Het ontstaan van gereformeerd Feijenoord (1908)

Inleiding.

De Gereformeerde Kerk te Rotterdam ontstond in 1908. Dit was het gevolg van het plaatselijk samengaan van de ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ uit de Afscheiding van 1835 (vanaf 1892 tot 1908 Gereformeerde Kerk A) en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’  uit de Doleantie te Rotterdam in 1887 (vanaf 1892 tot 1908 Gereformeerde Kerk B).

Kaart van de omgeving van Feijenoord.

De Christelijke Gereformeerde Gemeente had een ingewikkelde voorgeschiedenis, waarop we later afzonderlijk zullen terugkomen. In dit artikel concentreren we ons op het ontstaan van de ‘Gereformeerde Kerk te Feijenoord’. Deze kerk ontstond op 1 januari 1908 en droeg die naam tot 1910; daarna heette ze tot 1949 ‘Gereformeerde Kerk Feijenoord (Rotterdam)’ en sindsdien ‘Gereformeerde Kerk Rotterdam-Feijenoord’.

Feijenoord.

Het bij Rotterdam gelegen eiland Feijenoord in de Nieuwe Maas viel in de tweede helft van de negentiende eeuw ten prooi aan de stadsuitbreiding van Rotterdam. In de jaren ’60 van de twintigste eeuw begonnen enkele ingenieurs met het maken van plannen om Feijenoord tot ontwikkeling te brengen. In 1870 kon men met de uitvoering ervan beginnen. Deze werd mogelijk gemaakt door de financiering door de ‘Rotterdamsche Handelsvereniging’ van zakenman Lodewijk Pincoffs (1827-1911), ‘stichter van Feijenoord’ genoemd.

Lodewijk Pincoffs.

Er kwamen havens en bruggen en er werden spoorwegen aangelegd die Feijenoord uit het isolement haalden. Door het graven van de Noorderhaven (tussen 1872 en 1874) werd het Noordereiland afgescheiden van het toenmalige eiland Feijenoord. Geen wonder dat door de toenemende industrialisatie van Rotterdam uit alle delen van het land werkzoekenden er hun geluk kwamen beproeven. Aanvankelijk vestigden de meesten zich in de binnenstad van Rotterdam, maar vanaf rond 1880 vonden velen een onderkomen in de straten van de wijk Feijenoord.

Wilden deze ‘immigranten’ kerkdiensten bijwonen, dan vergde dat veel doorzettingsvermogen en was men genoodzaakt de binnenstad op te zoeken of naar de kerk in IJsselmonde te gaan, waar op 30 november 1887 een ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ geïnstitueerd was, sinds 1892 Gereformeerde Kerk. De reis erheen was in die tijd een ongemakkelijk waagstuk die per roeiboot en/of door sompige kleigrond ondernomen moest worden. Velen waagden zich daar niet aan. Geen wonder dat de godsdienstige gesteldheid van Feijenoord stevig te wensen overliet.

De rooms-katholieken waren echter in die tijd al doende met de stichting van een parochie en de hervormden startten reeds in 1858 met Bijbellezingen in een particuliere woning en begonnen later met een zondagsschool, Jeruël genaamd. Er kwam in 1883 zelfs een hervormd kerkje aan de Korte Feijenoorddijk, nadat de voorgaande dertien jaar gebruik gemaakt was van het schaftlokaal van de ‘Fabriek Feijenoord’.

De in 1865 in Rotterdam in gebruik genomen Hoveniersstraatkerk.

De aanvankelijke kerkgang bij de gereformeerden van Feijenoord.

In de binnenstad van Rotterdam bevond zich een aantal gereformeerde kerkgebouwen, zoals de op 31 december 1865 in gebruik genomen gereformeerde kerk aan de Hoveniersstraat,  de kerk aan de Raampoortstraat (1844), de op 15 juli 1877 in gebruik genomen kerk aan de Goudsesingel en de op 15 juni 1890 in gebruik genomen Nieuwe Westerkerk aan de Ammanstraat. Minstens een half of een heel uur lopen moest men er voor over hebben om daar te komen, waarbij dan ook nog rekening gehouden moest worden met openstaande bruggen. En dán maar hopen op een plaatsje in de kerk, en dat tweemaal per zondag. Behalve de afstand waren ook weersgesteldheid en ouderdom vaak hindernissen de kerkdiensten in de stad bij te wonen. Dat het geregelde pastoraat voor de Feijenoorders door Rotterdamse ambtsdragers ook problematisch was hoeft geen betoog.

