Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Wetsinge-Sauwerd

Inleiding.

Op 11 oktober 1857 werd de Christelijke Afgescheidene Gemeente van het Groningse Wetsinge-Sauwerd (aanvankelijk alleen ‘Sauwerd’) geïnstitueerd.

Kaart: Google.

Ruim vier jaar later werd de eerste predikant beroepen in de persoon van kandidaat S.B. Sevensma (1831-1900). Deze nam het beroep aan op een traktement van fl. 500 per jaar plus vrij wonen. Bovendien kreeg hij elk jaar een geslacht varken en een idem kalf cadeau. En alsof dat nog niet genoeg was werden hem ook melk en eieren beloofd.

Ds. Sevensma opende de reeks van een lange rij predikanten die de Christelijke Afgescheidene (sinds 1869 Christelijke Gereformeerde) Gemeente te Wetsinge-Sauwerd de eerste honderd jaar hebben gediend. Het waren (behalve ds. S.B. Sevensma, die deze gemeente van 1861 tot 1863 diende): ds. M. Stadig (1826-1894) van 1863 tot 1865; ds. F. Hulst (1827-1873) van 1865 tot 1868; ds. B. Veenstra (1831-1907) van 1868 tot 1872; ds. R. Mulder (1844-1926) van 1872 tot 1875; ds. J. Kerssies (1839-1908) van 1876 tot 1905; ds. G. Wiersma (1869-1943) van 1906 tot 1922; ds. D. van der Meulen (1870-1942) van 1923 tot 1939; ds. A. van der Ziel (1905-1990) van 1940 tot 1943; ds. J. Prins (1910-1994) van 1944 tot 1946; ds. W.H. van Zuylen (1909-1989) van 1946 tot 1951; ds. C. Morgenstern (1911-1979) van 1953 tot 1956 en ds. G. van den Berg (1927-2010) van 1957-1960.

Ds. B. Sevensma (1831-1900) was de eerste predikant van de tweede Chr. Afg. Gemeente te (Wetsinge-) Sauwerd, hier gefotografeerd na zijn emigratie naar Amerika (in 1887), waar hij predikant bij de Christian Reformed Church werd.

1. De eerste Christelijke Afgescheidene Gemeente (1838).

Hoewel de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Wetsinge-Sauwerd teruggaat tot 1857, was in het nabijgelegen Adorp al eerder, namelijk op 28 januari 1838, een Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd, waartoe ook het dorp Sauwerd behoorde. Deze gemeente ging ongeveer acht jaar later, in 1846, echter teniet.

Hoe het ging.

In de Afscheidingstijd was ds. J. Keizer (1803-1886) aan de hervormde gemeente van Wetsinge-Sauwerd verbonden. Hij stond daar maar liefst 52 jaar, namelijk van 1830 tot 1882. Ds. Keizer trok volgens de volgelingen van ds. De Cock echter niet de rechte confessionele lijnen.

Roelof P. Medema (1799-1877) was in Adorp en omgeving de drijvende kracht achter de Afscheiding. In de tijd dat ds. H. de Cock (1801-1842) met de hervormde kerkelijke besturen overhoop lag, liet ook Roelof Medema duidelijk merken het met De Cock eens te zijn en ging als ‘oefenaar’ aan de slag. Samen met de Adorpse onderwijzer S.P. Brill en enkele andere gelijkgezinden riep hij de hervormde synode op de Dordtse Kerkorde van 1618-1619 weer kracht en geldigheid te verlenen in plaats van het ‘Algemeen Reglement’, dat in 1816 door de koning ‘op onwettige wijze’ was ingevoerd in de hervormde kerk, waardoor naar het oordeel van velen de rechtzinnige prediking in de kerk langzamerhand van de kansels verdween. Dat ‘Algemeen Reglement’ gaf volgens Medema en de zijnen ‘zooveel aanleiding tot loszinnigheid en losbandigheid in de leer der Godzaligheid’, dat deze diende te worden afgeschaft. De synode piekerde er echter niet over.

De hervormde kerk te Wetsinge.

De drijvende kracht achter de Afscheidingsbeweging in Sauwerd was Kornelis W. Brands. Hij was aanvankelijk ouderling in de hervormde kerk, maar kreeg het nogal eens met de hervormde predikant aan de stok. Hoewel Brands zich nooit heeft aangesloten bij de Christelijke Afgescheiden Kerk trad hij toch wel eens in de Afgescheiden Gemeente als oefenaar op. Er waren er trouwens nog anderen: in het nabijgelegen gehucht Wetsinge woonde N.H. Pott, die zich in de hele provincie verdienstelijk maakte als oefenaar, en ook P.G. Oosterhof trad in de gemeente van Adorp wel eens als oefenaar op.

