De Gereformeerde Kerk te Paesens-Moddergat (1)

De Gereformeerde Kerk te Paesens-Moddergat, in het uiterste noordoosten van Friesland, ontstond in 1892, nadat op 3 oktober 1887  de instituering van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Paesens plaatsgevonden had.

Kaart: Google.

Het nabijgelegen dorpje Moddergat behoorde oorspronkelijk tot de Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Nes en Wierum, waar de Doleantie al op 25 juli 1887 had plaatsvonden. Maar ‘het volkrijke Moddergat’ werd in 1889 bij de kerk van Paesens gevoegd, zodat de naam ‘Gereformeerde Kerk te Paesens-Moddergat’ ontstond.

Nauwelijks ‘Afgescheidenen’ te Paesens?

Maar eerst werpen we een blik op de jaren ’30 van de negentiende eeuw: in maart 1836 schreven namelijk de hervormde predikanten van de classis Dokkum een rapport over hun respectieve gemeenten aan de zogeheten ‘Minister van de Hervormde en andere Eerediensten’ in Den Haag. Deze wilde een goed beeld hebben van de voortgang van de Afscheiding van de Hervormde Kerk, die in oktober 1834 in Ulrum door ds. H. de Cock (1801-1842) begonnen was, en die aanvankelijk eerst in het noorden, maar met rasse schreden ook elders in het land veel aanhang kreeg.

Ds. H. de Cock (1801-1842).

Vanuit Paesens waren sommigen al vóór de Afscheiding  met de boot naar Zoutkamp en verder te voet naar Ulrum getrokken, waar sinds 1829 ds. H. de Cock predikant was. Deze was aanvankelijk ‘modern’ in zijn theologische opvattingen, maar na zijn bekering door contacten met orthodoxe gemeenteleden, werden zijn gereformeerde preken in de omgeving al gauw bekend en oefenden aantrekkingskracht uit op rechtzinnigen in de omliggende dorpen. Een Christelijke Afgescheidene Gemeente kwam er in Paesens echter niet, al zou juist in het noordoosten van Friesland de Afscheiding een grote rol gaan spelen!

Welnu, de ‘liberale’ ds. T.C. Kock Beilanus, van 1789 tot 1841 (!) predikant van het vissersdorpje Paesens, vond de minister in 1836 nog wel enigszins te kunnen geruststellen. In Paesens waren het (uiteraard) vissers die zich tot de Afscheiding aangetrokken voelden, maar ‘slechts één persoon’ was daadwerkelijk lidmaat van een Christelijke Afgescheidene Gemeente. ‘De geest van Afscheiding maakt hier weinig voortgang en baart geene bekommering’. Maar tegelijk hield de predikant terecht een slag om de arm, want wél ‘bezoekt men druk de oefeningen te Anjum, Lioessens, enz.’, dorpen in de nabije omgeving. Daar gingen orthodoxe predikanten of oefenaars voor. Op 2 november 1851 werd in Lioessens een Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd; daarbij zullen Afgescheidenen uit Paesens zich toen vermoedelijk hebben aangesloten.

Deze gedenksteen van de in 1792 gebouwde  hervormde kerk te Paesens herinnert aan ds. Kock Beilanus (foto: Reliwiki).

Maar ondertussen werden ook in Paesens oefeningen gehouden. In een brief aan de Afgescheiden predikant van Leens, ds. H.J. Wind (1804-1848), verzocht men hem eens in hun ‘kring’ te Paesens te  komen preken. Ze vertelden hem dat zij weliswaar niet bij de Afgescheiden Kerk waren aangesloten, maar wél waren zij Babel [de hervormde kerk] uitgegaan, zodat wel vaker Afgescheiden predikanten bij hen voorgingen ‘en dan komt er een menigte onder het gehoor, want ons dorp is volkrijk (…). De Heer mogte u ter dezer plaatse willen gebruiken’. Toch ontstond – zoals al opgemerkt – in Paesens geen Christelijke Afgescheidene Gemeenten, vermoedelijk mede omdat in het dorp rechtzinnige hervormde predikanten beroepen werden.

Naar de jaren ’80.

Ook de Doleantie kreeg in het noordoosten van Friesland een grote aanhang. Daarbij kwam het in Paesens echter wél tot kerkinstituering. We beschreven op deze website al eerder de Doleantie in het nabijgelegen Nes en Wierum, waartoe Moddergat aanvankelijk ook behoorde, zodat we ons nú vooral bepalen tot de Doleantie te Paesens, en vervolgens het samengaan van Paesens en Moddergat zullen beschrijven.

