predikant van de Afgescheiden Gemeenten gemeenten van Rijssen en Lochem, in combinatie met die te Velp. De gemeente in Velp hield haar kerkdiensten in de boerderij van J. Eemsing, die op de hoek van de Vianenstraat en de Tuinstraat stond, in het centrum van het dorp, vlak bij de in 1841 in gebruik genomen hervormde kerk. Daar kwamen ook Afgescheidenen uit andere plaatsen naar toe, onder meer uit Arnhem, waar een kerkdienst, die onder leiding stond van ds. Wildeboer, door de politie uiteen gejaagd was omdat er meer dan twintig personen aanwezig waren. Ze voelden zich daar dus niet meer veilig en gingen zo vaak als ze konden naar Velp om daar de diensten bij te wonen. ‘De deel (= de boerenschuur) was zoo opgestopt met mensen, dat ze zelfs tot op de balken klommen, want u moet denken dat ze van Doesburg, Zutphen en Nijmegen kwamen lopen om ds. Wildeboer te horen’.

Velp, de Parkstraat in de jaren ’20 tot ’30.

Als de ochtenddienst voorbij was bleven de meeste kerkgangers in de kerkschuur om hun meegenomen broodje op te eten, in afwachting van de middagdienst. ‘Wat sprak ds. Wildeboer bezielend en vurig. Hij was een enige man, zacht en liefdelijk en bijzonder evangelisch. Er ging geen prediking voorbij of er werden mensen waarlijk tot God bekeerd. Wanneer ds. Wildeboer van zijn stoeltje afkwam, waarop hij had staan preken, dan drongen er velen naar hem toe en dan hoorde men vragen: dominee, is er voor mij nog ontkoming?’ Het zal voor de gemeenteleden niet meegevallen zijn te horen dat hun dominee in 1841 een beroep had aangenomen naar het Groningse ’t Zandt, vanwaar hij overigens al weer binnen het jaar vertrok om als predikant naar Zuid-Beijerland te verhuizen, waar hij enkele maanden later, 33 jaar oud, overleed.

Geen vervolgingen in Velp.

Koning Willem II, die van 1840 tot 1849 regeerde, trof een veel mildere toon ten aanzien van de vrijheid van de Afgescheidenen dan zijn vader had gedaan. Willem II stond Christelijke Afgescheidene Gemeenten toe onder bepaalde voorwaarden. In een verzoekschrift, gedateerd 19 september 1845, vroegen zevenentwintig broeders uit Velp, onder wie ook de al eerder genoemde J. Eemsing, aan de koning ‘als eene Christelijke Afgescheidene Gemeente in de burgerlijke maatschappij erkend en toegelaten te worden’. De koning stond dat bij schrijven van 9 december dat jaar toe. Wel stelde hij zoals gewoonlijk bepaalde voorwaarden, zoals het verzorgen van de eigen armen en het bezit van een kerkgebouw. Ook moest men beloven geen aanspraak te maken op geldelijke steun van de overheid. Dat hadden de ondertekenaars dan ook stellig beloofd.

Ds. A. Brummelkamp twaalf jaar lang predikant (1842-1854).

Opnieuw in combinatie met een andere kerk, namelijk met die te Arnhem, kreeg Velp haar tweede predikant: niemand minder dan ds. A. Brummelkamp (1811-1888), een van ‘de Vaders der Afscheiding’. Brummelkamp leidde in Arnhem predikanten op voor de Afgescheiden Kerk, net als ook ds. H. de Cock (1801-1842), ds. H.P. Scholte (1805-1868), ds. A.C. van Raalte (1811-1876) en anderen hadden gedaan. Brummelkamp stond van 1842 tot 1854 in Arnhem en Velp, en ging toen met emeritaat, vanwege zijn benoeming tot docent aan de in 1854 in Kampen opgerichte Theologische School.

Ds. A. Brummelkamp (1811-1888).

Een eigen kerk!

Tijdens zijn predikantschap ontstond bij velen de wens naar Amerika te emigreren. Ds. A.C. van Raalte was in 1847 een van de leiders van die volksverhuizing, maar ook ds. Brummelkamp sprak en schreef veel over emigratie naar Amerika, maar dan vooral in voorlichtende zin. Zelf emigreerde hij niet. Hij was twaalf jaar aan de gemeente van Velp verbonden en was daardoor voor de stabiliteit van de kerk in Velp van bijzondere betekenis.

Ds. A.C. van Raalte (1811-1876).

Van groot belang was ook dat onder zijn leiding in 1845 het recht van opstal verkregen werd ‘van een hoek gronds, groot 18 roeden en 90 ellen op de Buitenplaats genaamd Schoonenberg onder Velp’, een stuk grond van ongeveer 65 x 65 meter. De rond was eigendom van freule E.A. van der Burch van Spieringshoek. Haar genereuze gebaar toonde haar sympathie voor de Afgescheiden broeders en zusters (na haar overlijden in 1873 kocht de kerk het stuk grond). Het op die grond gebouwde kerkje – later ’Noorderkerk’ genoemd – stond op de hoek van de Wilhelminastraat en de Bergweg en deed dienst tot 1913, toen tijdelijk alleen de in 1887 gestichte dolerende Zuiderkerk gebruikt werd, totdat de nieuwe gereformeerde kerk aan de Parkstraat in 1915 in gebruik genomen werd.

