De Gereformeerde Kerk te Sprang (1)

Hoe het begon en hoe het afliep.

Vanuit de Afscheiding van 1834 werd in het Noord-Brabantse Sprang op 19 juli 1835 de ‘Hersteld Gereformeerde Gemeente’ geïnstitueerd, die rond 1845 als Christelijke Afgescheidene Gemeente werd samengevoegd met die te Vrijhoeve (-Capelle), onder de naam Christelijke Afgescheidene Gemeente te Vrijhoeve en Sprang.

Kaart: Google.

Maar ruim vijftig jaar later, op 2 november 1887, ontstond in Sprang vanuit de Doleantie, door instelling van de ambten, de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). Ook in het nabijgelegen Vrijhoeve ontstond in 1888 een Dolerende kerk. In 1888  besloten deze beide Dolerende Kerken samen te gaan.

Na de landelijke Vereniging tussen de kerken uit de Afscheiding en de Doleantie (17 juni 1892) gingen de Afgescheidenen en de Dolerenden van Sprang  in 1893 als Gereformeerde Kerk te Sprang gezamenlijk verder. Ook de Afgescheidenen en de Dolerenden in Vrijhoeve   fuseerden in 1893 en vormden De Gereformeerde Kerk te Vrijhoeve-‘s-Grevelduin Capelle. De kerken van Sprang en Vrijhoeve werden uiteindelijk per 1 januari 1982 samengevoegd onder de naam De Gereformeerde Kerk te Sprang Capelle e.o.

Met andere woorden: al met al een betrekkelijk ingewikkelde geschiedenis, die we hieronder in grote lijnen weergeven.

1. Hoe het begon.

De Afscheiding in Sprang (1835).

Het dorp Sprang in het Rooms-Katholieke Noord-Brabant behoorde tot aan de Franse tijd tot het Gewest Holland. De grens tussen de Meierij van ‘s-Hertogenbosch en het Gewest Holland werd gevormd door de Zuidhollandsedijk in het zuiden en de Eikendijk in het oosten. Sprang is mede daardoor protestants geworden en gebleven.

Een conventikel in Sprang.

Toen de orthodoxe ds. J.J. le Roy (1772-1850) van 1804  tot 1813 predikant in hervormd Sprang was, hadden  tot zijn verdriet twee van z’n ouderlingen, Jan Timmermans en Jan Vos, in 1810 een in Sprang gehouden godsdienstige bijeenkomst (een conventikel) bijgewoond, die plaats vond  in de woning van Jan de Rooij; dit conventikel leek in alles op een kerkdienst. Daar zou – na gebed en psalmgezang – door dorpsgenoot Cornelis van Wouw ‘voor een vrij talrijke menigte’ een preek gehouden zijn over Openbaring 3 vers 18 (“Ziet Ik sta aan de deur en ik kloppe”). De preek was, zoals het hoorde, verdeeld in drie punten. De bijeenkomst werd besloten met gebed.

Ds. J.J. le Roy (1772-1850), hervormd predikant te Sprang.

Volgens de predikant behoorden de ouderlingen een zodanige bijeenkomst niet bij te wonen. De ouderlingen ontkenden trouwens dat het een kerkdienst was. Nee, het was gewoon een gesprek, waarbij Van Wouw niets anders gedaan had dan een – weliswaar zeer uitvoerig – antwoord te geven  op een vraag die hem door Jan Timmermans  gesteld was. Ook Van Wouw had aanvankelijk ‘met grote driftigheid’ ontkend dat hij gepreekt had. De predikant was het daarmee echter niet eens en waarschuwde de beide ouderlingen dat ze daarmee moesten ophouden. De kerkenraad verbood Van Wouw – na zijn vertrek uit de rooms-katholieke kerk hervormd geworden – deze bijeenkomsten nog eens te houden. Ook Jan de Rooij kreeg de wind van voren. Uiteindelijk gaven de beschuldigden toe en horen we van het conventikel niets meer.

De eerste Afgescheidenen in Sprang.

De hervormde kerk te Sprang.

