De Gereformeerde Kerk te Rinsumageest (3)

( < Naar deel 2 ) – Nadat de brand in zijn woning ds. Meynen in november 1899 had doen besluiten te vertrekken naar de kerk van Voorburg, moest de kerkenraad natuurlijk op zoek naar een nieuwe predikant. Deze zou in samenwerking met de kerkenraad de zware taak krijgen de rust in de tent terug te brengen.

Ds. A. Groenewegen (1856-1941), hier op latere leeftijd, werd het niet

Ds. O. de Roos (van 1900 tot 1933).

Al snel had men het oog laten vallen op ds. O. de Roos (1865-1951) van Oudega (Wymbr.), die daar al tien jaar predikant was en enige ervaring dus niet kon worden ontzegd. Enkele kerkenraadsleden togen naar de kerk in Oudega om de predikant te beluisteren. Ze vonden ds. De Roos wel geschikt voor Rinsumageest, als vonden ze zijn preekvoordracht (‘zijn uitwendige begaafdheid’) niet erg boeiend. Dus ging men voor de zekerheid nog naar de kerk van Woudsend  om daar ds. A. Groenewegen (1856-1941) te ‘horen’. Ook hij had bijna tien jaar ervaring. Toch besloot de kerkenraad ds. De Roos te beroepen, die de roeping aannam en op 27 mei 1900 intrede deed. Drieëndertig jaar lang zou deze predikant aan de kerk van Rinsumageest verbonden blijven en drukte daarmee een stevig stempel op de gemeente.

“Hier hebben we hem leren kennen in zijn kracht en beginselvastheid, als een man die vaste leiding gaf in het kerkelijk leven en wiens zedelijk invloed groot was op alle arbeid in het Koninkrijk Gods. Het christelijk onderwijs, de A.R.-politiek, de Christelijke Sociale Arbeid van Patrimonium, de christelijke pers, alles had zijn belangstelling en op ieder terrein spoorde hij aan tot ernstig meeleven en grondige studie”, zo schreef A. Talstra uit Opende (Gr.) later.

Ds. O. de Roos (1865-1951).

“Zelden zal er ook een pastorie geweest zijn, waar op Zondag en in de week zoveel kerkeraadsleden en gewone leden op bezoek kwamen als bij ds. De Roos. Mevrouw De Roos ontving oud en jong met de grootste vriendelijkheid, en dominee was een gezellige gastheer, die bij dergelijke bezoeken ook allerlei dingen over Schrift, belijdenis en kerkelijk leven met zijn gemeenteleden besprak. Verder had ds. De Roos bijzondere tact, om bij een begrafenis na een inleidend en vertroostend woord, ook anderen tot spreken te brengen. Op die manier werd door hem leiding gegeven, dat men kwam tot een opbouwend geestelijk gesprek. Zeer sterk was bij hem ook de band aan gemeenteleden, die naar andere plaatsen vertrokken. Bij een bezoek aan de oude woonplaats werd de oude dominee met zijn gezin niet vergeten. Met tal van vroegere gemeenteleden hield hij correspondentie en velen kwamen schriftelijk of mondeling zijn advies vragen in dezelfde geest als prof. dr. F.L. Rutgers (1836-1917)  vroeger zijn kerkelijke adviezen gaf”.

“De moeilijkheden van het leven zijn hem niet gespaard gebleven. Omstreeks 1908 kreeg hij een ernstige zenuwstoring, zodat hij enkele maanden niet heeft gepreekt. Gelukkig herstelde dit, maar het gevolg was dat hij zijn woonplaats niet meer verliet en sinds die tijd niet meer op de classisvergaderingen te Dokkum is geweest. Ook de dood van twee grote zoons heeft hem diep geschokt. Vooral het sterven van zijn oudste zoon, de jonge veelbelovende predikant van Eestrum (in 1919) [ds. W.O. de Roos (1852-1919)] was voor hem een zware slag”.

Ds. W.O. de Roos (1852-1919), zoon van ds. O. de Roos, was predikant van de Gereformeerde Kerk te Eestrum.

“Maar in dit alles bleef hij een standvastig, blijmoedig christen, die anderen in droeve dagen wist te troosten. Hij wist de rechte woorden te spreken voor bedroefde harten en rijke troost te brengen uit het Woord van God. Altijd wees hij in prediking en persoonlijk gesprek op de vastheid van dat Woord des Heren”.

Ds. De Roos in zijn gemeente.

