Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Kolhorn

Op 18 december 1885 werd in het Noord-Hollandse Kolhorn de Christelijke Gereformeerde Gemeente geïnstitueerd.

Kaart: Google.

Inleiding.

Kolhorn ligt ongeveer halverwege de weg Schagen-Middenmeer, deels verscholen achter de vroegere Zuiderzeedijk, maar na de drooglegging van de Wieringermeer ‘midden in het land’ gelegen. De hier wonende gereformeerden zou men vroeger met recht een gemeente van gereformeerden-in-de-verstrooiing hebben kunnen noemen, al zouden zij het daar zelf misschien  niet mee eens geweest zijn. Het gebied van de kerkelijke gemeente strekte zich namelijk uit in een straal van 10 tot 15 kilometer rondom Kolhorn en de gemeenteleden woonden in diverse dorpen en gehuchten.

Het begin.

In de negentiende eeuw waren veel hervormde predikanten in Noord-Holland vrijzinnig. Maar toen ds. Bax  – ook hervormd – in Kolhorn stond was de kerk te klein om de toeloop te bevatten. De opbloei was echter afgelopen toen de ds. Bax vertrok.

Daarom waren In 1875 al wat voorzichtige pogingen ondernomen om in Kolhorn huissamenkomsten te beleggen, om samen over de Bijbel te praten, te bidden en te zingen. Dan weer hier, dan weer daar zwierf de kleine groep door het dorp. Bij veel gemeenteleden had men in de kleine huisjes niet veel ruimte; in het wat ruimere woninkje van de familie De Bruin ging het nog wel. De meeste bezoekers waren ingeschreven bij de Christelijke Gereformeerde Gemeente in Dirkshorn, maar Dirkshorn was voor velen niet makkelijk te bereiken.

Het kerkje dat in 1867 in Dirkshorn in gebruik genomen werd.

Gelukkig kon men in Kolhorn een leegstaande herberg huren, die aan het begin van De Strook stond. Vanaf 1881 kwamen daar op zondagavond de weinige leden van de Afgescheiden Kerk samen om hun huisbijeenkomsten te houden, een soort van conventikel, waar men gezamenlijk bad, uit de Bijbel las en psalmen zong, maar ook met elkaar sprak over het geloof en de beleving daarvan. In datzelfde jaar werd bovendien een jongelingsvereniging opgericht om de jeugd de bijbel te laten bestuderen

Bij de pijl stond aan De Strook de tot kerkje verbouwde herberg (kaart: Google).

Soms waren er gemeenteleden, die zondagsmorgens in Dirkshorn of in Anna Paulowna – 20 kilometer van Kolhorn verwijderd – in de kerk van de Afgescheiden Gemeente een dienst bijwoonden. ’s Avonds vertelde een van hen de preek die daar gehoord was in het Kolhornse kerkje in eigen woorden na.

Het Afgescheiden kerkje in Anna Paulowna dat van 1865 tot 1930 dienst deed.

In Anna Paulowna bestond al sinds juni 1865 een Afgescheiden Gemeente, en in Dirkshorn sinds 19 maart 1867. De ouders van de kleine groep in Kolhorn lieten hun kinderen in de Afgescheiden Gemeente van Dirkshorn dopen.

Zelf een gemeente stichten?

Ds. Lucas Lindeboom (1845-1933) stond van 1873 tot 1882 in Zaandam.

Het kleine groepje in Kolhorn nodigde in 1881 onder anderen ook de bekende predikant (de latere Kamper professor) Lucas Lindeboom (1845-1933) van Zaandam uit om in Kolhorn – net zo als hij dat in Zaandam gedaan had – een ‘volksvoordracht’ te houden in de toen bekende kolfbaan van Dirk Kist. De predikant hield daar aan de hand van tien stellingen een toespraak over de vraag: ‘Wat hebben wij te denken van Jezus Christus?’ Door de woorden van ds. Lindeboom werden steeds meer mensen ervan overtuigd zich te moeten afscheiden van de hervormde kerk om zélf een Bijbelgetrouwe Afgescheiden Gemeente te stichten.

Daarvoor was de groep echter te klein. Maar er kwam ongedachte versterking. In 1884 werden de Waard- en Groetgronden, een brede strook grond buiten de Westfriese dijk ten oosten van Kolhorn, ingedijkt om zodoende de kans op overstromingen door de Zuiderzee te minimaliseren. Daarvoor waren onder meer ‘steenzetters’ nodig, die de aanleg en het onderhoud van die dijk voor hun rekening namen. Onder hen waren Afgescheidenen afkomstig uit Werkendam. Door hun toetreden tot de kleine groep in Kolhorn werd het mogelijk aan de stichting van een eigen Christelijke Gereformeerde Gemeente te gaan denken.

