Van Katendrecht naar Bolnes

Inleiding.

De Christelijke Gereformeerde Gemeente in het Zuid-Hollandse Bolnes werd op 10 december 1878 vanuit de kerk te Katendrecht geïnstitueerd.

Kaart: Google.

Het gebied rond de dorpen Katendrecht, IJsselmonde en Bolnes, ten zuiden van de Nieuwe Maas, had weinig van doen gehad met de eerste volgelingen van ds. H. de Cock (1801-1842), die in 1834 in het Groningse Ulrum de Afscheiding van de hervormde kerk begon; de Afscheiding had er aanvankelijk namelijk nauwelijks volgelingen. Maar door het gereedkomen van de Nieuwe Waterweg, waaraan sinds 1866 gewerkt was – samen met de Nieuwe Maas de directe verbinding tussen Rotterdam en de Noordzee! – zette de onstuimige groei van de stad Rotterdam in 1872 voorgoed in.

De gemeente te Katendrecht.

Ten gevolge van de groei van de havenstad was in Katenrecht op 4 december 1866 onder leiding van ds. D. Klinkert (1818-1890) van Rotterdam de ‘Gereformeerde Gemeente onder het Kruis’ geïnstitueerd; ds. Klinkert preekte bij die gelegenheid over Hooglied 8 vers 8 en 9: “Wij hebben een kleine zuster, die nog geen borsten heeft; wat zullen wij onze zuster doen in dien dag, als men van haar spreken zal? Zo zij een muur is, wij zullen een paleis van zilver op haar bouwen; en zo zij een deur is, wij zullen haar rondom bezetten met cederen planken”, daarmee de jonge kerk vergelijkend met ‘de kleine zuster’.

Ds. D. Klinkert (1818-1890) institueerde de ‘Geref. Gemeente onder het Kruis’ te Katendrecht in 1866.

De ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’ was als landelijke kerkengroep in 1838 ontstaan als afsplitsing van de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ uit de Afscheiding van 1834. Er waren namelijk meningsverschillen ontstaan over allerlei zaken, zoals over de vraag of je als Afgescheiden Kerk wel of niet vrijheid van godsdienst bij de overheid mocht aanvragen, óf dat je ‘het kruis van de vervolgingen’ moest blijven dragen. In Katendrecht voelde men zich in ieder geval vooralsnog thuis bij de Kruisgezinden. Toch zouden de Christelijke Afgescheidenen en de Kruisgezinden elkaar in 1869 – drie jaar na de instituering van Katendrechts kerk – weer vinden en besloten toen tot een kerkenfusie onder de nieuwe naam: ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’. Dus heette ook de kerk van Katendrecht in het vervolg ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’.

In Bolnes.

De kerk aan de Katendrechtse Lagedijk uit 1864 (foto: ‘Het werk Uwer handen’).

Ook in Bolnes, in die tijd weinig meer dan een stuk lintbebouwing langs de Ringdijk met een aantal arbeiderswoningen tussen het Dijkje en de Boezemkade, kwamen ten gevolge van de Rotterdamse stadsuitbreiding zo nu en dan christelijke gereformeerden wonen. Ze sloten zich over het algemeen aan bij de (sinds 1869) Christelijke Gereformeerde Gemeente te Katendrecht en bezochten daar aan de Katendrechtse Lagedijk (vlak bij de korenmolen ‘De Korenaar‘) een eenvoudig kerkgebouw dat in 1864 in gebruik genomen was en dat tien jaar later, op 11 oktober 1874, vervangen werd door een nieuwe kerk aan de Dordtsestraatweg, een kerk met vierhonderd zitplaatsen.

Sommige bewoners van Bolnes maakten die reis naar Katendrecht echter niet, maar kwamen in het eigen dorp ten huize van G. de Kool bij elkaar, waar men als een soort van huisgezelschap, een conventikel, het eigen geloofsleven besprak, psalmen zong en ‘de oude schrijvers’ las. Zelfs nog tot zo’n vijf jaar na de instituering van de kerk te Bolnes werden die conventikels gehouden.

De kerk aan de Dordtsestraatweg uit 1874 (foto: ‘Het werk Uwer handen’).

Katendrecht wil in Bolnes evangeliseren.

