Van ‘Classis’ naar ‘Synode’ in Amerika (23)

De eerste kerkelijke vergaderingen van de ‘Christian Reformed Church’.

( < Naar deel 22 – Back to Part 22 ) – In onze serie over de kerkelijke vergaderingen van de naar Amerika geëmigreerde  Afgescheidenen, sinds 1857 behorende tot de toen opgerichte Christian Reformed Church (zoals nader uitgelegd in deel 1), gaan we verder met de vergadering van 12 en 13 oktober 1864. Tussen [] staan verhelderende of aanvullende opmerkingen van de redactie van GereformeerdeKerken.info.

Een replica van de ‘log church’ van de Christian Reformed Church in Graafschap, opgericht in 1849. Foto: Duane Hall.

Classicale Vergadering op 12 en 13 oktober 1864 in de gemeente Graafschap.

* In deel 22 gaven we de notulen weer van de eerste en tweede zitting op 12 oktober 1864. We gaan nu verder met de derde en vierde zitting op 13 oktober 1864.

Derde Zitting.

De morgenzitting is geopend met het zingen van psalm 86 vers 6 en met gebed door br. Ouderling H. Dam.

Art. 17 – Het presidium wordt weer hervat door ds. Van Leeuwen en begonnen wordt met de zaak voorkomende in Art. 15 [nl. de vraag of ds. K. van den Bosch de wettige leraar is van de gemeente te Zeeland]. Ouderling T. van den Bosch vraagt of er gegronde bewijzen zijn dat de gemeente van Zeeland zélf wettig is. Omdat dit niet rechtstreeks uit de kerkelijke handelingen en uit het notulenboek kon worden bewezen, oordeelt de vergadering dat hier het nauwste verband bestaat [tussen] de wettigheid of onwettigheid van de leraar en [die van] de gemeente. Vandaar dat de vergadering geen bepaald oordeel durft uit te spreken, noch over het een of het ander, omdat echte duidelijkheid aan beide zijden ontbreekt.

Er wordt nu door de preses een voorstel gedaan of beide partijen zich aan het oordeel en het besluit van de classis kunnen overgeven. Ds. Van den Bosch kan daartoe niet overgaan, omdat naar zijn oordeel de vergadering meer staat en handelt naar Wet en Vorm, dan naar de geschiedenis van de zaak, [namelijk] hoe leraar en gemeente wettig zijn geworden; dit moest men [eigenlijk] meer te goeder trouw aannemen. Br. ouderling T. van den Bosch geeft zich na lang beraad over. Ook H. Marling, en tenslotte ook de andere partij, verklaren dat de classis handelt overeenkomstig Gods Woord en onze aangenomen Dordtse Kerkorde.

Ds. K. van den Bosch, die in 1856 predikant te Noordeloos, Michigan, werd.

Het algemeen oordeel is nu dat men [van de zaak] geen [duidelijker beeld] kan krijgen om een eindbeslissing over uit te brengen. Vooraf wordt echter aan beide partijen en aan de aanwezige gemeenteleden de vrijheid gegeven, om deze en gene inlichting in deze hachelijke crisis te geven. Daarop wordt een voorstel in het midden gebracht of de Classis én de gemeente én de kerkenraad van Zeeland én de leraar zal ontbinden, of liever gezegd, te beschouwen als tot nu toe onderling niet formeel georganiseerd. Men ging toen tot stemming over en gebleken is [de gemeente en de leraar] met algemeenheid van stemmen voor ontbonden te verklaren.

Art. 18 – Gevraagd wordt door br. ouderling T. van den Bosch of hij nu nog als afgevaardigde in deze vergadering zitting kan hebben, aangezien de kerkenraad en de gemeente van Zeeland ontbonden zijn verklaard. Het algemeen oordeel is ‘ja’.