De Nieuwe Westerkerk in de Ammanstraat.

In 1890 maakten enkele Rotterdamse predikanten plannen om in de Stieltjesstraat in Feijenoord een heuse gereformeerde kerk te bouwen, maar omdat dit plan niet haalbaar was besloot men tot de oprichting van een school aan de Feijenoordsestraat, vroeger gebruikt als koestal. In 1893 nam de gereformeerde ouderling Hirschmöller het initiatief om daar kerkdiensten te gaan houden. Daarin gingen zowel Rotterdamse predikanten van kerk A als van kerk B voor. Hirschmöller kreeg voor deze diensten weliswaar enige financiële steun vanuit de kerk in Rotterdam, maar hij moest zelf geregeld bijpassen. Door een tekort op de begroting moesten de diensten in 1894 echter beëindigd worden.

Vijf jaar lang was het toen helemaal gedaan met de gereformeerde kerkdiensten op Feijenoord, terwijl de rooms-katholieken in 1886 inmiddels een eigen kerk hadden kunnen bouwen aan het Stieltjesplein (‘De H. Martelaren van Gorcum’) en de hervormden in 1898 hun Wilhelminakerk aan de Persoonsstraat 1, op de hoek met de Oranjeboomstraat.

De Raampoortlaankerk in Rotterdam.

Zo langzamerhand was in Feijenoord – niet verwonderlijk – de wens ontstaan om te komen tot een zelfstandige  Gereformeerde Kerk, een eigen kerkgebouw en de beroeping van een eigen predikant, los van de Kerk van Rotterdam. Hoe wenselijk was het immers dat een ambtsdragersteam van ouderlingen en diakenen zich geheel kon richten op de eigen bevolking. Hoe belangrijk was een eigen kerkgebouw zónder die lange en moeitevolle reis naar de stad! Hoe eendrachtig zou het gereformeerd kerkelijk leven zich dan kunnen ontwikkelen! Wat zou de kerk aan kerkelijke arbeid niet kunnen betekenen voor hen ‘die buiten stonden’ én voor de varende bevolking, die daar immers steeds talrijker werd.

Waarom mochten bijvoorbeeld de gereformeerden in Kralingen (waar op 8 mei 1887 een ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ gesticht was) wél zelfstandig een eigen kerkelijk leven beginnen en werd tegen de Feijenoorders slechts gezegd dat – als ze een eigen kerk wilden – ze daar zélf voor moesten zorgen?

Een lokaal in de Zinkerstraat.

Ouderling C. Groeneveld van gereformeerd Rotterdam B vroeg in de zomer van 1899 zijn kerkenraad diensten te mogen houden in een lokaal aan de Oranjeboomstraat in Feijenoord. Met frisse tegenzin werd hem en een collega-ambtsdrager opdracht gegeven op onderzoek uit te gaan om te zien of het bedoelde gebouw daarvoor inderdaad gebruikt kon worden. Het bleek echter te klein en de kerkenraad wilde  er verder geen werk van maken.

Dat was tegen het zere been van een aantal Feijenoorders, die daarom in de herfst van dat jaar een vergadering bijeenriepen om verdere plannen te bespreken. Er móest een zelfstandige kerk komen, zover waren zij intussen wel. Kon Feijenoord dat op eigen houtje of moest de kerk van Rotterdam bijspringen? Er was immers veel geld voor nodig; het inrichten en op gang houden van een eigen kerkelijk leven in al haar onderdelen was niet eenvoudig! De polsstok van Feijenoord bleek echter te kort, zo kwam men uiteindelijk tot de conclusie. Opnieuw ging een verzoek om steun naar de kerken A en B van Rotterdam.

Het interieur van de Raampoortlaankerk.

