De dominee liep van Klundert naar Zevenbergen

door J.G.A. Thijs

(Dit verhaal werd in 1985 geschreven.)

De terugtrekkende Duitsers hadden het begin november 1944 niet moeilijk met het in een onaanzienlijk hoekje van Zevenbergen staande ‘kleine kerkje’. Alle fabrieks- en kerktorens bliezen ze op, maar de gereformeerde kerk had nimmer een toren bezeten.

De uit 1841 daterende gereformeerde kerk aan de Noorderhaven te Zevenbergen (foto: Reliwiki, Hollestelle, Ens).

Werden de eeuwenoude hervormde kerk en de nog nieuwe roomse kerk door vallende torenbrokstukken ernstig beschadigd, de gereformeerde stond er als door een wonder vrijwel ongehavend, toen de eerste bevrijders op zondagmiddag 5 november het geblakerde dorp binnenslopen.

Ruim veertien jaar had ik elke zondag, meestal tweemaal, in het wat schuurachtige gebouwtje gezeten. Het was geen grote menigte die er samenkwam: doopleden meegerekend telde de gemeente zo’n 250 zielen.

Een Afscheidingskerk.

In zo’n kleine gemeenschap kende je elkaar door en door, en dat had voor- en nadelen. Wie niet in de kerk kwam, stond onherroepelijk gesignaleerd – en we hadden, zo we al gewild hadden, geen andere bakker kunnen nemen dan de gereformeerde. Er was een intens gemeenteleven, huisbezoek werd met grote regelmaat afgelegd – mijn vader was er menige avond voor op pad – en er ging geen zondag voorbij of onder de koffie na de kerk werd er wel íets over de preek gezegd.

Ds. G.F. Gezelle Meerburg (1806-1855).

De kerk was ‘van A’ [afkomstig uit de Afscheiding van 1834] en niet ‘van B’ [afkomstig uit de Doleantie van 1886], hoorde ik al vroeg – het duurde even voordat ik dat helemaal begreep. Op 16 april 1936 werd plechtig herdacht dat, in 1836, de ‘Scheiding’ ook in Zevenbergen plaatsvond. Als twaalfjarige hoefde ik die samenkomst niet bij te wonen, maar later las ik wat er gezegd was. Hoe ds. G.H. Gezelle Meerburg (1806-1855) de stoot gaf, hoe G. Bax Szn. (een lid van dat oude boerengeslacht heb ik jarenlang in de kerkenraadsbank zien zitten) in 1841 op eigen kosten (fl. 2.962) de kerk liet bouwen – nog zonder plafond, zodat de mensen jarenlang tegen de dakpannen aankeken.

Overlijdensbericht van G. Bax, die in 1841 op eigen kosten de gereformeerde kerk aan de Noorderhaven liet bouwen.

Ook las ik, hoe de dominees, die in die eerste tijd ook in Klundert en Willemstad moesten preken, vaak te voet van Klundert naar Zevenbergen gingen – een dikke zes kilometer! En ook: hoe er in gereformeerd Zevenbergen in die eerste jaren veelvuldig ‘geoefend’  werd. In 1843 ging er een scherpe protestbrief naar de provinciale synode, die vermaand had ‘af te laten van het zogenaamde ‘oefenen’ en dit in onze gemeente niet langer te begunstigen’.

Naast rooms-katholieken en hervormden.

Een kleine gemeenschap van 250 mensen en mensjes, nogal geïsoleerd levend in een plaats van omstreeks vierduizend inwoners, zo heb ik ‘het kerkje’ van Zevenbergen gekend. Van die vierduizend was het merendeel rooms; zij vormden een menigte wier godsdienstige beleving ons ten diepste vreemd was. Het meest tekenend vonden we misschien wel dat ze, als ze ’s zondags hun kerkelijke ‘plicht’ vervuld hadden, onbekommerd het tegenover ons huis gelegen café binnenstapten.