Art. 19 – Men gaat over tot het kiezen van een commissie inzake [de kwestie] ‘Zeeland’, welke zal bestaan uit een leraar en drie ouderlingen. Daartoe worden gekozen ds. Van der Werp en ouderling P. Heyboer, secundus A. Krabshuis; H. Bouws, secundus P. Boven; en H. Dam, secundus H. Schepers. De tijd om er heen te gaan is op dinsdag 18de dezer [oktober 1864]. ‘s Morgens zal om 10 uur gepredikt worden door ds. Van der Werp, en ‘s middags om 2 uur wordt  overgegaan tot de behandeling van de zaak. Aan de commissie wordt overgelaten om naar gelang de omstandigheden de zaken te regelen en te behandelen.

Art. 20 – Verder is besloten dat, om de vrede en de stichting te bevorderen, ds. Van den Bosch aanstaande zondag rustig te Noordeloos zal prediken en de br. ouderling P. Heyboer van Noordeloos te Zeeland zal voorgaan en [de gemeente geestelijk zal] stichten.

Ds. Douwe J. van der Werp (1811-1876).

Art. 21 – Na afloop van dit alles, is tevens gebleken dat beide partijen zich over en weer grotelijks hebben schuldig gemaakt en bezondigd aan beschuldigingen, vijandschap en bitterheid tegen elkaar, waardoor de naam van God zeer gelasterd is geworden; de preses vraagt daarop namens de vergadering aan beide partijen of zij genegen en bereid zijn zich met elkaar te verzoenen, elkaars misdaden te belijden en te vergeven en te vergeten wat gebeurd is, en vooraan in liefde en vrede als broeders van hetzelfde huis met elkaar te leven en te verkeren. De leden verklaren dat zij daartoe genegen zijn; doch ds. Van den Bosch kan in deze verhouding daartoe niet overgaan, maar eist dat zijn partij kerkelijk worde behandeld [c.q. overeenkomstig de kerkorde]. De br. diaken Marling vraagt verzoening en vergiffenis; br. ouderling T. van den Bosch heeft dit reeds vroeger gedaan op de vergadering van de commissie te Zeeland; het lidmaat J. van den Bosch houdt zich aan de zijde van ds. Van den Bosch. Zo kan men weinig vorderen met de zaak.

Art. 22 – In deze moeilijke situatie, waarin de vergadering thans is gekomen, besluit met zich tot de Heere te wenden opdat Die tussenbeide kome en de harten vlak make en een ieder schuldenaar. De preses verzoekt daarop ds. Van der Werp in het gebed voor te gaan waarna nogmaals de partijen worden opgewekt tot schuldbelijdenis en verzoening, doch vruchteloos. Daarop wordt door de preses opgegeven om te zingen psalm 142 vers 7, waaronder de Heere krachtig afdaalde met zijn Geest en zulk een vernedering en [bekering] des harten schonk, dat er tussen de partijen een hartelijke verzoening plaatsvond. Daarin mocht de vergadering delen, en openbaarde zich een algemene verbrijzeling des harten onder alle aanwezigen; ja, men mocht gedurende de hele [verdere] vergadering als kinderen [met elkaar] verkeren.

De eerste ‘logkerk’ van Graafschap behorende tot de CRC (toen nog: True Dutch Reformed Church).

Hierop vroeg de preses opnieuw aan ds. Van der Werp om met dankzegging aan God te eindigen, die zulke wonderlijke en krachtdadige verandering geschonken had, en gezongen wordt psalm 133 vers 3. Daarna gaf ds. Van den Bosch uit dankbare erkentenis aan de Heere nog op om te zingen psalm 100 vers 4 en besloot men dankende te zingen psalm 72 vers 11. Deze zitting eindigde met dankzegging door de br. ouderling T. van den Bosch en met een gebed om een zegen over het middagmaal.

Vierde Zitting.

De vergadering wordt opnieuw geopend met gebed en dankzegging na het eten door de br. ouderling H. Schepers.