Dat veranderde echter in 1835. Toen waren enige ontevreden hervormden te Sprang naar hun predikant gestapt, ds. C.F.S. Pape (opvolger van ds. Le Roy), met het dringende verzoek hun namen  uit het lidmatenboek van de hervormde gemeente te schrappen. Omdat de predikant dat niet wilde doen schreven zij samen met een aantal anderen uit Sprang en omliggende dorpen voor de zekerheid een brief aan de Minister van Eeredienst in Den Haag, waarin ze de opzegging van het lidmaatschap duidelijk en met redenen omkleed meedeelden. Ze gaven onder meer aan dat zij wilden gehoorzamen ‘aan Gods Woord en de daarop in alles gegronde en daarmee overeenkomende Drie Formulieren van Eenigheid, t.w. de [Nederlandse] Geloofsbelijdenis, de [Heidelbergse] Catechismus en de Leerregels van de Synode van Dordrecht’.

“Wij geven hiervan aan uwe Excellentie kennis omdat wij niet langer als leden van het tegenwoordig hervormd genootschap willen aangemerkt worden, en de predikant te Sprang, ds. Pape, geweigerd heeft, onze namen uit zijn lidmatenboek te schrappen”. Vijftien inwoners van Sprang en tien geestverwanten uit omliggende dorpen waren de ondertekenaars van dit schrijven.

De gemeente van Sprang geïnstitueerd (1835).

Ds. H.P. Scholte (1805-1868).

Dr. C. Smits begint zijn verhaal met de opmerking dat de mate van zelfstandigheid van de gemeente van Sprang ten opzichte van die in het nabijgelegen Vrijhoeve niet altijd helemaal duidelijk is. Maar één ding is zeker: op 19 juli 1835 werd de Hersteld Gereformeerde Gemeente te Sprang door ds. H.P. Scholte (1805-1868) van Genderen en Doeveren geïnstitueerd. Eerst werden de ouderlingen en de diakenen gekozen. Als ouderlingen werden aangewezen schoenmaker Andries Maijers en landbouwer Gelder Nieuwenhuizen, terwijl als diakenen verkozen werden schoenmaker Antonie Vos en winkelier Jan Polhuis. Zij werden ‘den 19en July 1835 door ds. H.P. Scholte in die bedieningen bevestigd, met het gewone formulier ter bevestiging van ouderlingen en diakenen’. Daarmee was de gemeente geïnstitueerd.

Ds. C.C. Callenbach (1803-1873).

Op donderdag 23 juli kwam ds. Scholte opnieuw naar Sprang. De hervormde predikant C.C. Callenbach (1803-1873) uit Nijkerk, de Afgescheiden ds. G.F. Gezelle Meerburg (1806-1855) uit Almkerk en de Afgescheiden ds. Joh. Van Rhee (1789-1851) uit Veen vergezelden hem. Ds. Scholte leidde de godsdienstoefening ‘in de open deur’ van de woning van akkerbouwer Johannes Werthers in Sprang met een preek over 2 Cor. 5 vers 1:  “Want wij weten dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen”. Velen waren samengekomen, van wie ‘nog geen honderd’ aan de bijeenkomst deelnamen; maar ook waren talloze  nieuwsgierigen samengestroomd ‘op den grooten werf’ bij de woning.

Ds. Pape had zelfs gehoord dat sommigen ‘in luide en bittere spotternijen’ waren uitgevallen en ‘jenever hadden laten halen en aldaar opdronken’. Anderen waren bedroefd dat deze bijeenkomst plaatsvond, en ‘beklaagden de koning [als hoofd van de Hervormde Kerk] en de wetten des lands’. Hoe dan ook, Scholte en Werthers werden beiden door de rechtbank veroordeeld tot boetes van resp. fl. 50 en fl. 20.

Ds. G.F. Gezelle Meerburg (1806-1855).

Militairen in Sprang.

Op 29 juli 1835, zes dagen na de kerkdienst van Scholte, marcheerde een afdeling kurassiers, bestaande uit een officier en dertig manschappen,  het dorp in, die  werden ingekwartierd in de woningen van Afgescheidenen. Op 2 augustus vertrokken de heren gelukkig al naar Vrijhoeve, maar als de burgemeester van Sprang (Hendrik Vergouwen) hen opnieuw nodig mocht hebben, zouden ze direct terugkomen, zo werd hem verzekerd!

