‘Ga met God en Hij zal met je zijn’

Laatste dienst in de Pniëlkerk te Almelo.

Op zondag 22 december 2024 werd om tien uur ’s morgens een waardige laatste dienst gehouden in de goed bezette protestantse, voormalig gereformeerde Pniëlkerk in Almelo. Voorganger in de dienst was ds. Marco Montagne. De organist was Anne Eenkhoorn.

Voor het begin van de dienst…

Voor het verloop van de kerkdienst verwijzen we naar de Orde van Dienst. Tijdens de dienst werd ook het Heilig Avondmaal gevierd. In het programma van de zondag  was een ‘Afsluitend middaggebed opgenomen, waarin officieel afscheid genomen werd van de ruim zestigjarige Pniëlkerk.

Gekozen werd voor een ochtenddienst van Schrift en Tafel “omdat”- zoals de predikant uitlegde – “we hoorden dat velen het mooi vonden om nog één keer samen de Tafel van de Heer te vieren in de Pniëlkerk en omdat we tot de ontdekking kwamen dat de tekst op de liturgie- en avondmaalstafel, ‘Ik laat u niet gaan tenzij gij mij zegent’, door de architect bedoeld was juist met het oog op de viering van de Maaltijd. Door brood en wijn van die tafel te ontvangen mag je gezegend verder gaan”, ook na de sluiting van de Pniëlkerk.

De liederen.

De tijdens de dienst gezongen liederen hielden vooral verband met de viering van het Kerstfeest, de komst van het Licht, en met de viering van het Heilig Avondmaal.

Bij het begin van de dienst…

De Schriftlezingen.

De eerste lezing was uit Genesis 32, de verzen 23 tot 32, handelend over de worsteling van Jakob aan de Jabbok, op de plaats die hij daarna Pniël noemde, want ‘Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht. Mijn ziel is gered’. De lezing uit het Nieuwe Testament was uit Lucas 1 de verzen 78 en 79: ‘Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan en verschijnen aan allen die leven in duisternis en verkeren in de schaduw van de dood, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede’.

De ‘uitleg en verkondiging’.

De voorganger sprak woorden van de volgende strekking:

“Voor mij is het logisch dat de tekst voor de verkondiging gekozen werd uit het verhaal van Jacobs worsteling aan de Jabbok. Het verhaal vindt plaats op een kruispunt in zijn leven. Hij moest klaar zien te komen met zijn verleden en met zijn toekomst, beide in verband met zijn broer Ezau. Vooruitgestuurde cadeaus, waarachter hij zich probeerde te verschuilen, helpen hem niet, hij moest uiteindelijk toch zelf de stap naar zijn broer zetten. Hij moest zelf, zonder zich te verschuilen, de grensrivier Jabbok oversteken, waar die worsteling met ‘Iemand’ plaatsvond. In de Bijbel wordt niet genoemd wie het was met wie hij worstelde. Waren het demonen uit zijn verleden? Of worstelde hij vooral met zichzelf? Het verhaal laat het aan ons als lezer; de worsteling eindigt pas als Jakob erdoor getekend is, waardoor hij mank gaat lopen. Hij wordt ‘de ge-mank-eerde Jacob’. In gevecht met je zelf, je verleden, de Eeuwige, kan je geraakt worden. Je wordt daar misschien wel meer mens van”.

Tijdens de verkondiging…

“Jacob wil degene die met hem worstelde niet loslaten: ‘Ik laat u niet gaan tenzij gij mij zegent’. Jacob heeft het vermoeden, het vertrouwen, dat degene die hem verwond heeft, hem ook tot zegen kan zijn. De pijn van het leven kon ook iets aan zijn leven toevoegen. Dat ‘iets’ heet zegen. Wonden kunnen tot zegen zijn, zal het Evangelie ons leren. Jacob kan alleen verder door een nieuwe gang te gaan. Hij kan alleen verder als hij gezegend wordt door de dingen die hem raken. Hij kan niet zonder die zegen. Een mens kan niet zonder zegen, juist in de dingen waar hij de meeste moeite mee heeft”.

“Maar waar zit die zegen nou in? Het begint in dit verhaal met de vraag naar je naam. Naar wie je bent. ‘Hoe is jouw naam?’ werd hem gevraagd. Die vraag werd hem ook door vader Izaäk gesteld; toen loog hij er om, hij deed toen net deed alsof hij Ezau was. Nú antwoordt hij naar waarheid: “Jacob”, wat ‘bedrieger’ betekent. Daarmee durft hij zichzelf in deze worsteling onder ogen zien. Maar de Ander schudt liefdevol het hoofd. Jij zult niet langer “Jacob”, ‘bedrieger’, genoemd worden, maar “Israël”, ‘Strijder met God’. Je hebt geworsteld met God, met de mensen en met jezelf en je hebt gewonnen. Jacob was in zijn worsteling gegroeid. De Eeuwige kijkt anders tegen je aan dan alleen maar naar je tekortkomingen”.

