De Gereformeerde Kerken in Argentinië – 3

3. Comodoro Rivadavia (1912).

( < Naar deel 2 ) – Een bijzonder verhaal is de stichting van de Nederlandse Gereformeerde Kerk in Argentinië te Comodoro Rivadavia (welke kerk aanvankelijk NGK te Chubut heette). De instituering van die kerk vond in 1912 plaats.

Gegevens over de kerk van Comodoro Rivadavia in 1923. Bron: Jaarboek GKN 1924, toen de Argentijnse kerken er voor het eerst in vermeld werden.

Het klimaat was er weinig aanlokkelijk en de bijna boomloze streek was vrijwel onbewoond. Het gebied had te lijden van passaatwinden, ‘met het gloeiende stof in de zomer en de sneeuwstormen in de winter’. Men vond er wel grote kudden met een sterke schapensoort, die het klimaat trotseerden. Geen wonder dat  de regering onder heel gunstige voorwaarden land aanbood aan immigranten die zich in de provincie Chubut wilden vestigen. Toen de immigranten er rond 1902/03 aan land gingen was er slechts een kleine nederzetting aan de kust, Comodoro Rivadavia, gesticht op 23 februari 1901.

Al eerder, in het midden van de negentiende eeuw, waren de daar  wonende Indianenstammen, de Mapuchi, door avonturiers verjaagd. Rond die tijd vestigden zich in Chubut kolonisten uit Wales die hun land ontvlucht waren om religieuze en politieke redenen. Hoewel ze op hun beurt ontzettend te lijden hadden van de nog rondzwervende Indianen in het gebied, wilden ze voor geen goud terug naar Engeland, ook niet toen koningin Victoria een oorlogsschip zond om hen op te halen. De nakomelingen van deze immigranten uit Wales vormden later een deel van de kerk van Sarmiento, ongeveer 100 kilometer ten westen van Comodoro Rivadavia (waarover later meer).

Zuid-Afrikanen komen naar Chubut.

Niet de vluchtelingen uit Wales, maar vooral de Zuid-Afrikanen vormden de grote stroom van immigranten. Na de Tweede Boerenoorlog (1899-1902) in Zuid-Afrika werd Argentinië namelijk bezocht door de Zuid-Afrikaanse predikant ds. L.P. Vorster (1862-1934) en enkele andere Zuid-Afrikaanse geestelijke leidslieden. Op grond van het door hen uitgebrachte gunstige rapport emigreerden vele gereformeerde Zuid-Afrikaanse boeren naar Argentinië en wel speciaal naar de provincie  Chubut  rond Comodoro Rivadavia, gelegen in Patagonië, al het land dat onder de 41ste breedtegraad ligt.

Ds. L.P. Vorster (1862-1934).

Chubut vormde dus het achterland van het toen nog kleine dorpje Comodoro Rivadavia aan de Atlantische Oceaan. Het klimaat was er even beroerd als in de rest van Patagonië. Maar ook zij gingen er heen omdat de regering er tegen zeer voordelige voorwaarden grond aanbood, al was er in die streken nauwelijks water te krijgen. Overigens werden de Zuid-Afrikaanse immigranten  vaak begeleid door predikanten, maar die hadden het na korte tijd wel gezien en keerden fluks naar Zuid-Afrika terug.

Weldra verrezen er desondanks winkeltjes en werd Comodoro Rivadavia de marktplaats voor de hele kolonie, waar de boeren hun wol kwamen verkopen – er waren immers schapen genoeg! Maar omdat mens en (trek-) dier te lijden hadden van het gebrek aan water, stuurde de regering op verzoek van de kolonisten werkkrachten en materieel om water uit de grond op te pompen. Dat had tot ieders verrassing de ontdekking van aardolie tot gevolg!

Dat veroorzaakte uiteraard een grote verandering in het gebied. De regering nam de exploitatie van de oliewinning ter hand. Uit verscheidene landen kwamen er petroleummaatschappijen werken. Duizenden arbeiders kwamen naar Chubut, ook Nederlanders. Voor de gereformeerde Nederlanders was het een aangename verrassing hier een Zuid-Afrikaanse kolonie aan te treffen, waar men een kerk gesticht had waar zij ook welkom waren.

Een groot probleem was echter dat de mensen die naar de provincie Chubut kwamen vaak ver van Comodoro Rivadavia  vandaan woonden. De kerkelijke gemeente telde 800 zielen verdeeld over 150 gezinnen, die verspreid woonden over een gebied anderhalf maal Nederland.