Gelukkig konden de predikant ‘en de opzieners’ al na korte tijd in de gemeente ‘een bevredigde stemming‘ waarnemen. De onrust week langzaam maar zeker. Wel was men bezorgd over het feit dat het aantal gedwongen huwelijken – men rangschikte dat feit onder ‘overtreding van het zevende gebod: gij zult niet echtbreken’ – toenam. Dat was dan ook de reden dat besloten werd dat als deze ouders een kind wilden laten dopen en nog geen belijdenis gedaan hadden, ze voor de kerkenraad schuldbelijdenis moesten doen. Dat ‘heuglijke feit’ zou vervolgens aan de gemeente worden meegedeeld. Maar als het bij diezelfde ouders nog eens voorkwam – een kind krijgen zonder gehuwd te zijn – zou belijdenis voor in de kerk gedaan moeten worden, te midden van de gemeente. De kerk zat dan tot de nok toe vol.

Het euvel week echter niet: “Tal van jonge mensen hebben in deze periode voor de kerkeraad hun schuld beleden wegens overtreding van het zevende gebod”. In de notulen wordt dat vaak ‘het plegen van ontuchtige handelingen’, ‘ernstig onzedelijk gedrag’ en ‘het vooruit grijpen op de heilige huwelijkse staat’ genoemd.  De kerkenraad bleef er echter bij: alleen als voor de kerkenraad schuld beleden was en van dit feit vanaf de kansel aan de gemeente kond gedaan was, kon het huwelijk kerkelijk bevestigd worden.

Rinsumageest lang geleden.

Niet alleen de jeugd werd wat dit alles betreft in de gaten gehouden. In het begin van de twintigste eeuw was het een koster die een verhouding met een hervormde vrouw had gekregen, die zijn kinderen bovendien met zich mee nam naar de hervormde kerk. Einde kosterschap. Aanvankelijk ging de koster niet akkoord met de eis van de kerkenraad om voor de ganse gemeente zijn schuld aan deze ‘hoererij’ te belijden, maar uiteindelijk kwam het er toch van.

Er waren ook andere ‘zonden’. In 1901 was een echtpaar weggebleven van het avondmaal. Als reden voerden ze daarvoor aan ‘dat hij geen broek had en dat er iets haperde aan de rok van de vrouw’. De ouderlingen vonden dat echter geen geldige reden om het avondmaal te verzuimen. De diaconie zal wel geholpen hebben, hopen we.

Een huiselijke twist in het gezin van een ouderling was  uitgelopen op ‘geschreeuw om hulp van de echtgenote’; de ouderling vond die omschrijving  echter overdreven, maar het lawaai had zich duidelijk in de straat doen horen. Ze ontkwamen er niet aan voor de kerkenraad belijdenis van schuld af te leggen, die vervolgens van de kansel werd afgekondigd. Het echtpaar verbrak vervolgens de band met de Gereformeerde Kerk. Ook dit feit werd van de kansel afgekondigd en de gemeente werd meegedeeld dat, als iemand meer informatie over de zaak wilde hebben, hij of zij die kon krijgen (kom daar nu eens om!). Hoe dan ook, het echtpaar werd hervormd en de man is daar jarenlang ouderling geweest.

De verhouding hervormd-gereformeerd was in Rinsumageest in die tijd overigens niet om over naar huis te schrijven. Toen eens uit de hervormde gemeente iemand naar de Gereformeerde Kerk overkwam, werd in de notulering van dat feit duidelijk aangegeven dat ‘hun oogen al meer en meer geopend waren voor het Godonterende dier inrichting, zodat ze nu begeerden zich bij de Gereformeerde Kerk te voegen’

Een nieuwe kerk (1913).

De nieuwe gereformeerde kerk te Rinsumageest.

Een belangrijke gebeurtenis ten tijde van de ambtsperiode van ds. De Roos was de bouw van een nieuwe kerk. Al vanaf 1907 had de kerkenraad het er over. En uiteindelijk werd daartoe op 6 december 1911 besloten. Niemand minder dan de gereformeerde kerkarchitect Tjeerd Kuipers werd in de arm genomen. Hij maakte het ontwerp en de bouwtekeningen. Het werk werd na de aanbesteding toevertrouwd aan aannemer Van der Zee uit Drachten. Gemeentelid J. Epema hield de vordering van de bouw namens de kerkenraad goed in de gaten.