Geïnstitueerd  (1885).

De Stichtingsakte van de toen dertig leden tellende kerk vertelt ons wat er gebeurde: “Den achttienden december 1885 is in Kolhorn eene Christelijke Gereformeerde Gemeente gesticht uit aldaar wonende en te Dirkshorn te boek staande leden der Chr. Geref. Kerk. Dit geschiedde onder opzicht eener commissie uit de classis (o.a. Beverwijk en Anna Paulowna) onder leiding van ds. M.H.K. Mol [1850-1929], predikant te Dirkshorn. Dat de gemeente, gesticht tot ere van Gods Naam en tot verbreiding des evangelies, inwendig ontwikkele als een mosterdzaad en naar buiten doordringend werke als een zuurdesem”.

Ds. M.H.K. Mol (1850-1929) van Dirkshorn institueerde de Gereformeerde Kerk te Kolhorn

De dorpsbevolking sprak van ‘het kerkie van Kwantes’, genoemd naar broeder Arie Kwantes (1836-1922), die als ‘president’ van de kerkenraad fungeerde en de leiding van het kerkelijk leven stevig maar pastoraal in handen had. Vele oude dorpsbewoners wisten zich te herinneren dat zij bij ‘oom Arie’ op de zondagsschool waren. Tot op hoge leeftijd werkte broeder Kwantes voor de kerk tot hij in 1919 naar Andijk vertrok om bij zijn kinderen in te trekken. Daar overleed hij in 1922. Hij werd in Kolhorn begraven.

Het graf van Arie Kwantes in Kolhorn.

Hoewel besloten was zoveel mogelijk een ‘echte’ predikant in het lokaaltje aan De Strook te laten voorgaan, kwam dat er niet van, want er ‘werd veelvuldig leesdienst gehouden’. Maar áls er een keer ‘door ’s Heeren goedheid’ op een bepaalde zondag een ‘echte’ predikant voorging in de gemeente, dan was men was zó blij, dat de kerkenraad op de ‘tweede feestdagen’, of op Hemelvaartsdag twee diensten liet houden, om toch maar zoveel mogelijk van de aanwezigheid van de predikant te kunnen profiteren. Geld voor een eigen predikant was er niet en het lokaal was trouwens zo langzamerhand ook ongeschikt voor het houden van kerkdiensten; het was er benauwd  omdat ‘het laag onder de zolderbalken lag en een orgel had men niet’.

Op zoek naar een eigen kerk.

Kolhorn, de Westfriesedijk, met links van de weg het kerkje dat in 1887 in gebruik genomen werd.

In februari 1886 liep de huur van het lokaal aan De Strook weer af en dat was aanleiding om te proberen een échte kerk te verkrijgen. Dat viel niet mee, maar het lukte toch! Aan de Westfriesedijk kon men voor fl. 500 een terrein kopen om de kerk te bouwen. Er stonden wel enkele hokken die moesten worden afgebroken, maar dat was zo voor elkaar. Breken gaat tenslotte makkelijker dan bouwen. Wilde de kerkenraad ook nog een daarachter staand huisje kopen, dan moest een hypotheek van fl. 600 worden genomen. En als aan de Westfriesedijk een kerk gebouwd moest worden, dan zou men een schuld van fl. 2.600 hebben. Geen aanlokkelijk vooruitzicht.

Zélf hadden ze immers geen cent, maar daarom maakte men plannen om veertig aandelen van fl. 25 uit te geven tegen een rente van 4%, en om een aantal renteloze aandelen te plaatsen. De resterende fl. 600 zouden dan door giften en collectes in andere kerken bijeengebracht moeten worden.

Dáarop was het wachten, zodat het lokaaltje weer voor een jaar gehuurd moest worden. In advertenties in allerlei bladen werd gevraagd om giften voor de koop van de grond en de bouw van het eigen kerkje. En er kwámen giften, zoals een broeder uit Alkmaar die een compleet Avondmaalsservies cadeau gaf! ‘Voor de viering van het avondmaal in het lokaaltje werd toen de consulent aan zijn jasje getrokken’. Een ‘echte’ predikant kreeg de kerk vooralsnog niet (pas in 1931 kwam de eerste ‘kandidaat’ naar Kolhorn, en een ‘echte’ predikant kreeg men pas in 1938, inde persoon van ds. D. Visch. Over hem straks meer).