De Afgescheidenen van Sprang waren door dit brute militaire ingrijpen zeer ontdaan. In een brief aan de kroonprins (de latere koning Willem II)  gaven ze lucht aan hun gevoelens. Ze meldden daarin verongelijkt dat, terwijl ze de gereformeerde godsdienst trouw bleven, net gedaan werd alsof daarmee rust en orde verstoord werden. Maar zelfs het ‘strengste onderzoek’ zou uitmaken “dat wij als stille en vreedzame burgers verkeeren en geenszins den naam verdienen van muiters, waarmede de Weled. Gestrenge Heer Luitenant van het detachement kurassiers ons wilde bestempelen”. Het tegendeel was waar, schreven ze, en ze wezen er op dat kwaadwilligen hadden getracht hen in een kwaad daglicht te stellen door sterke drank aan te laten rukken, om zo te proberen de samengevloeide menigte tot wanorde te brengen.

Opnieuw voor de rechter.

Op zondag 25 maart 1838 stond de veldwachter van Sprang onaangekondigd voor de woning van N. de Graaf, waar geregeld Afgescheiden godsdienstoefeningen gehouden werden. Ook nu weer, maar daarbij werd wel voldaan werd aan het Koninklijk Besluit van 5 juli 1836, waarin toestemming gegeven werd voor het houden van zulke bijeenkomsten, als de burgemeester daarmee akkoord ging, er niet meer dan twintig personen bijeen waren en geen kerkelijke handelingen verricht werden (collecteren, doop, avondmaal etc.). Zij die de bijeenkomst wilden bijwonen dienden dit persoonlijk aan de burgemeester door te geven.

De veldwachter moest onderzoeken of aan alle voorwaarden van het Koninklijk Besluit voldaan was. Omdat ‘ondermeester’ en ouderling Martinus van Steenis niet op de lijst van toegelatenen voorkwam werd hem bevolen de woning te verlaten. Maar hij antwoordde: ’Ik gehoorzaam niet aan het besluit van Zijne Majesteit indien het niet overeenstemt met het besluit van Koning Jezus’.

Het werd in ieder geval een rechtszaak, waarbij de Officier van Justitie de beklaagden, Van Steenis, Polhuis en De Graaf, wilde veroordelen tot een geldboete. Maar  de rechter sprak hen vrij, omdat niet vaststond dat er meer dan twintig personen aanwezig geweest waren.

Sprang, lang geleden.

Erkenning gevraagd en verkregen.

Intussen was op 1 maart 1837 ook in het nabijgelegen Vrijhoeve-Capelle een Hersteld Gereformeerde Gemeente geïnstitueerd, namelijk door de al genoemde ds. G.F. Gezelle Meerburg  van Almkerk. De reden daarvan schijnt te zijn geweest dat men in Vrijhoeve-Capelle vond dat veel leden van de gemeente te Sprang in Vrijhoeve-Capelle woonden. Daarom zou het hun beter zijn voorgekomen in het eigen dorp een gemeente te stichten.

De gemeente te Sprang diende tweemaal een verzoek om erkenning bij de koning in. In beide verzoekschriften – schrijft dr. Smits – vroeg men erkenning van één gemeente waarvan de leden in drie of meer dorpen woonden, namelijk in Sprang, Vrijhoeve-Capelle en Capelle. In het verzoekschrift van juni 1839 werd als ondertekenaar één kerkenraad genoemd en één plaats van samenkomst, namelijk de woning van Wouter Geenen aan de Hooge Vaart in Vrijhoeve Capelle. Eenendertig personen ondertekenden het verzoekschrift. Daarin werd bovendien aangegeven dat ds. G.F. Gezelle Meerburg van Almkerk verklaarde tot ouderling te zijn benoemd en dat hij bereid was in de ‘Herstelde Gereformeerde Gemeente’ het Woord te bedienen. Maar… de koning wees het verzoek in februari 1840 af. Als reden daarvan werd onder meer opgegeven dat de gemeenten te klein waren om zichzelf en de behoeftigen in de kerkelijke gemeente financieel te kunnen bedruipen. En bovendien woonden de leden in allerlei verschillende dorpen. Tenslotte moest worden afgezien van het gebruik van de naam ‘gereformeerd’. Die benaming was volgens de overheid voorbehouden aan de hervormde kerk.

