Prof. Lucas Lindeboom (1845-1933) – 1

‘Een van de Grote Vier’

* De bekende theoloog en pedagoog dr. J. Waterink (1890-1966) schreef in 1963 een tweetal schetsen over zijn ervaringen met prof. Lucas Lindeboom (1845-1933), van 1883 tot 1917  docent aan de Theologische School te Kampen.

Ds. Lucas Lindeboom (1845-1933) stond als predikant van 1866 tot 1873 in ’s -Hertogenbosch en van 1873 tot 1883 in Zaandam, tot hij in 1883 docent aan de Theologische School werd.

Professor Lucas Lindeboom: pastor van de studenten.

door dr. J. Waterink

Heel anders dan de ‘de oude Noordtzij’ was Lucas Lindeboom (1845-1933). Eigenlijk is hij een mens over wie je onmogelijk in één of twee schetsen kunt schrijven op zo’n manier dat zijn beeld enigszins uit de verf komt. Deze vrij kleine, maar breed gebouwde, stoere figuur, was bij uitstek de man van de evangelisatie en van de praktijk der barmhartigheid. Hij was een zeer bijzondere bewogen christen. Hoewel dikwijls geciteerd als iemand, die typisch tot de ouderwetsen behoorde, was hij in andere opzichten zijn tijd veelszins vooruit.

‘Moderne dingen’.

Het is waar, hij geloofde eigenlijk niet dat de aarde draaide. ‘De geschiedenis van Jozua is waar, welnu, dan heeft de zon stilgestaan. Dat is het wonder. En dan kan de aarde dus niet draaien, maar dan draait de zon’.

Maar hij maakte van die theorie nooit een hobby. Hij zei eens een keer in gezelschap: ‘Ja, ik voor mij geloof het wel, maar daar is natuurlijk ook wel allerlei moeilijkheid als je dit aanvaardt. Ik wacht maar af tot God zorgt dat wij zekerheid krijgen over deze dingen’.

Prof. Lucas Lindeboom (1845-1933).

Maar dan hoor je hem de volgende dag bij voorbeeld over het zingen van gezangen in de kerk: ‘Wij kunnen nooit eens van onze lijdende en onze verhoogde Heiland zingen. Met Kerstmis mogen wij niet eens met de engelen meezingen; ‘Hij heeft gedacht aan Zijn genade’ [psalm 98 vers 2] is het maximum wat wij aan nieuwtestamentisch lied de gemeente op de lippen kunnen leggen’.

En hij had meer dan die ‘moderne’ dingen. “Jullie zitten hier maar te studeren in boeken, alsof je vanuit de boeken leert hoe je in je gemeente moet optreden. Straks doe je intree en dan word je op de allereerste dag aan het sterfbed van een vijfenzeventigjarige broeder geroepen. Die moeten jullie dan vertroosten. Voel je niet hoe stumperig je daar zult staan? Bid in zo’n geval God, dat je tenminste een beetje het Woord weet te brengen en begrijp verder, dat die stervende jullie professor in de geloofspraktijk kan zijn’. ‘Jullie moeten er op uit. Ga eens een half jaar naar Bethel bij Bielefeld of probeer eens een paar maanden in Ermelo  te mogen hospiteren’ [waar de vereniging ’s Heeren Loo gevestigd was en is].

De vereniging ‘s-Heeren Loo werd in 1891 te Ermelo opgericht.

Toen een van de studenten de opmerking maakte: ‘Maar dan duurt het nog een half jaar langer, professor, voor wij in de pastorie komen, en ons meisje moet dat ook maar goed vinden…’, zei Lindeboom met een soort serieuze humor: ‘Iedere dominee moet begrijpen dat hij eerst naar Heidelberg en dan paar maanden naar Maagdenburg kan gaan’.

En Lindeboom nam ons mee op excursies. Ik herinner mij nog heel goed, dat wij een dag naar ’s-Heeren Loo  geweest zijn. Na de voordracht van de toenmalige geneesheer-directeur, dr. J.G. Scheurer (1864-1928), en een lunch, hebben wij de hele stichting bekeken. Het was voor mij de eerste kennismaking met allerlei vormen van idiotie, imbeciliteit, enz. Op instigatie van Lindeboom  zijn een paar van ons enige dagen de gast geweest van de instelling ‘Hulp voor onbehuisden’ te Amsterdam. In al deze dingen was Lindeboom een man met een open oog voor de eisen van de praktijk.

Dr. J.G. Scheurer (1864-1928), geneesheer-directeur van o.a. ’s Heeren Loo.

Lindeboom en de deining in Kampen.

Men heeft wel eens gezegd, dat hij wetenschappelijk toch niet zo erg veel betekende. Als ik zo’n bewering hoor, dan is er altijd iets in mij dat een beetje boos wordt. Wat wil men anders, als men de geschiedenis kent?