Het gereformeerde kerkje aan de Westfriesedijk dat in 1887 in gebruik genomen werd (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Hoe dan ook, in 1887 kon het gebouwtje aan de Westfriesedijk 108 gebouwd worden. De kosten bedroegen fl. 2.600.

Iets uit het kerkelijk leven tot de crisisjaren.

De kerk van Kolhorn had dus constant geld te weinig. Soms was er zelfs geen geld om de classis te bezoeken vanwege de reiskosten. En ook het kerkgebouw was nog in geen jaren afbetaald, ook al kwamen er giften binnen. Nog in maart 1892 (vijf jaar na de ingebruikneming) werd op de classis bijvoorbeeld verteld dat een gift binnengekomen was van een broeder Baardman uit Giessendam van maar liefst fl. 300. Ook kwamen de opbrengsten van kerkcollecten elders in het land binnen.

Als een predikant in het kerkje aan de Westfriesedijk voorging nam men de gelegenheid te baat de kinderen te laten dopen, werd door belijdeniscatechisanten geloofsbelijdenis afgelegd en het avondmaal gevierd. Veel moeite kostte het om de preekvoorziening rond te krijgen. Nog steeds moesten door de ouderlingen vaak leesdiensten gehouden worden. Ook werd door hen catechisatie gegeven, zondagsschool gehouden, huisbezoek gedaan. Dat kwam neer op weinig schouders en moest met weinig middelen gedaan worden.

Zicht op Kolhorn.

Gelukkig kreeg men een jaarlijkse ondersteuning van fl. 30 van de Particuliere Synode omdat men een zgn. ‘hulpbehoevende kerk’ was. Ook kwamen zo nu en dan giften binnen, maar meestal waren de bedragen niet hoger dan fl. 2. Ter verontschuldiging kan gerust worden opgemerkt dat alle Gereformeerde Kerken in die tijd veel ‘bedelbrieven’ kregen om financiële steun voor de vele kleine en zwakke kerken in het land.

In 1918 dook een onverwachte tegenslag op: de Deputaten voor de Evangelisatie in de provincies Noord-Brabant en Limburg hadden elf aandelen verkregen uit de nalatenschap van ene J. Mulder, die ze destijds voor Kolhorn genomen had. De Deputaten zaten echter financieel omhoog en vroegen die elf aandelen met een waarde van fl. 275 in een keer op. Een gemeentelid in Kolhorn had gelukkig nog een goed gevulde oude kous onder zijn matras en wilde de lening voor fl. 250 overnemen. Daarmee namen de Deputaten genoegen. Dat scheelde weer fl. 25!

Na het eind van de Eerste Wereldoorlog dook het probleem van het huisbrandolietekort op. Het geluk was dat in het eigen dorp elektriciteit kon worden opgewekt, zodat de kerk dat jaar van elektrische lampen konden worden voorzien.

Nog steeds geen eigen predikant…

Ondertussen probeerde men ondanks de benarde financiële situatie toch een predikant te beroepen, maar dan in combinatie met een andere kerk. Zo probeerde men in 1916 samen met Anna Paulowna en Wieringen een predikant te beroepen, maar die poging strandde. De voorwaarde was dat Kolhorn daarvoor fl. 100 bijeen bracht. Maar ‘wij zijn maar zwak’, dus dat kreeg men niet voor elkaar.

Ds. E.Th. Ploos van Amstel (1858-1923) preekte geregeld in Kolhorn.

Er was nóg een probleem: als een predikant van elders overkwam, moest hij nogal eens in Kolhorn logeren. De meeste gemeenteleden hadden niet veel méér te bieden dan een bedstee. Zo kwam ook ds. E.Th. Ploos van Amstel (1858-1923) uit Amsterdam in Kolhorn preken. Hij was echter erg bang voor onweer. ‘Dominee moest dan steevast naar het huisje, (…) op 4 paaltjes boven een sloot staande gebouwtjes. Maar de angstige predikant durfde voor geen prijs alleen op pad, dus: dominee naar de plee en z’n hospita mee in ’t donker en voor de deur (met het bekende hartje eruit gezaagd) op wacht’, vertelt L. Visser.

Afscheid en hogere rekeningen.

