De Gereformeerde Kerk te Lochem (1)

De Gereformeerde Kerk in het Gelderse Lochem werd op 23 mei 1895 geïnstitueerd. Maar ruim 55 jaar eerder, op 27 juni 1839, werd er al een Christelijke Afgescheidene Gemeente gesticht, die nog geen tien jaar later ophield te bestaan.

Kaart: Google.

De Afscheiding te Lochem.

Behalve in Geesteren en Gelselaar woonden ook in Lochem enige hervormde gemeenteleden ‘die begerig waren naar de Waarheid der Schrift en de genadeverkondiging van hun Heere en Zaligmaker’: vader en zoon Gerrit en Jan Hietland, Jan Willem Veldmaat, Gerrit Jan Henselaar en Johan Gerhard Hendrik Hoffman. Vooral deze laatste heeft een belangrijke invloed gehad op de gemeente; misschien zelfs een beetje teveel.

Hoe dan ook, samen met D. Meengs uit Geesteren werd Hoffman, in afwachting van de instituering van de gemeente, door de groep Afgescheidenen in Geesteren-Gelselaar en Lochem alvast gekozen tot ouderling, terwijl E. Kolkman uit Gelselaar tot diaken gekozen werd. Ze spoedden zich gedrieën naar de classis Arnhem en vroegen toestemming tot instituering van een eigen Christelijke Afgescheidene Gemeente. De classis ging akkoord, examineerde de broeders in verband met hun toekomstig gewichtig ambt – dat was toen de gewoonte – en mochten als resultaat daarvan in hun ambt bevestigd worden.

In villa ‘De Pol’ werd de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Lochem geïnstitueerd.

De instituering van de Afgescheiden Gemeente (1839).

De instituering van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Geesteren-Gelselaar geschiedde in combinatie met die te Lochem, waarvoor men op 27 juni 1839 bijeen kwam in de villa ‘De Pol’, de woning van ouderling Hoffman. De instituering werd verricht door ds. A. Brummelkamp (1811-1888) uit Hattem. Meengs werd benoemd tot preses, Hoffman tot scriba van de gemeente. De kerkenraadsvergaderingen werden vooralsnog gehouden in aanwezigheid van de manslidmaten: “de kerkregering in handen der gemeente”. Het aantal belijdende leden behorende tot de gemeente te Lochem was direct bij het begin ongeveer dertig.

Ds. A. Brummelkamp (1811-1888). Hattem 1835, Schiedam 1839, Arnhem en Velp 1842, Docent Theologische School 1854, Emeritus docent 1882.

De diensten van de twee gecombineerde gemeenten werden aanvankelijk op drie plaatsen  gehouden, onder meer in de woning van Hoffman, die overigens in 1840 verhuisde naar de villa ‘Java’ aan de Zwiepseweg (Hoffman zat als ‘fabrijkant en leverancier aan de Handelsmaatschappij’ althans gedurende enige tijd ruim in de slappe was). Het aantal toehoorders in de kerkdiensten in De Pol te Lochem ging het aantal van de door de overheid toegestane twintig vaak ruimschoots te boven, vooral als oefenaar Klaas Wildeboer (1809-1842) uit Rijssen de diensten leidde. Als de doop bediend moest worden trachtten de kerkgangers in De Pol dat zo goed mogelijk te verbergen. Kerkelijke handelingen waren namelijk hoe dan ook verboden. Zo veroordeelde de rechtbank Wildeboer tot fl. 50 boete in verband met een ‘ongeoorloofde godsdienstoefening’ op 17 mei 1840. Hoffman mocht om dezelfde reden fl. 8 ophoesten, want de dienst werd in zijn woning gehouden. Die fl. 8 viel hem als toen nog rijke fabrikant vast niet zwaar.

We hebben geen foto van ds. K. Wildeboer (1809-1842), maar wel zijn handtekening!

Officiele overheidserkenning (1841).

Op 1 april 1841 was de eerdergenoemde Klaas Wildeboer predikant geworden van de gemeente van Lochem in combinatie met die van Rijssen en Velp. Zijn verbintenis met Lochem duurde overigens slechts tot 27 september dat jaar, toen hij naar het Groningse dorp ’t Zandt vertrok. Hij was de laatste predikant van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Lochem.