Geïnstitueerd.

De classis Groningen nam in haar vergadering van 25 januari 1838 het unanieme besluit om in de (burgerlijke) gemeente Adorp, waartoe behalve Adorp ook Wetsinge en Sauwerd behoorden – zij het ‘met goede voorzichtigheid’ – een Christelijke Afgescheidene Gemeente te institueren. Ds. H. de Cock was degene die de verkozen ambtsdragers van de Christelijke Afgescheidene Gemeente Adorp-Sauwerd in hun ambt bevestigde. Dat gebeurde op zondag 28 januari 1838. Ouderling Medema was een van de toen bevestigde ambtsdragers. In 1841 werd hij predikant: hij stond achtereenvolgens in Schildwolde, Assen, Meppel, Harlingen, Stadskanaal, Hallum en Westergeest, waar hij in 1858 buiten bediening raakte.

Ds. H. de Cock (1801-1842), die op 28 januari 1838 de Christelijke Afgescheidene Gemeente institueerde.

Erkenning.

In 1841 vroegen ouderling P.G. Oosterhof en een negenentwintigtal Afgescheidenen in Wetsinge, Sauwerd en Adorp aan koning Willem II erkenning van hun gemeente, met in totaal ongeveer zeventig leden (de kinderen meegerekend). Ze noemden zich in hun aanvraag de ‘Afgescheiden Gereformeerden van Adorp en Sauwerd’. Maar de burgemeester deelde hun al snel mee, dat zij met die naam niet konden worden erkend. De naam ‘gereformeerd’ was volgens de regering immers voorbehouden aan de Nederlandsche Hervormde Kerk. Hun werd geadviseerd de benaming ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ te kiezen. Dan zou erkenning geen problemen opleveren. Aldus geschiedde.

Tenietgegaan.

In 1842 heeft deze gemeente ook een eigen kerkgebouwtje gehad, ook al was het niet veel meer dan een verbouwde boerenschuur, die voorheen aan ouderling Oosterhof had toebehoord. Deze Oosterhof behoorde tot de drijvende krachten achter de Afscheiding in Sauwerd en omstreken. Toen hij in 1843 naar Drogeham vertrok viel de gemeente van Adorp-Sauwerd langzamerhand uiteen (Medema ging in 1841 immers als predikant naar Schildwolde en Pott was in 1842 overleden). Een klein groepje onder leiding van oefenaar Brands bleef over. Zoals gezegd had hij er geen behoefte aan zich bij de Christelijke Afgescheidene Kerk aan te sluiten. Dat was de reden dat de classis Groningen hem niet als oefenaar kon erkennen. Zo werd de gemeente van Adorp-Sauwerd eigenlijk een ‘conventikel’, een huiskamergezelschap. ‘Geleidelijk aan werden alle volgelingen ontrouw en keerden terug tot de hervormde kerk. Deze volgelingen behoorden echter in 1886 voor het grootste deel tot de Dolerenden, die in navolging van dr. A. Kuyper (1837-1920) de hervormde kerk (opnieuw) verlieten. Per 20 februari 1846 werd de gemeente opgeheven.

De grafsteen van oefenaar Brands (hij was ook de stichter van de christelijke school). Foto: ‘Kerk en school…’.

2. De tweede Afgescheiden Gemeente (1857).

Toen het voor de tweede maal tot de stichting van een Christelijke Afgescheidene Gemeente kwam, had de kerk van Bedum daarin een belangrijk aandeel. De kerkenraadsvergadering ter verkiezing van ambtsdragers had op 23 september 1857 plaats onder leiding van de Bedumer predikant ds. W.H. Frieling (1820-1905), die tevens optrad als consulent van Wetsinge-Sauwerd. Hij werd geassisteerd door een diaken uit Bedum, Ludde Reinders Birza. De instituering van de gemeente van (Wetsinge-) Sauwerd vond plaats op 11 oktober 1857 onder leiding van ds. K.J. Timmerman (1816-1870) te Uithuizen. In 1859 kwam het eerste kerkgebouw tot stand. Dat lag aan het Hoge Vonderpad en bestaat al lang niet meer. De eerste predikant was. ds. B. Sevensma.