Art. 23 – Het lidmaat Jan Schepers van de gemeente Vriesland wordt [in de vergadering]  geroepen en treedt daartoe voor de vergadering op om een woord tot stichting te spreken bij wijze van een proefpreek, naar aanleiding van 1 Tim. 1 vers 15, hem opgegeven op de buitengewone Classicale Vergadering gehouden te Noordeloos op 10 augustus, volgens Artikel 18 der notulen. Na afloop daarvan wordt door de preses het oordeel gevraagd van de vergadering aangaande het voorstel en is gebleken dat er veel te wensen overbleef; maar zijn zenuwachtigheid in aanmerking genomen, en dat het de eerste keer was, dat hij in een publieke vergadering heeft gesproken, was men toch algemeen van oordeel, hem toe te laten om verder opgeleid te worden tot het ambt en de betrekking van Herder en Leraar. Echter, met dien verstande, dat hij eerst nog 3 of 4 jaren onderwijs zal ontvangen en daarna geëxamineerd zal worden volgens Artikel 8 van de Dordtsche Kerkorde, en dat de kosten daarvan gedeeltelijk uit de Kas en uit eigen middelen zullen worden bestreden.

Een oude uitgave van de ‘Dordtse Kerkorde’.

Het eerste jaar zal hij zijn studie aanvangen en voortzetten te Grand Rapids bij ds. W.H. van Leeuwen in de voorbereidende wetenschappen, en tevens en vooral onderwijs ontvangen in de Engelse taal. Hierop wordt Schepers binnen geroepen, die tijdens het oordeel der vergadering verzocht was zo lang buiten te staan en wordt hem een en ander voorgesteld; waarmee hij genoegen heeft genomen. Daarmee is deze zaak beëindigd.

Art. 24 – Men is overgegaan tot de gemeentelijke zaken. De afgevaardigde der gemeente te Grand Rapids vraagt of leden der gemeente, die naar de Meetings of naar de Volksvergadering gaan, waar toespraken of redevoeringen gehouden worden tot lastering van de regering des lands en tot rebellie, het avondmaal des Heren moet worden ontzegd, ingevolge het formulier [voor de bediening van het Heilig Avondmaal]. Dit is algemeen toestemmend beantwoord.

Art. 25 – Het lidmaat Hellenthal van de gemeente Graafschap is weer in het midden, die terugkomt op Artikel 17 van de notulen van de buitengewone Classicale Vergadering gehouden te Noordeloos op 10 augustus, welke daarin genoemde zaken nog niet zijn vereffend en uit de weg geruimd. Na lange en brede discussies is gebleken dat aan de ene kant, br. Hellenthal de toepassing en uitvoering van de kerkelijke censuur op zijn vrouw niet goed heeft begrepen, verwarrende de ‘vermaning’ of zogenaamde ‘stille of verborgen censuur’ met de ‘eerste trap’ van de kerkelijke tucht. En aan de andere kant, dat de kerkenraad van Graafschap wat te voorbarig heeft gehandeld met de uitoefening der kerkelijke tucht op gezegde leden Hellenthal en zijn vrouw; hetwelk de kerkenraad ook belijdt en erkent.

Ds. W.H. van Leeuwen (1807-1882).

Echter is het lidmaat Hellenthal daarmee nog niet bevredigd en voldaan; waarop is besloten dat de kerkenraad een commissie naar hen zal sturen om de zaak aan huis uit te zoeken, te vereffenen en te behandelen; terwijl de vergadering hoopt en wenst dat het bij br. Hellenthal eens eenmaal geheel vlak moge vallen en zich in het vervolg als een stil en rustig lid mag gedragen en dat hij de kerkenraad niet langer bemoeilijkt, noch de classis, met zulke netelige zaken en beuzelachtige dingen.

Art. 26 – De afgevaardigden der gemeente Noordeloos stellen voor of het niet billijk zou zijn de tweehonderd dollar schuld, die nog betaald moet worden, voor de reiskosten van de overtocht van ds. K. van den Bosch uit Nederland naar hun gemeente, niet algemeen gedragen wordt en vragen nu of de Classis daaraan niet kan voldoen. Dit algemeen aangenomen zijnde is besloten om te proberen dit door vrijwillige liefdegaven in de gemeenten te bestrijden, echter met dien verstande alleen met betrekking tot de leden dier gemeente en niet voor hen die behoren tot de Dutch Reformed Church, welke voor zichzelf verplicht zijn die te voldoen, daar ze ook de kerkelijke goederen van ons hebben behouden, bij onze uitgang uit hun kerkgenootschap [zie Kerkscheuring in Amerika – De kerkscheuring vond in Michigan plaats toen ds. Van den Bosch hier al predikant was van de Dutch Reformed Church. Hij ging kort daarop met de uittreding mee].