Een brief aan de kerkenraad van Paesens.

De Doleantie in Paesens vond plaats tijdens de zeer langdurige vacante periode na het vertrek van de hervormde predikant ds. H.H. Okken, die daar van 1870 tot 1881 gestaan had. Om in de prediking des Woords te voorzien werden geregeld predikanten uitgenodigd die van ‘moderne’ snit waren en volgens de orthodoxe gemeenteleden niet ‘het recht gesneden Woord Gods’ predikten.

De hervormde kerk te Paesens.

Daartegen kwamen sommigen in verzet. Op 15 september 1887 behandelde de hervormde kerkenraad namelijk een schrijven van drie gemeenteleden: J.P. Visser, A.E. Tamsma en N.W. Visser. Ze waarschuwden de kerkenraad dat de macht van de hervormde Algemeene Synode steeds meer op de hiërarchie van de Roomse Kerk in de zestiende eeuw ging lijken. Dat kwam doordat de regering in 1816 een reorganisatie in de hervormde kerk doorvoerde, waarbij de Dordtse Kerkorde werd afgeschaft en het ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk’ werd ingevoerd. Tegelijk werd de naam van de aloude  kerk der Hervorming,  ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’, veranderd in Nederlandsche Hervormde Kerk, waarvan de koning het hoofd was.

Een van de briefschrijvers was Arjen Ernst Tamsma (foto: ‘100 jaar Geref. Kerk Paesens-Moddergat’).

Daardoor was in de hervormde kerk zo langzamerhand een, wat genoemd werd,  synodale hiërarchie ontstaan, met veel macht voor de Algemeene Synode en haar Synodale Commissie, waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten beknot werd. Daartegen hadden de drie briefschrijvers bezwaren. Ook vonden ze het vreemd dat de kerkenraad geen aandacht schonk aan wat in Amsterdam was gebeurd. Daar waren in 1886 zo’n tachtig kerkenraadsleden door de kerkelijke besturen afgezet omdat ze zich tegen de kerkelijke regels verzetten. Op 16 december 1886 was daar toen de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd.

Hoe dan ook, de briefschrijvers wilden graag binnen acht dagen antwoord van de kerkenraad op het verzoek om ook in Paesens de ‘reformatie der kerk’ ter hand te nemen. Dat wilde zeggen: het ‘Algemeen Reglement’ (en daarmee de synodale hiërarchie) af te schaffen en opnieuw kracht en geldigheid te verlenen aan de aloude Dordtse Kerkorde, die in 1816 door de overheid (!) was afgeschaft. Onbekend is wat precies het antwoord aan de briefschrijvers was. Er zullen voor- en tegenstanders geweest zijn; anderen zal het lood om oud ijzer zijn geweest.

De Dolerende Kerk te Paesens geïnstitueerd (3 oktober 1887).

Ds. J. Langhout (1848-1908) institueerde de Dolerende Kerk te Paesens.

Maar  in elk geval is duidelijk dat de meerderheid van de kerkenraad weigerde aan het verzoek van de broeders te voldoen. Vandaar dat men in Paesens ondertussen contact had opgenomen met ds. J.J. Langhout (1848-1908) van Anjum. Geen wonder, ook in Wierum had de Doleantie onder zijn leiding enkele maanden eerder plaats gevonden.

Op 3 oktober 1887 kwam ds. Langhout naar Paesens en om daar leiding te geven aan  de instituering van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). Er waren al ambtsdragers, want Ate P. Visser en Willem B. Meinsma hadden ook in de hervormde gemeente als resp. ouderling en diaken gediend. Hun functies bleven dus gewoon gehandhaafd, want de Dolerenden waren ervan overtuigd dat de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) de voortzetting was van de Nederlandse Hervormde Kerk. Er werden door verkiezing nog twee ambtsdragers aan toegevoegd: ouderling J.J. Veenma en diaken R.J. Zuidema.

Een brief aan de koning.

Koning Willem III (1817-1890).

Nadat de broeders onder leiding van de predikant besloten hadden het Algemeen Reglement af te schaffen ‘en wederom kracht en geldigheid te verlenen aan de Dordtse Kerkorde’, schreven  ouderling Visser en diaken Meinsma namens de Dolerende kerkenraad een brief aan Z.M. de Koning, die immers het hoofd van de hervormde kerk was.