De gemeente van Wetsinge-Sauwerd was en bleef de eerste jaren een arme gemeente. Toen ds. Stadig in 1864 een beroep kreeg van de kerk van Ten Boer dacht de kerkenraad er over een hoger traktement te geven om hem niet kwijt te raken. Maar de financiën waren ontoereikend. De predikant ging.

Een andere moeilijke zaak was de bouw van een pastorie. Van ene J.J. Kuiper was bij de komst van de eerste predikant, ds. Sevensma, een woninkje gekocht, maar dat was veel te klein. Een slechte predikantswoning kon oorzaak zijn van het bedanken voor een beroep! Vandaar dat voor fl. 2.700 een nieuwe pastorie aan de Oude Kerkstraat gebouwd werd; br. Kuiper nam het oude woninkje voor fl. 800 terug. Ook schonk hij de gemeente fl. 1.000 voor de bouw van kerk en pastorie en leende hij bovendien nog eens fl. 1.300.

De gereformeerde kerk te Sauwerd, die in 1898 in gebruik genomen werd.

Het kerkgebouwtje uit 1859 werd in 1898 vervangen door de huidige kerk. De oude kerk werd in 1898 voor fl. 220 verkocht; de bouwsom van de nieuwe kerk bedroeg toen fl. 6.840.

De Doleantie in Wetsinge-Sauwerd (1887).

Toen de hervormde predikant ds. J. Keizer na 52 jaar in 1882 eindelijk afscheid nam van de hervormde gemeente van Wetsinge-Sauwerd, werd het beroepingswerk aangepakt. Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) van Reitsum werd beroepen, maar deze bedankte (in 1886 zou hij in Reitsum met de Doleantie meegaan). Toen werd ds. J. Teves Tzn. (1854-1913) van Suameer beroepen. Ook hij was de gereformeerde beginselen toegedaan. Hij nam het beroep aan en betrok de nieuwe hervormde pastorie aan de Molenstreek. Hij was een begaafd prediker: heel wat rijtuigen stonden ’s zondags bij de hervormde kerk in Wetsinge. Zelfs leden van de Christelijke Gereformeerde Gemeente kerkten zo nu en dan bij ds. Teves. Die kerkenraad kon dat natuurlijk niet toestaan en vermaande hen niet te vergeten dat de hervormde predikant van Wetsinge-Sauwerd dan misschien wel orthodox mocht zijn, maar dat veranderde niets aan de toestand in de hervormde kerk als geheel!

Ds. Teves moest van de hervormde hiërarchische kerkregering ook niets hebben. Hij protesteerde in 1886 tegen de classis omdat deze ‘niet alleen loochenaars zijn van de Christus Gods der Schriften, maar ook hun arm versterken tot meerdere onderdrukking van het belijdende deel der kerken’. De hervormde kerkenraad besloot de classis niet meer bij te wonen.

In Doleantie.

De vroegere dorpsherberg Van Zijl aan de Oude Winsumerstraatweg te Sauwerd, die van 1887 tot 1889 bij de Dolerenden in gebruik was als ‘noodkerk’. Daarna deed de chr. school als kerk dienst  (foto: S.J. Bouma, Rijksdienst Cultureel Erfgoed).

Op 31 januari 1887 besloot de hervormde kerkenraad de Dordtse Kerkorde van 1618 weer in te voeren en ‘het juk van de synodale hiërarchie’ af te werpen. Als naam werd gekozen de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ van Wetsinge-Sauwerd. Ook de hervormde kerkvoogdij verenigde zich met dit besluit. In het begin volgde vrijwel de hele gemeente haar predikant en kerkenraad. De hervormde classis Onderdendam ging echter tot actie over. Alle zogenoemde ‘neo-gereformeerden’ werden uitgenodigd om in Café Van Zijl voor een classicale commissie te verschijnen, die onder leiding stond van ds. C.H.Piccardt van Adorp. Hun zou worden gevraagd terug te keren van de dwalingen huns weegs en van hun verzet tegen de kerkenordening van 1816. Er kwam echter niemand opdagen. Tweeëntwintig stemgerechtigde leden werden toen uit het lidmatenboek van de hervormde gemeente geschrapt. Van de 37 manslidmaten bleken 29 meegegaan te zijn met de Doleantie.