Het graf van Jannes van de Luyster, een van de stichters van Zeeland (Michigan).

Art. 27 – Er is bepaald dat de gemeenten Noordeloos en Vriesland en, na haar instituering [ook] de gemeente Zeeland, alle om de beurt zullen worden bediend door ds. K. van den Bosch; wegens tijdgebrek kon niet gesproken worden over het consulentschap van die gemeente.

Art. 28 – Omdat de gemeente van Graafschap nu haar eigen leraar heeft en die moet bezoldigen, vervalt natuurlijk de bijdrage van die gemeente voor het tractement van ds. K. van den Bosch, zoals vroeger het geval was met de gemeente te Grand Rapids. De gemeenten, hierboven in het voorgaande Artikel [27] vermeld, hebben aangenomen zoveel bijeen te brengen als ze kunnen en dan zal men na afloop van dit kwartaal tegen de volgende Classicale Vergadering zien hoever men het gebracht heeft en dan het ontbrekende op deze of gene wijze trachten aan te vullen.

Art. 29 – Ingevolge Artikel 18 der Notulen van de Klassikale Vergadering, gehouden te Vriesland op 1 juni, doet het ene lid van de commissie, ds. W.H. van Leeuwen, verslag van zijn correspondentie met de gemeente te Paterson. Daaruit bleek dat nog niemand van de commissie daar naar toe geweest is. Het andere lid, ds. Van den Bosch, neemt aan en verklaart zich bereid er naar toe te gaan, daar het lid ds. Van Leeuwen er veel bezwaar tegen heeft. Dit zal aan die gemeente worden meegedeeld; terwijl binnenkort nog een schrijven van die gemeente wordt verwacht.

Art. 30 – Gebleken is dat de kerkvisitatoren nog niet aan haar taak hebben beantwoord; daarom worden zij nu ernstig vermaand en opgewekt tegen de volgende Classicale Vergadering daaraan beslist te voldoen. Anders zullen in hun plaats anderen gekozen moeten worden.

Scheepskist van Jannes van de Luyster, een van de stichters van het dorp Zeeland (Michigan).

Art. 31 – Bepaald wordt dat de volgende Classicale Vergadering gehouden zal worden op de tweede woensdag van het volgende jaar, 11 januari 1865, en wel te Zeeland, die aan de beurt is, als daar dan althans een gemeente geïnstitueerd is. De vergadering wordt daarop definitief gesloten met het zingen van psalm 89 vers 8 en dankzegging door ds. K. van den Bosch.

K. van den Bosch, preses – P. Heyboer, scriba.

Bron: 

Minutes of the Highest Assembly of the Christian Reformed Church, 1857-1880. Grand Rapids, 1937

Translation into English:

The First Church Assemblies of the ‘Christian Reformed Church’.

( < Back to Part 22 ) – In our series on the ecclesiastical assemblies of the Afgescheidenen [Seceders] who emigrated to America, since 1857 part of the then newly founded Christian Reformed Church (as explained in detail in Part 1), we now continue with the assembly held on October 12 and 13, 1864. Comments in [brackets] are clarifying or supplementary notes by the editors of GereformeerdeKerken.info.

Classical Assembly on October 12 and 13, 1864 in the Congregation of Graafschap.

  • In Part 22, we provided the minutes of the first and second sessions on October 12, 1864. We now continue with the third and fourth sessions on October 13, 1864.

Third Session.

The morning session was opened by singing Psalm 86:6 (link) and a prayer by elder brother H. Dam.

Art. 17 – The chairmanship is resumed by Rev. Van Leeuwen, and they proceed with the matter from Article 15 [namely, the question of whether Rev. K. van den Bosch is the lawful pastor of the congregation in Zeeland]. Elder T. van den Bosch asks whether there is sufficient evidence that the Zeeland congregation itself is lawful. Since this could not be directly proven from the church proceedings and the minutes book, the assembly judges that there is the closest connection between the legality or illegality of both the pastor and the congregation. Therefore, the assembly does not dare to make a definitive judgment on either, as clarity is lacking on both sides.