Het enige dat gebeurde was dat de kerkenraden de zaak aan de classis voorlegden, die er in 1900 en in 1901 op studeerde. Men werd in Feijenoord ongeduldig. Ouderling G. Molenaar van Rotterdam A bemoeide zich er mee: hij verweet de kerkenraden in de stad lauwheid in de afhandeling van de zaak die de Feijenoorders zo na aan het hart lag. Wel kreeg Molenaar het voor elkaar dat de kerkenraad besloot in een lokaal aan de Zinkerstraat geregeld preken te laten lezen door een ouderling uit de stad, die – naar al snel bleek – echter even geregeld verstek moest laten gaan. Molenaar nam het dan over, maar oordeelde de preken, hem door de kerkenraad aangereikt, ongeschikt om in Feijenoord voor te dragen; daarom sprak hij in de Zinkerstraat in plaats daarvan – zonder dit aan de kerkenraad mee te delen – een stichtelijk woord, en trad daarmee in feite als een soort van ‘oefenaar’ op. Dat kwam hem op afkeurende woorden te staan. Hij had de kerkenraad daarvan op de hoogte moeten stellen, zo oordeelden de predikanten. Molenaar gaf echter ‘onbeschaamd’ ten antwoord dat hij er gewoon mee zou doorgaan.

Ds. Joh. Visser (1868-1920).

Toch stond Molenaar in de kerkenraad niet alleen. Ds. Joh. Visser (1868-1920) woonde zelf ook in Feijenoord en kon zich de situatie van de Feijenoorders dus beter voor de geest halen. Hij vond dat de kerkenraad het voorgaan van Molenaar eigenlijk niet kon verbieden, omdat men daar als particuliere personen samenkwam om bijbel te lezen, te zingen en te bidden. Het hielp echter niet: Molenaar moest met zijn werk stoppen. Toen deze dat nogmaals weigerde en zijn ambt zelfs wilde neerleggen besloot de kerkenraad – om ophef te voorkomen – een vaste preeklezer voor de Zinkerstraat te benoemen. Molenaars ‘oefeningen’ werden daar dus toen beëindigd.

Weer een nieuwe poging.

Het preeklezen beviel ook maar matig. In feite was er niets veranderd. Vandaar dat schilder A. Vonk namens een in oktober 1899 ingestelde commissie een bijeenkomst samenriep van de Feijenoordse gereformeerden. Opnieuw gingen er brieven naar de kerkenraden waarin gewezen werd op de ongewijzigde toestand in Feijenoord. De kerkenraad stelde zijn ‘onbroederlijk schrijven’ niet op prijs, maar ‘de waarheid is dat zij niet alleen weinig tijd staken in Feijenoord, maar de tijd díe ze hadden gebruikten om te proberen onder hun verantwoordelijkheid uit te komen’,  zo stelt Vincent Stolk in ‘Unus Deus’ zonder omhaal van woorden, waarvan hij bovendien een aantal voorbeelden aanhaalt.

Maar was de kerk van Rotterdam eigenlijk wel verantwoordelijk voor het oplossen van de situatie in Feijenoord? Daarom stelde de kerkenraad van kerk B een onderzoek in naar de historische kerkelijke connecties van Feijenoord. Die commissie rapporteerde in oktober 1901 bij monde van ouderling Jorissen dat Feijenoord eigenlijk niet eens bij de kerk van Rotterdam hoorde, maar bij de al genoemde kerk van IJsselmonde! Feijenoord was in het verleden nooit van IJsselmonde losgemaakt, en al helemaal niet bij Rotterdam gevoegd! Maar omdat IJsselmonde een kleine, hulpbehoevende kerk was, zou dat voor Feijenoord niets opleveren. Dus lag de bal weer bij Rotterdam.

Avonddiensten in een school (1902).

Ds. H.H. Veder (1853-1913) van Rotterdam.

Bij monde van ds. H.H. Veder (1853-1913) van Rotterdam (lid van een predikantencommissie die de zaak nu in de gaten hield) en op aandringen van de classis, werd toestemming verkregen zondagavonddiensten te houden in de school van de Vereeeniging ‘Een School met den Bijbel’ aan de Marinestraat op het Noordereiland. In de school konden drie lokalen worden samengetrokken tot één grote ruimte, dus voor het houden van kerkdiensten zeer geschikt. Afgesproken werd dat predikanten van beide kerken (Rotterdam A en B) elkaar geregeld om de paar weken zouden afwisselen bij het voorgaan in de diensten. Op woensdag 15 januari 1902 kon de eerste dienst gehouden worden in de school aan de Marinestraat. Het gebouw zat tot de nok toe vol. De stoelen van de afgebroken Raampoortlaankerk werden aangesleept en de preekstoel werd uit een zaal van de Ammanstraatkerk gehaald. Er was in de Marinestraat ruimte voor ongeveer driehonderd kerkgangers!