De Dolerende pastorie (van 1888 tot 1897 als zodanig in gebruik) en links daarachter de christelijke school.

De hervormde ringpredikanten werden door de dolerende kerkenraad niet meer op de preekstoel van de hervormde kerk te Wetsinge toegelaten. Dat liep dus uit op een rechtszaak over het bezit van de kerkelijke goederen. De nieuw gekozen hervormde kerkvoogdij won het rechtsgeding. Op 30 juni 1889 hielden de Dolerenden de laatste dienst in de kerk van Wetsinge. Ds. Teves werd uit de pastorie gezet ‘onder het lijdelijk toeziende oog van een toegestroomde menigte geestverwanten’. Er kwam die dag echter een huisje leeg waar ds. Teves met zijn gezin tijdelijk kon gaan wonen. De kerkdiensten werden gehouden in de pas gereed gekomen Christelijke School aan de toenmalige Karspeldwarsweg, de tegenwoordige Schoolstraat, ‘tot de tijd en wijle dat de Heere ons de kerk hergeeft, thans gesloten verklaard voor de gereformeerde belijders’. Gedurende de jaren 1887 tot 1889 werden de diensten gehouden in de dorpsherberg van Van Zijl (de ‘noodkerk’).

Vonnis van het hervormd Provinciaal Kerkbestuur waarin de Dolerende kerkenraad uit ambt en kerklidmaatschap worden ontzet.

Door middel van de oprichting van de vereniging ‘De Kerkelijke Kas’ kon de pas gevormde Nederduitsche Gereformeerde Kerk rechtshandelingen plegen, zoals koop, verkoop, etc. Deze werd op 23 september 1887 koninklijk goedgekeurd (de Dolerende kerk zou zo’n erkenning nooit gekregen hebben). Een nieuwe pastorie werd gebouwd bij de Christelijke School op het terrein van Pieter Lugtenborg. De bouwkosten van de pastorie bedroegen fl. 4.272. Een gedenksteen werd ingemetseld met onder meer als opschrift ‘Rehoboth’. In tweeëntachtig Dolerende kerken werd op verzoek een kerkcollecte gehouden voor de pastorie te Sauwerd. Daardoor kwam fl. 1.950 binnen. Het salaris van ds. Teves bedroeg fl. 250 per kwartaal, in baar geld uitbetaald.

De in zijmuur van de pastore ingemetselde gedenksteen.

Ds. Teves bleef een boeiende spreker die in zijn preken ‘de gereformeerde lijnen doortrok zonder in separatistisch drijven te vervallen’. Voor beroepen van andere kerken bedankte de predikant. In 1890 moest hij als laatste uitvloeisel van de rechtszaak over de kerkelijke goederen het archief aan de hervormde kerkvoogdij teruggeven. Intussen had hij het echter geheel overgeschreven.

De Vereniging van 1892 (c.q. 1897).

Hoewel de landelijke vereniging tussen Afgescheidenen en Dolerenden al in 1892 plaatsvond, duurde het in Wetsinge-Sauwerd nog tot 2 juli 1897 voordat de samensmelting van beide kerken tot stand zou komen. Wel kwam al in augustus 1890 een incidentele samenwerking tot stand toen beide kerken gezamenlijk bij de burgerlijke overheid protesteerden tegen de kermisviering te Adorp!

Voor het overige was de verhouding tussen Afgescheidenen en Dolerenden de eerste jaren koel. Toen de kerkenraad van de Dolerenden in maart 1891 verzocht om een samenspreking, antwoordde ds. J. Kerssies namens de christelijke gereformeerde kerkenraad het beter te achten dit voorlopig niet te doen. Maar ná de landelijke generale synode van 1891 (waar tot vereniging besloten werd)  draaide hij geheel bij, stelde kanselruil voor en verklaarde zelfs ‘de vereniging hartelijk te begeren’. In het begin van 1892 kwam deze kanselruil ook inderdaad tot stand en van toen af werden samensprekingen gehouden ‘in broederlijke geest’.

Nadat in 1892 in Amsterdam de eerste generale synode van de verenigde Gereformeerde Kerken was gehouden, werd in Wetsinge-Sauwerd een overgangstijd ingesteld, gedurende welke de Christelijke Gereformeerde (de vroegere Afgescheiden) Gemeente voorlopig de ‘Gereformeerde Kerk A’ genoemd werd, en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk de ‘Gereformeerde Kerk B’, totdat de samensmelting tot stand zou zijn gekomen.