The chairman then proposes whether both parties are willing to submit to the judgment and decision of the classis. Rev. Van den Bosch cannot agree, as he believes the assembly acts more according to law and form than according to the historical process by which the pastor and congregation became legitimate; this, he feels, should be more assumed in good faith. After lengthy deliberation, elder T. van den Bosch agrees to submit. H. Marling and eventually the other party also declare that the classis acts in accordance with God’s Word and the adopted Dordt Church Order.

The general consensus is that the matter lacks sufficient clarity to deliver a final decision. Before moving forward, both parties and the attending members of the congregation are given the opportunity to offer information in this difficult crisis. A proposal is then introduced: whether the classis should consider both the congregation and church council of Zeeland, as well as the pastor, as not having been formally organized until now, or to dissolve them. A vote follows, and it is unanimously decided to declare both the congregation and the pastor dissolved.

Art. 18 – Elder T. van den Bosch asks whether he can still sit in this assembly as a delegate, given that the Zeeland congregation and council have now been dissolved. The general consensus is “yes.”

Art. 19 – A committee is to be appointed regarding the “Zeeland matter,” consisting of one pastor and three elders. Chosen are: Rev. Van der Werp; elder P. Heyboer (alternate: A. Krabshuis); H. Bouws (alternate: P. Boven); and H. Dam (alternate: H. Schepers). The visit is scheduled for Tuesday, October 18. Rev. Van der Werp will preach at 10 AM, and at 2 PM the case will be dealt with. The committee is granted authority to regulate and handle the matter according to circumstances.

Art. 20 – It is decided that, for the sake of peace and edification, Rev. Van den Bosch will preach calmly in Noordeloos next Sunday, and elder P. Heyboer from Noordeloos will serve and spiritually edify the Zeeland congregation.

Art. 21 – After all of this, it becomes clear that both parties have seriously sinned against each other with accusations, hostility, and bitterness, thereby bringing great dishonor to God’s name. The chairman, on behalf of the assembly, asks both parties whether they are willing to reconcile, confess each other’s faults, forgive and forget, and from now on live and interact as loving brothers in peace. The members say they are willing; however, Rev. Van den Bosch cannot agree to reconciliation under the current circumstances and demands that his party be dealt with ecclesiastically [i.e., according to church order]. Elder Marling asks for reconciliation and forgiveness; elder T. van den Bosch had already done so previously at a committee meeting in Zeeland; member J. van den Bosch sides with Rev. Van den Bosch. Progress is minimal.

Art. 22 – In this difficult situation, the assembly decides to turn to the Lord to intervene, soften hearts, and make everyone feel their guilt. The chair asks Rev. Van der Werp to lead in prayer. Afterward, the parties are again urged to confess guilt and seek reconciliation—again without result. The chairman then calls for the singing of Psalm 142:7, during which the Lord descended powerfully with His Spirit and brought such humility and brokenness of heart that a heartfelt reconciliation occurred between the parties. The entire assembly shared in this, with a general spirit of repentance and humility among all present; they continued the rest of the meeting as if they were children together.

The chairman then asks Rev. Van der Werp to close with a thanksgiving prayer to God, who had worked such a miraculous and powerful change. Psalm 133:3 is sung. In thankful acknowledgment to the Lord, Rev. Van den Bosch suggests singing Psalm 100:4, and they conclude by singing Psalm 72:11. The session ends with a thanksgiving prayer by elder T. van den Bosch and a prayer for blessing on the midday meal.

Fourth Session.

The meeting is reopened with prayer and thanksgiving after the meal, led by elder H. Schepers.

Art. 23 – Member Jan Schepers of the congregation in Vriesland is summoned and appears before the assembly to deliver an edifying message as a trial sermon, based on 1 Timothy 1:15, as assigned at the extraordinary Classical Assembly in Noordeloos on August 10 (per Article 18 of the minutes). Afterward, the chairman asks for the assembly’s judgment. Though much was left to be desired, considering his nervousness and that it was his first time speaking in public, the general consensus is to admit him for further training toward the office and role of Shepherd and Teacher. However, with the condition that he receive 3 to 4 more years of instruction and be examined afterward according to Article 8 of the Dordt Church Order. The cost is to be covered partly by the fund and partly by his own means.