De rechtszaak, veroorzaakt door de ‘ongeoorloofde godsdienstoefening’ op 17 mei 1840, bracht de kerkenraad er toe officiële overheidserkenning aan te vragen ‘als eene Christelijke Afgescheidene Gemeente, en deze in de Burgerlijke maatschappij toe te laten en te erkennen’. Als leidraad voor de kerkregering hadden de gemeenteleden het Utrechts Reglement van ds. H.P. Scholte (1805-1868) van Utrecht aangenomen. De koninklijke erkenning kwam op 21 januari 1841 af. Koning Willem II was op 7 oktober 1840 zijn vader opgevolgd en aanmerkelijk minder streng tegen de Afgescheidenen dan Willem I. De gemeente van Lochem kon nu gewoon haar gang gaan.

Ds. H.P. Scholte (1805-1868) was een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land en de opsteller van de ‘Utrechtse Kerkorde’.

Problemen in Lochem.

Ondertussen was scriba Hoffman druk met zijn vastgoed. Villa De Pol had hij, zoals al opgemerkt, in 1840 verruild voor Villa Java, en hij was bovendien in 1841 met de bouw van Villa Sumatra begonnen, die als kerk en pastorie zou moeten gaan dienen (maar zover kwam het nooit). Daarbij trad hij nogal eigenmachtig op. Ook vroeg een van de geldschieters na enige tijd plotseling rente voor het door hem geleende geldbedrag, waarvoor de classis hem  overigens onder censuur plaatste, omdat dit in strijd geacht werd met 1 Corinthiërs 6 vers 1 tot 8. De bereidwilligheid van de Afgescheiden Gemeenten om in de kosten bij te dragen, verminderde zienderogen. De bouw begon weliswaar in 1841, het huis kwam ook klaar, maar de financiering ervan viel zwaar tegen, en ook door de economische teruggang van Hoffmans weverij raakte de man verwarmd. Zijn armoedeval had grote consequenties voor de Afgescheiden Gemeente te Lochem.

Op de classis Varsseveld, in 1842, werden de troebelen te Lochem uitvoerig besproken. Allerlei interne problemen in de gemeente kwamen aan de oppervlakte. Zo werd diaken Henselaar ontslagen omdat hij een vrouwelijk gemeentelid ‘onheus behandeld’ had. Hoewel de classis opriep elkaar in de moeilijkheden in liefde te verdragen, raakte ze meer en meer verscheurd. Diaken Hietland wilde in 1847 zelfs het liefst in Geesteren naar de kerk, omdat daar tenminste een predikant was, ds. A. Everts (1819-1849). En – zo verklaarde hij verder – in Lochem ‘heerscht eene zekere mate van liefdeloosheid’. Om dat te illustreren vertelde hij van alles over de bouw van de Villa Sumatra en wat daar uit voortvloeide.

Rechts op de foto Villa ‘Sumatra’, oorspronkelijk dor Hoffman gebouwd als pastorie van de Chr. Afg. Gemeente, maar die als zodanig nimmer dienst deed.

“De classis oordeelt algemeen dat br. Hietland wel naar Geesteren mag gaan; zelfs oordeelt zij, dat de gemeente te Lochem te zeer verzwakt is en te klein in getal om als gemeente op zich zelven te blijven staan, dat ds. J. Wildenbeest [1808-1852] van Varsseveld nog eens te Lochem zal prediken en bij gelegenheid eene opwekking aan de Leden zal doen om zich te Geesteren aan te sluiten”, en dan niet als gemeente maar als individuele gemeenteleden, zo voegde de classis er nog aan toe. Met andere woorden: de gemeente te Lochem zou dan worden opgeheven.

Op 18 april 1847 werd de laatste kerkenraadsvergadering gehouden. Hoffman – die plannen had om naar Amerika te emigreren – vond de opheffing van de gemeente te Lochem wel goed, al verzetten enige gemeenteleden zich tegen het voorstel van de classis.  Van enkele gemeenteleden is bekend bij welke gemeente ze zich aansloten, maar van de meesten is dat onbekend. Hoe dan ook, Hoffman, inmiddels berooid en behoeftig, sloot zich aan bij ds. A.C. van Raalte (1811-1876) van Arnhem en Velp, een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land, die met vele volgelingen in 1847 naar Amerika vertrok, waar hij zich aansloot bij de Dutch Reformed Church.

Ds. A.C. van Raalte (1811-1876).

Zo kwam er een roemloos einde aan het bestaan van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Lochem. Maar… daar zou het niet bij blijven!

Naar deel 2 >

© 2021. GereformeerdeKerken.info