Kaart: ‘De zending in Argentinië’.

Het kerkelijk leven.

De Hollands-Zuid-Afrikaanse gemeenschap  was aanvankelijk wat haar kerkelijk leven betreft niet erg gelukkig. De uit Zuid-Afrika afkomstige predikant, ds. A.J. Jacobs, die er van 1906 tot 1910 werkte, bleek niet de juiste man op de juiste plaats en vertrok zonder dat iemand er een traan om liet. De Zuid-Afrikaanse Nederduitsche Gereformeerde Kerk liet haar kerkelijke stam- en volksgenoten verder aan hun lot over en slechts vanuit de Gereformeerde Kerk van Buenos Aires kon enige hulp geboden worden. In 1912 kwam de Nederlandse predikant ds. A.C. Sonneveldt (1880-1959) namelijk vanuit Buenos Aires voor enige tijd naar Chubut. Zijn verblijf daar maakte op hemzelf een diepe indruk. Uit de grote opkomst in de kerkdiensten, de verre reizen die men zich daarvoor getroostte, de waardering die de predikant er van zijn gemeenteleden ondervond, bleek dat er een grote behoefte stond aan geregeld kerkelijk leven. Dat jaar, in 1912, institueerde hij er de Gereformeerde Kerk.

In zes weken werden door hem op tien verschillende plaatsen in de regio huisdiensten gehouden,  werd het avondmaal bediend en werden zestig kinderen gedoopt in de huizen van de gemeenteleden waar hij onderdak vond. In 1914 kwam ds. Sonneveldt opnieuw naar Chubut, maar hij bleef er nu langer, namelijk vier maanden. Daardoor kon hij de gemeente en de toestanden in die streek beter leren kennen omdat hij in die vier maanden tweemaal een reis door de uitgebreide kolonie kon maken.

Ds. Sonneveldt predikant in Chubut (van 1915 tot 1925).

Ds. A.C. Sonneveldt (1880-1959).

Het aanvankelijke voornemen om de gemeente van Buenos Aires (waar hij officieel sinds 1911 predikant was) te combineren met die van Chubut, moest worden losgelaten, omdat de afstanden tussen beide gemeenten te groot waren. De grote uitgestrekte gemeente van Chubut had een eigen predikant nodig, die er lange  reizen per paard zou moeten afleggen en vaak  in de open lucht zou moeten overnachten. Toen ds. Sonneveldt daar beroepen werd  nam hij dit aan en kwam in april 1915 als predikant naar Chubut. Daar heeft hij tien jaar – tot 1925 – gewerkt, waarna hij in 1926 voor de tweede keer in Buenos Aires aan het werk ging.

Twaalf wijken.

Hoe dan ook, de toestand, zoals ds. Sonneveldt die in de provincie Chubut aantrof, was niet zoals die naar het oordeel van de predikant diende te zijn: de predikant en de ouderlingen woonden relatief dicht bij elkaar en de gemeenteleden waren over een groot gebied verspreid. Van geregelde kerkgang kon door de grote afstanden geen sprake zijn en bovendien waren er geen geschikte leidslieden. Daarom werd besloten de gemeente in twaalf wijken te verdelen. In elke wijk werd een ouderling en een diaken gekozen en een vaste kerkplaats aangewezen. Dankzij deze indeling kon de toestand in elke wijk, en daarmee in de hele gemeente, beter worden overzien.

Twee maal per jaar ging ds. Sonneveldt zijn hele gemeente door, vóór de winter en erna. Zo’n reis door de kolonie duurde ongeveer twee maanden. Wijksgewijs kwam de gemeente dan samen op de twaalf centrale plaatsen waar, telkens voor dat deel van de gemeente, het Woord en de sacramenten door de predikant werden bediend. Het aantal aanwezigen schommelde meestal tussen de vijftig tot meer dan honderd. Tweemaal per jaar werd een kerkenraadsvergadering gehouden in de kustplaats Comodoro Rivadavia. Ds. Sonneveldt woonde zelf op zo’n 115 kilometer van deze plaats verwijderd en verscheidene ouderlingen en diakenen ongeveer 250. Daarom duurden deze vergaderingen de hele dag.

Ds. Sonneveldt werkte gedurende ongeveer tien jaar op deze eenzame post in de provincie Chubut.  In die tijd werden ongeveer 230 kinderen gedoopt en werden zo’n honderd personen na het doen van geloofsbelijdenis tot het avondmaal toegelaten.