In de jaren ’70 van de negentiende eeuw had de kerk te Katendrecht het plan opgevat om in Bolnes te gaan evangeliseren. Dat gebeurde vooral op initiatief van de toenmalige predikant van Katendrecht, ds. J. van Mantgem (1834-1900), die daar van 1873 tot 1883 christelijk gereformeerd predikant was. Tijdens zijn ambtsperiode werd de Eben Haëzerkerk aan de Dordtsestraatweg gebouwd, ter vervanging van die aan de Katendrechtse Lagedijk. De predikant was een ijverig bevorderaar van het verenigingsleven, ook van dat voor de jeugd, terwijl ook de zondagsschool heropgericht werd, die gedurende enige tijd door maar liefst vierhonderd kinderen werd bezocht.

Ondertussen groeide het aantal christelijke gereformeerden in Bolnes gestaag, zodat de kerkenraad van Katendrecht in 1876 besloot om in Bolnes ‘weekdiensten’ (op een doordeweekse dag) te gaan houden en wel in een tweetal woninkjes, eigendom van G. de Kool. De huisjes werden verbouwd tot één geheel en ingericht als kerkzaal. Op 1 juli 1877 werd daar de eerste kerkdienst gehouden. De classispredikanten zorgden dat ze in die weekdiensten voorgingen.

Al spoedig groeide het verlangen als zelfstandige Christelijke Gereformeerde Gemeente te worden geïnstitueerd. De kerkenraad van Katendrecht stond daar niet afwijzend tegenover – de afstand tussen Katendrecht en Bolnes was behoorlijk groot – zodat de broeders het verlangen van de Bolnessers in augustus 1878 op de classis Dordrecht brachten. Omdat men op de classis gehoord had dat niet alle broeders in Bolnes hetzelfde verlangen hadden, besloot men een nader onderzoek in te stellen. Het gevolg was dat in november 1878 een aantal gemeenteleden, De Kool, De Boer en Kamsteeg, vanuit Bolnes op de classis kwamen om uitleg te geven.

Ze verklaarden dat tot de toekomstige gemeente te Bolnes veertien manslidmaten behoorden met in totaal tegen de zeventig zielen, dat men in Bolnes regelmatig de kerkdiensten bezocht en dat men bovendien over het algemeen graag een zelfstandige gemeente wilde worden. De classis gaf toen toestemming om in het dorp een gemeente te stichten.

Ds. J. van Mantgem (1834-1900).

De instituering (1878).

Op 10 december 1878 werd daarom in het kerkzaaltje te Bolnes een vergadering gehouden waar veertien gemeenteleden plus de classicale commissie aanwezig waren. De classis was vertegenwoordigd door ds. A.S. Entingh (1820-1898) van Rotterdam en ds. J. van Mantgem van Katendrecht, die vergezeld werden door ouderling G. Coulander. Daar vroeg de commissie uiteraard naar de mening van de aanwezigen; toen bleek dat slechts één van hen geen heil zag in de stichting van een zelfstandige kerk in Bolnes: deze W. van Meeteren gaf er de voorkeur aan lid van de kerk te Katendrecht te blijven. Daarmee kon de commissie zich echter niet verenigen.

Geïnstitueerd.

Het volgende punt op de agenda was dus de verkiezing van de ambtsdragers. Twee ouderlingen werden gekozen, namelijk G. de Kool en G. van Helden, terwijl als diakenen G. Kamsteeg en M. Saarloos verkozen werden. Meteen na de verkiezing ging men richting kerkgebouw, waar ds. Entingh de institueringsdienst leidde en een preek hield over Romeinen 8 vers 35 tot 37 (“Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard? Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting. Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft”. Na de preek werden de verkozen ambtsdragers in het ambt bevestigd, waarmee de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Bolnes geïnstitueerd was.

Ds. A.S. Entingh (1820-1898) institueerde de kerk van Bolnes.

Broeder De Kool onttrok zich later aan de zozeer door hem voorgestane gemeente. Was hij in 1878 tot ouderling gekozen, twee jaar later werd hij niet herkozen, wat hem veel pijn deed. Dat gaf hem redenen genoeg om zich ‘lasterlijk over de kerkeraad uit te laten’. Na zijn herverkiezing in 1883 en het opnieuw niet herkozen worden in het jaar daarop gaf dat opnieuw problemen: ‘Hij gevoelt zich in zijn eer gekrenkt, wijl de gemeente en vooral sommige kerkeraadsleden hem niet als ouderling herkozen hebben’. Ook had hij eind 1891 bezwaren tegen de herverkiezing van ouderling Saarloos (deze was sinds 1878 steeds als ambtsdrager herkozen), omdat deze in 1870 zijn kinderen had laten dopen in de hervormde kerk. Met andere woorden: soms hadden de kerkenraad en de predikant het niet makkelijk.