De Pniëlkerk lang geleden…

“Van dit geheim, dat hem van het duister naar het licht brengt, vraagt hij aan degene die met hem worstelde: ‘Zeg mij toch uw naam!’. ‘Doe het maar met mijn zegen’, wordt hem geantwoord. Daarmee staat hij weer alleen. Hij vroeg eigenlijk naar de bekende weg. Hij riep daarom nu zélf de naam uit over deze plek van de bevrijdende doortocht: ‘Pniël’: ‘Aangezicht van God’; ‘Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht. Mijn ziel is gered’. Hij is vanuit het donker aan het licht gekomen als ‘Israël’. Zijn mankementen worden zijn kracht! De zon gaat in dat verhaal dan ook over hem op”.

“Prachtig is het vervolg van het verhaal. Hij ontmoet Ezau van aangezicht tot aangezicht. Als gezegende kan hij zeggen: ‘Oog in oog met jou staan’ is niets anders dan ‘oog in oog met God staan’. De ontvangen zegen laat hem nu ook anders naar de medemens kijken”.

“In de afgelopen acht en een half jaar dat ik hier werkzaam mocht zijn, heeft deze gemeente de naam Pniël eer aan gedaan. Door alle activiteiten is bij tijden voor mensen het licht over hun leven opgegaan. Hopelijk werkt alles waar Pniël voor stond, in de nieuwe situatie van onze ene gemeente tot zegen. Dan zal ‘dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God het stralende licht uit de hemel over ons opgaan, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede’. Ik laat het aan u om daar Amen op te zeggen.”

Na de dienst.

Na de dienst kwam men bijeen voor een gezellig samenzijn, werd een fotopresentatie vertoond van zestig jaar kerkelijk leven in de Pniëlkerk en kon men deelnemen aan een gezamenlijke maaltijd. Vervolgens werd samen gezongen de ‘top tien van gekozen liederen’ en werd een tweetal voordrachten gehouden.

Tijdens de voordrachten…

Vervolgens werd afscheid genomen van en dank gezegd aan de organist Anne Eenkhoorn, die zijn eerste kerkdienst op 12-jarige leeftijd begeleidde. Op 17-jarige leeftijd begon hij in de Pniëlkerk aan zijn organistenloopbaan. Dus 67 jaar lang was hij grotendeels organist in deze kerk. Namens het kerkbestuur werd hem een cadeau aangeboden. Vervolgens werd ook dank gebracht aan de talloze vrijwilligersgroepen die zich in de afgelopen jaren voor de Pniëlkerk ingezet hebben.

Tenslotte werd het jongste nummer van kerkblad ‘Pniëlproat’ gepresenteerd met vele bijdragen van gemeenteleden, dat als herdenkingsboekje werd gepubliceerd. We hopen daarop binnenkort terug te komen.

De vesper bij de buitengebruikstelling van de kerk.

Bij de doopschaal….
Bij de avondmaalstafel….
Bij het antependium…

Tijdens de korte vesper werd na het openingsgebed gezongen uit lied 859 (‘Schuldig staan wij voor U, Heer, schuldig, onweersproken’) en werd gelezen uit Exodus 33 de verzen 12 tot 17, waarin Mozes de Heer vraagt om met hen mee te gaan op weg van de berg Sinaï door de woestijn naar het Beloofde Land. ‘Als u niet meegaat, laat ons dan niet optrekken’, waarna de Heer hem antwoordde: “Ik verzeker je dat Ik zal doen wat je vraagt, want je hebt genade gevonden in Mijn ogen. Ik ken je bij je naam“.

Klaar om de liturgische voorwerpen naar buiten te dragen…
De liturgische voorwerpen worden de kerk uitgedragen…

Afscheid van de Pniëlkerk en overgang naar de ene Protestantse Gemeente Almelo.