De Nederlandse Gereformeerde Kerk te Comodoro Rivadavia.

Natuurlijk kon hij voor de wijk waarin hij zelf woonde wat meer doen dan voor de andere elf wijken, maar ook in zijn eigen wijk kon geen sprake zijn van een wekelijkse kerkdienst onder zijn leiding. Velen die in die wijk woonden waren toch nog zo’n vijftig kilometer van de centrale wijkkerkplaats verwijderd. Het hele gezin kwam naar de kerkdienst, wat vooral voor de moeders veel voorbereiding vergde. Slechts eens per maand kon deze gemeente in een kerkdienst samenkomen, waaruit bleek dat die gemeente bevoorrecht was boven de andere. Hoe dan ook, op de verschillende kerkplaatsen in de twaalf wijken moest de overige zondagen de toevlucht genomen worden tot ‘preeklezen’ door de in de wijk wonende ouderling.

De predikant werd trouwens ook buiten zijn eigen gemeente gevraagd. Op verzoek van christenen uit Engeland en Wales hield hij ook samenkomsten in de Engelse taal. En in het laatste jaar van zijn aanwezigheid in Chubut begon hij met zendings- c.q. evangelisatiewerk onder de Spaanse bevolking. Ds. Sonneveldt vertrok in 1925 (voor de tweede maal) naar de kerk van Buenos Aires.

Twisten…

Na het vertrek van ds. Sonneveldt ontstonden in 1927 in de kerk van Comodoro Rivadavia kerkelijke twisten, waardoor een kerkscheuring ontstond. De Zuid-Afrikaanse ds. J.A. Hurter richtte toen als gevolg van die onenigheden een eigen kerk op voor de Zuid-Afrikaanse gemeenteleden. De twisten gingen onder meer over de geestelijke verzorging van de Nederlandse en Zuid-Afrikaanse bevolkingsgroepen – de Zuid-Afrikanen zouden ‘de hooghollandse taal’ niet begrijpen en wilden een eigen predikant hebben.

Een boze brief op poten van het Zuid-Afrikaanze gemeentelid Van der Walt aan de Nederduits Gereformeerde Kerk in Kaapstad bracht die kerk tot actie en stuurde ds. Lückhoff naar Comodoro Rivadavia, die met grote blijdschap werd ontvangen: ‘Dit was ’n gebeurtenis, wat trane van opregte dankbaarheid laat biggel oor die wange’. Niet meer talend naar de grote inspanningen die ds. Sonneveldt namens de kerkenraad van Comodoro Rivadavia zich jarenlang had getroost, werd dus naast de bestaande Gereformeerde Kerk een nieuwe kerk gesticht onder exact dezelfde naam: Iglesia Reformada Holandesa… In 1938 werd die kerk, ‘eens krachtens heilige beginsels’ begonnen, weer officieel opgeheven en werd de gemeente weer één. Maar ondertussen was er veel bedorven.

Ds. J.M. Opperman diende de kerk van Comodoro Rivadavia  van 1952 tot 1954.

Hoe dan ook, de Gereformeerde Kerk werd 1952 tot 1954 gediend door ds. J.M. Opperman, opnieuw een leenpredikant van de Nederduits Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika, en van 1954 tot 1961 door de Argentijnse predikant ds. J.S. Boonstra. Per 20 maart 1962 werd ook deze kerk bij de zelfstandigwording van de Gereformeerde Kerken in Argentinië opgenomen in de Iglesias Reformadas en Argentina.

4. Mar del Plata (1955).

In de stad Mar del Plata en in het nabijgelegen dorp Tandil, 400 km. ten zuiden van Buenos Aires, hadden zich na verloop van tijd groepen Nederlandse gereformeerden gevestigd.

Officieel rekende men deze gemeenteleden tot de kerk van Tres Arroyos, maar een blik op de kaart maakt duidelijk dat de afstand tussen die steden groot was. Desondanks kwamen kandidaat D. Bergsma (van 1945 tot 1948) vanuit Tres Arroyos, en ds. J.J. Pott (van 1950 tot 1955) vanuit Buenos Aires, zo nu en dan op bezoek om in Mar del Plata pastoraat te verlenen, bezoeken af te leggen en kerkdiensten te leiden, waar tevens gedoopt werd en avondmaal gevierd. In 1952 bestond de groep gereformeerden in Mar del Plata inmiddels uit zo’n vijfentwintig gezinnnen. Tijd – zo vond men – om er een gemeente te institueren. Dat gebeurde dan ook  op 26 juni 1955. Op het moment van haar instituering was de Gereformeerde Kerk te Mar del Plata de vierde GKN-gemeente in Argentinië, naast de Gereformeerde Kerken van Buenos Aires, Tres Arroyos en Comodoro Rivadavia. De gemeente te Rosario, waarover straks in het kort meer, was reeds lang tevoren ter ziele gegaan.