Maar men liet het er echter niet bij zitten. Op 1 augustus 1840 werd een nieuw rekest aan Zijne Majesteit toegezonden.  Opnieuw vroeg  men erkenning voor één Christelijke Afgescheidene Gemeente, namelijk die te ‘Sprang, Vrijhoeve Capelle en Capelle’. In het verzoekschrift probeerden de ondertekenaars de redenen voor de afwijzing van het vorige rekest te ontzenuwen. Zo verwezen ze naar nog kleinere gemeenten die zich prima konden redden en wel  erkenning gekregen hadden. Hetzelfde gold voor andere gemeenten waarvan de leden ook in verschillende dorpen woonden. En in hun geval, zo schreven ze de koning, lagen de drie dorpen aan één straatweg. En voor de behoeftigen bestond in Vrijhoeve een armenfonds, dus dat was ook geen probleem.

Een kaart met de positie van de kerk in 1841 (beeld: Reliwiki).

Tenslotte vroegen de ondertekenaars de koning om ook aan hun gemeente, net als aan ‘andere gezindtheden’, de vrijheid van geweten te laten. Op 1 april 1841 tekende de koning het Koninklijk Besluit waarbij de gemeente erkend werd. De in het verzoekschrift genoemde woning van Geenen aan de ‘Hooge Vaart’ is overigens of niet lang als kerkgebouw in gebruik geweest.

Samen met Vrijhoeve-Capelle.

Omdat in de beide verzoekschriften aan de koning om erkenning van de énegemeente Sprang, Vrijhoeve-Capelle en Capelle’ werd gevraagd, is de vraag van dr. Smits gewettigd in hoeverre de gemeente van Sprang al die tijd helemaal zelfstandig  geweest is. Hij concludeert dat vermoedelijk in elk geval tot voor de komst van de eerste predikant (die  op 20 november 1849 intrede deed), de kerkenraden van beide zelfstandige gemeenten enige tijd samen vergaderden.  In die tijd verloor de gemeente van Sprang  in betrekkelijk korte tijd ongeveer vijfenveertig leden (kinderen niet meegerekend) door vertrek naar andere dorpen, waarvan maar liefst drieëntwintig aan de gemeente van Vrijhoeve. In 1845 leidde dat tot ineensmelting van beide gemeenten, zodat in 1849 een predikant kon worden beroepen en het dus afgelopen was met de zelfstandigheid van de gemeente te Sprang.

De handtekening van de eerste gereformeerde predikant van Sprang en Vrijhoeve, ds. H.M. Wiersma (1817-1856). Van hem is geen foto, maar wel zijn handtekening bekend.

De eerste predikant van de verenigde gemeente was ds. H.M. Wiersma (1817-1856), van wie geen foto bekend is.

Christelijke Gereformeerde Gemeente (1869).

Intussen was door de landelijke kerkenfusie van de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis, die in juni 1869 plaatsvond, ook de naam van de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Sprang Vrijhoeve-Capelle veranderd in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’.

Van de oude naar de nieuwe kerk (1884).

De nieuwe kerk aan de Heistraat.

De gemeenten van Sprang en Vrijhoeve werkten al heel vroeg samen. Aanvankelijk werd gekerkt bij leden aan huis, maar in 1841 werd gebruik gemaakt van een aangekochte boerderij aan de Hogevaart (tegenwoordig Julianalaan) op de  hoek van de Westelijke Nieuwvaart (later Heistraat genoemd) in Vrijhoeve-Capelle. In 1884 werd daar vlakbij aan de Heistraat een nieuw kerkgebouw neergezet. Dat kon vooral gebeuren dankzij de grote som geld die mej. Boezer aan de kerk schonk.

Ds. J.B. van Mechelen (1843-1931).

Het oude kerkje aan de Hogevaart werd buiten gebruik gesteld, bij welke gelegenheid ds. J.B. van Mechelen (1843-1931) uit het Groningse Uithuizermeeden een preek hield over Lukas 22 de verzen 31 en 32 (“En de Heere zeide: Simon, Simon, zie, de satan heeft ulieden zeer begeerd om te ziften als de tarwe; maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude; en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uw broeders”), waarbij hij herinnerde aan de moeilijke beginjaren van de gemeente (ds. Van Mechelen was van 1873 tot 1881 predikant van de gemeente Vrijhoeve Capelle geweest).

Naar deel 2 >

© 2020. GereformeerdeKerken.info