Een eigen predikant (1883).

Het beroepen van een predikant viel aanvankelijk niet mee omdat de gemeente slechts gering van omvang was. In 1881 zorgde men voor een pastorie, waarna de kerkenraad de classis toestemming vroeg een predikant te beroepen. Dat mocht, maar ook toen verliep de beroepingsprocedure niet vlot, omdat verscheidene bedankjes van beroepen predikanten binnenkwamen. Toch lukte het en nam ds. A. van der Zanden (1852-1918) van Westbroek het tweede door Bolnes op hem uitgebrachte  beroep aan. Op 18 maart 1883 deed hij intrede met een preek naar aanleiding van psalm 122 vers 9 (“Om des huizes des HEEREN, onzes Gods wil, zal ik het goede voor u zoeken”).

Ds. A. van der Zanden (1852-1918) was de eerste predikant van de kerk te Bolnes.

Een nieuwe kerk (1883).

In de tachtiger jaren breidde de kerk van Bolnes zich behoorlijk uit: tussen 1880 en 1888 nam het zielental toe van 120 tot 200, terwijl ook ‘vele’ kerkgangers gezien werden die niet tot de gemeente behoorden. Nieuwe banken moesten worden aangebracht en halverwege 1880 besloot men zelfs over te gaan tot de bouw van een nieuwe kerk. Architect Luhrman maakte de tekeningen voor de kerk en de pastorie. Men begón met een deel van de pastoriebouw, hield in de nog niet afgebouwde predikantswoning gedurende enige tijd kerkdiensten en begon vervólgens met de kerkbouw ,waarna uiteindelijk de pastorie werd afgebouwd. De eerste dienst in de (nieuwe) pastorie werd gehouden op 3 juli 1881; deze werd door ds. Van Mantgem van Katendrecht geleid. De eerste dienst in de geheel gereed zijnde kerk werd halverwege 1883 gehouden.

Net als op zoveel plaatsen werden behalve de zondagse diensten in de winter ook weekdiensten op woensdagavond gehouden. Een orgel was er nog niet: er werd gebruik gemaakt van een voorzanger/voorlezer;  de eerste was ouderling De Kool. Deze had tijdens de kerkdiensten – behalve het leiden van de gemeentezang – ook tot taak het lezen van de Wet en het verzorgen van de Schriftlezing, terwijl hem – als er geen predikant aanwezig was – tevens werd toevertrouwd de preek van een gereformeerde predikant te lezen.

De oude gereformeerde kerk die in 1883 in gebruik genomen werd.

Omdat in 1889 een orgel in de kerk geplaatst werd, was het langzamerhand afgelopen met het voorzangerschap.  Maar kennelijk was het aanvankelijk nog de gewoonte dat de voorzanger meehielp bij de begeleiding van de gemeentezang. De meningen over die ongewone praktijk verschilden: sommigen vonden dat de ouderlingen ‘gedurig en zo dikwijls zij bij het Psalmgezang leiding willen geven, een mal figuur maken’, maar een ander vond ‘dat het zoo deftig staat als bij de orgelbegeleiding ook nog een ‘voorzanger’ helpt geleiden’. Het preeklezen – bij afwezigheid van een predikant – werd vanaf juli 1898 aan de ouderlingen opgedragen, omdat men vond dat deze bezigheid ambtelijk behoorde te geschieden.

Tijdens de kerkdiensten waren de zitplaatsen voor een groot deel verhuurd. Bij afwezigheid van de huurder mocht een ander van zo’n plaats geen gebruik maken. De jeugd vond in het laatste decennium van de negentiende eeuw de galerij al een uitgelezen plek om te verpozen.

Het interieur van de oude gereformeerde kerk (foto: ‘Geref. Kerk te Bolnes’, mevr. Overweg).

Ds. Van der Zanden werd in 1884 voorzitter van de Hulpvereeniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, die op 13 september dat jaar was opgericht. Kerk en school waren ook volgens het reglement nauw aan elkaar verbonden. Natuurlijk werd in de kerk geregeld voor de christelijke school gecollecteerd, maar op godsdienstig terrein – ‘bij schending van haren grondslag in het godsdienstige’ – diende de vereniging het advies van de kerkenraad zonder meer op te volgen. Aanvankelijk werd slechts een bewaarschool opgericht, maar in 1890 werd het financieel haalbaar de  christelijke lagere school aan de Benedenrijweg op te richten. G.G. van Altena was het eerste schoolhoofd.