Het landgoed Schoonenberg.

Ds. Brummelkamp was in verscheidene opzichten een predikant die wel eens van de gebaande Afgescheiden wegen afweek: hij was er voorstander van dat kinderen aan het avondmaal deelnamen, had veel contacten met mensen buiten de Afgescheiden kring, ook met hervormden, en stelde ook voor zo nu en dan eens preek voor kinderen te houden, ‘maar ook voor bejaarde personen’.

De gereformeerde kerk aan de Bergweg (Noorderkerk).

Ds. Van Houte en ds. Thijssen.

Hoe dan ook, tijdens de eerste jaren van het predikantschap van ds. Brummelkamp was ook de al eerder genoemde ds. A.C. van Raalte als predikant aan Arnhem en Velp verbonden. Van Raalte hielp zijn collega Brummelkamp bij de opleiding van aanstaande predikanten. Hij was van 1844 tot 1846 aan de gemeente verbonden. Van Raalte emigreerde in 1847 naar Amerika, waar hij in Michigan het dorp Holland stichtte.

Toen ds. Brummelkamp in 1854 docent aan de dat jaar opgerichte Theologische School in Kampen was geworden, werd hij opgevolgd door ds. G.W. van Houte (1817-1872), die van 1850 tot 1854 al aan de kerk van Arnhem verbonden was en van 1854 tot 1859 bovendien de gemeente van Velp bediende. Over hem werd geklaagd ‘dat de gemeente [van Velp] van hem niet veel hulp en steun’ had gehad. Ds. Van Houte vertrok in 1859 naar Elburg en werd opgevolgd door kandidaat W.J. Thijssen (1835-1917), die slechts een half jaar aan Velp verbonden was, namelijk in 1861 en 1862, toen hij naar Smilde vertrok: ‘Er waren dwangredenen die aanneming van het beroep van Smilde noodzakelijk maakten’ (welke dat waren wordt ons niet geopenbaard). Kennelijk waren de kerkelijke financiën ondertussen in ieder geval in een betere toestand geraakt, want de kerkenraad besloot na het vertrek van ds. Thijssen geheel zelfstandig een predikant te beroepen. ‘In Velp treffen we onder de Afgescheidenen met name inwoners aan die we heden ten dage ‘middenstanders’ zouden noemen: een bakker, een smid, een behanger en boeren, zelfstandige ondernemers dus’. Met andere woorden: er was kennelijk geld genoeg om zelfstandig een predikant te beroepen.

Christelijke Gereformeerde Gemeente (1869).

Ds. I. Middel (1829-1896).

Na het vertrek van ds. Thijssen kwam ds. I. Middel (1829-1896) van Hattem naar Velp. Vijf jaar lang was hij aan die gemeente verbonden, van 1862 tot 1867; in deze jaren groeide de gemeente flink. Na het vertrek van ds. Middel naar Gouda, kwam ds. A.G. de Waal (1813-1889) in 1868 vanuit Utrecht naar Velp.

Het jaar daarop vond de landelijke fusie plaats tussen de ‘Christelijke Afgescheiden Kerk’ en de ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’ tot ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’. Dertig jaar eerder, in 1838, hadden de zgn. ‘Kruiskerken’ zich namelijk losgemaakt van de hoofdstroom van de Afscheiding vanwege verschillen van inzicht over allerlei zaken: het wel of niet vragen van vrijheid van godsdienst aan de overheid; de vraag welke kerkorde de Afgescheiden Kerk diende aan te nemen; de vraag of predikanten wel of niet het ambtsgewaad moesten dragen, enz. Die problemen waren in 1869 opgelost, zodat men toen weer bij elkaar kon komen.

Hoe dan ook, ds. De Waal was de drijvende kracht achter de stichting van de Christelijke School, die aan de Kerkallee werd gebouwd. Ook werd tijdens zijn predikantschap een Jongelingsvereniging (‘Eliëzer’) opgericht en het jaar daarop de Meisjesvereniging ‘Priscilla’.

De Christelijke School aan de Kerkallee.

Toen ds. De Waal in 1874 naar Naaldwijk vertrok, kreeg de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Velp een predikant die langere tijd aan de kerk verbonden was, in de persoon van ds. B. de Jong (1837-1910) van Zuid-Beijerland. Deze kwam in 1875 naar Velp en stond daar tot zijn overlijden in 1910. Het spreekt vanzelf dat zijn predikantschap op de gemeente van Velp een stevig stempel drukte. Tijdens zijn ambtsperiode werd voor fl. 350 voor het eerst een orgel aangeschaft, weliswaar een harmonium, maar toch een vierspels met acht registers. Tot dat moment was het de voorzanger die zorgde dat bij het psalmzingen de juiste toonhoogte aangehouden werd.

Zondagsarbeid…

Een emotionele gebeurtenis voor de gemeente was de vraag of ouderling Jan Gerritsen, die al 26 jaar lang ambtsdrager was geweest, bij de ophanden zijnde verkiezing van ambtsdrager opnieuw benoemd mocht worden als hij door de gemeente verkozen zou worden. Wat was er aan de hand? Hij verkocht  op zondag melk. Dat deed hij al dertig jaar: hij was een kleine boer en had geen middelen om de melk over het weekend heen goed te houden. Er waren voor het eerst in die dertig jaar bezwaren uit de gemeente binnengekomen tegen zijn ‘zondagsarbeid’. De kerkenraad vond na diepgaand en moeitevol overleg dat hij bij verkiezing inderdaad zijn ambt zou moeten neerleggen.