In 1919 kwam een eind aan het kerkenwerk van br. Arie Kwantes, de officieuze naamgever van het kerkje. Hij vroeg wegens zijn leeftijd ontheven te worden van zijn ambt, waarin de kerkenraad natuurlijk toestemde. Vanaf het begin van de kerk in 1885 was hij ‘president’ van de kerkenraad geweest. Zijn gemeentelid L. Visser vertelde van hem: ‘Eindeloos geduldig met moeilijke mensen, maar strijdbaar voor de zuiverheid van de kerkleer’. Hij had echter een opvolger, die voor hem niet onder deed in ijver en arbeid, in de persoon  van zijn neef (oomzegger) P. Kwantes Fzn., die vanaf 1902 als diaken én tegelijk als scriba én als ‘president’ de kerk diende, tot 1946 toe.

Koster Bood en zijn echtgenote, inmiddels bejaard, namen afscheid wegens vertrek naar Andijk. Tot opvolger was de heer Van de Klooster benoemd, maar deze was geen lid van de kerk en hij wilde niet dat de kerkenraad in zijn woning vergaderde, zoals dat kennelijk bij koster Bood het geval was. Van de Klooster was trouwens alleen ingehuurd voor het verzorgen van de kachels en de lampen. De schoonmaak werd gedaan door gemeenteleden.

De kerkenraad moest voor zijn vergaderingen dus een lokaaltje achter tegen de kerk aan bouwen, waarvoor fl. 490 neergeteld moest worden. Gelukkig was er weer een gemeentelid die fl. 400 te leen had tegen een rente van 4%, met een aflossing van fl. 25 per jaar. Ook de brandverzekering ging omhoog; het verzekerde bedrag steeg van fl. 3.200 naar  fl. 6.000.

De gereformeerde kerk te Kolhorn.

De Zuiderzeewerken.

De jaren dertig staan bekend als de crisisjaren, maar voor de Gereformeerde Kerk van Kolhorn was het een periode van opleving. Door de begonnen werkzaamheden van drooglegging van de Wieringermeer breidde de gemeente zich iets uit en werd het bovendien een ‘uitvalspost’ voor de geestelijke verzorging van de werkers  in ‘de Meer’, zoals de toekomstige Wieringermeerpolder genoemd werd.

Het kerkje in Kolhorn kreeg daardoor meer kerkgangers waardoor zelfs nieuwe banken bijgemaakt moesten worden. Wel moest aan de kerk nogal wat onderhoud worden gepleegd: de achtergevel begaf het namelijk. ‘Of dat kwam omdat de gemeente zo krachtig zong, of omdat nu de slechte kwaliteit van de stenen de oorzaak was’ (laten we het daar maar op houden), het kostte wel weer fl. 290, waarna natuurlijk ook weer een schoonmaakbeurt gepleegd moest worden. tegen betaling van fl. 1 per medewerkend gemeentelid.

De Deputaten voor de Geestelijke Verzorging in het gebied van de Zuiderzeewerken gaven veel steun voor het werk in de aanstaande polder, ze betaalden flink mee aan het in dienst nemen van hulppredikers, zodat in die jaren voor langere of kortere tijd diverse kandidaten als hulpprediker in Kolhorn werkzaam waren, die vanuit Kolhorn de polder introkken en ook allerlei andere arbeid, met name op evangelisatieterrein, uitvoerden en activeerden.

Hulppredikers.

Het gereformeerde ‘recreatiegebouw’ te Slootdorp. Maar het was vooral een gereformeerde kerk… Het gebouwtje deed dienst van 21 juli 1932 tot 2 april 1938, toen daar de laatste dienst gehouden werd en de nieuwe, grotere kerk in gebruik genomen werd.

Het poldercentrum ‘Sluis I’ werd later het huidige Slootdorp, waar op 25 september 1932 een zelfstandige Gereformeerde Kerk werd geïnstitueerd, waarbij Kolhorn als moederkerk fungeerde. Dat kostte haar trouwens nogal wat, want daardoor raakte de kerk van Kolhorn haar eerste hulpprediker kwijt, namelijk, kand. J.L. Wielenga (1906-1971), die in 1932 namelijk als hulpprediker naar Slootdorp ging.

Ds. J.L. Wielenga (1906-1986).

Onder de kandidaten die daarna in Kolhorn kwamen werken waren o.a. G.S. Oegema (1907-1980), die in 1933 naar Haulerwijk vertrok;

Ds. G.S. Oegema (1907-1980).