Een zelfstandige kerk, of alleen maar méér diensten?!

Maar hoe zat het eigenlijk met de instituering van een zelfstandige Gereformeerde Kerk? Wat dat betreft was er nog niets veranderd! Feijenoord was nog steeds geheel afhankelijk van de stad. Vandaar dat maar weer eens een bijeenkomst samengeroepen werd, die in januari 1903 gehouden werd. De stemming onder de aanwezige gereformeerden – velen waren thuis gebleven – was echter niet zoals de organisatoren hadden gehoopt: de meeste aanwezigen wílden helemaal geen zelfstandigheid. Ze wilden gewoon meer kérkdiensten; niet alleen in de avond, óók ’s morgens. Toen op aandringen van de classis in de herfst nog een vervolgsamenkomst gehouden werd bleek de stemming echter anders: nú was de meerderheid voorstander van een zelfstandige Gereformeerde Kerk in Feijenoord.

Een stuk grond en een beter lokaal.

De gereformeerde leden in Feijenoord benoemden een ‘Commissie van Zeven’. Deze moest zorg dragen voor de organisatie en de leiding van de kerkdiensten in de school in de Marinestraat maar ze moest ook proberen een geschiktere locatie te vinden waar die diensten gehouden konden worden: wellicht kon een groter lokaal gekocht of gehuurd worden (de school aan de Marinestraat was namelijk veel te klein geworden), of kon een stuk grond voor kerkbouw verkregen worden. Dit alles zou echter veel geld kosten. Zowel de inzameling van de gelden als het vinden van een geschikt lokaal verliepen stroef. Maar als vergelijkbare Gereformeerde Kerken in de omgeving het wél konden, waarom Feijenoord dan niet? De resultaten van een kosten- en batenanalyse van vergelijkende berekeningen met kerken in de omgeving brachten de commissie er in december 1904 toe de plannen voor de instituering van een zelfstandige Gereformeerde Kerk in Feijenoord door te zetten.

Naar de Prins Hendriklaan (1906).

De ‘Laankerk’ in aanbouw (foto: ‘Geref. Kerk R’dam-Feijenoord’).

Gelukkig wilden de twee kerkenraden A en B in Rotterdam uiteindelijk financieel bijspringen om een stuk grond te kopen. Zélf kon Feijenoord de kosten daarvan niet opbrengen. En al kort na de zomer van 1904 vonden de Feijenoorders een zeer geschikt terrein aan de Prins Hendrikkade, waarop een twee jaar eerder afgebrand pakhuis had gestaan. De eigenaar was bereid het perceel te verkopen. Maar de kerkenraden in Rotterdam hadden zélf al een goedkoper terrein aan de Prins Hendriklaan gevonden en hadden het zelfs al gekocht!

De vraag was nu hoe de kerkbouw in het vat gegoten zou worden: moest er een hulpkerk komen, een semi-permanente kerk dus, voornamelijk opgetrokken uit betonplaten (voor de prijs van fl. 15.000), óf zou direct een permanent kerkgebouw uit de grond gestampt worden ten bedrage van fl. 40.000?

Voor- en nadelen werden gedurig tegen elkaar afgewogen. En toen het besluit genomen was om ‘slechts’ een hulpkerk te bouwen bleek dat het volgens het bestemmingsplan niet eens mócht. Gelukkig konden met hulp van B en W die bezwaren omzeild worden, nadat via een verzoekschrift, voorzien van 67 handtekeningen van gemeenteleden, gevraagd was toch een vergunning af te geven.

Het bouwbedrijf van de Gebr. Touw kon aan de slag gaan en de bouw van de kerk verliep zonder problemen. Het duurde ongeveer een half jaar tot de kerk klaar was. De eerste dienst – onder leiding van ds. H.H. Veder van Rotterdam – werd op 2 december 1906 gehouden. ‘Het was voor Feijenoord een blijde dag, waarop de pioniers met voldoening een blik in het verleden mochten werpen’. De ‘Laankerk’, zoals het bedehuis genoemd werd, was in gebruik genomen!

Naar een zelfstandige Gereformeerde Kerk (1908).

De in 1906 in Feijenoord in gebruik genomen ‘Laankerk’.