Ouderling Gerritsen vroeg de vergadering bij hem thuis, in de kring van zijn gezin, voort te zetten, zodat zijn vrouw en kinderen konden meespreken. Dat gebeurde, en bij die emotionele samenkomst beloofden zijn kinderen – van wie sommigen volwassen waren – alle steun bij het boerenwerk, omdat voor hen vaststond ‘dat vader niet mag bedanken’ voor het ouderlingschap. Ze reikten hun vader en echtgenoot de hand om de belofte te bezegelen. Gerritsen vroeg toen de bijeenkomst te besluiten met het zingen van psalm 146. Hij werd door de gemeente met overweldigende meerderheid in het ambt herkozen.

Ds. B. de Jong (1837-1910) stond van 1875 tot 1910 in Velp.

De kerk vergroot.

In 1887 werd de kerk verbouwd en uitgebreid Zo werd een nieuwe kap aangebracht. Tijdens deze verbouwing werden de diensten gehouden in gebouw ‘Irene’ aan de Noorder Parallelweg. Ook het orgel werd daarheen overgebracht. Timmerman W.L. Eemsing bracht voor zijn werk fl. 554 in rekening en zijn collega S.G. Gerritsen ruim fl. 7.200. Laatstgenoemde maakte zonder daarvoor kosten te berekenen het bouwplan en het bestek en kreeg daarvoor een inktkoker met zilver gemonteerd cadeau.

Velp groeide ondertussen behoorlijk en ook het aantal christelijke gereformeerden zat in de lift, niet alleen door nieuwe dorpsbewoners maar ook voor overkomst van een aantal hervormden: het was tenslotte Doleantietijd, toen de ontevredenheid over de koers van de hervormde kerk steeds sterker werd; niet alle ontevreden hervormden gingen met de Doleantie mee, maar sommigen kwamen over naar de al bestaande Christelijke Gereformeerde Gemeente.

De Doleantie (link) te Velp.

De Hervormde Gemeente te Velp werd in de jaren rond 1886 bediend door ds. A.I. Kan. Deze had bezwaren tegen het voorgaan van predikanten van de gereformeerde richting in de hervormde weekdiensten (de bijbellezingen die door de week gehouden werden – in die tijd heel normaal). Vooral ds. K.W. Vethake (1851-1941) van Arnhem en ds. J.C. van Schelven (1854-1904) van Dieren traden daartoe regelmatig op in gebouw ‘Irene’ aan de Noorder Parallelweg. Toen zij de weekdiensten niet meer leidden bleven de voorstanders van de gereformeerde prediking uit ‘Irene’ weg.

Toen kort daarop gemeenteleden-van-de-gereformeerde-richting tot lid van de hervormde kerkenraad gekozen werden was dat ook tegen het zere been van ds. Kan. Deze probeerde zelfs hun bevestiging in het ambt te voorkomen. De verkozenen namen hun benoeming echter aan en verklaarden schriftelijk dat zij de reglementen van de Nederlandse Hervormde Kerk zouden gehoorzamen voor zover zij in overeenstemming waren met Gods Woord. Ds. Kan ging naar de classis met het verzoek de bevestiging van de aspirant ambtsdragers tegen te houden en deze stelde de predikant in het gelijk.

Dr. A. Kuyper (1837-1920) leidde de verkiezing van ambtsdragers te Velp.

Degenen die hen gekozen hadden waren het daarmee uiteraard oneens en besloten de verkozenen van hun eigen richting door verkiezing aan te vullen met anderen van de gereformeerde overtuiging, zodat door deze ambtsdragers een volledige kerkenraad kon worden gevormd. Dat gebeurde op 29 april 1887 in de woning van C. Thomassen aan de Hoofdstraat te Velp, onder leiding van niemand minder dan dr. A. Kuyper (1837-1920) himself, die met een groot deel van de Amsterdamse kerkenraad in 1886 zelf al in Doleantie gegaan was. Ds. Vethake van Arnhem had dr. Kuyper uitgenodigd de verkiezingen te leiden.

De bevestiging van de verkozen ambtsdragers vond plaats tijdens de eerste officiële kerkdienst die op 15 mei 1887 gehouden werd en onder leiding stond van ds. K.W. Vethake. Daarmee was de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ te Velp geïnstitueerd (hier en daar wordt als institueringsdatum de dag van de verkiezing van de ambtsdragers genoemd (29 april 1887); maar pas door hun bevestiging in het ambt werd de kerk geïnstitueerd, wat te Velp dus op 15 mei 1887 geschiedde).

Hoe dan ook, de eerste ouderlingen van deze Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) waren W. van Maanen Ezn., hoofdonderwijzer G.W. Nederbragt, P.G. Schut en C. Thomassen, terwijl als diakenen bevestigd waren F. Kortlang, E. Lammers, A. Veenendaal en H. Vleeming.

Kerkbouw.

De Dolerende kerk te Velp (Zuiderkerk).