H. van der Veen (1907-1959), bijzonder actief in de evangelisatie en later predikant in het Friese Donkerbroek; H. Fransen (1907-1983), later onder meer legerpredikant in Nederland en in Indonesië, en D. Visch  (1908-1981), die na zijn hulppredikerschap in 1938 de eerste ‘echte’ predikant van Kolhorn werd. Ds. Visch werd voor wat betreft het evangelisatiewerk van 1941 tot 1944 enigszins bijgestaan door hulppredikant C. van der Vaart (1916-1997), maar hij werkte in combinatie met de kerken van Broek op Langedijk, Heerhugowaard, Noord-Scharwoude en Sint Pancras. Veel tijd voor Kolhorn zal er dus niet overgebleven zijn.

Ds. L.M. Wynia (1892-1971).

Na het vertrek van ds. Visch naar Emmen (in 1946) werkte ds. L.M.  Wynia (1892-1971) van 1946 tot 1949 in Kolhorn. Na een vacatureperiode kwam ds. M.P. Pel (1884-1969), emeritus van Witmarsum, van 1952 tot 1955 als hulpprediker naar Kolhorn.

Ds. M.P. Pel (1884-1969).

Voor de bekostiging van een eigen hulpprediker werd de volgende constructie bedacht en uitgevoerd: Kolhorn zou fl. 400 betalen, de classis fl. 600 en de Generale Deputaten  (benoemd door de generale synode) fl. 1.000.

Na diens vertrek werd een overeenkomst gesloten tussen de provinciale Deputaten voor de Evangelisatie en acht samenwerkende kerken rondom Kolhorn gelegen, over de opzet en uitbreiding van het evangelisatiewerk, door het aantrekken van een evangelist. Als zodanig werd in 1956 benoemd de heer A.C. Koeman (1923-1987) uit Zaandam. Behalve de leiding van het evangelisatiewerk deed hij ook dienst als ‘lerend ouderling’ in het pastorale werk en verzorgde hij preekbeurten in Kolhorn, waarvoor hij van de classis Alkmaar preekconsent had gekregen. Van 1963 tot 1967 was hij predikant in Kolhorn en in dat jaar vertrok hij naar  het Friese Appelscha. In  1973 werd hij predikant bij de Verenigde Protestantse Kerk in België te Boechout.

Ds. A.C. Koeman (1923-1987) op latere leeftijd.

De hulppredikanten en de predikanten hadden trouwens een uitgestrekt werkterrein: de kerk van Kolhorn had de pastorale zorg over de gehele of gedeeltelijke gemeenten Barsingerhorn, Winkel, Wieringerwaard, Wieringermeer, Nieuwe Niedorp en Hoogwoud. Voorwaar geen geringe taak. Met de fiets doorkruisten de hulppredikers dat gebied om de mensen te bezoeken, en twee maal per zondag preekten ze en gaven ze catechisaties; dit alles tegen een vergoeding van fl. 125 per maand.

Crisisjaren.

De financiën bleven een moeilijk punt. Bijna op elke maandelijkse kerkenraadsvergadering werden die besproken. Maar ook de verspreid wonende leden, van elders aangetrokken door het werk in de nieuwe polder, gaven veel reden tot zorg. In hun eigen woonplaats waren ze veelal trouwe kerkbezoekers, maar in de verstrooiing liet velen het afweten.  Dat leverde voor de kerk van Kolhorn schade op, door het verlies van kerkelijke bijdragen en collecteopbrengsten. Vandaar dat geregeld stemmen opgingen om als kerk aansluiting te zoeken bij de kerk van Dirkshorn. De kerkenraad koos daar echter toch niet voor.

Zicht op Kolhorn.

Daar kwam bij dat de dertiger jaren de crisisjaren waren. Er was veel werkloosheid en gezinnen die van fl. 13 per week moesten rondkomen  hadden daaraan niet genoeg. De kerkelijke bijdragen konden dus niet hoog zijn. Toch lagen die toen nog tussen de fl. 25 en fl. 50 per jaar. Hulp werd ook nu weer verkregen van de andere kerken in de classis en in de provincie.

In 1936 ontving de kerk van Kolhorn een schrijven van de heer P.M. Pel te Stroobos (vader van de vroegere Kolhornse dominee M.P. Pel), die nog steeds de door hem in één keer opgevraagde renteloze lening niet allemaal had terugontvangen. Hij moest daarvan nog fl. 75 terugkrijgen, maar de kerk van Kolhorn kon dat zo snel niet betalen en moest om uitstel vragen.