Het werd nu dus tijd uitvoering te geven aan het classicale besluit uit 1903 om in Feijenoord óók een zelfstandige Gereformeerde Kerk te institueren. De beide kerken van Rotterdam stelden echter maar liefst tien voorwaarden. Daarmee gingen de Feijenoorders vervolgens naar de classis die ondubbelzinnig oordeelde in het voordeel van Feijenoord: ‘De classis gehoord het verzoek van de broeders uit Feijenoord om tot zelfstandige kerkformatie te komen, spreekt de wenselijkheid uit, dat dit verzoek wordt ingewilligd en adviseert de kerken van Rotterdam A en B tot de instelling der ambten over te gaan’.

En dat gebeurde. Al op 1 januari 1908 werd tijdens een gemeentevergadering in Feijenoord de verkiezing van ambtsdragers gehouden. Tot ouderlingen werden gekozen: L. Delhaas, A. van der Kooy, M. Ros, C. Groeneveld, G.W. van Rhijnberg en J. de Haas. En als diakenen: N.G. Klijn, J.C. Spek, W.H. den Houting, L. Barendrecht, C.H. Maasbach en H. Bos. Onder leiding van ds. Joh. Visser van Rotterdam werden deze broeders op 19 januari 1908 in het ambt bevestigd, waarmee de zelfstandige Gereformeerde Kerk te Feijenoord een feit was!

In de stad waren de kerken A en B op dat moment nog niet ineengesmolten; dat gebeurde pas later dat jaar. Door de onderlinge samenwerking om te komen tot een eigen kerk en kerkgebouw had men in Feijenoord van de gescheidenheid tussen ‘A’ en ‘B’ al lang geen last meer en kon men zich zonder problemen meteen al ‘Gereformeerde Kerk te Feijenoord’ noemen.

De eerste predikant (1908).

Ds. J. van den Berg (1869-1943), de eerste predikant van gereformeerd Feijenoord.

Op 1 november 1908 deed de eerste predikant van de Gereformeerde Kerk te Feijenoord intrede. Het was ds. J. van den Berg (1869-1943), die er bovendien tot 1926 stond en dus de opbouw en stabilisatie van de kerk jarenlang begeleidde. Hij hield zijn intreepreek naar aanleiding van 1 Cor. 3 vers 9: ‘Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij’.

De kerk van Feijenoord beleefde aanvankelijk een stevige groei. Om die reden moest de in de kerk aangebrachte galerij verbreed worden.

En later….

De Koningskerk (foto: Reliwiki, B. Stok).

Om een lang verhaal niet nog veel langer te maken: de ‘Laankerk’ aan de Prins Hendriklaan werd in 1984 buiten gebruik gesteld en later afgebroken; de Gereformeerde Kerk verkaste namelijk naar een kerkzaal gebouwd onder een wooncomplex aan de Stieltjesstraat.

De Koningskerk (foto: Reliwiki, B. Stok).

De naam van de kerk was in het vervolg Koningskerk en deze behoort nog steeds tot de Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Feijenoord, met – in 2016 – ongeveer 420 leden.

Ledentallen gereformeerd Feijenoord.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Feijenoord tussen 1920 en 2015.

Bronnen:

J. van Bommel, Daar kerkte Rotterdam. Kerken die in Rotterdam Verwoest werden en hun interieur. Leiden, 1965

A.T. de Haan, ‘Tusschen den steenen paal en den donkeren hoek’. Flitsen uit de geschiedenis van honderd jaar gereformeerd kerkelijk leven in IJsselmonde. Rotterdam, 1988

J.H. Landwehr, Beknopte Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Rotterdam. Rotterdam, 1905

A. Oprel, e.a., Gereformeerde Kerk Rotterdam-Feijenoord 1908-1958. Saevis Tranquillus in Undis. Rotterdam, 1958

N.N. (div. schr.), Rotterdam in den loop der eeuwen. Deel II. Kerkelijk leven. Rotterdam, 1906-1907

N.N., Rotterdam-Feijenoord 50 jaar. In: Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. 6e jrg. nr. 2, 11 januari 1958

R. Schermer, Verdwenen Rotterdamse kerken. 1900-1995. Rotterdam, 1995

J. van der Spek en V. Stolk, resp. ‘Chronologisch overzicht’ en ‘Los van de moederschoot’ in: Unus Deus, plures amici. 100 jaar Koningskerk. De geschiedenis en de identiteit van de Koningskerk. 1908-2008. Rotterdam, 2008

© 2017. GereformeerdeKerken.info