Al twee maanden eerder, in maart 1887, hadden de ‘mannenbroeders van de gereformeerde richting’ de ‘Commissie tot Bevordering van den Gereformeerden Godsdienst te Velp’ opgericht, die moest zorgen voor de bouw van een kerk. Deze werd onder architectuur van Fokko Kortlang (1856-1927) aan de Kerkallee gebouwd, en op 14 augustus 1887 in gebruik genomen; tót die tijd werden de kerkdiensten van de Dolerenden gehouden in het gymnastieklokaal aan de Schuinscheweg (nu Oranjestraat), wat tegenwoordig de kerk van de Vrije Evangelische Gemeente is.

Het voormalige gymnastiekgebouw aan de Schuinscheweg.

De Dolerende gemeente wist wat ‘offeren’ was. Het feit dat behalve de bouw van de eigen kerk ook al gauw een eigen predikant beroepen kon worden, spreekt boekdelen. Bovendien werd door het vermogende gemeentelid A. Walkart Ameshoff een orgel geschonken.

Architect (diaken) F. Kortlang.

De christelijke school leed aanvankelijk onder het feit dat hoofdonderwijzer G.W. Nederbragt met de Doleantie meeging. Zoals ook op andere plaatsen gebeurde, haalden tegenstanders van de Doleantie hun kinderen van de school af, maar door de rustige leiding van het schoolhoofd overleefde de christelijke school deze aderlating en groeide spoedig weer.

De eerste Dolerende predikant.

Het beroepingswerk kon dus al snel worden opgestart en ds. P.C. Koster (1857-1929) uit Eemnes-Binnen nam het beroep van Velp aan. Op 8 april 1888 deed hij intrede in de kerk aan de Kerkallee. Via een vriend, dr. mr. W. van den Bergh (1850-1890), sinds 1886 de Dolerende predikant van Voorthuizen, nam de al genoemde kerkarchitect en diaken Fokko Kortlang, het initiatief aan de kerkenraad voor te stellen dat de diaconie zich niet alleen moest bekommeren om de behoeftige gemeenteleden, maar ook om hen die zich nog níet ontworsteld hadden aan de hervormde kerk. De kerkenraad ging daarin mee, maar niet voor lang, want na zijn vertrek in 1890 (hij werd toen directeur van de zwakzinnigeninrichting ’s-Heerenloo te Ermelo), trok de kerkenraad de maatregel in; het geld groeide tenslotte niet aan de boom. De diaconie gaf overigens als ondersteuning niet direct alleen maar geld, maar bevorderde ook dat de behoeftigen gestimuleerd werden en de mogelijkheid kregen om op eigen benen te staan.

Opmerkelijk was dat na de Doleantie een aantal ‘jongelingen’ van de hervormde jongelingsvereniging ‘Psalm 119:9’ overstapte naar de gereformeerde JV. De achtergebleven hervormde jongelui gingen verder onder de naam ‘Zacharias 8:19 – Hebt de Waarheid en de Vrede lief’ en de gereformeerde jongelingen vervolgden hun weg onder de van oorsprong hervormde naam ‘Psalm 119:9’. Ook de meisjesvereniging werd verrijkt door een aantal overkomende hervormden, en noemde zich in het vervolg ‘Johanna’. Net als op veel andere plaatsen hielden zij zich vooral bezig met naaiwerk ten behoeve van de diaconie.

Samen verder?

Landelijk was op 17 juni 1892 de Vereniging tussen de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ tot stand gekomen. De naam van de verenigde kerk werd ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’. Op veel plaatsen vormde de samenvoeging tussen beide kerken geen enkel probleem; daar kon de vereniging dan ook gewoon in 1892 gestalte krijgen. Maar op relatief behoorlijk wat andere plaatsen kon dat niet zonder slag of stoot gerealiseerd worden. Ook niet in Velp.

Sinds de landelijke vereniging in 1892 werd de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Velp ‘Gereformeerde Kerk Velp A’ genoemd en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk ‘Gereformeerde Kerk Velp B’. De kerk van ‘A’ aan de Bergweg werd sindsdien ‘Noorderkerk’ genoemd, terwijl die van ‘B’ aan de Kerkallee in het vervolg de naam ‘Zuiderkerk’ kreeg.

Ds. P.C. Koster (1857-1929) stond van 1888 tot 1897 in Velp als eerste predikant in de Dolerende kerk van Velp.

Eenentwintig jaar lang hebben beide kerkenraden overlegd om tot plaatselijke ineensmelting te komen. Natuurlijk speelde daarbij de kerkgebouwenkwestie een rol: elk wilde het liefst zijn eigen kerk als centraal kerkgebouw behouden. Ook bestond onderling wantrouwen, bijvoorbeeld ten aanzien van de opleiding van predikanten. Hoe zou de ‘Vereniging’ daarop uitwerken? Zou de ‘School der Kerk’, die te Kampen, behouden blijven, of door de dolerende ‘Vrije Universiteit’ te Amsterdam worden overvleugeld, ja,  misschien zelfs ’vernietigd’? Bovendien was bij ‘A’ de angst voor een kerkscheuring in eigen gelederen aanwezig: landelijk had immers direct al bij de Vereniging in 1892 een klein deel van de leden de Christelijke Gereformeerde Kerk verlaten en had de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk gesticht. Op veel plaatsen was daarom bij de christelijke gereformeerden extra voorzichtigheid bij de onderhandelingen over het samengaan met ‘B’.