In the first year, he will begin and continue his studies in Grand Rapids with Rev. W.H. van Leeuwen in the preparatory sciences, and especially receive instruction in the English language. Schepers, who was asked to wait outside during the deliberation, is called in and presented with this, to which he agrees. This matter is thus concluded.

Art. 24 – They move on to congregational matters. The delegate from the Grand Rapids congregation asks whether members who attend Meetings or People’s Assemblies where speeches are made against the government and encouraging rebellion should be denied the Lord’s Supper, according to the [form for the] administration of the Holy Supper. The answer is a unanimous “yes.”

Art. 25 – Member Hellenthal of the Graafschap congregation reappears to revisit Article 17 of the minutes of the extraordinary Classis in Noordeloos on August 10. The matters mentioned there have not yet been settled or resolved. After lengthy discussions, it is shown that brother Hellenthal misunderstood the church discipline applied to his wife, confusing an admonition or so-called “silent/hidden censure” with the “first stage” of formal church discipline. On the other hand, the church council of Graafschap acted somewhat prematurely in applying church discipline to Hellenthal and his wife—something the council now confesses and acknowledges.

Still, member Hellenthal is not satisfied. It is decided that the church council will send a committee to his home to investigate, settle, and handle the matter. The assembly expresses hope that brother Hellenthal may finally be at peace and conduct himself quietly as a faithful member and cease to trouble the church council and classis with such delicate and trivial matters.

Art. 26 – The delegates from the congregation of Noordeloos propose whether it would be fair for the $200 debt still outstanding for Rev. K. van den Bosch’s travel expenses from the Netherlands to be paid collectively, and ask if the Classis can contribute. This is agreed upon, and it is decided to attempt to cover this via voluntary donations from the congregations. However, this applies only to members of this denomination and not to members of the Dutch Reformed Church, who are responsible for paying it themselves, especially since they retained church property during the split [see: “Church Schism in America” – The schism occurred in Michigan while Rev. Van den Bosch was already a pastor in the Dutch Reformed Church. He soon joined the secession].

Art. 27 – It is decided that the congregations of Noordeloos and Vriesland and, once instituted, the congregation of Zeeland, will be served in rotation by Rev. K. van den Bosch. Due to time constraints, the subject of his position as advisor (consulent) for that congregation is not addressed.

Art. 28 – Since the congregation of Graafschap now has its own minister and must pay his salary, the contribution from that congregation toward the stipend of Rev. K. van den Bosch naturally ceases, just as previously happened with the congregation at Grand Rapids. The congregations mentioned above in the previous Article 27 have agreed to raise as much as they can, and after the end of this quarter, by the next Classis meeting, it will be seen how far they have come and then efforts will be made to supplement the shortfall in one way or another.

Art. 29 – Pursuant to Article 18 of the Minutes of the Classis meeting held in Vriesland on June 1, one member of the committee, Rev. W.H. van Leeuwen, gives a report of his correspondence with the congregation in Paterson. It appeared that no one from the committee has yet gone there. The other member, Rev. Van den Bosch, agrees and declares himself willing to go there, as Rev. Van Leeuwen has strong objections to doing so. This will be communicated to that congregation; while another letter from that congregation is expected shortly.

Art. 30 – It has become evident that the church visitors have not yet fulfilled their duty; therefore, they are now seriously admonished and urged to definitely carry it out before the next Classis meeting. Otherwise, others will have to be elected in their place.

Art. 31 – It is decided that the next Classis meeting will be held on the second Wednesday of the following year, January 11, 1865, and in Zeeland, which is next in turn, provided that by then a congregation has been instituted there. The meeting is then officially closed with the singing of Psalm 89:8 and thanksgiving led by Rev. K. van den Bosch.

K. van den Bosch, president – P. Heyboer, clerk.

Source: 

Minutes of the Highest Assembly of the Christian Reformed Church, 1857-1880. Grand Rapids, 1937