Ds. J.J. Pott (van 1956 tot 1958).

Ds. J.J. Pott, ‘leenpredikant’ van de Chr. Ref. Church in Noord-Amerika, stond van 1956 tot 1958 in Mar del Plata.

Natuurlijk wilde men in Mar del Plata ook graag een eigen predikant; vandaar dat men de classis Buenos Aires vroeg om ds. Pott – leenpredikant van de Christian Reformed Church van Noord-Amerika – over te plaatsen naar Mar del Plata. Dat de kerk van Buenos Aires dat niet zag zitten is niet zo vreemd als we weten dat hij in El Palomar veelbelovend evangelisatiewerk had opgestart en uitvoerde, en dat hij ook veel deed voor het pastoraat onder zeevarenden in de haven van Buenos Aires. Desondanks werd uiteindelijk besloten aan het verzoek van de gemeenteleden in Mar del Plata tegemoet te komen. Ds. Pott was van 1956 tot 1958 aan die gemeente verbonden. Men besefte wel dat de gemeente in die stad van een behoorlijke omvang zou kunnen worden. De immigratie was er toen immers nog niet gestopt!

Ds. Pott liet Buenos Aires echter niet helemaal in de steek, want zo nu en dan reisde hij erheen  om er nog zoveel mogelijk te werken; al was ds. G.K. Geerds daar in 1954 al predikant geworden.

In 1954 kwam ds. Geerds in Mar del Plata enige tijd de diensten leiden (foto: Centraal Weekblad).

Terugloop…

Hoe dan ook, er werd overlegd met de Deputaten voor Emigratie van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Mogelijk zouden de GKN een predikant naar Mar del Plata kunnen sturen, dan kon ds. Pott weer naar het noorden afreizen. Ondertussen was in Mar del Plata een eigen kerk gebouwd met renteloos geleend geld van de Christian Reformed Church in Noord-Amerika.

Maar de verwachte immigratie stopte; sterker nog, het ledental van de kerk liep al snel terug! En daarmee werd het ook steeds moeilijker om de van de CRC geleende gelden terug te betalen. In dat licht bekeken besloten de Nederlandse Deputaten voor Emigratie niet aan het verzoek te voldoen om er een predikant te plaatsen. En toen ds. Pott in 1958 vertrok, zelfs Argentinië verliet, besloot de Christian Reformed Church in Noord-Amerika bovendien te stoppen met het sturen van de zgn. ‘leenpredikanten’. Het kerkje van Mar del Plata was te klein, ook voor de deputaten in Nederland.

Toch hield de hulp uit Noord-Amerika niet op. Het systeem van de ‘leenpredikanten’ was dan wel verleden tijd, maar niet het sturen van missionaire predikanten. Zo kwam in 1959 ds. A. MacLeod naar Mar del Plata, maar de man kon er zijn draai niet vinden en vertrok in 1962. In die paar jaar had hij overigens wel degelijk belangrijk werk gedaan voor de Spaanstaligen in de omgeving, maar de Nederlanders waren in feite ‘zonder herder’. Zijn kerkdiensten woonden ze niet bij, voor hen waren ze onverstaanbaar, en ze organiseerden daarom eigen kerkdiensten met voornamelijk preeklezen. Heel soms kwam er een dominee  uit Buenos Aires of uit Tres Arroyos. Maar meestal niet. Het aantal Nederlanders in de kerk van Mar del Plata werd door de veranderde omstandigheden steeds kleiner. ‘Wie de geschiedenis niet kende, vroeg zich verbaasd af, hoe men toch ooit tot instituering had kunnen overgaan’. Gedane zaken namen echter ook hier geen keer.

Gegevens betreffende de kerk van Mar del Plata in 1960. Bron: Jaarboek GKN 1961.

Toen de Gereformeerde Kerken in Argentinië per 20 maart 1962 zelfstandig werden en los kwamen te staan van de Gereformeerde Kerken in Nederland, werden ze – ook de kerk van Mar del Plata – opgenomen in het kleine kerkverband van de Iglesias Reformadas en Argentina. “De Argentijnse Gereformeerde Kerken verhielden zich sindsdien niet meer als afhankelijke ‘dochters-’ maar als gelijkwaardige ‘zusterkerken’ tot de GKN”. In de jaren erna leefde de kerk van Mar del Plata gelukkig weer op.