In Velp bestond in kerk A bij sommige leden ontevredenheid over de trage gang voortgang van de verenigingsonderhandelingen tussen beide kerken. In 1908 lieten zesentwinig gemeenteleden zich zelfs van ‘kerk A’ naar ‘kerk B’ overschrijven. Ook de jeugd wilde er de sokken in zetten: ze besloten de samen de jongelingsvereniging van A (‘Eliëzer’) en die van B (‘Psalm 119:9’)  alvast samen te voegen onder de naam ‘Psalm 111:3a’.  Net in die tijd, in 1910, overleed ds. B. de Jong van kerk A. Hij werd het jaar daarop opgevolgd door ds. J. Brinkman (1877-1959) afkomstig uit Beilen (Dr.).

Ook in kerk B leek men met de ineensmelting trouwens niet zoveel haast te maken. Het jaar na de landelijke ‘Vereniging van 1892’, vergrootte de kerkenraad van kerk B het aantal zitplaatsen in haar Zuiderkerk aanmerkelijk door een galerij in de kerk aan te brengen. Ook ging men – net als kerk A – gewoon door met het beroepen van een eigen predikant. Toen ds. P.C. Koster in 1897 namelijk naar Maassluis vertrok werd ds. J.W.A. Notten (1843-1914) beroepen, die in 1897 intrede deed en tot zijn emeritaat in 1912 aan kerk B van Velp verbonden bleef. Nog in het jaar van diens afscheid, 1912, kon de nieuwe predikant verwelkomd worden: ds. R.M. Westerink (1874-1940) van Voorburg, die op 22 december intrede deed. Deze bleef tot zijn overlijden in 1940 aan de kerk te Velp verbonden.

Ds. J.W.A. Notten (1843-1914) stond van 1887 tot 1912 in kerk B  te Velp.

Nog tijdens het predikantschap van ds. Notten gingen de beide Zendingscommissies van Kerk A en Kerk B samen, die al snel ruim 170 leden telde; een teken dat meer gemeenteleden naar kerkelijk samengaan verlangden.

Verenigd én een nieuwe kerk!

Uiteindelijk vond de ineensmelting tussen ‘kerk A’ en ‘kerk B’ op 23 april 1913 plaats. Toen werden beide kerkenraden het uiteindelijk eens over de voorwaarden voor het samengaan als ‘De Gereformeerde Kerk te Velp’. Een van de voorwaarden was de gezamenlijke bouw van een nieuwe kerk aan de Parkstraat en de afstoting van de Noorder- en de Zuiderkerk. Een verstandige beslissing. Een andere voorwaarde was, dat – zodra een van de beide predikanten vertrokken was – de verenigde kerk verder zou gaan met één predikant. Bij de ineensmelting in 1913 telde de kerkenraad in totaal twaalf man: zes ouderlingen en zes diakenen.

De klok wordt in de toren van de Parkstraatkerk gehesen (18 december 1915). Foto: ‘De Kerk in ’t midden’..

Aan de Parkstraat werd voor bijna fl. 8.500 een stuk grond gekocht. Aan de bekende Amsterdamse gereformeerde kerkarchitect Tjeerd Kuipers (1857-1942) werd gevraagd een plan te maken voor een grote kerk, die in ieder geval aan 700 kerkgangers plaats moest bieden. Toen bleek dat de Rooms-Katholieke Parochie van de H. Johannes de Doper in het Gelderse Balgoy een orgel te koop had staan, werd niet geaarzeld dat instrument aan te schaffen. De orgels van de Zuiderkerk en de Noorderkerk werden ook verkocht: die van de Zuiderkerk aan een kerk in Geldermalsen en die van de Noorderkerk aan een kerkelijke gemeente te Rheden. Ondertussen werd op de plannen van architect Kuipers enigszins bezuinigd, met het gevolg dat in de nieuwe kerk ongeveer 600 zitplaatsen werden verwezenlijkt. De aannemers W. de Koning en H.W. Kruijswijk bouwden ‘m voor een slordige fl. 33.275. De centrale verwarming en de gasverlichting in de kerk konden worden betaald met de opbrengst van een door de Vrouwenvereniging georganiseerde bazar, die fl. 2.350 opleverde!

De Parkstraatkerk te Velp.

Op 30 juni 1914 werd door de oudste predikant, ds. J. Brinkman, in de toren een gedenksteen gemetseld met de tekst: ‘Soli Deo Gloria 1842 + 1887. 24.4.1913. Ps. 133’. De op de steen gebeitelde verenigingsdatum bleek achteraf foutief: die was een dag eerder. Hoe dan ook, de kerk werd op 25 februari 1915 feestelijk in gebruik genomen. Toen ds. Brinkman in 1917 naar Hattem vertrok bleef ds. Westerink (volgens de afspraak) als enige predikant van de Gereformeerde Kerk te Velp over.

De koster.

Het interieur van de Parkstraatkerk voor 1921. (Foto: ‘De Kerk in ’t midden’).