Op 28 april 1913 werd de eerste steen voor de nieuwe kerk gelegd. Dat gebeurde natuurlijk door ds. De Roos. Op 13 november 1913 werd het mooie kerkgebouw aan de Tsjerkestrjitte (Kerkstraat) in gebruik genomen. Het had in totaal ongeveer fl. 18.200 gekost, maar dan had je ook wat! Overigens groeide de Gereformeerde Kerk van Rinsumageest in die tijd zo snel dat al gauw na de ingebruikneming van de kerk een galerij met 140 zitplaatsen moest worden gebouwd.

De oude kerk aan de Tjaerdawei – bijna recht tegenover de nieuwe kerk! – werd verkocht. En wel aan de hervormde predikant ds. Jukema. De kerkenraad had echter wel een paar voorzorgsmaatregelen genomen: ten eerste moest de toren van het kerkje af gehaald worden en mocht het gebouwtje niet meer voor het houden van kerkdiensten worden gebruikt. Jaren lang werd er een kleuterschool in gehouden.

Het interieur van de nieuwe kerk omstreeks 1930.

Jubilea.

Ds. De Roos herdacht met kerkenraad en gemeente in januari 1915 zijn vijfentwintigjarig ambtsjubileum. De preek die hij bij die gelegenheid hield was naar aanleiding van 2 Cor. 4 vers 7: “Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons“.

In 1930 werd het veertigjarig ambtsjubileum gevierd. Ook toen werd ter gelegenheid daarvan een kerkdienst gehouden, waarbij overigens een incident plaatsvond in de na de dienst gehouden gemeentelijke samenkomst. Een vrouw uit de gemeente, ‘die overigens geestelijk nogal in de war bleek te zijn geweest’, uitte toen kritiek op de predikant.

Tenslotte.

Het latere liturgisch centrum van de nieuwe kerk.

De ingebruikneming van de nieuwe kerk is een geschikt moment het verhaal over de Gereformeerde Kerk  van Rinsumageest te beëindigen. Maar niet zonder nog de volgende aantekeningen te maken.

Ds. De Roos nam wegens emeritaat op 14 mei 1933 afscheid van de kerk van Rinsumageest. De tekst van zijn preek was uit psalm 56 vers 11: “In God zal ik het Woord prijzen. In den Here zal ik het Woord prijzen”. Na zijn emeritaat vertrok hij naar Leeuwarden. “Tal van gemeenteleden uit Rinsumageest kwamen bij hem op bezoek, en dan was hij weer de gezellige gastheer van voorheen”.

A. Talstra uit Groninger Opende schreef: “Slechts eenmaal is hij bij zijn leven nog in zijn gemeente terug geweest, toen in de zomer van 1950 zijn geliefde echtgenote te Rinsumageest werd begraven. Toen heeft zijn stem voor het laatst geklonken in die kerk, waar hij lange jaren het Woord had bediend. Het was een woord, waarin hij God dankte, dat hij het ambt van dienaar des Woords had mogen bekleden; bovenal, omdat hij dit had mogen doen in een Gereformeerde Kerk, waar, naar zijn vaste overtuiging, de rijkdom van het Evangelie en het Koningschap van Christus het meest tot zijn recht kwam”.

De kerk gesloten (2010).

Na het afscheid van ds. De Roos werden achtereenvolgens meerdere predikanten aan de Gereformeerde Kerk van het dorp verbonden. Maar ook aan Rinsumageest ging de ontkerkelijking niet geruisloos voorbij. Ook het op gang gekomen Samen-op-Wegproces met de hervormde gemeente had voor de kerk aan de Tsjerkestrjitte gevolgen. In juli 2009 werd door de kerkenraad van de Protestantse Gemeente Claerkamp (destijds nog ’in wording’) besloten met één kerkgebouw verder te gaan. Terugloop van het ledental was daarvan vooral de oorzaak.

Qua onderhoud en energie­gebruik was de gereformeerde kerk duurder dan het hervormde kerkgebouw. Het onderhoud van de hervormde kerk kon door een bestaande subsidieregeling worden gerealiseerd. Op 11 juni 2010 werd de laatste dienst in de kerk aan de Tsjerkestrjitte gehouden. De kerk werd later verkocht en staat er overigens nog steeds.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Rinsumageest.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Rinsumageest (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen:

A. Algra, De Historie gaat door Het Eigen Dorp. Deel V. Leeuwarden, g.j.

Jaarboeken ten dienste van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

G.H. van Kasteel, Voor vijf-en-twintig jaren. Bladzijden uit de geschiedenis der Doleantie in Friesland. Sneek, g.j. [1912]

T. Talsma, Met vallen en opstaan. Honderd jaar Gereformeerd Rinsumageest. Rinsumageest, 1987

© 2019. GereformeerdeKerken.info