Na het zingen van psalm 139 de verzen 1 en 5 (“Heer, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mezelf ooit ken“ en “Al nam ik voor mijn vlucht te baat de vleugelen van de dageraad […] Gij houdt mij vast, Gij blijft mij leiden”) werden achtereenvolgens voorin de kerk de liturgische voorwerpen overhandigd aan gemeenteleden, waarbij telkens een kort gebed werd uitgesproken dat beantwoord werd door het zingen van een passend lied. Achtereenvolgens stelden de dragers zich voorin de kerk op met de doopschaal, de gedenkboeken en de stenen met de namen van overledenen, het avondmaalsstel, het antependium, de kanselbijbel, de brandende paaskaars en het lantaarntje van de kindernevendienst.

De gemeente staat op het kerkplein…

De voorganger bad daarna: ”Nu wij deze Pniëlkerk voor de laatste keer verlaten vragen wij nog één keer (waarna de gemeente antwoordde): ‘Laat ons niet gaan, tenzij Gij ons zegent!’ Na de zegen volgden de gemeenteleden, door een draad ‘onderling met elkaar verbonden’, de dragers met de liturgische voorwerpen naar buiten, naar het kerkplein, terwijl gezongen werd lied 568: ‘Ubi Caritas et amor, deus ibi est’ [‘Daar waar vriendschap heerst en liefde, daar is God’]. Daarbij ging de drager met de paaskaars voorop. Buiten werd de kerkklok geluid door de heer Norbruis, een luidklok die door zijn vader aan de kerk geschonken was.

De vlag en de sleutel…

De vlag van de PKN werd gestreken…

Bij het kerkplein werd de vlag van de Protestantse Kerk in Nederland gestreken, en deze werd onder doodse stilte het kerkplein opgedragen. Daarna werd de kerkdeur op slot gedraaid en werd de sleutel overhandigd aan het College van Kerkrentmeesters en aan de Algemene Kerkenraad, terwijl samen afsluitend gezongen werd ”Ga met God en Hij zal met je zijn”.

… en de deuren werden gesloten…

Een beeldverslag van de zondagochtenddienst >

Een beeldverslag van de fotopresentatie over 60 jaar kerkelijk leven, en van de sluiting van de Pniëlkerk >

Translation into English:

“Go with God, and He will be with you…”.

Final Service in the Pniëlkerk, Almelo.

On Sunday, December 22, 2024, a solemn final service was held at 10 a.m. in the well-attended Protestant (formerly ‘gereformeerde’) Pniëlkerk in Almelo. The service was led by Rev. Marco Montagne, with Anne Eenkhoorn as the organist.

For the order of the service, reference is made to the program. During the service, the Holy Communion was also celebrated. The Sunday schedule included a “Concluding Afternoon Prayer,” in which an official farewell to the Pniëlkerk was made.

The choice for a morning service of Word and Table was deliberate. As the minister explained:
“We heard that many found it meaningful to celebrate the Lord’s Table together one last time in the Pniëlkerk. We also discovered that the text on the liturgy and communion table, ‘I will not let you go unless you bless me,’ was specifically chosen by the architect with the celebration of the Meal in mind. By receiving bread and wine from this table, you may go forth blessed, even after the closure of the Pniëlkerk.”

The Hymns.

The hymns sung during the service were mostly related to the celebration of Christmas, the arrival of the Light, and the observance of Holy Communion.

Scripture Readings.

The first reading was from Genesis 32:23-32, recounting Jacob’s wrestling at the Jabbok, a place he named Pniël because “I saw God face to face, and yet my life was spared.”

The New Testament reading was from Luke 1:78-79:
“Because of the tender mercy of our God, by which the rising sun will come to us from heaven, to shine on those living in darkness and in the shadow of death, to guide our feet into the path of peace.”

Reflection and Proclamation.

The minister offered the following thoughts:

“It makes sense to choose the story of Jacob’s wrestling at the Jabbok as the text for this occasion. The story takes place at a crossroads in his life. Jacob had to come to terms with his past and his future, both tied to his brother Esau. Gifts he sent ahead, behind which he tried to hide, were of no help; in the end, he had to take the step toward his brother himself. He had to cross the boundary river Jabbok without pretense, where the wrestling with ‘Someone’ took place.