Maar ook met de hervormden kon het, moest ik wel concluderen uit wat ik opving, niet best gesteld zijn. Velen van hen waren ‘ruim’; ze namen bijvoorbeeld naar hartenlust deel aan de septemberkermis, een genoegen dat ons gereformeerde jongetjes ontzegd was. In de christelijke school werkten we weliswaar met de hervormden samen (mijn vader stond er jarenlang voor de klas), maar ik herinner me hoe een gereformeerd jongeling thuis allerminst toegejuicht werd toen hij zich met een (niet alleen aardig, maar ook degelijk) hervormd meisje wenste te verloven – eerst na ernstige gesprekken mocht het doorgaan. En ook na 1945 stonden de hervormden ons nog niet erg na: in ‘een brief voor de jeugd’ in de Gereformeerde Kerkbode voor Brabant en Limburg schreef ds. C. Gilhuis [1913-1982] in september ’46 dat er bij de hervormden wel veel ten goede veranderd was, maar ‘ons bezwaar, ook vandaag nog’ was dat men in hun kerk met het ‘Woord alle kanten uit kan’.

De diepste scheiding.

Het Lokaal ‘De Eendracht’ in de Stationsstraat werd na de Vrijmaking tot gereformeerde kerk verbouwd (foto: met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam).

Herinneringen aan ‘het kleine kerkje’ van Zevenbergen zouden onvolledig zijn zonder vermelding van de trieste strijd, vooral tegen het eind van de bezetting en het jaar daarna, tussen ‘bezwaarden’ en ‘synodalen’, een strijd die er op uitliep dat de 250 in twee ongeveer gelijke delen uiteenvielen. Een poosje kerkten we op verschillende tijden in het eigen gebouw, maar spoedig kwam de verschrikkelijke zondagmorgen dat wij als ‘synodalen’ de kerkdeur op de afgesproken tijd gesloten vonden, en in een lange rij, ten aanschouwen van het ganse dorp, terugliepen. Korte tijd is er in onze huiskamer vergaderd (mijn vader was in oktober 1945 de enige ouderling die niet met de Vrijmaking was meegegaan), later werd lokaal ‘De Eendracht’ in de Stationsstraat plaats van samenkomst.

Slechts wie het meegemaakt heeft, kan weten hoe diep (ik denk voor beide partijen) zo’n scheiding insnijdt: mensen die nauwelijks nog tegen je praten, vrienden die je plotseling kwijt bent. Om iets van die treurige ervaring te schetsen, citeer ik uit wat mijn vader, na een mislukte samenspreking, in juni 1946 in een van zijn wekelijkse stukken (‘Aan het Spievenster’ door ‘Spectator’) in de al genoemde kerkbode schreef:

Het interieur van de gereformeerde kerk te Zevenbergen in latere jaren  (foto: Reliwiki,

“Daar zit je dan samen in een kerkgebouw, waarin je tientallen van jaren met elkaar ’gekerkt’ hebt. En je verstaat elkaar niet meer. Je praat langs elkaar heen. Ieder heeft zich in zijn eigen mening vastgebeten. Hoe is het ter wereld mogelijk weer (…) samen te leven in één kerkelijk verband?”

Dat is niet mogelijk gebleken. De ‘gewone’ gereformeerde kerk van het nu sterk uitgegroeide Zevenbergen telt nu [in 1985], hoor ik van ds. C. Burger [*1949], ongeveer 400 zielen. Lokaal ‘De Eendracht’ heeft die naam verloren en is verbouwd tot een ‘echte’ niet onaardige kerk. Maar ik vind er weinig van vroeger terug – toen het verbouwd werd was ik al jaren uit het dorp vertrokken.

Meer ‘jeugdsentiment’ ervaar ik als ik aan het eind van de Noorderhaven de in 1841 gebouwde kerk terugzie, de vergaderplaats van de [in 1985] ongeveer 250 zielen tellende vrijgemaakte gemeente (dat aantal verneem ik van hun predikant, ds. C. Kleijn). Boven de in haar eenvoud toch stijlvolle entrée prijkt nog het jaartal 1841. Aan de achterzijde is de kerk iets vergroot, de bak-achtige preekstoel heeft plaats gemaakt voor een modernere. Maar als ik bij de orgelbank sta en de kerk inkijk, herleeft alles weer voor mij, ik weet zelfs nog wie wáár zat. En boven de preekstoel hangt nog steeds de tekst ‘Dit is van den Heere geschied’. Wat heb ik vroeger naar die indrukwekkende letters zitten turen!

Bron:

J.G.A. Thijs, Dominee liep van Klundert naar Zevenbergen, in: Anderhalve eeuw gereformeerden in stad en land, deel 9, Noord-Brabant en Limburg, Kampen, 1985

(Dit verhaal werd met toestemming van Uitgeverij Kok overgenomen. De redactie van GereformeerdeKerken.info voegde [tussen vierkante haakjes] enkele aanvullende gegevens toe.