Rondom het jaar 1880 was er aan de Theologische School nogal deining. Er waren veel bezwaren tegen het leven van de studenten. De studenten klaagden over het feit, dat de colleges te moeilijk en te theoretisch waren. Was bij de eerste generatie de opleiding zeer sterk praktisch gericht – vooral de docent A. Steketee (1846-1913)  (in die tijd heetten de professoren nog gewoon dominee en werden ter onderscheiding van andere dominees ‘docent genoemd)’ – moest het verwijt horen, dat hij veel te geleerd was. [Hij werd ontslagen].

Docent  A. Steketee (1846-1913), van 1872 tot 1882 docent in Kampen. ‘Te geleerd’…

En de dominees, die vreselijk braaf en ouderwets in hun gemeenten verkeerden toen ik een jongen was, laten wij zeggen tussen de tien en twintig jaar, waren heus niet zulke brave ventjes in de tijd dat zij studenten waren in Kampen. Laat ik maar volstaan met dat te zeggen; een goed verstaander begrijpt wel, dat ik bedoel, dat het er voor de begrippen van die tijd nogal eens een beetje vreemd toe ging.

Toen besloot men, dat er verandering moest komen. Er zou opgetreden worden. Men wilde de studenten meer praktische leiding geven. En er moest nu een man komen, die niet alleen professor, maar ook pastor van de studenten zou zijn. Zoals iemand in die tijd het uitdrukte: ‘Noordtzij zou ze met een paar nijdige uitvallen wel klein krijgen en dan kon Lindeboom ze met ernstige woorden wel weer verder leiden op het goede pad’.

In 1883 zocht men dus een docent voor Kampen, die de praktijk van het ambt kende, die een krachtige persoonlijkheid was, die in hoge mate de gave van ‘het pastoraat leiden’ deelachtig was en die door zijn ambtelijke arbeid in het verleden aan de studenten respect afdwong.

En die man vond men in Lucas Lindeboom.

Prof. Lucas Lindeboom (1845-1933).

Een groot man.

Lindeboom had nooit wetenschappelijk gepubliceerd, althans niet van enige betekenis. En nu werd hij zomaar neergezet (vanuit zijn enorme werk in Zaandam, waar hij ‘de bisschop van Noord-Holland boven het IJ’ was en overal evangeliseerde en leiding gaf), achter de katheder in Kampen.

En met welk een opdracht? Voor de propadeutici moest hij college geven in de geheimen van het Nieuwtestamentische Grieks; in de taal van de Septuaginta gaf hij een college, ook in het patristisch Grieks en bovendien doceerde hij de christelijke religie.

Met de theologen van het tweede en derde jaar had hij te behandelen de historia sacra en daarnaast de hermeneutiek van de Heilige Schrift. Met de theologen van het tweede, derde en vierde jaar moest hij op enige college-uren de exegese van het Nieuwe Testament behandelen. En dan kwam daar nog bovenop: voor de theologen van het vierde jaar een college symboliek, een college poimeniek en een college catechetiek.

Om de vier jaar moest hij dan ook nog rector zijn en om de vier jaar abactis van het college;  (ambtenaren, assistenten, bureaubedienden enz. kende men niet.) En vervolgens moesten natuurlijk alle tentamens en examens normaal afgenomen worden Toen Lindeboom in 1883 benoemd werd, was hij achtendertig  jaar en had hij (op eenentwintigjarige leeftijd was hij al dominee in ‘s-Hertogenbosch) al zeventien jaar ambtelijke arbeid achter de rug (en hoe!). Wie dit alles weet kan niet anders dan het uiterst onbillijk vinden wanneer men van deze man zegt, dat hij wetenschappelijk toch niet op zulk een hoog niveau stond.

Paviljoen 6 van ’s Heeren Loo.

En zulks temeer niet wanneer men bedenkt dat hij met goedvinden van de curatoren om, ook met het oog op de studenten, het contact met de praktijk niet te verliezen, voorzitter bleef van de Vereniging Veldwijk, van het Traktaatgenootschap Filippus, nog jarenlang de stuwende kracht in de Zondagsschoolvereniging ‘Jachin’ was, jarenlang zijn belangstelling gaf aan de Vereniging ’s-Heeren Loo en de motor was van allerlei evangelisatieactiviteiten in Nederland.

En als deze man dan toch verscheidene generaties predikanten heeft opgeleid, die ook bij hem leerden hoe zij het Nieuwe Testament moesten exegetiseren, die hun leven lang met eerbied gedacht hebben aan de wijsheid, waarmee hij de studenten voor de levenspraktijk inleidde – dan begrijpt men wel dat ik zeg: kom me niet aan Lucas Lindeboom. Dat was een groot man van wie ontzaglijk veel gevraagd is en die meer gegeven heeft, dan van hem gevraagd werd, maar die wel zeer radicaal de kans ontnomen werd tot rustige wetenschappelijke voorbereiding op zijn taak en tot een regelmatig bestuderen van de nieuwere problemen op zijn wetenschappelijk veld.

Ik ben met Lucas Lindeboom nog niet klaar. Ik hoop de volgende keer nog weer over hem te schrijven.

Naar deel 2 >