In 1892 werd voor het eerst de naam van de koster (‘conciërge’) genoemd: Jan Peppinck. In 1897 werd hij opgevolgd door J.W. Groeneveld die bij de ingebruikneming van de nieuwe kerk een gedetailleerde taakomschrijving kreeg, want men was zuinig op de grote nieuwe kerk aan de Parkstraat! Hij moest de kussens op de banken opschudden, het spinrag verwijderen, de vloer schrobben en het houtwerk met spons en zeem afnemen, het terrein om de kerk moest wekelijks geharkt worden en de sporen van de rijtuigen der kerkgangers moesten natuurlijk weggewerkt worden. Ook moest hij sneeuwruimen, vreemdelingen in de kerk terstond een plaats wijzen, na de dienst de deuren sluiten, de preekbriefjes tijdig bij het huis van de organist en bij de voorlezer afgeven, ruimschoots voor de aanvang van de kerkdiensten gedurende twee tot drie minuten de kerkklok luiden, dat laatste trouwens ook bij de verjaardagen van leden van het Koninklijk Huis, maar dan een half uur lang, en natuurlijk eveneens bij het overlijden van een gemeentelid: voor een volwassene een half uur lang en voor een kind een kwartiertje. Daarnaast had de koster dan ook nog zijn hoofdberoep, want in 1916 was zijn kostersjaarloon slechts fl. 325.

De weekdiensten vervielen met ingang van 1914, waarschijnlijk door gebrek aan belangstelling (het scheelde de koster extra werk), maar anderzijds werd op 18 november 1918 een lokaal in gebruik genomen aan de Havelandscheweg te Rheden, gesticht door de ‘Gereformeerde Vereeniging te Rheden-De Steeg’, dat als evangelisatielokaal gebruikt werd en dat onder gezamenlijke leiding stond van de kerkenraden van Velp en Dieren. Uit deze evangelisatiepost groeide op 6 juli 1924 de Gereformeerde Kerk te Rheden-De Steeg!

Een nieuw orgel.

Het orgel dat van de Rooms-Katholieke kerk te Balgoy gekocht was vertoonde na verloop van tijd kuren. Vandaar dat de kerkenraad in 1921 besloot voor omgerekend nog geen fl. 10.000 een nieuw orgel te laten bouwen door de fa. Walcker te Ludwigsburg in Duitsland. Het oude instrument werd door de fa. Walcker overgenomen voor fl. 600.

Oorlog.

Tijdens de oorlog bleef de kerk gespaard voor grote vernielingen (ook tijdens de slag om Arnhem), hoewel de vliegtuigbom van de geallieerden die op 26 maart 1942 neerviel in de tuin van een apotheek aan de Hoofdstraat, ook de toren en de ramen van de kerk beschadigde. Wel werd door de Duitsers op 13 januari 1943 de torenklok gevorderd en geroofd ten einde te worden omgesmolten ten behoeve van de vervaardiging van oorlogstuig. Al in februari 1943 benoemde de kerkenraad echter een ‘luidklok-commissie’ om de geroofde klok na de oorlog te vervangen. Op 18 maart 1946 werd opdracht gegeven voor het gieten van de nieuwe klok; het randschrift luidde: ‘God nam – God gaf, wij zijn herrezen. Ik luid het uit: God zij geprezen!’

De vroegere Noorderkerk (in 1913 verlaten) werd in 1945 vernield.

De avonddiensten werden in verband met de ‘verduistering’ verplaatst naar de middag omdat het niet mogelijk was alle ramen voldoende af te dichten.

Al in het begin van de oorlog overleed ds. Westerink op 1 oktober 1940. Tijdens zijn ziekte was candidaat J.H. Slager (1900-1990) te hulp geschoten, maar in juli 1940 werd ds. K. Hart (1906-1977) uit het Groningse Oostwold als predikant benoemd. Hij speelde in het verzet tegen de Duisters een belangrijke rol, net als enkele andere gemeenteleden. Na afloop van de oorlog werden de twaalf namen van hen die in concentratiekampen en door oorlogsgeweld omkwamen vermeld op een gedenksteen in de kerk.

Ds. Hart moest in december 1942 onderduiken. De in Velp woonachtige emeritus-predikant ds. J.E. Goudappel (1870-1951) werd als hulpprediker aangesteld. Te midden van de bombardementen en ander oorlogsgeweld tijdens de Slag om Arnhem bleef hij zijn werk als pastor onbevreesd vervolgen.

Enkele naoorlogse predikanten.

In de oorlog vond de Vrijmaking plaats, die in Velp echter weinig aanhang verkreeg. Na het vertrek van ds. Hart naar Utrecht werd ds. J.J.C. Westera (1910-1982) van Vrijhoeve-’s-Grevelduin-Capelle beroepen. Hij nam het beroep aan en werd in 1946 in het ambt bevestigd. Hij was acht jaar aan de kerk van Velp verbonden geweest, toen hij in 1954 emigreerde naar Australië en daar predikant werd bij de ‘Reformed Churches in Australia’.

Ds. J.J. Couvée (1921-2014) uit het Groningse Roodeschool volgde hem in 1955 op. In 1959 nam hij afscheid en vertrok naar de Gereformeerde Kerk te Schiedam.

Het interieur van de Parkstraatkerk vlak voor de brand in 1964 (foto: ‘De kerk in ’t midden’).