De kerk van Mar del Plata telde in 1961 111 leden, van wie er 51 belijdenis gedaan hadden.

5. Sarmiento (1956).

De Nederlandse Gereformeerde Kerk te Sarmiento.

Over de Nederlandse Gereformeerde Kerk in Sarmiento (ongeveer 100 km. ten westen van Comodoro Rivadavia), die in 1956 ontstond, is niet veel te vertellen, omdat zij via de classis Buenos Aires slechts zes jaar tot de Gereformeerde Kerken in Nederland behoorde. Ook in de desbetreffende literatuur wordt er nauwelijks iets over verteld. Wel weten we in ieder geval dat de kerk van 1958 tot 1962 werd gediend door ds. W.T. de Vries, missionair predikant van de Christian Reformed Church in Noord-Amerika. Toen de Gereformeerde Kerken in Argentinië – ook die te Sarmiento – per 20 maart 1962 als ‘dochtergemeenten’ werden losgemaakt van de Gereformeerde Kerken in Nederland, werden ze opgenomen in het kleine kerkverband van de Iglesias Reformadas en Argentina.

6. Een verdwenen gemeente: Rosario (1916).

Volgens Don Diego (lees het eerste deel van deze reeks) ontstond in de havenplaats Rosario (aan de rivier de Paraná) het eerste gemeentelijk leven van de Gereformeerde Kerken in Argentinië. Kandidaat J. Struis, die in 1902 hulpdiensten verrichtte in Buenos Aires, kwam daar vandaan.

Gegevens betreffende de kerk te Rosario in 1923. Bron: Jaarboek GKN 1924, toen deze kerken voor het eerst in het Jaarboek vermeld werden.

Er werden weliswaar sindsdien notulen gemaakt, die door dr. Van Lonkhuyzen, bij zijn bezoek aan Argentinië in 1908, echter vervallen verklaard werden, kennelijk omdat hij er geen enkel georganiseerd kerkelijk leven aantrof. In plaats daarvan richtte hij een evangelisatievereniging op die in Rosario eerst maar eens aan het werk moest. Kennelijk vond ds. A. Rolloos – toen deze in 1911 in Rosario was – er toch voldoende kerkelijke activiteiten om er ‘voorlopig’ een Gereformeerde Kerk te institueren. Het was eigenlijk niet meer dan een kringbestuur.

Pas in 1916 werd de kerk door ds. Sj. Rijper officieel geïnstitueerd. Er werden weer notulen gemaakt, ongeveer vier jaar lang, van 1916 tot 1919. Maar die melden niets bijzonders. Behalve dat de kerkdiensten die er in een particuliere woning gehouden werden, meestal door slechts vijf personen bezocht werden. Later, in 1917, kwam meester Hogendorp er op bezoek (hij was toen nog geen dominee). Hij had het over ‘vijftig kerkgangers’ en bovendien waren er behoorlijk veel kinderen opgegeven voor de christelijke school die men er wilde stichten. Men wilde er dus zo snel mogelijk een ‘onderwijzer-dominee’ hebben. Die kwam er niet. Wel werd afgesproken dat ds. Rijper er af en toe naar toe zou gaan (maar hij vertrok al in 1920 definitief naar Nederland) en ds. Hogendorp zou er zelfs ‘zeven keer per jaar’ naar toe reizen, maar er kwam nauwelijks iets van terecht.

De kerk van Rosario had ook een zondagsschool… (bron: “Antiquum Peractum Sit’).

Er ontstond ruzie in de kleine gemeente; men was boos over het feit dat er geen ‘eigen’ predikant kwam; er werd zelfs tijdens kerkdiensten op elkaar gescholden! De daders werden onder censuur gesteld, wat in zo’n sfeer de situatie alleen maar verergert. Dan de ruziemakers maar geroyeerd. Kortom: het kerkje bloedde gewoon dood. ‘In Argentinië en in de zusterkerken is zelfs de herinnering aan het drama-Rosario gestorven’, zo besloot ds. Rullmann zijn (korte) verhaal over deze kerk.

In 1926 werd Rosario voor het laatst in de Jaarboeken van de GKN vermeld. De gemeente zal dus ongeveer tien jaar bestaan hebben.