Problemen.

De zijkant van de gereformeerde kerk te Sauwerd.

Maar voor het zover was moest er nog veel passeren. Grote problemen ontstonden namelijk toen twee leden van Kerk A vertelden dat ds. Teves van kerk B zou hebben getracht terug te gaan naar de hervormde kerk! Dat de predikant deze kwaadsprekerij als een ‘eerverwoestende en kerkverwoestende zonde’, en niet maar als een ‘gewoon’ roddelpraatje beschouwde, hoeft geen betoog. Ds. Teves betrok de classis bij de zaak en na veel moeite kon deze zaak worden opgelost.

Een volgende hobbel moest genomen worden toen in 1893 een studierapport over de plaatselijke ineensmelting verscheen dat door kerkenraad A verworpen werd, omdat dat plan volgens hem de kerk ‘geheel op de Doleantielijn’ zou voeren. Een andere onenigheid ging over het feit dat in de naam van de verenigde kerk, ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’, de term ‘christelijk‘ niet voorkwam. Onder leiding van ds. A. Koppe (1841-1906) van Zuidwolde kon uiteindelijk ook hierover een eensluidend standpunt worden geformuleerd, waarin spijt werd betuigd over het feit dat ‘de verhouding is gelijk deze hier bestaat’. Nu zou men echt in onderlinge eensgezindheid het pad naar de vereniging inslaan.

Ondertussen gingen de kerkgangers van kerk A en kerk B steeds meer ‘door elkaar lopen’, dat wil zeggen elkanders diensten bezoeken, wat de beide kerkenraden niet goedkeurden. Men moest ook nu nog duidelijk zijn over de kerkkeuze, zo vonden de broeders.

Ds. Teves van de gemeente losgemaakt.

Eind 1896 kwam de grootste hobbel. Ds. Teves raakte in opspraak omdat hij zich schuldig gemaakt zou hebben aan de zonde tegen het zevende gebod. Eerst dachten velen dat het weer een lasterpraatje was, maar uiteindelijk legde de hele kerkenraad het werk neer omdat men het niet eens was over de behandeling van het gerucht. De laatste door ds. Teves geschreven notulen werden door de andere kerkenraadsleden niet meer mede-ondertekend omdat men ze niet betrouwbaar achtte. Zelfs prof. dr. F.L. Rutgers (1836-1917) van de Vrije Universiteit te Amsterdam werd er bij gehaald om juridisch advies te geven. De classis ging in Wetsinge-Sauwerd ‘doen wat des kerkeraads is’, zoals dat heette; ze nam de taken van de teruggetreden kerkenraad over, zoals dat in de kerkorde geregeld was.

De vroegere christelijke school te Sauwerd (rechts is nog iets van de dolerende pastorie te zien). Hier werden de Dolerende kerkdiensten gehouden.

Nu snel samen!

Uiteindelijk leidde een en ander per 1 februari 1897 tot losmaking van de predikant. Ds. Teves vertrok als predikant naar Beekbergen, waar trouwens ook problemen ontstonden en waar hij in 1902 losgemaakt werd. In 1908 emigreerde de predikant naar de Verenigde Staten, waar hij in 1913 in Grand Rapids, Michigan, overleed.

Door het vertrek van ds. Teves was trouwens een andere hobbel in de verenigingskwestie weggenomen: namelijk wie van de twee predikanten na de ineensmelting van beide kerken zou moeten vertrekken. Nú maakten beide kerkenraden haast; langer wachten zou de problemen alleen maar kunnen vergroten.

Afgesproken werd dat in het vervolg in de ‘A’-kerk in Sauwerd zou worden gekerkt, behalve wanneer door ruimtegebrek beide kerken zouden moeten worden gebruikt. Op Paasmaandag 19 april werden beide kerkelijke gemeenten van de voorgenomen besluiten op de hoogte gesteld. De gemeenteleden waren verheugd; de classis was blij. En ds. Kerssies was ook tevreden, vermoedelijk ook omdat zijn traktement op fl. 900 werd gesteld, jaarlijks met fl. 40 te verhogen. De Ineensmelting werd op 2 juli 1897 een feit.

Een nieuwe kerk.