The Bible does not specify who it was Jacob wrestled with. Was it demons from his past? Or was it mostly a struggle within himself? The story leaves this question to us as readers. The struggle only ends when Jacob is marked by it, causing him to walk with a limp. He becomes ‘the limping Jacob.’ Wrestling with yourself, your past, or the Eternal can leave its mark. It might even make you more human…

Jacob refuses to let go of the one he wrestles with: ‘I will not let you go unless you bless me.’ He senses, even trusts, that the one who wounded him could also bless him. The pain of life could add something to his life. That ‘something’ is called blessing. The Gospel teaches us that wounds can be blessings. Jacob could only move forward by taking a new path. He could only proceed if he was blessed by what had touched him. He could not do without that blessing. People cannot do without blessings, especially in the things they struggle with most.”*

“But where does that blessing come from? In this story, it begins with the question of identity: ‘What is your name?’ Jacob is asked. That same question had been asked earlier by his father Isaac. At that time, Jacob lied, pretending to be Esau. Now he answers truthfully: ‘Jacob,’ which means ‘deceiver.’ This time, he dares to face himself in the struggle. But the Other lovingly shakes his head: ‘You will no longer be called Jacob, “deceiver,” but Israel, “one who wrestles with God.” You have struggled with God, with men, and with yourself and have prevailed.’ Jacob grew through his wrestling. The Eternal sees you differently than merely through your shortcomings.”

“From this mystery, which brought him from darkness to light, Jacob asked the one he wrestled with: ‘Tell me your name.’ The answer was: ‘Go forward with my blessing.’ And then Jacob was left alone. But he had received enough. He himself named the place of his liberating passage: Pniël – ‘Face of God.’ ‘I saw God face to face, and yet my life was spared.’ He emerged from the darkness into the light as Israel. His wounds became his strength. The story says the sun rose upon him.”

“The continuation of the story is beautiful. Jacob meets Esau face to face. As one who has been blessed, he can now say: ‘To see your face is like seeing the face of God.’ The blessing he received now allows him to see others differently.”

“During the eight and a half years I’ve served here, this congregation has honored the name Pniël. Through its many activities, light has sometimes dawned over people’s lives. I hope everything Pniël stood for will bring blessing in the new situation of our unified congregation. Then, ‘because of the tender mercy of our God, the rising sun will come to us from heaven, so that we may walk in the path of peace.’ I leave it to you to say Amen to that.”

After the Service.

After the service, people gathered for a time of fellowship, during which a photo presentation was shown depicting sixty years of church life in the Pniël Church, and attendees could participate in a communal meal. This was followed by communal singing of the “top ten selected hymns,” and two presentations were given.

Subsequently, a farewell was bid, and thanks were given to organist Anne Eenkhoorn, who accompanied his first church service at the age of 12. At the age of 17, he began his career as an organist in the Pniël Church. For 67 years, he was primarily the organist of this church. On behalf of the church council, a gift was presented to him. Gratitude was also extended to the countless groups of volunteers who had dedicated themselves to the Pniël Church over the years.

Finally, the latest edition of the church magazine Pniëlproat was presented. It contained numerous contributions from congregation members and was published as a commemorative booklet.

The Vesper for the Decommissioning of the Church.

During the brief vesper service, after the opening prayer, hymn 859 (“Guilty we stand before You, Lord, guilty, unchallenged”) was sung, followed by a reading from Exodus 33:12-17. In this passage, Moses asks the Lord to go with them on their journey from Mount Sinai through the wilderness to the Promised Land: “If You do not go with us, do not send us up from here.” The Lord replied, “I will do the very thing you have asked because you have found favor in My eyes, and I know you by name.”

Farewell to the Pniël Church and Transition to the Unified Protestant Congregation of Almelo

After singing Psalm 139, verses 1 and 5 (“Lord, who sees me as I am, deeper than I ever know myself” and “If I were to take the wings of the dawn […] You hold me fast, You continue to guide me”), the liturgical objects were ceremonially handed over to congregation members at the front of the church. Each presentation was accompanied by a brief prayer, followed by the singing of an appropriate hymn.

One after the other, the carriers presented themselves at the front of the church with the baptismal bowl, the memorial books and stones with the names of the deceased, the communion set, the pulpit antependium, the pulpit Bible, the burning Paschal candle, and the lantern from the children’s ministry.

The officiant then prayed: “Now that we are leaving this Pniël Church for the last time, we ask once more,” (to which the congregation responded), “Do not let us go unless You bless us!” (the text on the liturgical table).

After the blessing, the congregation members, symbolically connected by a thread, followed the carriers with the liturgical objects outside to the church square while singing hymn 568: Ubi Caritas et Amor, Deus Ibi Est (“Where charity and love are, there is God”). Leading the procession was the carrier of the Paschal candle.

Outside, the church bell was rung by Mr. Norbruis, a bell that had been donated to the church by his father.

The Flag and the Key…

At the church square, the flag of the Protestant Church in the Netherlands was lowered and carried solemnly into the square in silence. The church door was then locked, and the key was handed over to the Church Property Board and the General Church Council. The service concluded with the congregation singing, Ga met God en Hij zal met je zijn (“Go with God, and He will be with you”).