7. De eerste synode in Sarmiento.

Op 14 maart 1963 werd in Sarmiento de eerste synode gehouden van de een jaar eerder zelfstandig geworden Iglesias Reformadas en  Argentina gehouden. Dat was een meevaller voor de afgevaardigden van Sarmiento en Comodoro Rivadiavia, want zij hoefden slechts een betrekkelijk korte reis te maken. Maar voor de afvaardigingen van de noordelijke kerken, Buenos Aires, Tres Arroyos en Mar del Plata was het een reis van ongeveer 2.000 kilometer (met het vliegtuig ongeveer acht uur).

Ds. W.H. van Halsema (1935-2017). Foto: met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam.

De afvaardiging uit Buenos Aires bestond onder meer uit ds. W.H. van Halsema (1935-2017), sinds 1962 predikant in Buenos Aires. Hij schreef: ‘Naar Nederlandse begrippen is het maar een heel klein synodetje, vijf kleine en zwakke kerkjes in een onmetelijk land. Maar deze kerken hebben een geweldige taak!’ Ze waren volgens hem waterdragers om in dit droge en dorstige land het Levende Water te brengen.

Wat werd op die synode besproken? Ten eerste het feit dat de kerk van Comodoro Rivadavia vacant was. De Argentijnse predikant ds. J.S. Boonstra was namelijk in 1962 vertrokken. Dominees van elders te laten komen was onmogelijk: ‘Wie gaat er immers naar zo’n uithoek van de wereld?’ Vandaar dat de synode besloot dat alle in Argentinië werkzame predikanten van de Iglesias Reformadas bij toerbeurt een maand in Comodoro Rivadavia zouden voorgaan. Zo kon het gemeentewerk er tenminste doorgang vinden.

Het kerkzegel van de per 20 maart 1962 gevormde Iglesias Reformadas en Argentina.

Een ander ‘schreeuwend probleem’ was de lectuurverspreiding in verband met het eigen jeugdwerk (voor het maken van ‘inleidingen’ op de jongelingsverenigingen bijvoorbeeld) en in het kader van de evangelisatie, consequent ‘de zending’ genoemd, wat het in feite natuurlijk ook was. De predikanten vervaardigden in hun schaarse vrije tijd gestencilde blaadjes, waarbij de taal, het Spaans, altijd weer problemen opleverde. Besloten werd in samenwerking met de Gereformeerde Kerken in Nederland en met de altijd hulpvaardigde Christian Reformed Church in Noord-Amerika te komen tot het maken van ‘bronnen’ voor de jeugdverenigingen.

En hoe zat het met de opleiding van predikanten voor de Argentijnse Iglesias Reformadas? Men kon niet eindeloos doorgaan met  vanuit Argentinië studenten naar Kampen in Nederland sturen, of naar Grand Rapids, het opleidingscentrum van de Christian Reformed Church. De synode besloot dan ook tot de instelling van een eigen theologische opleiding. Aan ds. C. van Rijn zou worden gevraagd zich voor de opleiding van predikanten beschikbaar te stellen.

In het ‘Jaarboek GKN 2000’ werd voor het laatst een opsomming van de Argentijnse Iglesias Reformadas gepubliceerd.

Kortom: de Gereformeerde Kerken in Argentinië, de Iglesias Reformadas en Argentina, sloegen nu zelfstandig de vleugels uit, daarbij niet meer afhankelijk van de Gereformeerde Kerken in Nederland of van de Christian Reformed Church in Noord Amerika, al bleven er goede contacten.

Bronnen:

H. Fidder, Gereformeerde Kerken in Argentinië nu zelfstandig. In: Centraal Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Nederland, 11e jrg. nr. 16, 20 april 1963

W.H. van Halsema, Synode in Patagonië. In: Centraal Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Nederland, 11e jrg. nr. 17, 27 april 1963

T.E.M. Krijger, Tot in ’t verste oord, trouw aan ’s Heren Woord. Utrecht, 2011

C. Lindeboom, Gereformeerd kerkelijk leven in Zuid-Amerika. In: De Bazuin, 8 december 1923

G.C.C. Oberman, Antiquum Peractum Sit. The History of Dutch Immigration to Argentina and the Origins of the Reformed Movement. 1888-1910. Holland, Michigan, 1997

J.A.C. Rullmann, Een geslaagde mislukking. Baarn, g.j.

C. van Rijn, De Zending in Argentinië. Baarn, 1965

© 2019. GereformeerdeKerken.info