Ds. A. Trapman (1927-1993) uit Stad aan ’t Haringvliet was in 1959 zijn opvolger en hij bleef tot 1972 aan de kerk te Velp verbonden. Tijdens zijn predikantschap groeide de gemeente vooral door de uitbreiding van de dorpen Rozendaal en Velp, zodat de kerkenraad besloot de Haagse emeritus-predikant Joh. Meynen (1899-1984) als hulppredikant te benoemen. Hij bleef als zodanig actief tot 1965, toen de kerkenraad besloot een tweede predikant naast ds. Trapman te beroepen. Ds. J.H. Kappers (1923-2001) van Oegsgeest nam het beroep aan en werd nog hetzelfde jaar in Velp als predikant in het ambt bevestigd; hij bleef tot 1970 aan de kerk van Velp verbonden. Intussen werden door middel van de ‘Commissie Contact Hervormd-Gereformeerd’ ook contacten gelegd met de hervormde gemeente ter plaatse.

Ds. A. Trapman (1927-1993).

En toen de kerk van Velp bleef groeien en volgens uitgevoerde studies voorspeld werd dat de kerk in 1980 ongeveer 1.600 leden zou tellen, nam men in 1964 het principebesluit om samen met de Hervormde Gemeente een gemeenschappelijk ‘Gereformeerd-Hervormd Centrum’ te bouwen. Het plan verdween na verloop van tijd echter in de la omdat bleek dat het dorp aanmerkelijk minder groeide dan berekend was. Sterker: in Velp sloeg de vergrijzing toe en de gezinnen werden kleiner, een trend die ook in de kerk zichtbaar werd. In 1975 werd het hoogste aantal leden bereikt: 1.540. Daarna begon de krimp. Het feit dat in 1964  een Rooms-Katholieke kerk gebouwd werd, die twintig jaar later al weer moest worden afgebroken, gaf aan, dat de door de gereformeerde en hervormde kerkenraden genomen beslissing de juiste was.

Wel werd in samenwerking met de kerk van Arnhem in juni 1962 het bejaardencentrum ‘Presikhaaf’ geopend, waar ook plaats was ‘voor een beperkt aantal Velpse ouderen’.

Bejaardenhuis Presikhaaf te Arnhem.

De kerk verbouwd en… afgebrand (1964).

Eind jaren ’50 en begin jaren ’60 werd de kerk in de Parkstraat achtereenvolgens van binnen en van buiten grondig gerestaureerd en gerenoveerd. In 1959 was het werk aan het interieur gereed: de lichtkronen verdwenen en werden vervangen door schijnwerpers in de overkapping, de preekstoel werd kleiner en eenvoudiger en de kerkenraadsbanken weggebroken. Het podium werd vergroot en daarop werden een stenen doopvont en een tafel met een marmeren blad geplaatst; het interieur en de banken worden opnieuw geschilderd en dubbele ramen en een nieuwe vloerbedekking werden aangebracht. Tenslotte werd het ingangsportaal gemoderniseerd.

Daarna kon de restauratie aan de buitenkant beginnen: het torenuurwerk, de wijzerplaten en de leibedekking werden vernieuwd. Het bleek bovendien nodig het houtwerk boktorvrij te maken. ‘Enkele oorlogssouvenirs kwamen tevoorschijn: vele granaatscherven en ook de kop van een granaat. Boven in de toren staat met vette letters geschreven: ‘Bominslag 1942′.’ Nadat ook het exterieur van de kerk was opgeknapt had de volgende dag de vlag uitgestoken kunnen worden!

Op 11 november 1964 brandde de Parkstraatkerk volledig uit (foto: ‘De kerk in ’t midden’).

Maar het kwam er niet van. Want op 11 november 1964 werd de prachtige Parkstraatkerk geheel door brand verwoest. Het vuur breidde zich snel uit in de ruimte tussen het gewelf en het dak, en de brandweerkorpsen van Velp, Rheden, Dieren en Arnhem konden niet veel meer doen dan nablussen.

Meteen schoot van alle kanten hulp toe. Jongelui begonnen met een straatactie om geld op te halen, door de kerkenraad verbreed tot een huis-aan-huiscollecte in Velp en Rozendaal voor nieuwbouw. Ook vanuit het land werd veel gegeven. De Velpsche Courant zamelde geld in, de classiskerken collecteerden tijdens hun kerkdiensten, een bazar werd gehouden, een zakenman schonk een deel van zijn winst, een gemeentelid gaf fl. 25.000 voor een nieuw orgel, iemand anders bood alvast een kanselbijbel aan. Nog geen jaar later was al fl. 40.000 binnengekomen.

De restanten van de Parkstraatkerk na de brand in 1964 (foto: ‘De kerk in ’t midden’).

De kerkdiensten konden na de brand in de hervormde kerk gehouden worden. ‘Op 15 november 1964 werd in de Grote Kerk een indrukwekkende dienst gehouden, een ontroerende samenkomst. Ds. Trapman bepaalde zijn gehoor bij een tekst uit Haggai 1: ‘Beklimt het gebergte, haalt hout en herbouwt dit Huis! Toen hoorde (…) al het overblijfsel des volks naar de stem van de Here, hun God (…) zodat zij kwamen en het werk begonnen aan het huis van de Here der heerscharen, hun God’.

Een nieuwe kerk.

Al snel werd S.S. van der Zee benoemd tot architect van de nieuw te ontwerpen kerk en aannemer Fokkens kreeg de opdracht om de kerk te bouwen. Het orgel werd gebouwd door de fa. Ernst Leeflang te Apeldoorn. Klokkengieterij Petit & Fritsen te Aarle-Rixtel goot een nieuwe klok. De daarop aangebrachte tekst luidde: ‘Het vuur wierp mij neer. Uit as rees ik weer. Mijn bronzen klank brengt Gode dank! 11 november 1964 – 19 maart 1967’.

