Meer kritiek op ‘schuldbelijdenis PKN’

“PKN-schuldbelijdenis berust niet op een synodebesluit”.

De komende PKN-‘schuldbelijdenis’ over de houding van ‘de kerken’ ten opzichte van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog, blijft stof voor discussie opleveren.

De gereformeerde Breepleinkerk te Rotterdam, waar zes onderduikers lange tijd verborgen zaten.

Naast ons bericht van 23 oktober 2020 op deze website over onder meer het ‘bescheiden onderzoek’ dat op verzoek van de PKN werd verricht naar ‘het oorlogsverleden van de kerken’, en op grond waarvan de ‘schuldbelijdenis’ op 8 november 2020 kennelijk zal worden uitgesproken, werden meer kritische geluiden gehoord, waaronder de volgende:

Prof. dr. F. van Lieburg.

Zo merkte prof. dr. Fred van Lieburg, als religiehistoricus verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, in de NRC op, dat de ‘schuldbelijdenis’ minder officieel is dan ze lijkt. “Er wordt een eenheid gesuggereerd die er niet is. Het is geen uitspraak van de kerk en de synode, maar van mensen uit deze kerken. Er zijn bijvoorbeeld geen synodale besluiten over genomen. Dat maakt ze minder officieel dan bijvoorbeeld de excuses die Rutte begin dit jaar maakte namens de Nederlandse overheid”.

Prof. Van Lieburg vraagt zich af waarover eigenlijk schuld beleden wordt. Volgens hem ‘kun je sowieso geen schuld belijden voor het gedrag van mensen uit een andere tijd’. Hij zou liever zien dat de kerk een onderzoek initieert. “Daaraan heeft het tot nog toe ontbroken. Je moet eerst begrijpen en dan pas oordelen.” Een promovendus van Van Lieburg is momenteel bezig een database aan te leggen van alle tijdens de oorlog werkzame predikanten en probeert op basis van een bronnenonderzoek te achterhalen wat hun houding tijdens de oorlog was.

Ds. J. Belder.

De hervormde emeritus-predikant J. Belder schreef in het Reformatorisch Dagblad van 26 oktober 2020 onder meer: “Ironisch genoeg belijdt ‘het instituut’ van de PKN zonder synodaal besluit niets. Wie is met deze ietwat verwaten stellingname eigenlijk echt gediend?” Hij wijst erop dat het duidelijk is dat de christelijke kerk het Joodse volk eeuwenlang veel kwaad deed. “Maar geldt dit ook van gereformeerden en hervormden rond de oorlog? De hervormde synode riep in 1938 op tot hulp en barmhartigheid aan uit het oosten gevluchte Joden. In 1942 protesteerden verschillende kerken bij Rijkscommissaris Seyss-Inquart tegen de voorgenomen deportaties. Vervolgens beleed de hervormde synode dat de ‘mateloze Jodenhaat’ de diepste fundamenten van het christelijk geloof aantasten”.

Hij wijst op de vele verzetsdaden van plaatselijke kerken. “Veel dienaren van Christus werden in de oorlog gearresteerd, gemarteld en gedood, niet omdat zij zwegen en wegkeken! Plegen wij met onze excuses nu geen verraad aan al deze zo op het Joodse volk betrokken kerkleden? Onze tijd lijdt aan chronische voorouderschaamte, met een onverzadigbare behoefte aan morele terugblikken en spijtbetuigingen”.

Drs. H. Thijssen.

Ook drs. Thijssen, docent aan het Hoornbeeck College in Kampen en buitenpromovendus aan de Vrij Universiteit, uitte zich op 27 oktober 2020 in het Reformatorisch Dagblad in soortgelijke bewoordingen. Hij doet momenteel onderzoek naar christelijk nationaal-socialisme. Drs. Thijssen meent echter dat het maar de vraag is of deze schuldbelijdenis tegenover de Joden nodig is. “Natuurlijk heeft met name de hervormde kerk weinig gedaan tegen foute predikanten, zoals de bekende NSB-predikanten Boissevain, Ekering en Foeken, en ja, natuurlijk hadden haar predikanten nog meer tegen de Duitse bezetter en de concentratiekampen kunnen waarschuwen. Maar dat zeggen wij, die in een mondigheids- en ‘zeggen-wat-we-denken’-cultuur leven’.

Hij wijst erop dat de kerken juist ook moedig waren als het ging om verzet tegen de Jodenvervolging. Bovendien werden christelijke NSB’ers in de kerk door de leden niet geduld en met de nek aangekeken. Men sloot ze uit. NSB-predikanten waren volgens Thijssen bovendien de uitzonderingen die de regel bevestigen. Toen de hervormde prof. Hugo Visscher [1864-1947] bijvoorbeeld overstapte naar de NSB, volgden veel door hem opgeleide studenten aan de Rijks Universiteit Utrecht hem niet, ook al gingen ze niet met hem in debat. Ten derde: de meeste Nederlanders (onder wie kerkleden) deden niets en probeerden heelhuids door de oorlog te komen of pleegden passief verzet”. Einde citaat.