De christelijke school te Bolnes.

Ds. Van der Zanden had het in Bolnes kennelijk niet altijd even makkelijk. Het ‘In Memoriam’ in het ‘Jaarboekje (1919) ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland’ werd er aan herinnerd dat hij daar ‘den strijd aan [-bond] tegen allerlei mystieke en sectarische stroomingen. Hij riep de gemeente op in de paden der aloude Gereformeerde waarheid te wandelen. Ook hier mocht van rijke vrucht op den arbeid gewaagd’. Over het eerste is niet veel naders bekend, over het laatste kon men zich slechts verheugen. Ds. Van der Zanden vertrok in 1885 naar Arnhem. Op 15 november nam hij afscheid van Bolnes.

Na enkele vergeefse beroepen te hebben uitgebracht werd ds. Van der Zanden opgevolgd door kandidaat A. Mulder (1860-1938). Deze predikant was van 1886 tot 1892 – toen hij naar Schoonrewoerd vertrok – aan de kerk van Bolnes verbonden.

Ds. A. Mulder (1860-1938) op latere leeftijd.

De Doleantie te IJsselmonde (1887).

We moeten tijdens het predikantschap van ds. Mulder ons blikveld even iets naar het westen verplaatsen: naar IJsselmonde. Tegenwoordig een stadsdeel van Rotterdam, ooit een klein dorp langs de zuidkant van de Nieuwe Maas. Al jaren lang bezochten ontevreden hervormden uit IJsselmonde ‘bijna geregeld’ de Christelijke Gereformeerde Gemeente in Bolnes. Daarom besprak de kerkenraad van Bolnes die situatie in april 1887: “Hoe moet men handelen als er daarvan toetreden; wordt besloten van toe te laten treden, en als er gebruik van hebben gemaakt een nader onderzoek in te stellen”, zoals de notulen stellen.

Na al die jaren de zondagse reis naar Bolnes te hebben volbracht was een tweetal ouderlingen van de hervormde gemeente te IJsselmonde, R. van Yperen en J.A. Buitenhuis, tot de overtuiging gekomen dat het tijd werd ‘te breken met de synodale hiërarchie in de hervormde kerk’. Daarom riepen zij de hervormde gemeenteleden in hun woonplaats op de door hen in de Oude Bewaarschool belegde vergadering op 1 november 1887 bij te wonen; daar zou worden gesproken over het ter hand nemen van de reformatie van de kerk. Men wilde af van de knellende  band van het ‘Algemeen Reglement voor het bestuur van de Hervormde Kerk’, dat in 1816 door de overheid op ‘onwettige wijze’ in de plaats was gesteld van de aloude ‘Dordtse Kerken Orde’, vastgesteld door de eerwaarde Synode van Dordrecht van 1618-1619. Ook wilde men weer recht en geldigheid verlenen aan de drie gereformeerde belijdenisgeschriften, die al vele jaren nauwelijks of niet gehandhaafd werden.

Ds. F. Fortuin (1853-1928) van Barendrecht instituteerde de Dolerende Kerk te IJsselmonde in 1887.

Drieëndertig hervormde gemeenteleden toonden hun belangstelling door de bijeenkomst in de Oude Bewaarschool te bezoeken. Men had ds. F. Fortuin (1853-1928) van de Dolerende Kerk te Barendrecht te hulp geroepen om als consulent de vergadering te leiden. Ongetwijfeld zal ds. Fortuin uitgelegd hebben waarom men het plan had opgevat om de reformatie van de hervormde kerk ook in IJsselmonde ter hand te nemen. Hoe dan ook, na afloop van de besprekingen ging men over tot verkiezing van de kerkenraad. Gekozen werden R. van Yperen, W. van Meeteren, J.A. Buitenhuis en J. Meulendijk als ouderlingen en T. de Waard en A. van der Waal als diakenen.

Geïnstitueerd (1887) en een noodkerk (1888).

Onder leiding van ds. Fortuin werden deze ambtsdragers in de Oude Bewaarschool op 30 november in het ambt bevestigd, waardoor de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te IJsselmonde’ een feite was. Net als elders werd ook in IJsselmonde de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgericht, die (in tegenstelling tot de kerk zelf) als koninklijk erkende vereniging namens de kerkenraad het beheer had over de kerkelijke goederen.