Een belangrijk besluit dat daarop volgde was de bouw van een nieuwe kerk. Met de voorgestelde verbouw van het ‘A’-kerkje was vrijwel niemand het eens, omdat het gebouw lang niet alle kerkgangers kon bevatten. De jeugd luisterde bij mooi weer vaak zelfs op het weiland naast de kerk, terwijl de kerkramen en -deuren open stonden…

De nieuwe kerk aan de Kerkstraat werd gebouwd door de architecten Kuiler en Drewes te Groningen en werd op 22 december 1898 in gebruik genomen. De oude ‘A’ kerk aan het Hoogpad werd voor de sloop verkocht voor fl. 220. Het puin werd gebruikt voor de verharding van de Meedenweg in Wetsinge. Van de oude kerk is voor zover bekend geen enkele foto of tekening bewaard gebleven.

In de nieuwe kerk moesten aanvankelijk wel verscheidene gebreken worden verholpen: lekkages, het doorslaan van de muren, te weinig verlichting, onvoldoende zicht op de predikant vanaf de galerijen, wat voor de jeugd overigens ideaal was. Alles werd echter in orde gemaakt.

Het interieur van de gereformeerde kerk te Sauwerd (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Honderdjarige herdenking in 1957.

‘Wel zelden zal een dominee, na de intrede in zijn eerste gemeente, direct zo goed in de geschiedenis van de gemeente zijn ingevoerd als ds. G. van den Berg. Op 17 maart 1957 verbond hij zich aan de kerk van Wetsinge-Sauwerd, en met het 100-jarig bestaan in september dat jaar in het vooruitzicht moest hij zich dus binnen een half jaar door honderd jaar notulenboeken werken om een verantwoord feestprogramma te kunnen ontwerpen’.

Dit programma was opgebouwd rondom een viertal historische kerkenraadsvergaderingen, waarin de geschiedenis van de kerk te Wetsinge-Sauwerd werd weerspiegeld. De eerste was de vergadering van 23 september 1857, waar tot instituering besloten werd. Gebaarde en/of gesnorde ‘ouderlingen’ en ‘diakenen’ ondertekenden op deze vergadering (met een 20ste eeuwse vulpen) de zogenaamde verbindingsacte, waarna op 11 oktober de instituering een feit werd door de bevestiging van de ambtsdragers.

De tweede kerkenraadsvergadering die werd opgevoerd was die van 4 december 1861, waarop de broeders voor het eerst een eigen predikant in hun midden hadden, ds. Sevensma. De derde vergadering was gedateerd 1932 en deze was voor het grootste deel gewijd aan de herdenking van het 75-jarig bestaan van de kerk.

‘Tenslotte was er dan een geheel gefantaseerde kerkenraadsvergadering uit het toekomstige jaar 2007, een bijeenkomst waar het 150-jarig bestaan van de kerk werd ‘herdacht’. Direct bij het binnentreden van de 21ste-eeuwse kerkenraadsleden vielen op de ‘zusters ouderlingen en diakenen; die hier de broeders vergezelden. En dan die besprekingen op deze kerkenraad! Woorden als atoomvliegtuig en robot rolden over de groene tafel alsof het om de meest gewone zaken ging’.

En nu…

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk Wetsinge-Sauwerd tussen 1893 en 2003.

De gemeente van Adorp, Wetsinge en Sauwerd zijn per 14 januari 2007 gefuseerd tot de Protestantse  Gemeente Adorp-Wetsinge-Sauwerd. Deze gemeente telde op 1 januari 2017 nog 390 leden. De  kerk in Sauwerd wordt nog steeds als protestants kerkgebouw gebruikt.

Bronnen:

J.G. Bakker, J.M. Pot, Kerk en school in Sauwerd. 100 jaar Christelijk Onderwijs. Bedum, 1988

J.G. Bakker, Geschiedenis rondom een jubilerend kerkgebouw (1898-1998). Kerkgebouw Gereformeerden Wetsinge-Sauwerd 100 jaar. Wetsinge-Sauwerd, 1998

J.A.H.J.S. Bruins Slot, De Geschiedenis der Afscheidings-Beweging te Sauwerd.  In: De Reformatie, 12 oktober 1934, Afscheidingsnummer, bl. 17 – 19 [dr. Bruins Slot gaat hier zeer uitvoerig in op de gebeurtenissen rond de eerste Afgescheiden Gemeente te Sauwerd (plm. 1834 tot en met plm. 1851)]

E.J. Jager, De Doleantie op het Groninger platteland (1887-1892). g.p., g.j.

© 2017. Gereformeerde Kerken.info