Een maquette van de nieuwe gereformeerde kerk aan de Parkstraat (foto: ‘De kerk in ’t midden).

Want op 19 maart 1967 dacht men de nieuwe kerk in gebruik te kunnen nemen. Het werd echter een maand later: 16 april. De Phoenixkerk, (de nieuwe kerk herrees immers uit as) zoals het nieuwe gebouw ging heten, bestond uit drie gedeelten. Vooraan de toren en de pastorie. Daarachter een soort van omheinde voorhof, en daarachter het eigenlijke kerkgebouw. De eerste steen werd op 20 mei 1966 gelegd door ds. Trapman, achter die steen was een loden koker ingemetseld met een oorkonde. Ter gelegenheid van de bouw van de nieuwe kerk werd een informatieblad verspreid, omdat men vond dat de bouw in de classicale kerkbode te weinig ruimte toegemeten kreeg. Onder de naam ‘Opbouw. Mededelingenblad ten behoeve van de leden der Gereformeerde Kerk te Velp’ werd het uiteindelijk het plaatselijke gereformeerde kerkblad. Het werd per 1979 echter vervangen door het gezamenlijk met de hervormden gepubliceerde kerkblad ‘Samen Onderweg’.

De nieuwe kerk werd op 15 april 1967 officieel geopend. ‘Indrukwekkend was de eerste dienst, de volgende morgen, 16 april 1967. Er was gezorgd voor een uitgebreide liturgie waarin allerlei aspecten van het kerkelijk leven naar voren kwamen. Medewerking verleende de Christelijke Oratoriumvereniging Halleluja; organist B.G.J. Schimmel bespeelde het tijdelijk geplaatste orgel.’

De huidige functie van het Parkstraatkerkcomplex.

Ondertussen groeide de al eerder genoemde samenwerking met de Hervormde Gemeente langzaam verder, al ging het niet zo vlot als sommigen gehoopt hadden. Hoe dan ook, in de loop van 2005 besloten de beide kerkenraden het Parkstraatkerkcomplex niet meer te gebruiken voor de zondagse erediensten. Direct na dat besluit ontstond vanuit de kerkelijke gemeente het initiatief om het Parkstraatkerkcomplex een andere invulling te geven. Vandaar dat in 2006 door de kerkenraad van de Protestantse Gemeente (eind 2005 ontstaan door het samengaan van gereformeerden en hervormden) een Stichting werd opgericht genaamd de ‘Protestantse Stichting Parkstraatkerk Velp’. Deze Stichting is een volledige dochter van het College van Kerkrentmeesters van de Protestantse Gemeente Velp en heeft ten doel:

De gereformeerde Phoenixkerk te Velp, die in 1967 in gebruik genomen werd en in 2006 als kerkgebouw werd afgestoten..

‘Het bieden en in stand houden van huisvesting, ruimten en zalen ten behoeve christelijke-, charitatieve-, maatschappelijke-, culturele activiteiten en andere doeleinden van algemeen nut, en het verrichten van alle andere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn’.

De benedenverdieping werd verpacht aan ‘Parkstaete Zalencentrum V.O.F.’ Zij zijn de ‘huiskamer’ van Velp geworden, door tegen redelijke tarieven de mogelijkheid te geven voor particulieren, verenigingen en bedrijven een zaal te huren voor vergaderingen, conferenties en feesten en partijen. Daarbij verzorgen zij de volledige catering voor deze evenementen, van een kopje koffie, tot een volledige maaltijd.

Actief in de verkoop.

In het aprilnummer 2017 van het kerkblad van de Protestantse Gemeente te Velp wordt meegedeeld dat (in overleg met het College van Kerkrentmeesters en met de kerkenraad) de Protestantse Stichting Parkstraatkerk Velp besloten heeft het gebouwencomplex actief in de verkoop te doen. Uit onderzoek is onlangs gebleken dat herbestemming van het gebouwencomplex in ieder geval hoge investeringen vergt van de Protestantse Gemeente Velp. Op deze manier wil men er achter komen wat ‘de markt’ eventueel bereid is te doen met het Parkstraatkerkcomplex of de grond.

Het orgel.

Het orgel in de kerk aan de Parkstraat.

Van 1967 tot 2006 had het indrukwekkende Leeflangorgel bij vele kerkdiensten, concerten en andere activiteiten in de Velpse Parkstraatkerk geklonken. Toen in 2006 alle kerkdiensten verplaatst werden naar de Grote Kerk, werd het orgel van de Parkstraatkerk overbodig. Het Leeflangorgel werd verkocht aan een Rooms-Katholieke parochie in Portugal. Er waren in de Parkstraatkerk echter zoveel mooie en dierbare herinneringen aan dit kerkorgel verbonden, dat op 25 augustus 2013 nog éénmaal een zangdienst gehouden werd, waar het orgel voor het laatst in Velp zou klinken.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Velp tussen 1903 en 2003.

Bronnen:

E.J. Jansen, De Kerk in ’t midden. 125 jaar Gereformeerde Kerk te Velp (G.), 1841-1966. Velp, 1967

E.J. Kruijswijk Jansen, Werken aan de kerk. Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Velp, 1841-1991. Velp, 1991

© 2017. GereformeerdeKerken.info