De eerste kerkdiensten werden gehouden in de Oude Bewaarschool waar ook de institueringsvergadering was gehouden. Maar al snel werd een houten noodkerk gebouwd. Later werd dat onderkomen betiteld als ‘een onaanzienlijk houten gebouwtje, dat de naam van kerk nauwelijks dragen mocht’. De grond werd op 1 februari 1888 gekocht van A. Spruijt. En binnen vier maanden na de Doleantie kon de noodkerk in gebruik genomen worden. Toen de noodkerk in 1893 te klein bleek werd een galerij aangebracht, die verlicht werd door twee dakramen.

Een eigen predikant (1891).

De eerste drie jaren bleef ds. Fortuin van Barendrecht de consulent van de Dolerende Kerk van IJsselmonde. Toen vond men het tijd worden een eigen predikant te beroepen; de keuze viel op ds. F.H.J. Smith (1842-1924) van Helmond, die op 5 april 1891 intrede deed.

Ds. F.H.J. Smith (1842-1924).

Daarmee droogde in Bolnes ‘de stroom kerkgangers’ uit IJsselmonde langzaam maar zeker op.

Drie Gereformeerde Kerken.

Vrij vlot na de Doleantie begonnen in navolging van de generale synodes ook in de regionale classisvergadering de gesprekken over een eventuele vereniging tussen de Christelijke Gereformeerden en de Nederduitsche Gereformeerden. De kerkenraad van Bolnes stond daar zonder meer positief tegenover. De landelijke onderhandelingen tussen beide kerken verliepen verre van vlot. In de kerkelijke bladen werden van weerszijden geuite bezwaren tegen en voorwaarden voor ‘de Vereeniging’ breed uitgemeten. Maar uiteindelijk vroegen de synoden van beide kerken in de zomer van 1891 aan de plaatselijke kerkenraden hun oordeel te geven over de vereniging tussen beide kerkgenootschappen. De kerkenraad van Bolnes sprak daar op 8 februari 1892 opnieuw over en stemde met de landelijke vereniging tussen beide kerken in.

Vond de kerkenraad van Bolnes in 1888 aanvankelijk dat de naam van de nieuwe verenigde kerk ’Christelijke Gereformeerde Kerk’ zou moeten blijven, sloot men zich aan bij het voorstel van beide synoden om als verenigde kerken in het vervolg de naam ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ te dragen.

Toen op 17 juni 1892 de landelijke vereniging tussen beide kerken een feit was, ontstond dus zowel in Bolnes, Katendrecht als in IJsselmonde een Gereformeerde Kerk.

Tenslotte….

De nieuwe gereformeerde kerk die in 1960 in gebruik genomen werd.

Weliswaar groeide de Gereformeerde Kerk van Bolnes geregeld, maar in verhouding tot de groei van het dorp bleef deze ten achter. Desondanks moest de kerk in 1903 aan de voorzijde met zeven meter verlengd worden. Al sinds het midden van de jaren ’30 werd over ‘nieuwbouw op lange termijn’ gesproken. In 1944 werd een bouwfonds gevormd en in 1952 een stuk grond aan de Pretoriusstraat gereserveerd, in het uitbreidingsplan bij het dorp. De bouwvalligheid van kerk en pastorie en de wetenschap dat op den duur de gronden rond de kerk voor industriële doeleinden bestemd zouden worden, zorgde dat men midden in de jaren vijftig haast maakte met de bouwplannen. Dacht men eerst nog aan restauratie van de oude kerk, in 1958 werd besloten toch tot nieuwbouw over te gaan. Uiteindelijk kon op 1 juni 1960 de nieuwe kerk in gebruik genomen worden.

Ledentallen Gereformeerde Kerk Bolnes.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Bolnes vanaf 1900 tot 2010.

Bronnen:

F.T. Bos, De Gereformeerde Kerk te Bolnes 1878-1978. Geschiedenis van een Gereformeerde Kerk. Bolnes, 1978

A.T. de Haan en C. Luijendijk, “Tusschen den steenen paal en den donkeren hoek”. Flitsen uit de geschiedenis van 100 jaar Gereformeerd kerkelijk leven in IJsselmonde. Rotterdam, 1988

W.H. van Zuylen, Het werk Uwer handen. Geschiedenis van een Gereformeerde Kerk Rotterdam-Zuid (Katendrecht). 1866 – 4 december – 1966. Rotterdam, g.j.

© 2017. GereformeerdeKerken.info