In dit schrijven, gedateerd 3 oktober 1887, maakte de kerkenraad duidelijk dat hoewel bij de reorganisatie van de kerk in 1816 beloofd was dat de belijdenis gehandhaafd zou worden, ‘alras bleek dat alle belijdenistucht wegviel, leervrijheid openlijk gepredikt en  hiermee feitelijk het belijdend karakter der kerk vernietigd werd’. En dat ‘een nieuwe wijze van aanneming of toelating tot het Heilig Avondmaal en een nieuwe wijze van toelating tot de evangeliebediening op zoo drieste wijze opstak, dat de kerk ongemerkt van haar grondslag afgleed’. Een tijd lang, zo schreef de kerkenraad, hadden ouderling Visser en armverzorger Meinsma dit aangezien, maar nú was duidelijk geworden dat het Algemeen Reglement had geleid tot ‘uitwerpen en uitbannen van hen die de moed hadden op te komen voor het Koningschap van Christus’, waarmee men de afgezette kerkenraden in Amsterdam en elders op het oog had.

Daarom – zo deelde men de koning mee – had de kerkenraad ‘de reformatie der kerk’ ter hand genomen, het Algemeen Reglement afgeschaft en de Dordtse Kerkorde weer ingevoerd.

Op 7 oktober deelde de Dolerende kerkenraad aan ‘de Heeren Kerkvoogden der Hervormde Gemeente te Paesens’ mee, ‘ziende op het gevaar om langer te verblijven onder de synodale hierarchie, de in 1816 door onze toenmalige regering ingevoerde Kerkorde ‘voortaan voor onze kerk alle kracht en geldigheid te ontnemen’, en de Dordtse Kerkorde weer in te voeren.

De Dolerenden van Moddergat kerkten tot 1891 (toen in Nes een gereformeerde kerk kwam) in deze schuur van gemeentelid Van Kuiten. Ook de Dolerenden van Paesens kerkten er wel, tot in 1887 in hun dorp het JV-lokaal daarvoor gebruikt kon worden   (foto: ‘100 jaar Geref. Kerk Paesens-Moddergat’).

Afgezet als ambtsdragers in de hervormde gemeente.

Daarop kwam natuurlijk antwoord van de kerkelijke besturen. Het provinciaal kerkbestuur droeg de classis op 24 oktober 1887 op een onderzoek in te stellen naar de ambtsdragers Ate P. Visser en Willem B. Meinsma te Paesens. De beide broeders werden daarom op de classis uitgenodigd om hun handelingen toe te lichten. Visser en Meinsma kwamen echter niet. Met de hervormde kerk hadden ze immers niets meer van doen? De ook uitgenodigde hervormde predikant, die op dat moment de consulent van Paesens was, kwam wél, en deze vertelde zijn ervaringen: voordat de Dolerende troebelen in Paesens begonnen had hij zo’n 170 catechisanten, zo zei hij, waarvan nu nog maar ongeveer 90 over waren.

De Algemeene Synode bevestigde het vonnis over de twee ambtsdragers (ill.: ‘100 jaar Geref. Kerk Paesens-Moddergat’).

De classis besloot daarop de beide ambtsdragers in hun bediening te schorsen en gaf de zaak vervolgens door aan het Provinciaal Kerkbestuur. Dit college bevestigde mede aan de hand van de brief die de beide ambtsdragers aan de koning gestuurd hadden, de classicale uitspraak op 23 december 1887 en zette hen uit de hervormde kerk. Men beschouwde hen ‘schuldig aan vergrijp in de uitoefening van hun kerkelijke bediening’. De Algemeene Synode bevestigde die uitspraak op 28 januari 1888.

De gemeenteleden op de hoogte gesteld.

Op 22 oktober 1887 deelde de Dolerende kerkenraad in een schrijven aan de leden van de hervormde gemeente mee wat er allemaal gebeurd was. De kerkenraad van Paesens had in de vacante periode  geregeld moderne predikanten laten optreden ‘om den Naam onzes Gods te lasteren’. Daarom konden ze de Reglementen niet langer gehoorzamen en hadden ze het Algemeen Reglement afgeschaft en de aloude Dordtse Kerkorde weer in ere hersteld. De kerkenraad hoopte binnen acht dagen van de gemeenteleden te vernemen wie zich achter de Dolerende kerkenraad stelde. Het aantal van degenen die daaraan gevolg gaven is helaas niet bekend.

Een gebouw voor de kerkelijke samenkomsten.

Op de Jongelingsvereniging Timotheus, in 1872 opgericht, toen nog van geen Doleantie sprake was, voerden de leden in de Doleantietijd felle discussies over de kerkelijke problemen. De jongens uit Dolerende gezinnen vormden de meerderheid, zodat – toen de Doleantie ook in Paesens had plaatsgevonden, degenen die trouw bleven aan de hervormde kerk, uittraden en de JV in handen van de Dolerenden kwam. Aanvankelijk vergaderde men bij de leden thuis , maar nog in 1887 vond men aan de Achterwei een stuk grond waarop een verenigingsgebouw kon worden neergezet.