Kandidaat en ds. D. Visch (1933-1938 en 1938-1946)

L. Visser vertelde: ‘Kandidaat Visch was een kei in het verdedigen van de belangen van Kolhorn. Vier of vijf maal per jaar zat hij op de classis te knokken om centen los te krijgen. Dat was de ‘grote mannen’ niet altijd zo naar de zin, want kandidaat Visch streek zeker wel eens tegen de haren in. Het is eens voorgekomen na een stevige discussie tijdens het middagdiner, dat ze van het konijn-in-puddingvorm de kop afsneden en aan onze kandidaat Visch gaven: mogelijk kon hij daaruit wat hersens bekomen’. HulppredikerVisch liet zich echter niet in de hoek zetten.

Geen wonder dat kandidaat Visch in 1938  beroepen werd als de eerste ‘echte’ predikant! Wel moest er dan ook een pastorie komen. Dubbele kosten dus! ‘Na eindeloos vergaderen’ werd Visch beroepen en halverwege juli 1938 werd ook besloten een pastorie te bouwen. Omdat twee derde van de bouwkosten gedekt moest zijn vóordat met de bouw begonnen kon worden, werden collectanten op reis gestuurd naar de kerken in de classes Haarlem en Enkhuizen om daar – met toestemming van de kerkenraden en met een aanbeveling van de classes – langs de deuren van de gemeenteleden  te collecteren. Zo kwam uit de classis Enkhuizen fl. 300 binnen. Aan de Ansjoviskade In Kolhorn werd grond gekocht en de pastorie kon toen gebouwd worden. Predikant Visch deed op 20 november 1938 intrede.

Ds. D. Visch (1908-1981) achtereenvolgens hulppredikant en predikant te Kolhorn .

In de oorlogsjaren 1940- 1945 diende de kerk aan de Westfriesedijk enkele jaren als ‘kazerne’ voor een peloton Duitsers. Van binnen bleef van het kerkgebouw niet veel over. Zelfs de vloer werd er uitgebroken. De inventaris van de kerk was nog net op tijd door enkele broeders in een boerderij in de Wieringermeer in veiligheid gebracht, maar ging daar toch verloren, toen de Wieringermeer door de Duitsers onder water gezet werd…!

Drieënhalf jaar lang kregen de gereformeerden gastvrij onderdak in de hervormde kerk. In 1957 onderging het gereformeerde kerkgebouw een ingrijpende restauratie. De kerk bezat voorts nog steeds de pastorie en een verenigingslokaal, en dat alles nu schuldvrij!

In 1960 was het ledental gestegen tot bijna een hoogtepunt van ongeveer 180 zielen (in 1973 steeg het zelfs even tot boven de tweehonderd!). De kerk van Kolhorn hield zich zoals al opgemerkt veel bezig met de evangelisatie in het gebied met een straal van 15 tot 20 kilometer rondom het dorp. Het werk breidde zich steeds verder uit, zodat in 1960 zelfs twee evangelisatielokalen konden worden gekocht en wel in Lutjewinkel en Nieuwe Niedorp. Op zondagavond werden daar diensten gehouden. Veel medewerking werd verkregen van de omliggende voor dit doel ‘samenwerkende Gereformeerde Kerken’.

In januari 1961 werd door de kerk van Kolhorn haar 75-jarig bestaan herdacht, onder andere met een plechtige herdenkingsdienst, waar onder anderen ds. D. Visch sprak. Verder was er een feestmiddag voor de kinderen en een feestavond waarop het gehele dorp was uitgenodigd.

En verder…

Nog steeds werden hulppredikers dan wel predikanten beroepen. Vaak deden zij veel werk in de evangelisatie, al zal ook het pastorale werk in de eigen kerk daar niet onder hebben geleden.

Op 10 december 2006 zijn de Hervormde Gemeente te Barsingerhorn-Winkel en de Gereformeerde kerk te Kolhorn – na eerder een federatieve overeenkomst te zijn aangegaan – verenigd tot de Protestantse Gemeente te Winkel e.o.

De ledentallen van de kerk te Kolhorn.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Kolhorn tussen 1893 en 2003.

Het ledental van de Gereformeerde Kerk te Kolhorn was drie jaar later – in 2006 – nog ongeveer gelijk: 137.

Bronnen onder meer:

H. Fidder, Feest in kerkje aan de dijk, in: Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 9e jrg., nr. 3, 21 januari 1961

L. Visser, Uit de Oude Doos. 100 jaar geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Kolhorn. Kolhorn,1986

© 2017. GereformeerdeKerken.info