Het gebouw van de JV aan de Achterwei in Paesens, waar de Dolerenden van Paesens hun kerkdiensten  hielden (foto: ‘100 jaar Geref. Kerk Paesens-Moddergat’).

Na de Doleantie werd dit de plaats  waar niet alleen het Dolerende verenigingswerk plaatsvond, maar ook de locatie waar de Dolerenden van Paesens hun kerkdiensten hielden. Zo waren er nu in Moddergat (bij broeder Van Kuiten) en in Paesens twee plaatsen waar Dolerenden hun kerkdiensten hielden.

De kerkelijke goederen.

Diaken W.B. Meinsma en zijn echtgenote (foto: 100 jaar Geref. Kerk Paesens-Moddergat).

Maar van wie waren de kerkelijke goederen nu, zoals het kerkgebouw en de diaconale gelden? Al had de Algemeene Synode de twee Dolerende ambtsdragers afgezet en hun het lidmaatschap van de kerk ontnomen, diaken Meinsma wilde de diaconale boeken niet teruggeven. Kort daarop stelde ds. Langhout voor een gezamenlijke vergadering te houden, waarin diaken Meinsma de stukken onder protest zou teruggeven, mits de hervormde kerkenraad een door ds. Langhout opgestelde schriftelijke verklaring zou ondertekenen. Daarmee ging de hervormde kerkenraad niet akkoord – wie weet wat die verklaring allemaal inhield – al waren er enkele leden die daar geen bezwaar in zagen.

Hoe dan ook, de classis vroeg machtiging om naar de rechter te stappen teneinde de diaconale boeken weer in handen te krijgen. Daarmee ging de classis akkoord. De Algemeene Synode werd gevraagd dit proces op kosten van de Synode te mogen voeren; ook daarvoor kreeg men verlof. Een advocaat in Leeuwarden zou de kerkenraad bijstaan. Het overleg met de advocaat leidde er toe dat diaken Meinsma een deurwaarder op bezoek kreeg die de diaconieboeken opeiste. Hij was op dat moment zelf niet thuis, zodat de deurwaarder een gesprek had met zijn vrouw. De man zal haar ongetwijfeld in felle kleuren geschilderd hebben wat de gevolgen van een weigering zouden zijn. Hoe dan ook, diaken Meinsma leverde op 18 juni 1888 de diaconieboeken alsnog in.

Hoe de gemeente er bij stond.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895). Foto: Archief Ploos van Amstel.

Nadat in het noordoosten van Friesland de situatie op kerkelijk gebied iets rustiger geworden was, schreven de Dolerende predikanten ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) van Reitsum en ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) van Kollum een rapport over hun rondreis langs de Dolerende Kerken in hun ressort. Daarin kwam voor wat betreft de kerk van Paesens tot uitdrukking dat de financiele draagkracht gering was en dat men daardoor zelfs geen geld had om het avondmaal te kunnen vieren, al waren er slechts weinigen die tot het Avondmaal toegelaten waren. Degenen die wél belijdenis gedaan hadden gingen voor de avondmaalsviering naar Anjum.

Ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) deed mee aan de inspectiereis langs de Dolerende Kerken in de classis Dokkum.

Ook bespraken ze in hun rapport de geestelijke toestand van de kerk van Paesens en van die te Nes-Wierum. ‘De ellende in de kerken is groot’. Door de langdurig ontbrekende geestelijke verzorging in de hervormde gemeente (in New-Wierum zelfs gedurende vijftig jaar!) was de bevolking ‘zeer loszinnig’ geworden, wat leidde tot allerlei zedelijk bederf. ‘In plaats van het Woord Gods te gaan horen gaan de jongeren het eerste deel van de Dag des Heeren langs den dijk om het laatste in de kroeg te eindigen’. En de mannen, ’meestal levend van de visvangst’, zwierven rond op zee, terwijl ‘vrouwelijke personen de vangst langs de huizen uitventen’.

Het rapport eindigde met een dringende oproep aan de classiskerken: ‘Broeders, help ons om des Heeren wil, zend ons een dienaar of bied ons de behulpzame hand, dat voor die mensen toch verzorging komt’. Er moest van alles gebeuren om de kerkelijke situatie in goede banen te leiden. Daarmee ging men nu aan de slag!

Naar deel 2 >

© 2020. GereformeerdeKerken.info